De hoofdwegen (rood op de Eurocart) kunnen behoorlijk druk zijn, o.m. met vrachtverkeer. Echter, de weg is vaak vrij breed en meerbaans en dan krijg je alle ruimte (bv. de A3 van Poznan naar Gniesno). Alleen op smalle hoofdwegen word je vrij krap ingehaald. Oppassen ook met de lijnbussen: die trekken ook op van de halte als je ze links aan het voorbijrijden bent (later lazen we dat in Polen het openbaar vervoer altijd voorrang heeft). Op kleinere wegen is het verkeer meestal heel beleefd: eventueel wachten ze achter je tot je (ruim) gepasseerd kunt worden. Mogelijk heeft de voorzichtige houding van de Poolse automobilist t.o.v. fietsers te maken met het gedrag van sommige Poolse fietsers: die zwabberen soms de hele weg over (alsof door overmatig piwo-gebruik aangedaan), bij voorkeur als je ze in wilt gaan halen, lijkt het wel. De doorgaande regionale wegen (geel, driecijferige code) zijn het meest geschikt om flink door te rijden: meestal niet overmatig druk en als regel geasfalteerd (soms heel goed, soms nogal hobbelig). Een geel-witte weg betekende een keer vier km keienweg, van toen af hebben we alleen nog maar gele (soms rode) wegen genomen. Witte of grijze wegen zijn vaak niet of slecht verhard (keien-, gruis- of zandwegen). Onze konklusie is: de kleurkode op de Eurocart geeft voornamelijk de functie van de weg, maar is geen garantie van de kwaliteit van het wegdek. Vooral in het (noord)oosten van Polen kwamen we slechtere wegen tegen dan in de rest van het land. Opmerkelijk is dat soms, ook op doorgaande routes, plotseling bij een dorp of stadje de asfaltering ophoudt (snelheidsremmer, geldgebrek of asfalthaat?). Als je geluk hebt is de bestrating nog vrij egaal, andere keren tref je een keienweg. Gelukkig begint aan de andere kant van het dorp het asfalt dan weer. Spoorwegovergangen zijn vrijwel zonder uitzondering erg ongelijk. De bewegwijzering is over het algemeen vrij goed, maar soms ontbreekt er wel eens een bordje waar je dat wel verwacht had.
|