Vrijdag 25 februari van Rincón de la Vieja naar Manuel Antonio.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
We hadden er best nog een dagje langer willen blijven, maar dat ging nu eenmaal niet. Vandaag verwachten ze ons in Manuel Antonio, een kustplaatsje aan de Stille Oceaan. We stouwen onze valiezen in het Beest en stommelen over de private hobbelweg terug naar de Pan Americana.
Het eerste deel van onze reis is een kopie van de vorige, maar dan in omgekeerde richting. We rijden terug voorbij Liberia en dan een dikke honderd kilometers richting San José tot aan de afslag naar Puntarenas. Daar duiken we de weg op die ons naar Manuel Antonio gaat brengen, al is dat nog een heel eind. De rit van vandaag is immers de langste die we tijdens onze rondreis onder de wielen krijgen. In totaal zullen we er zon zes uur over doen.
Een van de steden die we voorbijrijden doet ons aan Liekes broer denken. Wij noemen Jaak immers Jacó, en dat is nu precies de naam van deze badstad. Maar ons doel ligt nog zeventig kilometers verder. Onderweg rijden we langs grote plantages waar palmen gekweekt worden voor de productie van slaolie en braadvet.
En dan zijn we toch waar we wezen moeten, in het dorp Quepos. Nu is het maar een boogscheut meer. Daar is Manuel Antonio. Daar is ons hotel dat dezelfde naam draagt als het strand achter de hoteltuin. Espadillas. We gaan naar de receptie en krijgen de sleutels van onze kamers. We kunnen beginnen aan wat eigenlijk het laatste interessante deel van onze reis is. Drie nachten en drie dagen rustig uitbollen aan de boorden van de Stille Oceaan.
Die avond genieten we van een schitterende zonsondergang op een van de mooie stranden van Manuel Antonio. De zonneschijf glijdt van goud naar wit terwijl ze langzaam heel de wereld herschildert. Mijn fototoestel klikt en slikt emotieloos alles naar binnen. Voor hem is het leven niet meer dan een verzameling eentjes en nulletjes.
Als het donker is gaan we bij de Italiaan,. We hoeven er alleen maar de straat voor over te steken. De Italiaan heeft een eerder groezelig restaurantje waar hij pizzas serveert, en spaghetti en Italiaanse wijn. Hij vertelt ons dat hij een onvervalste Milanees is die hier drie jaar geleden samen met zijn vrouw is neergestreken. Omdat hij het drukke leven beu was en het hier allemaal veel gemakkelijker is. Waarschijnlijk wel. Zijn vrouw staat in de keuken en hij heeft een tico als kelner, zodat hij zich vooral kan bezighouden met het verzorgen van zijn public relations.
Die tico zorgt trouwens voor wat animo als hij het bord spaghetti dat voor ons bestemd is op een andere tafel deponeert. De vrouw die het ding voorgeschoteld krijgt stelt zich geen vragen en begint de slierten naar binnen te werken. Even later, als het begint te dagen dat er iemand aan onze tafel met lede ogen moet toezien hoe de rest zit te schransen, kunnen we constateren dat het Italiaanse echtpaar niet gelogen heeft over zijn afkomst. In de keuken ontspint zich een strijd die zowel met woorden als gebaren wordt uitgevochten.
Eind goed, al goed. Na een tijdje komt er een vers dampend bord spaghetti onze kant uit. En nog wat later kunnen we de rekening betalen en merken we dat de Milanees dan wel uit Europa weg is, maar zijn prijzen nog niet aan de nieuwe situatie heeft aangepast. Nu ja., die comedia dell arte in de keuken was ook wel wat geld waard.
|