Het leven van de vissersvrouw is hard. Terwijl haar man ver in zee op kabeljauw aan het vissen is in de buurt van Newfoundland en wellicht meerdere weken van huis is, moet zij instaan voor het dagelijkse inkomen. Elke dag staat zij om 6 uur op en begint zij haar dagtaak. Mosselen en zeeschelpen oprakelen moet ze doen. Ze verzamelt vele emmers vol. Haar handen zijn vol eelt en haar rug is krom van het harde labeur. Pas ’s avonds komt ze thuis, stinkend naar zeewier en rotte garnalen.
|