Nyctereutes procyonoides
Herkomst - biotoop
De wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides) is een wilde hond die in het geheel niet verwant is aan de wasbeer, maar die zo genoemd wordt door de tekening van z'n masker. Het is het oudste nog levende hondenras en maakte deel uit van de eerste rassen die tijdens de laatste ijstijd, zo'n zes miljoen jaar geleden, de landbrug tussen Alaska en Siberië overstaken en zo als eerste hondachtigen op het EuroAziatische continent arriveerden. Mogelijk door z'n afhankelijkheid van water bleef hij in de kustgebieden van Oost Siberië hangen en koloniseerde daarbij Japan, waar hij ¨tanuki¨ genoemd wordt. De weg naar het westen was door de uitgestrekte droge steppen voor hem afgesloten, hoewel andere soorten, uit één waarvan zich de wolf ontwikkelde, deze horde wel met succes genomen hebben.
De sprong naar het westen
In de jaren twintig tot vijftig van de vorige eeuw zijn er zo'n tienduizend exemplaren naar de Oekraïne gebracht voor de bontfokkerij. Sommige zijn ontsnapt en andere werden, om welke reden dan ook, uitgezet. Nu was de weg naar het westen niet moeilijk meer en inmiddels is de hond in Nederland gearriveerd. Het gaat vooralsnog om niet meer dan enkele honderden, maar in Duitsland, waar hij Marderhund genoemd wordt, worden er op jaarbasis al enkele duizenden afgeschoten. Er wordt van uitgegaan dat dat ongeveer een derde van de jaarlijkse aanwas is. De hond maakt nu deel uit van ons ecosysteem. Mensen die vinden dat hij hier niet thuishoort moeten hem dat maar gaan vertellen.
Uiterlijk
Hoofd-lichaamslenge 50-60 cm, staart 15-20 cm, schouderhoogte 18-22 cm, gewicht 6-9 kg. Lange grijs- tot geelbruine vacht met zwarte haarpunten en zwart 'wasbeermasker', slanke donkere poten. Onder de lange soms licht-donker gestreepte haren ontwikkelt zich in oktober tot december een dikke donsvacht. Omdat de hond dan ook meer eet om zich op de winter voor te bereiden, lijkt hij in die maanden twee keer zo dik te worden.
Reproduktie
Paartijd rond februari-maart. Dracht 60-65 dagen. Gemiddeld 4-6 jongen, maar uitschieters tot 12 zijn mogelijk. De zoogperiode duurt slechts een maand. Seksuele volwassenheid na 9-11 maanden. Leeftijd in gevangenschap tot 11 jaar, in het wild 3-4 jaar.
Gedrag in het wild
Leeft in paren of in een los familieverband. Bos- en veengebieden met veel varens hebben de voorkeur. Jaagt meestal solitair van twee uur na zonsondergang tot zonsopgang, met een pauze na middernacht. Maakt gebruik van tien of meer vaste latrines binnen een territorium, die waarschijnlijk een rol spelen bij het afbakenen van gebied en bij informatie uitwisseling. Houdt als enige hondachtige een ad hoc winterslaap, afhankelijk van temperatuur en voedselaanbod. In Nederland is dat niet aan de orde. Blaft niet, maar geeft soms een kort wolfachtig joeltje. Kan wel behoorlijk grommen en krijsen bij bedreiging of conflict. Is doorgaans echter zeer stil, in overeenstemming met z'n basisfilosofie: laat je niet horen en laat je niet zien. Z'n invloed op het ecosysteem is ondanks het ontbreken van natuurlijke vijanden (wolf, lynx en, voor jonge dieren, de oehoe) vooralsnog nihil. In hoeverre hij door concurrentie een gevaar gaat worden voor de das, moet worden afgewacht.
Dieet
Wasbeerhonden zijn alleseters in de ruimste zin. Dat betekent dat alles wat klein en niet snel genoeg is gegeten wordt, inclusief padden die door vossen en dassen gemeden worden. Aan de plantaardige kant staan eikels, noten, bessen, zaden en vruchten op het dieet. Ook eieren worden niet versmaad. In gevangenschap is een basis van hondenbrokken met wat fruit (appel, druif, peer banaan) en een dagelijkse portie van 100 gram slachtafval, (of een paar vrieskuikens of verse sardines) een uitstekend menu. Bij sociaal geknabbel voor de buis wordt studentenhaver bijzonder op prijs gesteld.
Het houden van wasbeerhonden
Hier is een hond die niet blaft, niet kwispelt, een hond waarvoor je geen belasting hoeft te betalen en waarvoor je overdag niet thuis hoeft te blijven, want dan slaapt hij bij voorkeur. Een hond die, mits hij de beschikking heeft over een droge slaapbox, zomer en winter dag en nacht buiten kan zijn (een op z'n kant liggende regenton, iets opgehoogd aan de achterkant tegen inlopend water, met de opening vlakbij een schutting of muur, zodat het niet inregent en de hond zich echt kan terugtrekken, is ideaal). Wasbeerhonden zijn slechte springers, en klimmen en graven ook niet geweldig. Een muurtje van een meter of een hek van 1.20 meter vormen een onneembare hindernis. Voor één of twee honden is een terrein van veertig vierkante meter ruim voldoende. Gewone honden zijn geen bezwaar. Katten zijn als er voldoende vluchtmogelijkheden zijn te snel voor wasbeerhonden. Als ze met rust gelaten worden zijn ze nooit agressief tegen mensen. Alleen plotselinge en foutieve benadering kan een bijtreactie tot gevolg hebben. Dit gevaar dreigt vooral bij jonge kinderen.
Zindelijkheid
Hoewel een wasbeerhond buiten een vaste latrine zal kiezen, zal hij binnen niet aarzelen hetzelfde te doen als hij niet naar buiten kan. Dit is makkelijk te voorkomen omdat de hond ook min of meer op vaste tijden z'n behoefte doet. Gewoon kijken of hij het al gedaan heeft en zo ja, dan kan hij naar binnen. Wasbeerhonden blijven altijd enigszins schuw maar zijn niet vernielzuchtig en klimmen zelfs niet op een stoel of bank. Het risico van een flinke plas blijft in eerste instantie aanwezig, maar door de hond onmiddelijk naar buiten te jagen valt dat af te leren. In tegenstelling tot de ontlasting, die een typische wildgeur heeft, is de urine vrijwel reukloos. Na een half uur tot een uur is het verstandig de hond weer naar buiten te doen.
Meer over wasbeerhonden op www.wasbeerhonden.nl .
|