. .
Mijn zoon stormt door het huis,xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
een roffel op de trap. Hij is
zichzelf een motor. Het lied
dat in hem leeft ontsnapt hem
soms. Ik hoor hem zingen
op de gang en zwijg.
's Nachts is hij bang, hij twijfelt
aan zichzelf, aan ons, aan de wereld.
Ik neem hem in mijn arm
en zonder spreken vaag ik
de oorlog weg en kinderkanker,
mijn eigen dood, het monster van de tijd.
Ik lieg hem voor en red hem
tot wij beiden slapen in gestolen veiligheid.
|