Hydrangea quercifolia (eikenbladhortensia) zijn zeer winterharde heesters met een prachtige wijnrode herfstkleur. De naam eikenbladhortensia heeft de struik te danken aan de bladeren die sterk lijken op deze van een eik. De witte pluimachtige bloemen van Hydrangea quercifolia verschijnen in de periode juli-september. Nu, begin juli, zijn ze nog zuiver wit maar geleidelijk krijgen de bloemen een lichtroze zweem.
Hydrangea quercifolia wordt ongeveer 125 tot 200 cm hoog. Ze zijn geschikt voor een plek in de zon of in de halfschaduw. Zelfs in de schaduw doen ze het nog maar dan gaat de bloei wel achteruit.
Ze zijn bladverliezend in de winter maar zijn perfect vorstbestendig in onze contreien.
Eerst dacht ik aan een dikke hommel die stomdronken tussen de bloemschermen van de Verbena vloog maar bij het iets aandachtiger kijken kreeg ik een schok(je). Ik had namelijk net twee dagen voordien een artikel gelezen over dit beestje. Het blijkt een glasvleugelpijlstaart te zijn. Een dag actieve nachtvlinder (die bestaan dus ook, het omgekeerde weet ik niet). Dat bespaarde me veel opzoekwerk want er zijn zo’n dikke 2000 soorten nachtvlinders in België waarvan ik 95% niet eens ken.
Deze vlinders landen niet op een bloem maar blijven, net als kolibries er net boven hangen! Met hun lange roltong halen ze de nectar uit de bloemen. De rupsjes zijn groen zijn met donkere stippen op de zijkant en een stekel op de achterkant en zouden o.a. op sneeuwbes leven. Die heb ik ook ergens in de tuin staan. De vlinders kunnen naast ter plaatse blijven hangen ook zowel vooruit als achteruit vliegen. Dat kost allemaal behoorlijk wat energie, ze eten per dag 0,5g nectar terwijl ze zelf maar ongeveer 0.3g wegen!
En met wat moeite kan je in de achterste helft een Belgische vlag herkennen, als we nu nog geen wereldkampioen worden weet ik het ook niet meer!
De bloemkleur is lila met wit en de bloeitijd loopt van juli tot en met augustus. De bladeren zijn donkergroen en ongeveer 40 cm. hoog. De volwassen hoogte van deze vaste plant is ca. 100 cm. A. Spinonus verdraagt een temperatuur tot -20°C. Deze plant is zeer geschikt voor 'de tuin op het zuiden'. Verlangt een zonnige, warme plek op niet te arme grond en buiten de schaduwzone van bomen en heesters. Kan ook gebruikt worden als borderplant. Deze plant heeft in de eerste winter bescherming nodig tegen overvloedige regen en sneeuw. In de zomer moet u ervoor waken dat ze niet uitdrogen. Het is een opvallende plant, die ook als solitair te gebruiken is.
Een jaarlijkse kalkbemesting wordt door de Acanthus erg op prijs gesteld. Bij mij staan ze naast Perovskia die ongeveer dezelfde eisen stellen aan de bodem.
En goed om weten : waarschijnlijk werden A. spinosus en zijn neefje A. mollis in onze contreien verspreid door de Romeinen.
Ik had geluk gisteren. Ik zag in de tuin een dikkopje rond dwarrelen (een dikkopje is een klein vlindertje, geen lastige buur of zoiets). Die had ik nog niet in mijn fotocollectie dus ik naar binnen, mijn fototoestel gaan halen dat gelukkig nooit ver uit de buurt ligt.
Terug buitengekomen zat daar bovenop de Verbena bonariensis een koninginnepage zich tegoed te doen aan de nectar. Dat was een buitenkansje! Vlugvlug een paar foto’s genomen voor het beestje besloot terug te vertrekken. En o ja, ons dikkopje zat wat verder op de bergamotplant te wachten voor de fotosessie. De dag kon niet meer stuk !
Koninginnepages zijn nu wel niet zo heel zeldzaam maar je ziet ze toch niet alle dagen. Tenzij je in een venkelveld woont want daar zouden ze dol op zijn. Ik heb ergens siervenkel in de tuin staan. Zouden ze daar ook op vallen?
Op de foto's achtereenvolgens de koninginnepage en het (geelspriet)dikkopje.
De prairieborder nadert zijn voltooiing. De veldslag met de braambessen is afgelopen, en ik denk dat ik de winnaar ben. Voorlopig dan toch! Ondanks dat we meters wortelstokken hebben uitgetrokken schieten er her en der toch reeds nieuwe braambessenscheuten op. Het is nu de kunst deze zo snel mogelijk stuk voor stuk uit te trekken om zo de restanten van de plant te verzwakken. Uiteindelijk zal deze zich toch moeten gewonnen geven. Een "tuinier"kennis van mij beweert dat ik dit zonder "Round up" nooit kan winnen. De tijd zal uitwijzen wie gelijk heeft! In ieder geval komen herbiciden er bij mij niet in, punt amen uit.
Op dit moment ben ik dik tevreden. Een aantal "geredde" planten zijn er mooi terug bovenop gekomen. De herfstasters zien er veelbelovend uit. Zo ook Coreopsis (meisjesogen) en daglelies die rijkelijk bloeien op dit moment. Verbena staat op een aantal "verkeerde" plaatsen maar da's niet erg. Je kijkt er toch dwars doorheen en ze zaaien zich vrolijk uit, volgend jaar komen ze (semi)automatisch op de juiste plaats
Er zijn nieuwe vuurpijlen (kniphofia), zomerasters en daglelies aangeplant. Momenteel stelt dit nog niet veel voor maar wacht maar tot binnen een jaar of twee.
Nog enkele extra fijne siergrassen en wat herstasters staan nog op het "to do" lijstje. Na een finaal rondje onkruid wieden volgt dan nog een vrachtje houtsnippers om de bodem af te dekken. Dit houdt de bodem vochtig en onderdrukt nieuw onkruid.
In augustus volgt dan een weekje vakantie. Hopelijk is het tegen dan iets minder warm en wat vochtiger want anders gaat mijn plantenoppas veel werk hebben!
Een bijzondere fraaie verschijning is het zilverwitte kruiskruid Senecio candicans 'Angel Wings'!
Deze plant kan je als éénjarige beschouwen en met de perkplanten in de volle grond in de border zetten. Hij zal dan waarschijnlijk de winter niet overleven! Ze kunnen in principe -10°C aan maar onze winters zijn meestal veel te nat.
Ik heb de plant in pot ingegraven in de border gezet. Als er vorst komt gaat hij op een vorstvrije plek. Je kan ze zelfs ook als kamerplant houden en in de zomer buitenzetten. Dat doe ik bijvoorbeeld ook met Clivia.
Zoals de naam van de cultivar al aangeeft lijken de bladeren wel op vleugels van een engel, zo mooi van kleur. Deze blikvanger is prachtig in de woonkamer op de vensterbank maar zeker ook ideaal voor in rotstuinen en zonnige borders en in grote bloembakken op het terras of balkon.
Het zilverwitte blad contrasteert heel mooi met de vurige kleuren van Kniphofia (vuurpijlen) of Crocosmia. Wil je het iets minder uitbundig houden kan je bijvoorbeeld combineren met het blauw van Agapanthus of met siergrassen. Al deze planten hebben dezelfde condities nodig : veel zon en een bodem met goede drainage zodat er geen water blijft staan.
Van de twee soorten is, je raadt het al, het groot koolwitje het grootste, zij hebben een spanwijdte van ca. 65 mm. Bij het klein koolwitje bedraagt die spanwijdte 45-55 mm. Er is ook nog een klein en een groot geaderd witje en de laatste twee jaar zelfs nog een scheefbloemwitje maar die zijn voor een andere artikeltje. Als een groot koolwitje naast een klein zit, valt het verschil duidelijk op. Maar anders moet je soms goed uitkijken!
Op de bovenkant van de voorvleugel zitten belangrijke kenmerken : die kan je zien als de vlinder met de vleugels (half)open zit. Het groot koolwitje heeft aan de vleugelpunt meestal opvallend veel zwart, dat langs de achterrand van de vleugel afloopt. Bij het klein koolwitje zit er in de vleugelpunt een klein, meestal grijsachtig vlekje.
Aan de zwarte stippen op de voorvleugel kan je zien of je met een vrouwtje of een mannetje te maken hebt. Bij het klein koolwitje vallen die stippen meer op bij het vrouwtje; bij het groot koolwitje heeft enkel het vrouwtje twee stippen op de voorvleugel.
Koolwitjes zijn weinig kieskeurig als het op nectarbronnen aankomt. Je kan ze zien op onder andere distels, koninginnenkruid, grote kattenstaart, paardenbloemen en andere gele composieten. In tuinen bezoeken koolwitjes graag lavendel, vlinderstruik, ijzerhard (Verbena bonariensis), asters en rode spoorbloem.
Op de foto’s achtereenvolgend een groot koolwitje (zonder veel zwart) en een klein koolwitje.
Crocosmia’s komen oorspronkelijk uit de zuidoostelijke kustgebieden van Zuid-Afrika. De gedroogde bloemen, ondergedompeld in water, geuren sterk naar saffraan. Crocosmia is ook bekend onder de naam Montbretia. Het zijn makkelijke planten en in volle grond op een niet te zware bodem zijn ze prima winterhard. In Ierland met zijn zachte winters staan de bermen vol met crocosmia.
Crocosmia “Lucifer” is een bladverliezend knolgewas met een polvormende, middelgroene, zwaardvormige bladeren die tot 1.25 m hoog kunnen worden. De plant bloeit van juni tot augustus met zeer decoratieve knalrode, trechtervormige bloemen aan licht gebogen bloemstengels. Nadien volgen eerst groene en later rode tot bijna paarse zaadknoppen. Crocosmia “Lucifer” is redelijk tot goed winterhard maar zeker jonge planten kunnen een beschermende mulchlaag goed gebruiken. Planten in pot dienen vorstvrij overwinterd te worden. Ook op vochtige gronden kan je de knolletjes beter rooien in het najaar en ze te bewaren zoals dahlia knollen. Op droge gronden kunnen ze echter rustig in de grond blijven zitten. Heb ik toch weer geluk !
De laatste twee maanden was het maar stilletjes in vlinderland. Vroeg in het voorjaar wat citroentjes en dat was het dan. Buiten een sporadisch koolwitje of een gehakkelde aurelia was het heel rustig in vlinderland. De laatste weken begint er dan eindelijk terug wat meer leven in de brouwerij te komen. Enkele dagen geleden kwam er dan iets klein en blauw door de tuin gedwarreld : een boomblauwtje.
Het boomblauwtje is een algemeen voorkomend vlindertje. Je ziet ze regelmatig opduiken in de in tuin maar ook in heide- en bosgebieden komen ze voor. Vliegend is het moeilijk om dit vlindertje op naam te brengen. Zit het beestje eindelijk even stil dan zie je snel dat het een Boomblauwtje is. De bovenzijde is prachtig lichtblauw en in de witte franje zijn hier en daar kleine zwarte streepjes aanwezig. Met de vleugeltjes dicht zie je de prachtig zilverwitte onderzijde met hele kleine zwarte stipjes, net inktspetters.
Boomblauwtjes hebben twee generaties per jaar. De vlinders die tot ongeveer eind mei vliegen, planten zich voort en uit de eitjes die in die periode worden afgezet, komt in de loop van juli een tweede generatie. De rupsen van het boomblauwtje zijn niet erg kieskeurig. Tenminste, wat betreft de soort boom of struik waarvan ze leven. Wel willen ze alleen maar bloemknoppen eten en dus zullen de eitjes van de nu vliegende vlinders op andere planten worden afgezet dan die in augustus vliegen. Nu hebben bijvoorbeeld vuilboom en hulst bloemknoppen en deze worden nu door de boomblauwtjes gebruikt. In augustus zijn er volop bloemknoppen in de klimop en dat is dan de belangrijkste waardplant.
Lysimachia Variegata zegt u misschien niet veel, Puntwederik klinkt misschien al iets vertrouwder in de oren. De bontbladige vorm vrolijkt de boel heel de zomer op met zijn bonte blaadjes maar als bonus komen er ook nog eens de vrolijk gele, langbloeiende bloemetjes bij.
Puntwederik (moeraswederik) is een vaste plant die je zowel in de volle grond als in de oeverzone van de tuinvijver kan zetten. In beide gevallen krijgen ze graag veel zon, halfschaduw kan ook nog. Bij mij staan ze in de vijverzone, ze hebben het daar best naar hun zin. De cultivar die ik heb bloeit niet uitbundig maar wel lang (eind mei tot een stuk in augustus). Dat iets minder rijkelijk bloeien kan aan de soort liggen of misschien ook aan het feit dat het water van de vijver arm is aanvoedingsstoffen. Daardoor zijn er dan wel bijna geen algen aanwezig. Je kan niet alles hebben in het leven!
In de winter sterft de plant bovengronds (boven water) volledig af om in het voorjaar terug uit te lopen. Ze zijn perfect winterhard.
Raken lelies uit de mode? Je ziet er minder en minder in onze tuinen. In Engeland werd de lelie in 2003 nog verkozen werd als tuinplant van het jaar, vóór de roos, clematis en riddersporen. De nieuwe tuintrends houden het voornamelijk bij veel groen en borders op kleur (liefst pastel).Ze worden nog wel aangeboden als snijbloem maar persoonlijk vind ik ze in de tuin veel mooier.
Lelies zijn perfect voor in de border. Combineer ze met laagblijvende planten. Zo staan ze met hun voetjes in de schaduw en hoofdje in de zon. In de natuur komen ze trouwens meest voor tussen lagere begroeiing en in graslanden. Lelies vindt je in bijna alle kleuren (alleen blauw ontbreekt) : zuiver wit, roomkleurig, alle pastels in roze en lila, gestreept en gespikkeld en voor wie durft in geel, oranje en rood. In Engeland is de ‘hot border’ razend populair aan het worden! Je kan ook gaan voor geurende lelies, vooral op warme zomeravonden “adembenemend”! Er bestaat wel zoiets als een leliehaantje dat de pret wil bederven maar meestal is dit onder controle te houden zonder chemische hulpmiddelen.
In principe moeten lelies geplant worden vóór de winter. September-oktober is ideaal. Toch worden de knollen meestal maar aangeboden vanaf februari. Deze knollen hebben een ‘winterperiode’ doorgemaakt in koelsilo’s. In de tuincentra liggen ze weken in een meestal veel te warme omgeving. Tegenwoordig is er zelfs een trend dat de tuincentra ze nog later op het seizoen verkopen als plant, al dan niet in bloei. De prijs is dan ondertussen wel verdriedubbeld en de keuze is eerder beperkt. Ze gaan het niet graag horen zeggen maar de knollen die naar de tuincentra en warenhuizen gaan, zijn meestal die knollen die niet verkocht raakten aan de snijbloementeelt. Deze knollen produceren het eerste jaar vaak minderwaardige bloemen. Het eerste jaar de bloemen er uitknippen is niet de leukste maar wel de beste remedie om het daaropvolgende jaar toch nog volwaardige en prachtig bloeiende lelies te hebben. De knollen die in de herfst, op plantenbeurzen, door de telers rechtstreeks aangeboden worden, mag je echter met een gerust hart aankopen.
Tenslotte nog een waarschuwing : pas op met de meeldraden van de bloemen! Deze kunnen lelijke vlekken maken op je kleding die er maar moeilijk uit te krijgen zijn.
En geef nu toe, zelfs als de zon niet schijnt is dit een lichtpuntje in de tuin !
Geef nu toe, zo'n familienaam is niet echt flatterend. De "Roestbruine Kromlijf", want dat is de soortnaam, ziet er een beetje strontvliegachtig uit. Maar dan wel een rode strontvlieg met een heel dikke kop en zonder haar. Blaaskopvliegen overvallen hun slachtoffer (in dit geval hommels) altijd in de vlucht. Ze houden hem of haar vast met hun legapparaat, waarna ze hun lange dunne legboor in de buik steken van hun prooi en meestal één eitje afzetten. De hommel overleeft dit op termijn niet, het arme beestje wordt van binnenuit opgesoupeerd! Opvallend is dat ze bijna altijd de werksters uitkiezen. Mannetjes zijn minder vaak de klos en koninginnen zelden.
Ik wist niet dat het leven voor sommigen zo hard kon zijn op Bernerhof!
Het leliehaantje is een vraatzuchtig rood kevertje dat nauw verwant is aan de gevreesde coloradokever. Ze zijn bijna uitsluitend te vinden op echte lelies, maar ook kievitsbloemen en keizerskronen (Fritillaria spp.) worden bezocht. Slechts sporadisch zie je ze op andere planten.
Het kevertje is net geen 1 cm groot en heeft een felrode rug. De andere lichaamsdelen (buik, poten, kop en sprieten) zijn zwart. De rode rug maakt hem goed zichtbaar op groene plantendelen. Bij aanraking van de plant voelt hij zich echter bedreigd, laat zich vallen en ligt zowat altijd met de rug naar beneden op de grond. Doordat de zwarte buikkleur niet contrasteert met de bodem is hij perfect gecamoufleerd voor de mens. Onvindbaar … Is het gevaar geweken dan draait het leliehaantje zich om, klimt omhoog en zet zijn vraattocht verder. Deze kevers wegvangen met de hand is dan ook slechts ten dele mogelijk. Ik heb zelf al ervaren dat ze zeer goed reageren op bewegingen, ze laten zich dikwijls al vallen nog voor de plant wordt aangeraakt!
Volwassen leliehaantjes zetten vanaf de lente tot een stuk in de zomer hun eitjes af aan de onderzijde van de lelieblaadjes. De keverlarven die ontluiken zijn na twee tot drie weken volgroeid, verpoppen vervolgens in de grond, en na enkele weken komen nieuwe volwassen exemplaren tevoorschijn. Deze blijven ter plaatse of vliegen uit naar andere tuinen op zoek naar lelies of kievitsbloemen. Sommige leliesoorten worden grotendeels met rust gelaten, anderen worden volledig opgevreten tot alleen een stengel overblijft. De larven zijn zelfs nog vraatzuchtiger dan de volwassen kevers. Bovendien zijn ze goed gecamoufleerd : hun eigen slijmerige ontlasting wordt op hun rug uitgesmeerd en maakt dat ze op een hoopje vogelpoep lijken. Veel natuurlijke vijanden heeft deze larve daardoor niet…
Het volwassen leliehaantje al evenmin. Vogels mijden deze kevers, net als hun larven, als de pest. Ik heb ooit eens op BBC Gardeners World gezien hoe men ze daar te lijf ging met lookextract (teentje knoflook een week in 1l water laten staan, hiermee de lelies bespuiten). Het doodt de kevers niet maar ze zouden niet van de geur houden. Ik heb het zelf ook geprobeerd maar met weinig succes. Het meest effectief is de kevertjes zo vroeg mogelijk wegvangen voor ze eitjes kunnen afzetten.
Van Ecostyle bestaat er Spruzit-R, zelf heb ik geen ervaring met dit product. Het is een biologisch product op basis van natuurlijk pyrethrum en kan niet alleen tegen leliehaantjes gebruikt worden.
Dienstmededeling : het leliehaantje dat gebruikt werd voor de fotoshoot heeft het niet overleefd!
Over kleine hondjes die groot worden en buxusmotten
Kleine hondjes worden groot! En dat gaat snel, het ene moment zijn ze nog een klein pluizenbolletje en even later zijn ze een mooie jonge hond geworden. Onze jongste pluizenbol is nu 8 maanden jong en is ondertussen een knappe jongedame geworden.
Haar auto immuunziekte waardoor ze soms opstoten van hersenvliesontsteking krijgt is de laatste tijd goed onder controle. Als ze het komende jaar zonder veel last doorspartelt is ze uit de problemen. Deze ziekte verdwijnt gewoonlijk spontaan vanaf de leeftijd van 1-1.5 jaar. Ons juffrouwtje beseft echter (gelukkig) zelf niet dat ze een ziekte heeft en trekt zich er dan ook niet veel van aan. Af en toe wat deugnietenstreken uithalen, eens testen of ze het leiderschap van baasje kan overnemen, en dikwijls heel lief en vriendelijk zijn. En regelmatig eens gaan kijken of alles goed gaat met de kippetjes behoort ook tot het dagelijks ritueel.
En ze heeft een nieuwe hobby : buxusmotten eten! Als ik ze 's avonds laat nog even buiten laat voor een plasje huppelt ze vrolijk achter de buxusmotten aan die dan met smaak worden opgegeten. Vooraleer iemand de dierenbescherming opbelt : ze krijgt wel degelijk eten van mij! Die buxusmotten zijn gewoon extra snoepjes! Ik denk er aan haar verhuren aan de buren om buxusmotten uit de tuin te halen. Op biologische wijze dan nog wel. Buxusmotten omzetten in compost.
Ik voel het aan, ik ga heel rijk worden! Hopelijk blijft die buxusmot nog een tijdje!
Kermit heeft het door! De lavendel wordt druk bezocht door allerlei vliegend lekkers. Rustig even de kans afwachten en dan plotseling toeslaan. Eens iets anders op het menu dan jonge waterjuffers.
Niet dat die niet lekker zijn of zo, maar jij eet toch ook niet elke dag hetzelfde? Enfin de bezoekers aan “Lavendel airport” zijn met deze gewaarschuwd!
Nee nee, er is niks mis met de kleurinstellingen van uw beeldscherm! Alleen spetteren de kleuren van deze Gaillardia “Goblin” er af. Gaillardia wordt soms ook de kokardebloem genoemd. Er zijn vele cultivars waar “Goblin” er eentje van is. Het zijn kortlevende vaste planten die hun origine hebben in N-Amerika. Geef ze een droge zandbodem op de meest zonnige plek in de tuin en je wordt beloond met bloemen van juni tot in het najaar. Soms bloeien ze zo uitbundig dat de plant er aan ten onder gaat. Daarom wordt vaak aangeraden om ze in het najaar met de heggenschaar te kortwieken zodat ze hun energie in nieuwe scheuten steken voor de winter en niet in bloemen. Langer dan enkele jaren gaan ze dan ook niet mee. Op zandgrond kan het wel zijn dat ze zich ondertussen hebben uitgezaaid zodat opvolging verzekerd is. De meeste Gaillardia’s worden tussen 40 en 60 cm hoog.
Mits ze droog staan kunnen ze tot -25°C overleven, zo koud wordt het in een standaard wintertje bij ons bijna nooit! De bloemen zijn ook als snijbloem te gebruiken.
Combineer met lage Kniphofia’s of lage purperen zomerasters en je hebt een zonnebril of een lasscherm nodig om geen pijn aan de ogen te krijgen. Een plant voor durvers, niet voor watjes !
Zonnehoed (Echinacea purpurea) is een bekende plant voor de prairieborder. "Funky Yellow" is een nieuwe variant. Weer een nieuwe hoor ik je zuchten, "daar zaten we nu net niet op te wachten". Ik vind "Funky Yellow" wel een hele mooie aanwinst! Niet alleen wegens de kleur, warm geel, dat overgaat naar oranjerood naar het midden toe, maar ook door de omgekrulde bloemblaadjes rond het hart van de bloem. Geen twee bloemen zijn identiek.
Voor de rest even onverwoestbaar als de andere echinacea’s. Lang bloeiend, bestand tegen harde wind en goed bestand tegen de droogte. Ook winterhardheid is geen probleem. Enige voorwaarde is zon, veel zon!
De bijtjes en de vlinders zullen deze nieuweling direct accepteren
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....