Credit: STS-128 Bemanning, NASA Na te hebben ontkoppeld werd de bemanning van het ruimteveer Discovery vergast op een gedenkwaardig uitzicht op het nog altijd in aanbouw verkerende Internationale Ruimtestation ISS. Hier afgebeeld terwijl het ISS vorige maand hoog boven de Aarde zweefde, zijn er talrijke zonnepanelen, draagbalken, en wetenschappelijke modules te herkennen. De Discovery bemanning vervoerde missiespecialist Nicole Stott naar het ISS, en bracht astronaut Timothy Kopra weer terug naar Aarde. Onder de vele dingen die de bemanning van de Discovery op deze missie volbracht moeten de aflevering en installatie van het Fluids Integrated Rack en het Materials Science Research Rack in de Destiny module worden gerekend, evenals de −80°C Laboratory Freezer in de Kibo module. Meer publiciteit kreeg echter de aflevering van de COLBERT tredmolen om de astronauten fit te houden. Gedurende de afgelopen week koppelde de Soyuz TMA-16 capsule met nog eens drie astronauten aan boord met het ISS, waarmee Expeditie 21 van start gaat. De volgende Shuttle vlucht naar het ISS is gepland op morgen 12 november 2009.
.
Manten weet van wanten : Afghanistan
.
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Guido Gezelle (1830 - 1899)
Gezelle wordt geboren in een boerenfamilie in Wingene. In 1854 wordt hij priester en leraar aan het Klein Seminarie van Roeselare. Van meet af aan is Gezelle actief in de journalistiek, in letterkundige genootschappen en als gelegenheidsdichter. Hij maakt naam als literator vooral met zijn Vlaemsche dichtoefeningen (1858). Hij spoort de katholieke jeugd aan om mee te werken aan de restauratie van het christelijk geloof, de oude vaderlandse taal en de eigenheid van het Vlaamse volk. De Vlaming kan zijn eigenheid slechts bewaren door vast te houden aan de volkstaal en het protestantse ‘Hollands’ en het ‘goddeloze’ Frans te verwerpen.
In 1860 wordt Gezelle overgeplaatst naar Brugge. Hij ontplooit er een intense journalistieke bedrijvigheid als ultramontaan. Met de oprichting in 1865 van het weekblad Rond den Heerd verruilt hij het onderwijs voorgoed voor de journalistiek en de culturele en pastorale vorming. In 1872 wordt hij naar Kortrijk overgeplaatst. Daar manifesteert hij zich weer als taalkundige en als dichter met het lexicografische tijdschrift Loquela (1881-1895) en enkele bundels waaronder Tijdkrans (1893). In maart 1899 wordt Gezelle weer in Brugge benoemd, maar hij sterft in november. Een bundel Laatste verzen wordt in 1901 postuum uitgegeven.
Gezelle hoopte een "zuivere gesproken volkstaal" uit het West-Vlaams op te bouwen als basis voor een algemene Nederlandse cultuurtaal. Dit ‘particularistische’ standpunt leidt in de jaren 1870 tot felle polemieken met de ‘integrationisten’, die zich taalkundig op het Noorden richten. Gezelle veroordeelt elke vorm van politieke en sociale strijd ten voordele van het 'Vlaams'. Het volstaat de Vlaams-katholieke eigenheid na te streven. De enkele expliciet nationale verzen van Gezelle hebben echter een grote invloed uitgeoefend op de jongeren in de West-Vlaamse colleges en de latere generaties katholieke intellectuelen in Vlaanderen.
@ Nieuwe Encyclopedie Vlamse Beweging
Nog even stout zijn
.
Van toen naar nu - 15
Volksraadpleging door de Raad van Vlaanderen in 1918 in de Brusselse Schouwburg
22 december 1917
De Raad van Vlaanderen roept de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen uit.
August Borms overrompelt de Raad door plotseling, zonder voorafgaand overleg, een motie voor Vlaamse onafhankelijkheid in te dienen. Zijn voorstel wordt in chaotische omstandigheden goedgekeurd. De bedoeling is om naar het voorbeeld van Polen de Duitse regering tot erkenning te dwingen. Dit opzet mislukt echter volledig, de samenwerking met de bezetter evolueert zelfs ongunstig. Mede op bevel van de Duitsers beslist de Raad zich te ontbinden en volksraadplegingen uit te schrijven. Deze zogenaamde verkiezingen vinden plaats van januari tot begin maart 1918 en verlopen niet democratisch. Er wordt een tweede Raad van Vlaanderen opgericht, maar de debatten over de staatkundige structuur van Vlaanderen getuigen opnieuw van weinig realiteitszin.
18 januari - 12 september 1918
Tien frontsoldaten worden vanwege hun Vlaamsgezind optreden aan het front overgeplaatst naar het Peloton spécial forestier in het departement Orne (Frankrijk).
Samen met dienstweigeraars, afstammelingen van Duitsers en Joden moeten zij er onder toezicht van bejaarde gendarmes bomen vellen voor rekening van zowel plaatselijke bosontginners als leveranciers van het Belgische leger. De militaire overheid beschouwt deze straf als een administratieve maatregel waartegen geen verhaal mogelijk is. De tien frontsoldaten, die de geschiedenis ingaan als ‘de houthakkers aan de Orne’, worden na de oorlog de symbolische slachtoffers van de Belgische kwade trouw.
1 mei 1918
De Frontbeweging, maar ook kapelaan Cyriel Verschaeve, zenden overlopers, de zgn. ‘sublieme deserteurs’, naar de Duitse linies om contact op te nemen met de activisten.
Hiermee willen ze het Belgische leger behoeden voor het gevreesde en vernietigende Duitse lenteoffensief. De boodschap van de deserteurs luidt dat de Frontbeweging te gelegener tijd in opstand zal komen tegen de Belgische regering en de activistische verwezenlijkingen zal beschermen.
Hoewel het hun opdracht is contact op te nemen met de gematigde activisten vinden de overlopers onmiddellijk aansluiting bij de radicalen. Een aantal van hen laat zich betaald inschakelen in de activistische propaganda en stelt pamfletten op die naar de Belgische troepen worden verzonden om verdere deserties aan te moedigen. Zij moeten de publiek opinie inlichten over de taaltoestanden aan het front en over het ‘criminele’ beleid van de legerleiding die bewust Vlaamse troepen laat decimeren.
Over de opdracht van de Frontbeweging en de interpretatie ervan door de afgezanten zijn na 1918 heel wat polemieken gevoerd. In de ogen van de leiders van de Frontbeweging hebben de afgezanten te veel toegevingen aan de Duitsers gedaan.
11 november 1918
Vanaf 11 uur treedt de wapenstilstand in voege.
Het door de Frontbeweging zo gevreesde Duitse offensief is vastgelopen op een geallieerd tegenoffensief. De Belgische troepen staan aan de vooravond van de wapenstilstand voor de poorten van Gent.
SLOT, MAAR NIET VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE
VLAAMSE BEWEGING
Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
1958 : 2 overlevenden tsunami in Alaska getuigen
Engelstalige documentaire (BBC)
Veel lezen is vermoeiing des vlezes (Willem Elsschot - Aflevering 22)
‘Je moet weten dat ik bijna nooit lees’, schrijft De Ridder op 10 maart 1933 aan vriend Jan Greshoff. ‘Ik heb geen enkelen regel van Streuvels, Buysse of Timmermans gelezen, evenmin van Querido, Boudier enz. En het word (sic) tijd dat ik kennis maak met het waarlijk goede dat de laatste jaren in ’t Nederlands geschreven werd.’ Dezelfde dag vertelt hij aan Menno ter Braak haast hetzelfde verhaal: ‘Ik heb zoo goed als niets gelezen. Geen enkel boek, geen regel van Streuvels, Buysse, Timmermans enz. Alleen De Witte van Claes, zo bij toeval.’
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat Elsschot niet belezen was, hoewel hij met het gebrek aan boekenwijsheid koketteerde. De jonge De Ridder zat in een leesclub en had op zijn zestiende al een eigen bibliotheekje. In een niet-gedateerde brief uit ongeveer 1898 klaagt hij bij zijn schoolmaatje Ary Delen dat hij ‘ongelukkiglijk maar 37 boeken’ bezit. Hoe dan ook klinkt hij op zijn zestiende al behoorlijk belezen en kent Vondel, Da Costa en Vosmaer als vertalers.
Volgens Elsschots Nederlandse trouwe fan Jan Villerius ‘had Elsschot meer gelezen dan menigeen tot op de dag van vandaag vermoedt.’ Albert Westerlinck, criticus en huisvriend, ging hem voor: ‘Vele mensen die vrij geregeld met hem omgingen, hebben nooit vermoed dat hij iets van letterkunde afwist. Met mij is het zo niet vergaan en ik draag een zeer duidelijk en scherp herinneringsbeeld in mij mee van wat Elsschot over het literaire leven dacht en van zijn menselijke verhouding tot de literaire schoonheid, al zij het dan slechts op grond van toevallige uitlatingen of even toevallige intermezzi in onze gesprekken.’ Volgens Westerlinck stonden Vondel, Multatuli, Gezelle, Buysse, Van Nijlen, Minne, Boon, Greshoff, Carmiggelt, Villon, De la Fontaine, Stendahl, Flaubert, Alain Fournier, Verlaine, Daudet, Goethe, Cervantes, Shakespeare, Poe, Rilke en de bijbel op Elsschots literatuurlijst. In interviews zal Elsschot steeds respect tonen voor Multatuli, Gezelle of Cervantes. Vaak noemt hij Franse schrijvers.
De schrijver was een erg gewetensvolle lezer. Hij kende zelfs hele brokken literatuur uit het hoofd. Lees Elsschots boeken en zoek de verwijzingen naar Buffon, Faust of Othello. Lees zijn brieven, luister naar Ivo Michiels, die van Gerard Walsschap letterlijk heeft gehoord; “Elsschot zegt dat hij geen boeken leest. Je moet eens komen!” Wat betekent: larie en apekool!’
Vriendin des huizes Lena De Groodt herinnert zich hoe Ida De Ridder en zij als schoolkinderen aan tafel Kloos of Boutens of titels als Beatrijs en Saïdjah en Alinda lieten vallen en hoe de vader van Ida daar op inhaakte.’ Zijn belezenheid was overduidelijk.’
Toch sprak Elsschot niet vaak over boeken, niet over die van anderen en nog minder over die van zichzelf. Simon Vinkenoog vertelt in de Haagse Post van 27 april 1957 hoe Elsschot geen enkel boek in huis had, op enkele exemplaren van het net verschenen Verzameld Werk na.
Ida De Ridder: ‘Hij herlas zijn boeken niet. Waarom zou je ze dan bezitten? Pa kende zijn boeken van buiten en was bovendien heel vrijgevig. Hij deed vele boeken cadeau. Hij kocht ze in grote hoeveelheden met 40 procent korting.’
Volgens haar bevond Elsschots bibliotheek zich bij hem om de hoek. Boeken uit de Lemméstraat verhuisden al gauw naar de Van Peltstraat, het huis van De Ridders oudste zoon Walter, die zich behalve als archivaris als bibliothecaris ontpopte. Zo had Elsschot zijn boeken toch binnen handbereik. Niet zelden schreef hij zijn zoon een kaartje omdat hij een boek nodig had.
Voor de buitenwereld huldigde Elsschot het principe van Prediker: ‘Veel lezen is vermoeiing des vlezes.’ Prediker was overigens met Job zijn favoriete bijbelboek.
Elsschot las omdat hij een boek cadeau of te leen kreeg, of omdat een titel hem werd aangeraden. Hij las de werken in de originele taal, behalve Dostojevski en andere Russen, had een grondige hekel aan dikke turven, getuige een brief aan Boon waarin hij het heeft over ‘brontosaurussen’. En hij las traag: ‘Omdat ik goede boeken luidop, althans mompelend lees en ik vermoed dat er nog mensen zijn die dit doen.’
Thuis werd hij nauwelijks met een boek in de hand betrapt. Maar waar las hij dan? Hij was vaak onderweg. "Mirliton" van Greshoff las hij volledig in de trein naar Parijs. Elsschot gaf zijn kinderen geen leestips en praatte nauwelijks met hen over de letteren. Alleen met zijn zoon Willem en met zijn neef John, de oudste zoon van zijn zus Marie, had hij het over titels en schrijvers.
Vanaf Kaas kregen zijn kinderen een exemplaar van zijn nieuwe boeken. Het werd hun haast achteloos toegestopt. Maar wanneer de voorraad op bleek, kwam vader de exemplaren weer terughalen bij zijn kinderen.
De krant is de enige vaderlijke lectuur die zijn kinderen zich herinneren. Hij spelde Het Handelsblad en later De Volksgazet, alsook Le Soir. Het weekblad Le Monde bracht hij geregeld mee. Speurde hij naar interessante advertenties, of was de krant werkelijk een scherm, een attribuut om zich een houding te geven?
Lezen is de pauze om zijn zwijgen niet verkillend te laten werken op zijn huisgenoten. Een kleine bevraging onder Elsschot-kenners geeft als een van de meest voorkomende associaties: de pijprokende De Ridder die in zijn fauteuil zit en de krant leest. Het zal een raadsel blijven waarom die krant nooit werd ingeruild voor een boek. Misschien was het formaat niet groot genoeg om zich achter te verschuilen.
Raymond
(Bron: “Man van Woorden” door Martine Cuyt)
Onbekend Japan
Mashu bevindt zich in het Merendistrict Tesikaga Kawakami op Hokaido. Het is een van de meest heldere meren in Japan en behoort tot het Japanse Erfgoed.
10-11-2009
De actualiteit stopt van 22 oktober tot 11 november
Nieuwe artikels : onder deze aankondiging die tot 11.11.09 bovenaan de blog blijft staan.
.
Wij reorganiseren, wij verhuizen, neen wij verlaten de stad van Allah niet, maar wij zijn druk in de weer met een nieuwe vestiging die we op 11 november definitief zullen openen. Burgemeester Slaapmans zal het lint niet doorknippen, als er moet geknipt worden, doen we dat zelf. Dit wil echter zeggen, dat wij van 22 oktober tot 11 november de actualiteit laten voor wat zij is. In tegenstelling tot sommige blogs die plots van het net verdwijnen of zonder aankondiging de pijp aan Maarten geven, lichten wij u keurig in, omdat wij graag vriendje blijven met u allen. Neen, gij niet Hugo Concentratiecamps, terug in uw mandje.
Wat kan u verwachten gedurende deze periode ? Elke dag minimaal een zevental artikelen, tekeningen of films.
- Nieuwe reeks van 27 afleveringen over Willem Elsschotdoor Raymond : een verrassende en vaak ongekende kijk op de man Alfons de Ridder. Start vandaag en loopt tot 16 november (dus na de hervatting)
- Belangwekkende reeks van 21 afleveringen over de islam : elke dag een ander aspect van deze als religie vermomde onvriendelijke, discriminerende en anti-Westerse levenshouding door Regus Patoff. Start vandaag tot en met 10 november.
- Figuren uit de mini of maxi Vlaamse Beweging : gekenden en quasi onbekenden. Start op 23 oktober
- "Van Toen naar Nu" : opmerkelijke feiten uit de Vlaamse Beweging tussen 1838 en 1914. Start op 28 oktober en loopt tot 11 november
- Elke dag een tekening/cartoon van onze onvolprezen Manten
- Verder verschillende video's over het Onbekende Japan en varia van zowel de bovenste als de onderste plank. U komt elke dag wel eens kijken ?
Als webmeester, moderator en hoofdredacteur a.i. treedt Mijnheer Erik op, de oprichter en bedenker van Angeltjes : een streng en vrij onrechtvaardig man, die als het hem niet aanstaat, de censuurschaar hanteert en niet te herroepen verbanningen uitspreekt. Een man die wij graag zouden zien op de post van Minister voor migratie : het zou rap afgelopen zijn met de komedie en toegevingen.
De Redactie van Angeltjes en Mijnheer Erik
De Gelijke-Kleur illusie
Credit: Edward H. Adelson, Wikipedia Hebben de velden A en B dezelfde kleur? Dat hebben ze inderdaad. Echt waar. HIER klikken, om dat na te gaan in een afbeelding waarin de twee velden met elkaar zijn verbonden. Bent u niet overtuigd ? Wij ook niet. Maar we laten de wetenschappers verder gaan met hun uitleg :
Het bovenstaande gezichtsbedrog, dat bekend staat als de gelijke-kleur illusie, laat zien dat puur menselijke waarnemingen in de wetenschap soms dubbelzinnig, onnauwkeurig, of zelfs onjuist kunnen zijn. Zelfs een schijnbaar zo directe gewaarwording als de relatieve kleur van twee objecten. Vergelijkbare optische illusies treden op aan de hemel, zoals de afmeting van de Maan nabij de horizon, of the schijnbare vormen van astronomische objecten. Met de komst van geautomatiseerde, reproduceerbare meetapparatuur (detectoren) zoals CCDs is het bedrijven van wetenschap in het algemeen en sterrenkunde in het bijzonder een stuk minder vatbaar geworden voor — maar niet geheel vrij van — op menselijke gewaarwording berustende illusies. Bent u nu overtuigd ? Wij niet.
Manten weet van wanten : de CD&V - Vriendjes
.
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Filip de Pillecijn (1891 - 1962)
De Pillecijn in 1925
De Pillecyn studeert in 1914 af in de Germaanse filologie aan de Leuvense universiteit. Bij het begin van de vijandelijkheden wijkt hij uit naar Nederland. In 1915 komt hij als oorlogsvrijwilliger aan het front terecht. Hij wordt secretaris van de Legervergadering van de Frontbeweging en plaatsvervanger van ‘ruwaard’ (leider) Adiel Debeuckelaere. Samen met Hendrik Borginon schrijft hij in 1917 het pamflet Vlaanderens dageraad aan den IJzer. Aan het front schrijft hij ook een twintigtal gedichten, die na de oorlog uitgegeven worden.
In 1919 wordt De Pillecyn redactiesecretaris van de krant De Standaard. Hij wordt een van de leiders van het VOS en neemt mede het initiatief tot de IJzerbedevaarten. In 1922 verlaat hij De Standaard omdat de krant te minimalistisch is in zijn ogen. In 1926 wordt hij leraar. Hij publiceert nu romans en novellen.
Na de Duitse inval in mei 1940 sluit de Pillecyn zich aan bij het VNV en de DeVlag. In augustus 1940 ondertekent hij de oproep van VNV-leider Staf de Clercq tot een brede Vlaamse volksbeweging. Op 13 oktober 1940 wordt hij benoemd tot lid van de Vlaamsche Cultuurraad, waarvan hij samen met DeVlag-leider Jef van de Wiele de facto de leiding heeft. In mei 1941 wordt hij benoemd tot directeur-generaal voor het middelbaar onderwijs.
In september 1944 wordt De Pillecyn afgezet als ambtenaar en in 1947 tot tien jaar hechtenis veroordeeld. Hij komt in juli 1949 vrij. Van 1957 tot 1960 is hij lid van het IJzerbedevaartcomité. Zowel tijdens als na zijn gevangenschap blijft hij een productief auteur, met onder meer romans als Mensen achter de dijk (1949) en De veerman en de jonkvrouw (1950).
@ Nieuwe Encyplopedie Vlaamse Beweging
Van toen naar nu - 14
De Raad van Vlaanderen in vergadering te Brussel
4 februari 1917
Op de Vlaamsch Nationale Landdag te Brussel vindt na moeizame onderhandelingen tussen verschillende activistische organisaties de oprichting van de Raad van Vlaanderen plaats. Uit het gezelschap van 128 aanwezigen worden de eerste 50 leden van de Raad aangewezen. Dit alles gebeurt zonder publieke ruchtbaarheid.
De Raad fungeert als vertegenwoordigende vergadering met wetgevende bevoegdheden en is het centrale orgaan dat de activistische politiek moet sturen en de samenwerking met de Duitse bezettingsautoriteiten moet verzekeren. Van een zelfstandig optreden is geen sprake. De Duitsers laten daarvoor geen speelruimte.
In de Raad hebben zowel de radicalen van de groep Jong Vlaanderen, die een licht overwicht hebben, als meer gematigde activisten, unionisten genoemd, zitting. De eersten zien de Raad als de kern van het parlement en de regering van het toekomstige soevereine Vlaanderen en rekenen daarvoor op een overwinning van Duitsland. De gematigden willen niet verder gaan dan een opportunistische samenwerking met de bezetter om bepaalde doeleinden te verwezenlijken (zoals de vernederlandsing van de Gentse universiteit en de bestuurlijke scheiding van de ministeries). Alhoewel in de aanloop naar de oprichting van de Raad beide groepen het eens raken over de formule "de Vlamingen vragen voor Vlaanderen volledige en algehele zelfstandigheid en autonomie", zal het eindeloze gepalaver over de ideale staatsvorm voor Vlaanderen (koninkrijk of onderdeel van een federaal België) haar werking sterk belemmeren.
3 maart 1917
Een delegatie van de Raad van Vlaanderen, gedomineerd door de radicalen van Jong Vlaanderen, wordt in Berlijn ontvangen door rijkskanselier Theobald von Bethmann-Hollweg.
De delegatie verlangt een zelfstandig en soeverein Vlaanderen, hoewel de bezetter geen geheim maakt van zijn reserves. Uiteindelijk doet de rijkskanselier nauwelijks toegevingen: hij bevestigt enkel dat nog tijdens de bezetting zal worden overgegaan tot een scheiding van de centrale besturen.
Dit is het eerste openbare optreden van de Raad. Het bezoek verwekt heel wat verontwaardiging bij de publieke opinie en doet verder afbreuk aan de reeds geringe sympathie waarop de activisten kunnen rekenen.
De afvaardiging die aan de Rijkskanselier in Berlijn de Vlaamse wensen ging overbrengen op 3 maart 1917 V.l.n.r.: Vernieuwe, Dumon, Van den Broeck, Borms, Lambrichts, Tack, Kapitein von Harrach en Ver Hees.
21 maart 1917
Gouverneur-generaal Moritz von Bissing kondigt de volledige bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en Wallonië af.
Op 25 oktober 1916 was reeds een eerste stap in die richting gezet door de splitsing van het ministerie van kunsten en wetenschappen. Geleidelijk worden alle departementen administratief gesplitst, althans op papier. De Duitse bezetter, beducht voor bestuurlijke chaos, remt de uitvoering herhaaldelijk af. Voor de activisten is het de gedroomde gelegenheid om een goed betaalde baan bij de overheid te bemachtigen. Dikwijls komen ze in de plaats van gedeporteerde ambtenaren die de maatregel hadden bekritiseerd. Dit alles is weinig heilzaam voor het imago van het activisme. De regering in Le Havre vaardigt op 8 april een besluitwet uit die medewerking aan de "vervorming van de instellingen" door de vijand strafbaar maakt.
30 april 1917
In Den Haag wordt het Vlaamsch-Belgisch Verbond boven de doopvont gehouden.
Deze vereniging van Vlaamse uitgewekenen staat feitelijk onder leiding van Julius Hoste (jr.) en Frans van Cauwelaert. Haar doelstellingen zijn het flamingantisme leiding geven en de activistische invloed tegengaan. Zo eist de vereniging gelijkheid in rechte en in feite van Vlamingen en Franstaligen en de erkenning van de taaleenheid van Vlaanderen. De tussenkomst van de Duitse bezetter moet worden geweigerd.
Op de landdag van 4 maart 1918 formuleert het Vlaamsch-Belgisch Verbond een politiek programma. Centraal staan de vernederlandsing van het onderwijs, de openbare besturen en het rechtswezen, de indeling van het leger in Vlaamse en Waalse eenheden, en de aanpassing van de centrale besturen. Deze eisen vormen de kern van wat na de oorlog door Frans van Cauwelaert als minimumprogramma naar voren wordt geschoven.
11 juli 1917
De eerste Open Brief van de Frontbeweging verschijnt.
Het is de eerste uitvoerige klacht over de taaltoestanden in het leger waarin het wantrouwen tegenover de militaire oversten, de regering en de pers duidelijk doorklinkt. De Frontbeweging eist zelfbestuur voor Vlaanderen en de splitsing van het leger in Vlaamse en Waalse eenheden.
De repressieve maatregelen van de legerleiding nemen vanaf het voorjaar 1917 toe en dwingen de Frontbeweging ondergronds te gaan. Afgevaardigden uit elke legerdivisie vormen de Legervergadering, voorgezeten door Adiel Debeuckelaere. Ondanks haar clandestiniteit blijft de Frontbeweging in contact met de Vlaamsgezinde katholieke ministers. De afkeer van de regering, die weigert een belofte te doen voor de naoorlogse periode, groeit echter. De welwillendheid tegenover het gematigde activisme neemt eveneens toe.
Er verschijnen nog meer Open brieven, o.a. van Cyriel Verschaeve. Deze behoort niet tot de leiding van de Frontbeweging, maar oefent wel een grote radicaliserende invloed uit op de Vlaamsgezinde soldaten. De belangrijkste Open Brief, "Vlaanderen’s dageraad aan de IJzer", wordt in oktober 1917 verspreid. Hij is opgesteld door Hendrik Borginon en Filip de Pillecyn, de twee secretarissen van de Frontbeweging. De groeiende radicalisering blijkt uit het eisenpakket: de activisten mogen niet worden gestraft, België moet worden hervormd tot een federale staat en de Vlaamsgezinde ministers zouden beter hun ontslag indienen.
Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
Nood breekt wet (Geert Hoste)
Met wie gaat Geert niet naar bed ?
Geen herinnering ... (Willem Elsschot - aflevering 21)
Jan Cremer, een mooie dame en de blonde god, Simon Vinkenoog in 1963
Op 27 april 1957 publiceert de blonde god en dichter Simon Vinkenoog in het weekblad De Haagse Post een interview met Willem Elsschot naar aanleiding van diens nakende vijfenzeventigste verjaardag. ‘Ik zou niet weten waarover nog te schrijven’, luidde de titel. Eddy Posthuma de Boer nam de foto’s.
‘Wat betreft herinneringen moet ik u helaas teleurstellen: ik ben niet gezegend met een goed geheugen, en heb dus weinig te melden over ons bezoek in Antwerpen’, zegt Posthuma de Boer. ‘Als ik het na zoveel jaren opnieuw moest doen, dan zou ik wel beter opletten. Ik was toen nog een beginnend fotograaf, bovendien een zeer jong en verlegen persoon. Maar goed, ik heb binnenshuis geen foto’s gemaakt omdat het er zeer donker was, dus heeft Elsschot in het achtertuintje van zijn woning geposeerd. Een keurig, net meneertje, pak, das, broek in de plooi. Zo heb ik hem gefotografeerd, ten voeten uit, geen artistieke belichting of compositie. Registratie van een zeer gewoon ogend heertje.’
‘Huisgenoten heb ik niet waargenomen. Ik vermoed dat hij op een welwillende toon heeft gesproken en ook in die zin heeft meegewerkt. Ik herinner me vooral de trip naar Antwerpen, in die tijd een hele reis. Ik had toen als auto een Hillman, een kleine, Engelse sedan. Er waren nog geen snelwegen, dus gingen we door Den Haag, Rotterdam via provinciale wegen langs Zundert, de grens over bij Wuustwezel en dan bij Brasschaat het Antwerpse binnen op de Italiëlei. Dat was echt buitenland.’
‘Zodra ik Simon tegenkom, en dat komt regelmatig voor, zal ik proberen met zijn hulp mijn geheugen op te frissen, en dan hoort u daar weer van.’
Simon Vinkenoog (inmiddels overleden) heeft nu de leeftijd van Elsschot toen. De 28-jarige schrijver-journalist zocht in het voorjaar van 1957 de bijna-jarige op in het kader van een serie “Profiles”. Hij vroeg beleefd belet per brief en zat even later tegenover de gewaardeerde schrijver.
‘Wat zou ik me nog herinneren van vijfenveertig jaar geleden?’, zegt hij eerlijk. ‘Dat het bezoek zowat anderhalf uur duurde, dat hij min of meer de afstandelijke geïnterviewde was, en dat hij antwoordde zoals hij schreef : snedig en kort. Dat Elsschot gedistingeerd was, deftig.’
Vinkenoog schrijft in het interview dat hij het met hem had over Flauberts nooit voltooide Bouvard en Pécuchet. Hij kan zich met de beste wil niet voor de geest halen wat ze er precies hebben over gezegd. ‘maar wat een prachtboek’, zucht hij.
Vinkenoog sprak hem aan met meneer Elsschot. Elsschot sprak hem aan met ‘u’.
Vinkenoog vergelijkt Elsschot met Nescio. Net als Alfons De Ridder was Jan Hendrik Frederik Grönloh, de man achter het pseudoniem Nescio, in zaken. ‘Beiden kennen een ingehouden woede tegenover de onbetamelijke samenleving die ik deel’, zegt hij.
Welke vraag aan Elsschot hem op de lippen brandt?’ ‘Gaat het u goed, in de geest?’ en ‘Het genootschap in uw naam doet goed werk. Pleziert u dat?
Raymond
(Geraadpleegde bron: ‘Man van Woorden’ van Martine Cuyt)
De geheimen van het Parthenon : een boeiende Engelstalige documentaire
Een intressante documentaire van 53 minuten, professioneel gefilmd en met heel wat boeiende en ongekende details
21 De Islam tegen islamisme
In sommige islamitische landen komen er steeds meer stromingen op gang die door de machtshebbers betiteld worden als ‘islamisme’, ‘integrisme’, ‘politieke islam’. Die stromingen worden dan steevast benoemd als ‘deviationistische stroming’, ‘de ziekte van de islam’, ‘terrorisme’ of ‘totalitarisme’, dit terwijl het toch eenvoudig gaat om de integrale en letterlijke toepassing van de islamitische teksten die door een groot deel van de bevolking, jeugd inbegrepen, geëist wordt. De sterk verwesterde, of onder westerse druk staande moslimlanden weten niet hoe zij hun ‘baardmensen’ moeten behandelen. Sommige staten zetten de meest zichtbare integristische elementen en gewapende groepen gevangen. Dit is o.a. het geval in Algerije, maar het diffuus integrisme dat onder de bevolking leeft wordt daarmee niet uitgeroeid.
Andere moslimlanden proberen een dam op te werpen tegen deze radicale islam door hun eigen vorm van islam te promoten, een welsiwaar radicale islam die toch geëvolueerd is. Dit is ondermeer het geval in Marokko waar de koning een vorm van religieuze macht uitoefent op het volk. Hij hoopt hiermee het integrisme te ontmoedigen, maar de recente aanslagen in het land wijzen er op dat de integristen Marokko beschouwen als een verdorven monarchie. De koning noemt zichzelf ‘heerser van de gelovigen’, 'afstammeling van de profeet' de politieke en de religieuze macht vormen één geheel. Marokko dat probeert als een modern land over te komen heeft een islamitische regering die ver af staat van de westerse lekenstaat. Marokkanen uit de begoede lagen van de maatschappij denken dat het juridisch statuut van hun koning voldoende zal zijn om weerstand te bieden aan het integrisme, maar er zijn onrustwekkende tekenen dat het integrisme voortwoekert onder het volk.
Koeweit heeft een parlement waarvan de meerderheid islamistisch is en elke vernieuwing verwerpt. Zo werd een wetsvoorstel dat stemrecht aan de vrouwen wilde geven getorpedeerd, en werd gemengd onderwijs verboden. Dit parlement wil nu dat de bestaande wetteksten getoetst worden aan de shariah en als dusdanig aangepast.
Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff
09-11-2009
Schreef Schubert soms tangomuziek ?
.
Manten weet van wanten : Erik Donckier van het Belangske
.
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Lieven Gevaert (1868 - 1935)
Na slechts drie jaar middelbaar onderwijs studeert Gevaert op eigen houtje Frans, Duits en Engels. In 1889 richt hij met zijn moeder een fotostudio op. Spoedig neemt zijn bedrijf een hoge vlucht.
In de Nederduitsche Bond en De Vlaamsche Wacht leert Gevaert als jongeman Frans van Cauwelaert, de daensistische voormannen en de tenoren van de Meetingpartij kennen. Zijn inspiratiebronnen worden de encycliek Rerum Novarum (1891) en Lodewijk de Raet. Hij komt op voor: de vernederlandsing van de Gentse universiteit en het openbare leven, de splitsing van het leger in Vlaamse en Waalse regimenten, een degelijk Nederlandstalig onderwijs. Vooral voor dat laatste heeft Gevaert zich onafgebroken ingespannen. Gevaert werkt mee aan de oprichting van het Vlaamsch Handelsverbond, dat zich zou inzetten voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven. In zijn eigen bedrijf laat hij reeds vanaf 1907 het Nederlands gebruiken in drukwerken, briefwisseling, boekhouding en de betrekkingen met de overheid.
Na de oorlog lenigt Gevaert, hoewel niet gewonnen voor het activisme, de nood van diegenen die naar zijn mening te goeder trouw en uit idealisme collaboreerden (bv. Lodewijk Dosfel). Hij spreekt zich, op een enkele uitzondering na, nooit meer in het openbaar uit over politieke vraagstukken. Levenslang zou het zijn grote bekommernis blijven boven alle partijpolitiek te staan. Nog na de oorlog is hij betrokken bij de oprichting van De Standaard en de IJzertoren. Gevaert speelt in 1926 een belangrijke (geldschietende) rol bij de oprichting van het Vlaams Economisch Verbond (VEV). Hij waakt erover dat de verschillende geledingen van de V.B. bij het bestuur betrokken worden. Bijzonder veel aandacht besteedt hij aan een goed Nederlandstalig onderwijs in het Limburgse kolenbekken. Dat moet vermijden dat de industrialisering leidt tot verfransing van de Limburgse arbeiders en de minorisering van Vlaamse kaderleden.