Van Ardi tot Iveta Lutovska dankzij het creationisme
Volgens een team wetenschappers is Ardi een miljoen jaar ouder dan Lucy. Het fossiel van Ardi, een vroege voorouder van de mens, is de afgelopen jaren bestudeerd door een team van wetenschappers.
Lucy leefde ongeveer 3,2 miljoen jaar geleden in de zogenaamde Afar-driehoek in het huidige Ethiopië. Deze verre voorouder van de mens liep op twee benen. In 1974 werden voor het eerst resten van deze soort gevonden. De gevonden resten duidelijk waren duidelijk vrouwelijk.
De Amerikaanse fossielenexpert Donald Johansen, leider van het internationale team van wetenschappers dat de vondst deed, had net naar het Beatles-nummer Lucy in the Sky with Diamonds geluisterd en besloot de nieuwe soort daarom Lucy te noemen. De vondst was sensationeel. Lucy bleek de oudst bekende mensaap waarbij uit de vorm van de bekken afgeleid kon worden dat de soort op twee benen moest hebben gelopen. In 1992 werd al een tand van Ardi gevonden. Een paar jaar later werden delen van het skelet van deze soort gevonden. Paleontologen vonden - in dezelfde Ethiopische regio als waar jaren eerder Lucy werd gevonden - schedel, bekken, ledematen en enkele wervels. De afgelopen jaren hebben wetenschappers gewerkt aan het herstel van het zwaarbeschadigde skelet van de Ardipithecus ramidus. Wetenschappers maakten deze week in het tijdschrift Science bekend dat Ardi 4,4 miljoen jaar geleden leefde en daarmee ruim een miljoen jaar ouder is dan Lucy. Ook de Ardipithecus liep volgens de onderzoekers rechtop. Een belangrijke conclusie die de wetenschappers verder trokken is dat Ardi veel minder op de moderne chimpansee leek dan tot nu toe werd aangenomen. Gesteld wordt dat mens en chimpansee los van elkaar evolueerden uit een gezamenlijke voorouder.
Ardi was ongeveer 1,20 meter lang en woog volgens de onderzoekers rond de 50 kilo. Bij het klimmen werden zowel handen als voeten gebruikt, maar op de grond liep Ardi op twee benen. Onderzoekers concluderen dit aan de hand van de vorm van de bekken. Het skelet heeft aapachtige kenmerken, maar is volgens de wetenschappers wel een telg van de familie van mensachtigen.
De wetenschap is nog altijd op zoek naar de gemeenschappelijke voorouder van mens en apen, die waarschijnlijk ongeveer 5 tot 6 miljoen jaar geleden leefde. Ardi is die gemeenschappelijke voorouder in ieder geval niet, maar onderzoekers menen aan de hand van Ardi wel een beter idee te kunnen krijgen van hoe deze gemeenschappelijke voorouder er uit moet hebben gezien. @ Historiek net
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Jeroom Leuridan (1894 - 1945)
In 1915 meldt Leuridan zich als oorlogsvrijwilliger. Aan het IJzerfront laat hij zich kritisch uit over het activisme en is een tegenstander van de von Bissinguniversiteit. Zijn contact met Cyriel Verschaeve radicaliseert hem echter. Na de oorlog studeert hij Germaanse filologie in Leuven en rechten. In Leuven ontpopt hij zich tot een radicaal Vlaams-nationalist en Groot-Nederlander. Met Joris van Severen vormt hij het leidende politieke duo van de Vlaams-nationale strijd in West-Vlaanderen.
In 1924 geeft hij met Van Severen de godsvrede in de Frontpartij op en schoeit hij het West-Vlaamse Vlaams-nationalisme op katholieke leest. Dit leidt tot de oprichting van het Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond. Op 26 mei 1929 wordt Leuridan tot volksvertegenwoordiger verkozen. Hij is betrokken bij de onderhandelingen die leiden tot de oprichting van het VNV (oktober 1933) en behoort tot de anti-democratische vleugel van de partij.
Na de Duitse inval woont hij samen met VNV-leider Staf de Clercq een vergadering bij met de leiders van het Militaire Bestuur, waarop het VNV zijn collaboratiediensten aanbiedt (3 juni 1940). Leuridan verwijt de partij het Groot-Nederlandse ideaal te veel op te offeren. Hij kant zich tegen een akkoord met de Groot-Duitse SS en maakt geen propaganda voor het oostfront. De collaboratie trekt hij echter niet in twijfel. Leuridan is het volledig eens met de ‘greep naar de macht’ die zijn partij uitvoert.
Na heftige kritiek op de SS en de DeVlag (21 juni 1943) krijgt hij spreekverbod. Niettemin wil Leuridan op 26 augustus het woord voeren op een VNV-kampdag. Die dag heeft hij echter een eerste hersenbloeding. Zijn rol is vanaf dan uitgespeeld. Op 1 september 1944 wordt hij aangehouden. Na een reeks beroerten sterft hij op 25 juli 1945.
@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging
Van toen naar nu - 12
10 januari 1915
In De Panne (onmiddellijk achter de frontlijn) gaat pater Ildefons Peeters van start met het weekblad De Belgische Standaard dat vanaf juni dagelijks verschijnt.
Ondanks het gematigde Vlaamsgezinde standpunt heeft het blad voortdurend moeilijkheden met de militaire overheid. Uiteindelijk verliest het in de loop van 1918 een groot deel van zijn populariteit omdat de soldaten de voorkeur geven aan het radicale Ons Vaderland. De publicatie wordt op 31 december 1919 gestaakt.
1 februari 1915
Te Bussum in Nederland verschijnt voor het eerst het dagblad De Vlaamsche Stem.
Oprichters zijn enkele uit België gevluchte Vlaamsgezinden zoals de katholiek Frans van Cauwelaert en de liberaal Julius Hoste (jr.). Aanvankelijk paart het blad trouw aan de Belgische staat aan een engagement voor de ontvoogding van Vlaanderen. Al in juni echter verschijnen er drie bijdragen waarin gepleit wordt voor zelfbestuur binnen België en de godsvrede afgewezen wordt. Ook in het 11-juli telegram aan koning Albert I wordt namens de redactie autonomie voor Vlaanderen gevraagd. De koning gaat niet op dit verzoek in en verwijst naar de godsvrede. Er ontstaat tweespalt: de aan België trouwe Vlaamsgezinden zoals Van Cauwelaert en Hoste verlaten de redactie. De radicalen Antoon Jacob en René de Clercq nemen het roer over. Inmiddels ontvangt het blad zonder hun medeweten via een aantal Nederlandse stromannen financiële steun van de Duitsers. De eis tot zelfbestuur en de kritiek op de Belgische regering klinken steeds heftiger zodat het blad aan het front verboden wordt. De Vlaamsche Stem verdwijnt in februari 1916 wegens geldgebrek zonder ooit reële invloed gehad te hebben op de publieke opinie in Nederland
20 februari 1915
In Gent vindt een van de eerste openbare protesten plaats tegen het activisme: vooraanstaande Vlaamsgezinden reageren tegen het activistische blad De Vlaamsche Post.
De vraag of de Vlaamse actie tijdens de oorlog voortgezet moet worden, wordt voor heel wat Vlaamsgezinden prangend. In Brussel vormt zich door toedoen van August Vermeylen, die onvoorwaardelijke loyaliteit tegenover de Belgische staat eist, een kring die het activisme heftig bestrijdt. In augustus 1915 publiceren onder meer Vermeylen, Louis Franck en Camille Huysmans een stuk waarin ze alle Duitse gunsten weigeren, het activisme afwijzen en de bevolking oproepen alle taalgeschillen te laten rusten tot na de oorlog. Protest is er ook naar aanleiding van verschillende hervormingen doorgevoerd onder Duitse auspiciën: de vernederlandsing van de Gentse universiteit, de bestuurlijke scheiding en de oprichting van een activistisch Raad van Vlaanderen
augustus 1915
Achter de Belgische stellingen worden Vlaamse (voornamelijk katholieke) studiekringen opgericht en verschijnen allerhande kleine periodieken die met de verzamelnaam frontblaadjes worden aangeduid.
De frontblaadjes, die een contactorgaan vormen voor soldaten uit eenzelfde streek, hebben een sterk godsdienstig karakter en voeren campagne tegen de zedenloosheid. Ook taal- en andere grieven van de Vlaamse soldaten komen aan bod. Vanaf oktober 1916 grijpt de militaire leiding in en wordt de censuur groter omdat pro-Belgische geluiden en pastorale bedrijvigheid naar de achtergrond verdwijnen en Vlaamsgezindheid centraal komt te staan.
27 augustus 1915
Onder hoofdredactie van Frans van Cauwelaert en Julius Hoste (jr.) verschijnt in Den Haag een nieuw weekblad: Vrij België.
Vrij België is een reactie van de aan België trouwe Vlaamsgezinde uitwijkelingen op het dagblad De Vlaamsche Stem dat een bestuurlijke scheiding en slechts een voorwaardelijke trouw aan België begint te propageren. Vrij België gelooft onvoorwaardelijk in de unitaire Belgische staat en wijst elke vijandige hulp af. De Vlaamse kwestie is een intern Belgisch probleem waarover pas na de oorlog kan worden gediscussieerd. Het activisme wordt bijgevolg scherp veroordeeld. Niettemin wil het blad het Vlaamse bewustzijn versterken. De publicatie stuurt op 20 november 1918 het laatste nummer de wereld in.
31 december 1915
In een perscommuniqué maakt de Duitse overheid bekend dat in het najaar van 1916 de Gentse universiteit zal heropenen met het Nederlands als voertaal — en niet het Frans zoals voor de oorlog. Dit kadert in de door de bezetter gevoerde Flamenpolitik en verdeelt de V.B. definitief in ‘activisten’ en ‘passivisten’. Begin januari 1916 richten 6 Vlaamsgezinden een door Louis Franck opgestelde protestbrief tegen de vernederlandsing van de Gentse universiteit aan gouverneur-generaal Moritz von Bissing. Ook de groep aan België trouwe flaminganten in Nederland en haar boegbeeld Frans van Cauwelaert achten de hervorming een dwaasheid omdat een Vlaams doel met Duitse hulp gerealiseerd wordt en de hele V.B. in diskrediet gebracht wordt.
Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
Patrick Janssens - Koen Meulenaere
Een heimelijk ventje is de Simple d'Anvers altijd geweest en zal hij altijd blijven: nu is hij weer stiekem getrouwd. Met zijn twintig jaar jongere veiligheidsadviseuse Sabine Steels. En schaart zich dus bij het Potager Genootschap van oude politici die via een groen blaadje hopen te ontsnappen aan het genadeloze malen van de molen des tijds. Als ze dan trouwen, moet het om een of andere reden altijd geniepig gebeuren. Wilfried Martens had niet eens zijn eigen kinderen ingelicht, die hebben op de radio vernomen dat ze een nieuwe moeder hadden. Waartoe dient eigenlijk een kinderrechtencommissaris als hij zoiets laat passeren?
Wij herinneren eraan dat Knack over de kwestie Janssens-Steels al berichtte in 2006, kort voor de gemeenteraadsverkiezingen. In dit blad werd toen een artikel uit de Antwerpse faxkrant 't Scheldt onder de aandacht gebracht. Daarin stond dat het Antwerpse stadsbestuur een vacature voor de nog niet bestaande functie van veiligheidsadviseur had uitgeschreven en dat er maar één kandidate voor was: toevallig het nieuwste lief van de burgemeester. Die dan ook prompt benoemd werd en zonder examen af te leggen meteen in een van de hoogste salarisschalen terechtkwam. Kwestie van het nieuwegezinsbudget een beetje op peil te houden, want een socia-listenloft kost in Antwerpen al evenveel als in Mechelen, om nu maar even het gelijklopende probleem te belichten van de bekendste twee loftsocialisten in Vlaanderen. In datzelfde artikel van 't Scheldt werd ook gemeld dat de zoon van de burgemeester tot tweemaal toe geverbaliseerd was wegens vandalisme en dat volgens kwaadsprekers, in Antwerpen nochtans niet makkelijk te vinden, de burgemeester tussenbeide was gekomen om iets te regelen.
Die twee beweringen waren door Knack zorgvuldig nagetrokken, en er werd besloten dat van de beïnvloeding van de pv's géén sprake was, van zijn relatie met die veiligheidsadviseuse wel. Correcte informatie, zoals u van Knack op de meeste pagina's gewoon bent. Maar volgens de Janssens, die nu dus met diezelfde veiligheidsadviseuse getrouwd is, was álles gelogen. Op de openbare omroep verklaarde hij publiekelijk dat de deontologie van Knack nog niet tot aan de enkels reikte van die van Dag Allemaal .
Drie dagen na de verkiezingen kwam hij in zijn limousine met chauffeur het parkeerterrein van het Brussels Media Center op gereden, om na eigen smeekbede onze chef-Wetstraat even te kunnen spreken. Hij had het allemaal niet zo bedoeld, en of Knack in het vervolg niet wat positiever over hem wou schrijven... Onze chef-Wetstraat heeft wel vaker met onderkruipers te maken, maar van deze stond hij toch te kijken.
Het traject Antwerpen-Brussel legt Janssens doorgaans alleen af om in het Vlaams Parlement in de gauwte zijn geld te gaan ophalen. In het rapport dat De Standaard opmaakte over wat elk Vlaams Parlementslid tijdens de voorbije vijf jaar had gepresteerd, staat Patrick Janssens met een nul over de hele lijn. Met als bijgevoegd commentaar: ' Janssens beschouwt het Vlaams Parlement als lobbyplatform voor de belangen van zijn stad, en voerde verder bewust geen klap uit. Zelfs als het in de commissies over Antwerpen ging, was hij er vaak niet. '
Hallo, dat is er niet naast. Tweede bron checken, u kent Knack . Een soortgelijk rapport in De Morgen, ook daar kreeg de Simple 0 op 10. Begeleidend commentaartje: ' Wie op woensdagnamiddag wil weten of er nog tijd is voor een koffie of een plaspauze, moet alleen naar de stoel van Patrick Janssens kijken. Zit hij er, dan is er een stemming nabij. Hij drukt op de juiste knop en verdwijnt meteen weer. Beweert zo de Antwerpse belangen te verdedigen, maar is niet eens aanwezig als er over Antwerpen wordt gepraat. Deed in vijf jaar tijd twee keer zijn mond open. '
En dan maar klagen over de antipolitiek. Het is niet Patrick Janssens die de politiek zal ontdoen van het cliché van 'de zakkenvuller'. Zijn deontologie reikt nog niet tot aan de enkels van de grootste knopendraaier van het Vlaams Belang. Als je dan toch zo veel minachting hebt voor het ambt van Vlaams Parlementslid, stel je dan niet opnieuw kandidaat. Of wees op zijn minst zo eerlijk om aan het salaris ervan te verzaken. Maar dát is natuurlijk al te veel gevraagd van een loftsocialist.
Koen Meulenaere
In a Monastery Garden (Ketelby)
Albert Kételbey was een Engels componist die populaire beschrijvende muziek componeerde rond de vorige eeuwwisseling. "In de kloostertuin" is een typisch werkje dat een beeld oproept van het ingetogen kloosterleven. Klokken, zingende monniken, het leven dat wij enkel kennen van horen zeggen. De video start met beelden in een kloostertuin, dan wandelen we langs een paadje naar de ruïne van een oud klooster en zien we beelden van indrukwekkende kathedralen.
Een mens van goede wil (Willem Elschot - Aflevering 19)
Ivo Michiels (° 1923)
Voor Ivo Michiels aan Het Boek Alfa begon, zijn Journals brut en andere ten onrechte als moeilijk getypeerde werken, was hij journalist. Hij schreef voor Het Handelsblad en woonde om de hoek bij Elsschot en Walschap. In de Van Schoonbekestraat, die terugkomt zonder straat in Kaas. Elsschot was op dat moment echter niet het voorbeeld voor de angry young man. Walschap wel.
‘De twee Lemmiers – die uitspraak is niet van mij, maar van Paul de Vree – woonden bij mij om de hoek. Dezelfde straat, verschillende planeet. Eigenlijk woonde ik tussen drie heren: schepen Leo(nard) Delwaide woonde ook in de Van Schoonbekestraat, iets dichter tegen de Lozannastraat aan. Van de drie was Delwaide de aristocraat, dan volgde de burgerman Elsschot. Walschap was totaal geen stadsmens, hij bleef van Londerzeel.’
Michiels zag Elsschot dwalen door de straat. ‘De Antwerpse koopman schreed bijna, zo traag stapte hij. Zoals het een eerbiedwaardig heer past. Lange zwarte overjas. Ik ben steeds op een eerbiedige afstand van De Ridder gebleven. Eerbiedig? Onwennig in ieder geval, ook gezien het leeftijds- en milieuverschil. “Dag, meneer De Ridder”, veel verder zal ik het wel niet gebracht hebben. Komt daarbij dat ik toen bezig was mij hoe langer hoe meer “experimenteel” op te stellen. Dat wil zeggen dat ik mij dieper inliet met Beckett en de “nieuwe” buitenlandse literatuur.’
‘Ik zag Elsschot niet goed op dat moment. Als voortvarende, zeg maar eerder positieve jonge man vond ik Elsschot wat hard. Al was dat louter een kwestie van afkomst. Ik kwam uit een idealiserend, katholiek milieu, waar die donkere wrangheid vreemd was. Van afkomst stond ik dichter bij Londerzeel. De wereld uit de romans van Elsschot was ons vreemd. Wij zijn pas later stadsmensen geworden. De leefwereld in de boeken van Vlaamse schrijvers kwam vanuit de traditie van Timmermans en Streuvels. Walschap was een rechtstreekse volgeling. Plus: voor ons was Walschap de rebel. Hij was de man die wij op school niet mochten lezen. Over Elsschot werd niet gesproken.’
In Het Handelsblad (1957) schreef Michiels dan ook: ‘Het enige waarin Elsschot’s Dwaallicht een vergelijking zou kunnen doorstaan met Walschap’s werk, is de bij beiden opvallende voelbaarheid van het onafwendbare. Ook Laarmans is ten slotte een mens van goede wil.’
Michiels spreekt verder: ‘Elsschot stond in de schaduw van Walschap en Marnix Gijsen. Hij trok zich daar niet veel van aan. Tenminste, die indruk gaf hij. Hij werd geacht, maar er zat niemand nog voor hem op de knieën. Naarmate de jaren vorderden, heb ik de waardering voor Elsschot zien groeien. Vanaf de jaren veertig nam die met de week toe.’
‘Wanneer ik bij het Nieuw Vlaams Tijdschrift kwam? Wees gerust, zijn reputatie was die van een belangrijk schrijver. Ik ben twintig jaar lang redactiesecretaris van het NVT geweest en niet één onvertogen woord over Elsschot heb ik gehoord. En er werden er wel degelijk over de hekel gehaald. Het enige wat Gerard (Walschap) over Elschot heeft verteld, is dat hij zelf beweerde dat hij geen boeken las. “Onzin!” zei Walschap’.
‘Het Borms-gedicht was als een donderslag bij heldere hemel. Daar is veel om te doen geweest. Alle journalisten, van welke strekking ook, vonden het zeer dapper van hem. Plots was hij iemand die uit zijn mythe trad en iemand van het volk werd. Ik ben in de positieve geschrokken toen, van meneer Elsschot. Hij leek een geëngageerd schrijver te zijn geworden. Zijn gedicht over Borms is een stap van een dichter die ten opzichte van een humaan verschijnsel zijn kleine oorlog voert. De politiek probeert hem nu in te lijven, maar het was geen daad van politieke, wel van humanitaire bevestiging. Het gedicht werd een zaak, omdat Borms belangrijk was. Legendarisch. Voor al wat Vlaamsgezind was en in de collaboratie had gezeten, was Borms Christus.
Wat bewijst dat gedicht? Dat Elschot geen platbroek was. Dan zou hij het hebben geschreven zonder het te publiceren. Er was een graad van moed nodig om dat te doen. Die heeft hij opgebracht. Je mag iemand niet vastpinnen op één gedicht.
Na de oorlog zijn er velen zwart geworden. Weet je, politieke kleuren werden na de oorlog troebel of mengden zich. Mensen die niets met de oorlog op zich hadden, stelden zich aan de kant van hen die hadden gecollaboreerd. Omdat er na de oorlog broodroof op hen werd gepleegd.
Eén voorbeeld uit die tijd: Bruno De Winter. Onmiddellijk na de oorlog sticht hij ’t Pallieterke, zijnde het blad van de collaborateurs, de verdedigers van alles wat met collaboratie te maken had gehad. Welnu, niemand is tijdens de oorlog zo zuiver geweest als Bruno De Winter. Men heeft mij in vertrouwen verteld dat mijn joodse collega-filmrecensent Mark Turfkruyer (Volksgazet) door Bruno De Winter tijdens de oorlog is geholpen! Dat zegt iets over het klimaat toen.
Er was grote verdeeldheid bij de stedelingen. Veel mensen werden getroffen door de repressie. Voor een niet gering deel ten onrechte. Al waren er die de repressie graag stimuleerden.
Rommelpot was het blad van de hulp aan de slachtoffers van de repressie, een collaboratieblad dus. Het verbaast me dat Elsschot het Borms-gedicht daar is gaan posten. Mocht ik eerder bij het NVT gezeten hebben, ik zou ja hebben gestemd, voor publicatie van het vers. Net als Bert Decorte om dezelfde, artistiek-literaire reden: omdat het een goed gedicht was.
Het gedicht viel in goede aarde bij wie van de repressie was, en in slechte aarde bij wie slachtoffer van collaboratie was geweest. Ik herinner me dat Louis Paul Boon de opdracht van het gedicht aan hem heeft geweigerd. Da’s een spijtige beslissing van Louis geweest.Hij – de grote humanist – kon geen afstand nemen van iets wat politiek anders gekleurd was. Bij latere gelegenheden deed hij dat wel!
In onze ogen had Elsschot overigens geen politieke kleur. Wij hebben hem nooit gezien als een politieke figuur, noch als een officiële “letterkundige.” Hij was alles behalve een literair haantje. Hij was geen Lampo, geen Walschap, geen Teirlinck. Hij was Elsschot.
Elsschot was een uitgepuurd verteller. Weinig schrijvers kunnen er zich erop beroepen dat Elsschot een voorbeeld voor hen is geweest. Er zijn veel meer Walschapjes gevolgd, dan dat er kleine Elsschotten zijn gekomen.
Wat ik het meeste apprecieer in zijn boeken: de artistieke zuiverheid van zijn literaire waarheid. Hij schreef zonder een woord te veel. En ik mag dat zeggen, want ik voeg er zelf graag aan toe. Uit het strikte minimum haalde hij het maximum. Daar is Het dwaallicht een schoolvoorbeeld van. En eh, Kaas is bij mijn uitgeverij Ontwikkeling jarenlang verschenen in een speciale editie als literair voedsel voor het onderwijs.’
Raymond
Vrij bewerkt naar "Een Man van Woorden" door Martine Cuyt
19 De Islam en de lekenstaat
In de (meeste) westerse landen is de staat godsdienstig neutraal en is er een scheiding tussen het individu en de samenleving als geheel. Maar in de moslimlanden is het principe van de lekenstaat zo goed als onbestaande. Zo kunnen moslims niet begrijpen dat in een land als Frankrijk de staat niet optreedt tegen ‘heiligschennis’ met betrekking tot de katholieke leer en dogma. Islamitische geleerden daarentegen hebben geen enkele moeite met het feit dat meningen die afwijken van het islamitisch recht door integristen bestraft worden met de dood.
Hoe moeten moslims dan overleven in een lekenstaat? Tariq Ramadan erkent dat er in de westerse landen ‘een vrijheid bestaat die door de moslims moet erkend worden’. Deze vrijheid heeft het volgens hem mogelijk gemaakt om te ontsnappen aan de voogdij van de religie. Dit gaat echter niet op voor de moslims omdat bij hen ‘de godsdienst vitaliteit en energie heeft gebracht die nooit gëevenaard werd’.
Maar Ramadan zwijgt in alle talen als het gaat over de inbreng van het christendom in de islam. Mogen wij er de heer Ramadan aan herinneren dat ‘Duizend en één Nacht’ niet voortgebracht werd door de islam maar door de byzantijnse, griekse en perzische beschavingen veroverd door de islam ? Dat de vertalingen van de griekse filosofische teksten het werk was van oosterse christenen ?
De islamitische spiritualiteit is helemaal niet filosofisch of artistiek gericht. Deze enggeestige spiritualiteit is er alleen maar gericht op het intomen van het lichaam, op het indammen van de seksualiteit, op het fnuiken van het vrije denken.
Meer en meer islamitische regels en regeltjes sijpelen door in de westerse maatschappij. Zo is er in Rijsel een zwembad exclusief voor vrouwen. In een andere Franse stad eisen de moslims openingsuren exclusief voorbehouden voor vrouwen (want, zo zeggen de integristen, de natuurlijke groepsdimensie van de islam dient gerespecteerd). Ingaan op deze eisen doet het religieuze weer opduiken in het openbare leven. Het is een slag toegebracht aan de lekenstaat en opent de deur voor alle mogelijke beperkingen en obscurantistische regels waarvan vooral vrouwen het slachtoffer zijn. ‘Want’ aldus de heer Ramadan, ‘de islam is geen godsdienst zoals het jodendom of het christendom. De islam bezet het sociale speelveld. Zuiver religieuze regels worden uitgebreid naar de levenswijze, de beschaving en de cultuur. Dit allesomvattend karakter is eigen aan de islam’.
De lekenstaat kan en mag geen uitzonderingen toestaan. Het geloof moet tot de privé levenssfeer beperkt blijven want anders zullen morgen integristische moslims beweren dat de politieke sfeer ook deel uitmaakt van de godsdienst. De rechten van God zullen voorrang krijgen op de rechten van het individu, de lekenstaat zal geïslamiseerd zijn.
.
Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff
.
07-11-2009
Varkensgriep startte in 1918
Ministerin Laurette Onkelinx waakt over uw gezondheid, u bent in goede handen, geen paniek.
Manten weet van wanten : Reynebeau
Manten weet van wanten : internationale politiek
.
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Louis Franck (1868 - 1937)
Louis Franck geschilderd door Walter Vaes
Na zijn studie rechten aan de Université libre de Bruxelles (1886-1890) vestigt Franck zich als advocaat in Antwerpen. Zijn gematigdheid als liberaal tegenover katholieken en als Vlaming tegenover de Franstalige bourgeoisie maakt hem uiterst geschikt voor een politieke carrière. Van 1906 tot 1926 is hij liberaal volksvertegenwoordiger. Vanaf 1909 stelt hij dat het liberalisme in Vlaanderen "Vlaams of niet" zou zijn. Mede door zijn toedoen is de liberale partij in Vlaanderen voor de oorlog Vlaamsgezinder geworden.
Franck speelt een belangrijke rol in de vernederlandsing van het Vlaamse rechtsleven. Inzake taalwetgeving is zijn stelling: geen taaldwang in Wallonië en een geleidelijke vernederlandsing in Vlaanderen. Na zijn strijd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit (vanaf 1910 met Frans van Cauwelaert en Camille Huysmans, de Drie Kraaiende Hanen) luwt zijn Vlaamsgezindheid omdat hij vanaf 1912 ministeriabel wordt.
Tijdens de oorlog wordt Franck het feitelijke hoofd van Antwerpen. Hij voert een politiek van godsvrede en van voorzichtige administratieve samenwerking met de bezetter. De taalgeschillen moeten zijns inziens blijven rusten. Hij veroordeelt openlijk het activisme en de Flamenpolitik. Op verzoek van de activisten wordt hij in 1918 korte tijd gedeporteerd.
Na zijn terugkeer laat hij zich nog nauwelijks in met de Vlaamse zaak. De oorzaken zijn: de scheuring in en de radicalisering van de V.B. tijdens de oorlog, Francks deportatie en de naoorlogse inzinking van de V.B. en de Vlaamse liberalen. Hij wordt wel nog de inspirator van de gedeeltelijke vernederlandsing van de Gentse universiteit, de zogenaamde Nolf-barak van 1923. In 1924 pleit hij voor het behoud van de tweetaligheid voor de rechtbanken.
In 1926 wordt hij gouverneur van de Nationale Bank. Naar aanleiding van een gerechtelijk onderzoek vraagt hij in oktober 1937 verlof. Twee maanden later overlijdt hij, waarschijnlijk door zelfmoord.
@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging
Van toen naar nu - 11
4 augustus 1914
De Duitse troepen vallen België binnen.
Het Belgische nationale gevoel kent een geweldige opflakkering. De Vlaamsgezinden doen in patriottische vervoering niet onder voor de rest van de Belgische bevolking. Het land wordt snel voor het grootste deel bezet. Het Belgische leger trekt zich terug achter de IJzer, waar het tot het einde van de oorlog standhoudt aan de zijde van de geallieerden (o.a. Frankrijk en Groot-Brittannië). De regering vestigt zich achter het front in Le Havre. Koning Albert I verblijft op het stukje onbezet België, in De Panne.
Aanvankelijk zijn alle Belgen het erover eens dat de vooroorlogse twisten moeten wijken voor een samenwerking tegen de Duitse invaller. Deze 'godsvrede' kan niet beletten dat de V.B. al gauw voor onenigheid zorgt. In het bezette land collaboreert een groep Vlaamsgezinden, de 'activisten', met de Duitse bezetter. Aan het front wordt een overwegend Vlaamse legermacht bevolen door een vooral Franstalig officierenkorps, een spiegel van de toenmalige verhoudingen in de Belgische maatschappij. Tegen deze toestand protesteert de Frontbeweging, een groep Vlaamsgezinden, hoofdzakelijk intellectuelen, in het leger. Doordat haar taalklachten nauwelijks gehoor vinden bij de autoriteiten radicaliseert ze en wordt ‘zelfbestuur’ voor Vlaanderen een centrale eis. Zowel aan het front als in het bezette land en in Nederland manifesteren zich Vlaamsgezinden voor wie trouw aan het Belgische staatsverband prioritair is, ondanks hun taalgrieven. Omdat deze aan België loyale Vlaamsgezinden elke samenwerking met de bezetter afwijzen worden ze door hun activistische tegenstanders smalend ‘passivisten’ genoemd.
23 september 1914
Het Duitse burgerlijke bezettingsbestuur, het Generaal-Gouvernement, treedt in functie.
Het is verantwoordelijk voor heel bezet België, met uitzondering van Oost- en West-Vlaanderen dat als frontzone onder rechtstreeks Duits militair bestuur valt.
In de Duitse strategie neemt België een sleutelpositie in. De oorlogsdoelen van de bezetter variëren van annexatie (vooral populair in Duitse legerkringen) tot het verwerven van een blijvende dominante positie in de Belgische staat in geval een compromisvrede via overleg bereikt zou worden (vooral bij het burgerlijke bezettingsbestuur).
Van meet af aan wordt naast deze Belgienpolitik ook een Flamenpolitik gevoerd. De Duitse Rijkskanselier Theobald von Bethmann-Hollweg tekent hiervoor de beleidslijnen uit. Met de Flamenpolitik hoopt de Duitse bezetter de Nederlandssprekende bevolking in België los te weken uit het Belgische staatsverband en aan het Duitse keizerrijk te binden, o.a. door in te spelen op een aantal radicale vooroorlogse Vlaamse eisen zoals de vernederlandsing van de Gentse universiteit en de uitbreiding van de taalwetgeving. De uitvoering van deze politiek is in handen van Moritz von Bissing, Generaal-gouverneur van België. Hij kan rekenen op de steun en hulp van met de Duitsers collaborerende Vlamingen, de activisten.
24 oktober 1914
De anti-Belgische actiegroep Jong Vlaanderen komt in Gent voor het eerst officieel bijeen.
In een geheime beginselverklaring van 27 oktober eist Jong Vlaanderen onder meer de afschaffing van de Belgische staat, de oprichting van het Koninkrijk Vlaanderen, een economische en militaire band met Duitsland, de vorming van een Vlaams leger en de annexatie van Frans-Vlaanderen. Hiervoor hoopt zij op een Duitse overwinning. Dit pro-Duitse standpunt leidt snel tot spanningen, o.a. rond het redactionele beleid van het blad De Vlaamsche Post. In de zomer van 1915 komt het tot een definitieve breuk tussen de radicalen en de gematigden, die de redactie verlaten. De Vlaamsche Post, financieel gesteund door de Duitsers, gaat in mei 1916 ter ziele.
31 december 1914
Het eerste nummer van het dagblad Ons Vaderland rolt in Calais van de persen en wordt onder de soldaten verspreid.
Vanaf eind mei 1915 nemen een aantal radicale Vlaamsgezinden de redactie in handen en vanaf september 1916 wordt Ons Vaderland het officieuze orgaan van de Frontbeweging. Het blad stuit door zijn Vlaams-radicale houding op heel wat tegenwerking vanwege de officiële Belgische instanties. Prominente medewerkers zijn Hendrik Borginon, Jules Callewaert, Frans Daels, Adiel Debeuckelaere, Filip de Pillecyn, Cyriel Verschaeve.
Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
De Klank van de stad (Willem Elsschot - Aflevering 18)
Wannes Van de Velde kreeg, toen hij nog Wim heette, op de academie in Antwerpen les van Vic Dolphyn, schoonzoon van Willem Elsschot, en rolde zo in de kring van de schrijver. ‘Het was de tijd van Vic, diens zoon Willem Dolphyn en Emeri Vercruyssen, de man van de dierenbescherming, die tevens een hoedenwinkel had op de hoek van de Francken-en de Nationalestraat.’
Op een zaterdag van 1956 ging het van de hoedenwinkel in de Nationalestraat naar de Lemméstraat. ‘Emeri nam mij, een snotneus mee. Ik was een leerling van een zwijgzame grootmeester van het stilleven, maar toen al meer bezig met muziek dan met schilderen. Ik herinner me dat de familie De Ridder hispanofiel was. Ik speelde flamingogitaar bij mijn leermeester Sabas Gomez Y Marin, die toen optrad in de kroeg La Macarena aan de Stadswaag, die ik via de kring rond Elsschot had leren kennen.’
Die avond in de Lemméstraat speelde Wim Van de Velde geen flamingo, maar twee preludes van Bach voor stamvader De Ridder. De Ridder zat zo dicht bij Van de Velde dat de gitarist zijn ademhaling kon voelen. ‘Ik vermoed dat hij slecht hoorde’, zegt Wannes Van de Velde. ‘Hij plakte zowat tegen het klankgat van de gitaar. Hij was erg stil, waarschijnlijk wat gepakt door de stukjes.’
Van de Velde tekent De Ridder als ‘een voornaam mens. Er was iets aarzelends in zijn stap. Hij zag er streng uit, gesloten. Hij drong op een natuurlijke wijze respect af. Hij was duidelijk de autoriteit in huis. Je voelde hoeveel achting de kinderen en de kleinkinderen voor hem hadden.’
Voor de mini-concerterende Van de Velde zat de stamvader, niet de schrijver, benadrukt hij. ‘Ik wist natuurlijk dat de naam Willem Elsschot wat betekende, maar ik had hem nog niet gelezen. Mijn literaire ontwaken is slechts later gekomen. Ik ben beginnen te lezen in het jaar 1973.’
Wim had dan niets van Elsschot gelezen, Wannes las er alles van. Laarmans en Boorman uit Lijmen/Het been zijn fantastische maskers, archetypes van la comédie humaine. Tsjip ontroerde me diep, want ik kende Jan – Maniewski - in het echte leven. Geniaal hoe Elsschot daar een privé-drama van schetst met afstand, zonder al te pijnlijke scenes. Het dwaallicht is een meesterwerk.’
Van de Velde doorliep de Middenschool aan de Pijlstraat in Antwerpen, in hetzelfde classicistische gebouw als het Atheneum waar Fons De Ridder zijn jonge schoolloopbaan verknalde.
‘Toen ik die avond bij Elsschot binnenkwam, voelde ik de bezadigde trots van man en milieu. Een echte Antwerpenaar koestert een kalme fierheid, niet te verwarren met pretentie. Antwerpenaren hebben iets flegmatieks, pragmatisch. “Geen flauwekul.” Zo was Elsschot. Een Antwerpenaar was toen trots op zijn stad. Zo ook Elsschot.
Die avond sprak Elsschot een bedachtzaam, eerder traag Antwerps.’ Van de Velde behoort tot een generatie die in het Antwerps dialect is opgevoed. ‘Nederlands heb ik op school geleerd, maar mijn omgangs- en gedachtetaal, de klank die me in de mond ligt, is het Antwerpse dialect.’
‘Als ze tegen mij zeggen: heel uw leven al zing je in dialect. Je hebt oude liederen die dreigden verloren te gaan weer opgepakt en je bent geen flamingant? Hoe kan dat? Dan antwoord ik met deze boutade: “Ik was flamingant in 1840 en misschien nog in de loopgraven van 1914-1918, maar in Buchenwald ben ik van gedachten veranderd.”
‘Elsschot was op zijn manier een cultuurflamingant, zoals Vermeylen en Teirlinck, maar minder uitgesproken. Neen, Elsschot had niets te maken met collaboratie. Flamingantisme heeft op zich niets met links of rechts te maken. Jef van Extergem was een linkse flamingant en niet minder flamingant dan Borms.’
‘Ik kende de zoon van Borms. Gerda Borms, kleindochter van August, was een schoolvriendin van me. We zaten samen op de academie. Op een avond in september, voor ik het leger in moest, heb ik nog nasi goreng voor haar klaargemaakt. Over August Borms, laat staan over het Borms-gedicht van Elsschot is nooit gepraat. Maar laat ik duidelijk zijn: August Borms was een rechtse flamingant en bijgevolg te gebruiken door de Duitsers.’
Wannes Van de Velde zit vaak buitenshuis te schrijven in een kantoor niet ver van de Groenplaats, waar op de gevel een plaquette prijkt: Willem Elsschot Genootschap. Willem Elsschot zelf zat vaak op de Groenplaats, een steenworp verwijderd van waar nu de tikmachine van Van de Velde staat.
‘Wat ik heb opgepikt van Willem Elsschot, is een zekere bescheidenheid en soberheid. Deze zelfbewuste man kon relativeren! Hij was niet te beroerd om als reclameagent te werken. Alfons De Ridder wordt alom gesitueerd in een degelijk, burgerlijk milieu, maar in feite was hij een werkman, geen bourgeois.’
Raymond
(NvdR : de opvattingen in dit stuk over de man De Ridder/Elsschot zijn deze van Wannes Van de Velde.)
Vrij bewerkt naar "Een Man van Woorden" door Martine Cuyt
Onbekend Japan
.
Toekomst voor Britten
Onze Britse buren hebben een mooie toekomst
18 De Islam en het Westen
Waarom zijn de moslimintegristen zo kwaad op het Westen? Omdat dit laatste de sexualiteit en het genot schuldvrij heeft gemaakt, daar waar de islam de sexualiteit omringd heeft met een ganse resem verbodsbepalingen. Wat betekent het islamitisch paradijs nog als hij in de Westerse café’s zoveel wijn, bier en alcohol kan drinken als hij maar wilt. Vrouwen? De moslim zal niet vermoord worden als hij maîtresses heeft. Het Westen en al zijn geneugten wordt net zo aantrekkelijk als het paradijs van Allah en veel toegankelijker. Er blijft dan nog maar alleen het schrikbeeld van de hel over met haar onbeschrijflijke en onverdraaglijke pijnen. De in het Westen levende moslim moet terug schrik krijgen van de hel omdat alleen dit de re-islamisatie kan op weg helpen.
In de verwesterde islamwereld wordt de moslim verscheurd tussen de aantrekkingskracht van het Westen en het verlangen om een goede gelovige te blijven om zo in het paradijs te worden opgenomen. Niet alleen creëert het Westen de verleiding van de techniek, het geld, de seks, maar het legt ook de nadruk op waarden die diametraal verschillen van de islamitische waarden: evolutie, hervormingen, vooruitgang, modernisering. Maar in de islam is iedere verandering een laakbare vernieuwing, een ketterij, de ergst mogelijke zonde tegen de letter van de wet. De modernisering van de islam is onbespreekbaar. Men verkiest de moderniteit te islamiseren. Er kan geen sprake van zijn om een moslim te laten overstappen naar een andere religie, een moslima kan niet met een niet-moslim trouwen, een moslim mag geen kritiek hebben op de heilige teksten. Hervormingsgezinde moslims kunnen nooit tot het uiterste gaan. Proberen zij dit toch, dan keert de gemeenschap zich tegen hen en lopen zij het gevaar om vermoord te worden.
Velen denken dat het Westen de moslims doet vervreemden van hun islamitische identiteit. Veel moderne linkse denkers delen dit gevoel en vervoegen het kamp van de integristen in een gezamelijke strijd tegen het westers gedachtengoed.
Nog dit : geboortebeperking is een afschuwelijk iets in de ogen van de gelovige moslim. De moslima moet eerst en vooral de voortbrengster zijn moslims. Het is de kroostrijke moslimfamilie die de moslimlanden hun kracht zal terugschenken, dit terwijl het Westen, decadent en onvruchtbaar, zal wegdeemsteren met zijn ouder wordende bevolking. En het Westen zal overvleugeld worden door de vitaliteit van de islam – dank zij het immobilisme en de traditie ...
Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff
06-11-2009
De sterrenhemel boven Paaseiland
Credit & Copyright: Stéphane Guisard (Los Cielos de Chile)
Uitleg: Waarom werden de beelden op Paaseiland opgericht? Niemand weet het zeker. Wat wèl zeker is, is dat er ruim 800 van deze grote stenen voorouderbeelden bestaan. Gemiddeld zijn de beelden van Paaseiland tweemaal zo hoog als een mens en ruim 200 maal zo zwaar. Er zijn weinig specifieke dingen bekend over de geschiedenis of betekenis van deze bijzondere beelden, maar velen geloven dat ze zo'n 500 jaar geleden werden uitgehouwen en dat ze lokale leiders van een verloren gegane beschaving afbeelden. Hierboven lijkt een groot stenen beeld de verre Grote Magelhaanse Wolk te beschouwen, zichtbaar aan een lichtbewolkte hemel waarin ook de heldere sterren Canopus en Sirius te herkennen zijn.
Manten weet van wanten : Tommeke ...
.
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Frans Van der Elst (1920 - 1997)
1974 : tijdens de viering van 20 jaar Volksunie feliciteert Lode Craeybeckx voorzitter Frans Van der Elst
Van der Elst studeert van 1939 tot 1944 rechten, thomistische wijsbegeerte en politieke en sociale wetenschappen in Leuven. Van 1944 tot 1958 is hij advocaat bij de balie van Brussel. Hij pleit in verschillende repressiezaken, o.a. die van VNV-leider Hendrik Elias, wiens raadsman hij zou blijven. Als legataris van Elias’ archief publiceert hij in 1974 de eerste uitgebreide analyse van diens rol als VNV-leider.
Vanaf 1948 speelt Van der Elst een aanzienlijke rol in de herleving van de V.B. en het Vlaams-nationalisme, waarvan hij als publicist, redenaar en als partijvoorzitter van de Volksunie (VU) de inhoud mee bepaalt. Bij de parlementsverkiezingen van 1949 staat hij in Brussel op de Vlaams-nationale lijst-Edmond van Dieren. In deze periode wordt er volop gediscussieerd over de heroprichting van een autonome Vlaams-nationale partij. Vanaf 1950 is hij een der hoofdrolspelers in het Vlaams Comité voor Federalisme, een studie- en drukkingsgroep die in 1954 een voorstel van federale grondwet voor België publiceert. In 1951 houdt hij zijn eerste publieke pleidooi voor amnestie.
In 1954 wordt Van der Elst medeoprichter van de Christelijke Vlaamse Volksunie, die nog tijdens datzelfde jaar de Volksunie wordt. Hij wordt partijvoorzitter (1955-1975), Kamerlid (1958-1974) en senator (1974-1985). In 1983 wordt hij de allereerste Vlaams-nationalistische minister van staat.
Van 1958 tot het einde van de jaren 1960 is Van der Elst de woordvoerder van zijn partij in alle belangrijke parlementaire debatten. Het vertrouwen van de Vlaams-nationalisten in Van der Elst komt voor het eerst onder zware druk wanneer de VU de Egmont- en de Stuyvenbergakkoorden ondertekent en toetreedt tot de Belgische regering (1977-1978). Na het Egmont-experiment trekt hij zich systematisch terug uit het politieke leven.