Zomaar een verhaal verzinnen, vertellen of van vader op zoon doorgeven kan op verschillende manieren gebeuren. Eigen herinneringen, dromen, fantasie of ervaringen spelen hierbij dan ongetwijfeld een rol. De ontwikkeling van een verhaal als de 'Eerselse legende', dat nooit eerder is opgeschreven maar eeuwenlang van mond op mond is doorverteld is mogelijk nog ingewikkelder dan elk ander opgeschreven verhaal.
Maar hoe dieper een verhaal ligt verankerd binnen een bepaalde familie of bevolkingsgraep, die dit in opeenvolgende tijden gehoord, gezien of verteld hebben, des te groter is de kans, dat de wezenlijke kern van zo'n verhaal uiteindelijk toch op waarheid zal berusten. Rudolf Merkelbach uit Lieshout is in het dagelijks leven archiefinspecteur bij het Streekarchivariaat in Eindhoven. Hij is in zijn vrije tijd al mim 20 jaar bezig met een onderzoek naar de stamboom van de familie Mer(c)kelbach. De drang om alles van zijn voorouders te weten te komen heeft hij van zijn vader geerfd. Die heeft zijn hele leven allerlei gegevens opgetekend en bewaard. Deze aantekeningen zijn voor zijn zoon reden geweest dit levenswerk voort te zetten en dieper te gaan graven in de stamboom Mer(c)kelbach. Hierdoor kon hij niet heen om de telkens opdoemdende vraag 'Wat is er nu waar van de legende van Eersel'.
Kasteel't Hof Al meer dan 150 jaar, doet in Eersel een legende de ronde, dat hier op een kasteel gelegen in 't Hof in vroeger tijden de familie Mer(c)kelbach heeft gewoond. Voor het eerst treffen wij in 1825 hierover in een handschrift van A.C. Brock in zijn Historische beschrijving van de Meijerij het navolgende aan: 'Op den weg naar Hapert, ten westen van het dorp Eersel, lag oudtijds een slot of kasteel, waarvan de grachten nog zichtbaar zijn. Men wil, dat dit burcht of versterkt slot geweest zij, maar meer zeker is hetzelven voormaals de woning geweest van het geslacht van Merckelbach, van welk geslacht hier en elders nog afstammelingen overig zijn; onder dezelven komt vooral in aanmerking Joannis Georgius van Merckelbach, Raad van de Prins Frederik Markgraaf van Baden en Hochbergen en deszelfs gezant op de vrede van Munster 1648 in wier afbeeldsel en wapen, in prent verbeeld onder deze familie altijd is bewaard gebleven en thans te St.Ode Rode, onder een dezer afstammelingen berust.'
De legendevorming komt pas goed op gang als meester C. Rijken in zijn boek 'sagen en legenden uit Duizel en omstreken' in 1921 met veel fantasie wellicht een verhaal weeft rond het kasteel op het Hof te Eersel.
Hij omschrijft de plaats als volgt: Als men van de kom van Eersel de zandweg volgt langs den zgn.drietip naar het gehucht Dalem te Hapert, komt men langs het zgn. 'Hof', waar in vroeger eeuwen een kasteel stond toebehorend aan een zekere familie Merckelbach, waarvan nog afstammelingen leven in St. Oedenrode en in Belgenland. Die zandweg heet 'de Eerselse Dijk' en gedeeltelijk dichtgedempte grachten en hazelnootstruiken wijzen ons de plek aan, waar eenmaal dat kasteel stond'.
Verder vermeldt hij, dat het kasteel in het laatst van de 17e en begin 18 eeuw leegstond en hierna vertelt hij een uitgebreide spookgeschiedenis, compleet met angstaanjagende onderdelen van een menselijk skelet en een vondst van drie volle kisten met goud. Verder verhaalt hij over de verdwijning van het kasteel, waarin de laatste bewoner afgeschilderd wordt als een vrekkige gierigaard die een pelgrim van zijn erf joeg ondanks hevige tegenstrubbelingen van zijn eigen dochter. Ter afsluiting van de jubileumfeesten in 1948 in Eersel werd in november van dat jaar in het parochiehuis een jubileum-schouwspel opgevoerd. Dit openluchtspel geschreven en geregisseerd door de toenmalige onderwijzer Piet Kwinten was getiteld: een gouden burcht der naastenliefde. Dit spel van het dorp Eersel en haar mensen beeldde de Eerselse-legende uit in al haar facetten. Er deden ruim 100 Eerselnaren aan deze monsterproduktie mee.
Te koop In 1941 schrijft de'toenmalige burgemeester van Eersel de heer P.Panken aan de vader van Rudolf Merkelbach een brief waarin hij het terrein, waar vroeger dit kasteel moet hebben gestaan wil verkopen, om het zodoende opnieuw in eigendom van de familie Merkelbach te laten terugkeren. Panken had destijds dit terrein persoonlijk aangekocht omdat hij bang was, dat door de ontginning het terrein verloren zou gaan. Hij vroeg 'een behoorlijken koopprijs' en een garantie voor 'eene passende instandhouding, omwille van het geschiedkundig verleden'. Tot aankoop van het perceel door de familie Merkelbach is het nooit gekomen omdat bij nadere onderhandelingen de prijs veel te hoog bleek. |