Foto
Inhoud blog
  • Costa Rica 14 (EINDE)
  • Costa Rica 13
  • Costa Rica 12
  • Costa Rica 11
  • Costa Rica 10
  • Costa Rica 9
  • Costa Rica 8
  • Costa Rica 7
  • Costa Rica 6
  • Costa Rica 5
  • Costa Rica 4
  • Costa Rica 3
  • Costa Rica 2
  • Costa Rica 1
  • Reis naar Lviv, deel 7 en einde.
    Zoeken in blog

    De wereld van Ciske en Lieke
    Francis Velleman en Julia Oosterbaan geven je een inkijkje in hun leven.
    13-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 11

    Vrijdag 25 februari – van Rincón de la Vieja naar Manuel Antonio.

    We hadden er best nog een dagje langer willen blijven, maar dat ging nu eenmaal niet. Vandaag verwachten ze ons in Manuel Antonio, een kustplaatsje aan de Stille Oceaan. We stouwen onze valiezen in het Beest en stommelen over de private hobbelweg terug naar de Pan Americana.

    Het eerste deel van onze reis is een kopie van de vorige, maar dan in omgekeerde richting. We rijden terug voorbij Liberia en dan een dikke honderd kilometers richting San José tot aan de afslag naar Puntarenas. Daar duiken we de weg op die ons naar Manuel Antonio gaat brengen, al is dat nog een heel eind. De rit van vandaag is immers de langste die we tijdens onze rondreis onder de wielen krijgen. In totaal zullen we er zo’n zes uur over doen.

    Een van de steden die we voorbijrijden doet ons aan Lieke’s broer denken. Wij noemen Jaak immers Jacó, en dat is nu precies de naam van deze badstad. Maar ons doel ligt nog zeventig kilometers verder. Onderweg rijden we langs grote plantages waar palmen gekweekt worden voor de productie van slaolie en braadvet.

    En dan zijn we toch waar we wezen moeten, in het dorp Quepos. Nu is het maar een boogscheut meer. Daar is Manuel Antonio. Daar is ons hotel dat dezelfde naam draagt als het strand achter de hoteltuin. Espadillas. We gaan naar de receptie en krijgen de sleutels van onze kamers. We kunnen beginnen aan wat eigenlijk het laatste interessante deel van onze reis is. Drie nachten en drie dagen rustig uitbollen aan de boorden van de Stille Oceaan.

     

    Die avond genieten we van een schitterende zonsondergang op een van de mooie stranden van Manuel Antonio. De zonneschijf glijdt van goud naar wit terwijl ze langzaam heel de wereld herschildert. Mijn fototoestel klikt en slikt emotieloos alles naar binnen. Voor hem is het leven niet meer dan een verzameling eentjes en nulletjes.

    Als het donker is gaan we bij de Italiaan,. We hoeven er alleen maar de straat voor over te steken. De Italiaan heeft een eerder groezelig restaurantje waar hij pizza’s serveert, en spaghetti en Italiaanse wijn.  Hij vertelt ons dat hij een onvervalste Milanees is die hier drie jaar geleden samen met zijn vrouw is neergestreken. Omdat hij het drukke leven beu was en het hier allemaal veel gemakkelijker is. Waarschijnlijk wel. Zijn vrouw staat in de keuken en hij heeft een tico als kelner, zodat hij zich vooral kan bezighouden met het verzorgen van zijn public relations.

    Die tico zorgt trouwens voor wat animo als hij het bord spaghetti dat voor ons bestemd is op een andere tafel deponeert. De vrouw die het ding voorgeschoteld krijgt stelt zich geen vragen en begint de slierten naar binnen te werken. Even later, als het begint te dagen dat er iemand aan onze tafel met lede ogen moet toezien hoe de rest zit te schransen, kunnen we constateren dat het Italiaanse echtpaar niet gelogen heeft over zijn afkomst. In de keuken ontspint zich een strijd die zowel met woorden als gebaren wordt uitgevochten.

     Eind goed, al goed. Na een tijdje komt er een vers dampend bord spaghetti  onze  kant uit. En nog wat later kunnen we de rekening betalen en merken we dat de Milanees dan wel uit Europa weg is, maar zijn prijzen nog niet aan de nieuwe situatie heeft aangepast. Nu ja., die comedia dell’ arte in de keuken was ook wel wat geld waard.

    13-03-2011 om 21:27 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 10

    Donderdag 24 februari – Rincón de la Vieja

    Vandaag trekken we het Nationaal Park in. En omdat haast en spoed zelden goed zijn bestellen we een lunchpakket. Zo moeten we ‘s middags niet terug naar de lodge. We rijden met het Beest de enkele kilometers naar de ingang, parkeren hem naast de twee andere auto’s en betalen onze bijdrage. We moeten onze namen in een boek schrijven. Ons groepje van vijf krijgt het nummer negen. Straks, als we het park verlaten, moeten we ons hier terug uitschrijven. Zo weten ze of er niet iemand in één of andere zwavelput is achtergebleven. Want die schijnen hier in overvloed te zijn.

    Maar voorlopig is daar geen spoor van te merken. Via een brug steken we de Colorado rivier over en belanden in het woud. De natuur rondom ons is werkelijk mooi. Dit is een ander woud dan het regenwoud, maar even indrukwekkend. Hier zijn de bomen niet zo groot maar prachtig in hun verscheidenheid. Boven ons zitten apen te kwetteren, dichtbij genoeg om er enkele mooie foto’s van te schieten. We zien een boom met een bast van stekels. We zien een boom die alleen nog maar bestaat uit flarden hardhout, maar hij staat nog fier rechtop, en bovenaan draagt hij takken en groen. We moeten onze eerste mening herzien, want de bomen waar we nu voorbijkomen zijn echte reuzen.

    Het gaat heuvelopwaarts. Een weg is er niet, alleen maar een vaag spoor. Dikke wortels versperren ons de weg en maken het stappen moeilijk. We moeten regelmatig rusten. En dan komt er ons een groep mensen tegemoet. Zij leggen de wandeling op aanraden van hun gids in de omgekeerde richting af. Het zijn Belgen. Er wordt zowel Frans als Nederlands gepraat. Ze zijn van zowat overal, ook van Brussel, en van Alsemberg. Een hele buslading vol. Ze zijn nog wat ouder dan ik en hebben het niet gemakkelijk. Dit is dan ook het moeilijkste stuk van de tocht. Dat merken we later.

    We komen nog een groep tegen. Vlamingen. Niet te geloven, toch? Verder loopt hier bijna niemand rond. Hier en daar een koppeltje, dat is al. Het is hier dan ook echt geen stadswandeling. Het is echt een moeilijke tocht bergop en bergaf, met hier en daar een riviertje dat je over moet steken door op keien te stappen, of via een afgeplatte boomstam over het water.

    Voor ons uit zien we hoe dampen zich een weg zoeken tussen de bomen. We zijn bijna bij de kleine vulkaan, zoals dit fenomeen hier genoemd wordt. Het lijkt inderdaad wat op een kleine krater, borrelend en dampend, zomaar pardoes in het woud. Het is het indrukwekkende begin van wat we nu allemaal te zien krijgen als we verder gaan. Borrelende putten, grijze modder die omhoog spuit; Zwavelputten, geel en groen en rood en stinkend naar rotte eieren. Hete dampen die het zonlicht verduisteren. Opengebarsten puisten, etterende wonden.

    Maar we zijn nog niet in de hel. Die komt later, als we het woud verlaten en op een heet geblakerde vlakte komen. Dit moet wel de oven van Satan zijn. De lucht trilt. De zon brandt ongenadig. Het groen van het woud heeft plaatsgemaakt voor witgrijze struiken en kleine boompjes die krampachtig enkele verdroogde bladeren proberen vast te houden. En toch is hier leven. Van tussen de knoestige takken zit een papegaai ons te beloeren.

    We komen langs een blubberende grijze put en daarna langs een meer waarop groene en goudgele vlekken drijven, cosmetica uit de hel, heet en giftig. Maar erg lang blijven we er niet bij stilstaan. Wat wij nu nodig hebben is schaduw en een uitgang uit deze hete hel.  Uiteindelijk vinden we een pijl met het verlossende woordje “salida” erop. Hij staat niet op een paaltje, nee, hij ligt op de grond, tegen een dikke kei aan, alsof diegenen die hem daar gezet hebben dachten dat elke bezoeker op dit punt door uitputting op handen en knieën zou kruipen.

    Natuurlijk overdrijf ik. Een beetje. Veel. Maar een beproeving was het, daar op het einde, onder die hete zon op die hete vlakte. Niet voor Maïté, gelukkig. Zij lag te slapen in oma’s sterke armen onder de luwte van een badhanddoek. Toen we eindelijk weer in de schaduw van de bomen terechtkwamen gingen we onmiddellijk zitten om wat bij te komen. We aten er ook onze lunch op, onwetend dat er nauwelijks enkele honderden meters verderop houten tafels en banken stonden voor de vermoeide reiziger.

    Maar we hadden er nog niet genoeg van. Toen we deze eerste wandeling achter de rug hadden en weer op ons beginpunt aankwamen rustten we wat uit, om daarna aan een nieuwe tocht te beginnen. Als we hem helemaal zouden afleggen zou hij ons na vier uur stappen en klauteren naar de top van de vulkaan Rincón de la Vieja brengen. Wij houden het echter bij een wandeling van nauwelijks twintig minuten die ons naar een kloof brengt waar het water heerlijk koel is. Er zijn nog mensen, een tiental, verspreid over de stenen flanken van de kloof of zittend op  grote rotsblokken in het water.

    We blijven er een uurtje en gaan dan terug, begeleid door het geluid van ontelbare fluitketels. Beter kan ik het niet uitdrukken. Er vliegt ginds immers een grote vogel rond die het geluid van een fluitketel produceert op het moment dat het water begint te koken. Te gek om los te lopen. Maar als er zo’n ganse vloot vogels boven jou fluitend in de bomen zit, dan weet je echt niet wat je hoort.

    Toen we ons gingen uitschrijven bij de parkwachter – groepje negen had het overleefd – waren er enkele Nederlanders die eerst nu het park inkwamen. Ruim laat, want het was toch al een uur of vier. Nu ja, ze zullen er wel voor het invallen van het duister uitgeraakt zijn, zeker?

    Die avond eten we à la carte in het restaurant van de lodge. Gisteren werd het eten in buffetvorm geserveerd omdat er toen een grote zwerm Amerikaanse studenten was. Die zijn echter vanmorgen vertrokken, zodat er nog weinig gasten in de lodge zijn, een koppel of vijf, zes. Eén van die echtparen – als ze het echt zijn zullen ze het ook wel doen – trekt alle aandacht, net zoals het dat ook al gisteren bij het buffet had gedaan. Hun borden zijn zo volgestapeld met eten dat ze de vorm hebben gekregen van één van de talrijke vulkanen in dit land. Ongelofelijk. Nadat ze alles soldaat hebben gemaakt, herhalen ze hun prestatie trouwens nog eens met een tweede vulkaan. Dat noemt men dan bergen verzetten.

    13-03-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 9

    Woensdag 23 februari – van Santa Elena naar Rincón de la Vieja

    Voor we de reis aanvatten kocht ik in de plaatselijke farmacia een uitstekende – klemtoon op de tweede lettergreep – steun voor mijn rechterpols die nu erg gezwollen was. Dat belette me echter niet om de automaat van ons Beest aan de gang te houden.  We legden nu het moeilijke laatste stuk van onze rit hier naartoe in omgekeerde richting af, dertig kilometers schokkerig schuddend over de weg, tot we bij Cañas de Pan Americana bereikten, de tweebaansweg die van Zuid- naar Noord-Amerika loopt. Een tijdje schoten we goed op.

    Dat moet ik even uitleggen. De maximum snelheid in Costa Rica zou 90 km per uur bedragen, maar dat hebben we nooit gehaald. Alle borden die we zagen gaven als hoogste snelheid 80 km per uur aan. Maar meestal mag je hier maar 60 rijden. En als je een dorp kruist is dat 40. En als er een school aankomt 25 km per uur, al staat er dan wel bij “con estudiantes presentes”. Om je maar te zeggen dat opschieten in Costa Rica altijd wel een rekbaar begrip zal zijn. Ik denk dat het gemiddelde van onze reizen zowat tussen de 35 en 40 km per uur lag.

     

    We schoten dus een tijdje goed op. En toen niet meer. Alle verkeer voor ons stond stil. Koen besloot poolshoogte te gaan nemen en dook de loden hitte in. Toen hij zo’n twintig minuten later terugkwam kon hij vertellen dat er waarschijnlijk een camion zijn lading verloren had. De hele breedte van de weg was versperd door grote brokken hout. Er stonden wel een tiental politiemensen, maar die staken geen hand uit.

    Lieke was ondertussen ook uitgestapt en de man die aan het stuur zat van de wagen achter ons wenkte haar dichterbij. Even later schoof ze weer het Beest in en zei dat ze dacht dat de man ons een alternatieve route wou aanduiden. Hij sprak echter alleen maar Spaans, zodat ze niet echt alles verstaan had. Ik ernaar toe met onze wegenkaart.

    In Costa Rica heb je heel weinig zijwegen. Als je ergens vastzit zijn de uitwijkmogelijkheden bijna onbestaande. Zo ook nu. Er was inderdaad een alternatieve route, maar dat was een omweg van minstens enkele uren. Dat doe je niet zomaar. Dus, wat nu?

    De brave man vertelde me dat de wegversperring niet veroorzaakt werd door een ladingverlies, maar door een staking. En ja, ook de politie staakte mee. Onmogelijk te zeggen wanneer de weg weer vrij zou zijn. Ik denk dat onze gezichten nogal beteuterd stonden. Misschien was het daardoor dat hij ons plots zei hem te volgen. Hij zou even verderop linksaf gaan. Maar volgens onze GPS was daar geen weg te bespeuren. Nu ja, wij toch maar achter hem aan, gevolgd door nog twee andere auto’s die waarschijnlijk dachten dat die tico in zijn pick-up geladen met cementzakken wel wist waar hij heen moest.

    Er was inderdaad geen weg. Of toch, een private, onverharde, stoffige weg die ons tot aan een hek voerde. Naast het hek stond iemand die na een korte babbel met onze gids het hek opendeed.  We zaten nu echt in niemandsland. Voor ons reed de vage rode vorm van de pick-up, bijna onzichtbaar door het zandkleurige stof dat opwaaide en de hemel verduisterde. We schokten door het land, een rij van een vijftal wagens, en vermaakten ons geweldig. Dit was het leven!  Bonanza! De Ponderosa!  Elk ogenblik konden Hoss en Adam opduiken om ons met getrokken revolver te vragen waar we heen gingen.

    Na een tiental minuutjes bereikten we een tweede hek, en de man in het eerste voertuig stapte uit en deed het hangslot van het hek open. Hij moest dus wel de sleutels meegekregen hebben de die andere man aan dat andere hek. De stoffige stoet zette zich weer in beweging en legde nog enkele kilometers af aan een behoorlijke rotvaart. En plots dook de bewoonde wereld weer op in de vorm van een geasfalteerde weg. En die weg leidde ons terug naar de Pan Americana, en wel op een punt aan de andere kant van de stremming. Onze redder reed nog een tijdje voor ons uit tot hij zijn bestemming had bereikt en we handenzwaaiend afscheid namen. Een heerlijk intermezzo! De enige persoon die er niet had van genoten was de dame in onze GPS. Het enige dat ze bleef herhalen tijdens onze rodeo was “recalculating”. Op het eind kreeg ik echt de indruk dat haar stem wat wanhopig begon te klinken.

    We bereikten zonder verdere problemen de stad Liberia en reden zonder stoppen verder over de Pan America – die ze hier de Interamericana noemen - tot we vijf kilometer verder richting Rincón konden draaien. En weer zaten we op een onverharde, stoffige weg die ons slingerend door het landschap leidde. We lieten de bewoonde wereld achter ons. Het was al een tijdje middag geweest en onze magen begonnen te knorren. Hopelijk serveerde de lodge waar we naartoe reden niet alleen ons ontbijt, maar was er ook een volwaardig restaurant aan. Zoniet moesten we misschien wel kilometers terug komen rijden om onze magen te vullen.

    We reden een onooglijk dorpje binnen, vijftien huizen en een hondendok. Het had ook een naam: Curubandé. En een klein restaurantje langs de weg. Bijna op de hoogte van het restaurantje waren ze aan de weg aan het werken, maar we konden en mochten er toch parkeren. We aten er goed. Het eten, dat voor onze neus op een door houtblokken verwarmde oven werd klaargemaakt, smaakte voortreffelijk. En het toilet was zindelijk. En de prijs van het eten was zowat de helft van wat we tot dan toe voor een goede maaltijd hadden betaald.

    We bollen verder richting Parque Nacional Rincón de la Vieja. Plots staan we voor een gesloten slagboom. Tussen hier en het park is er maar één weg, en die is in privé handen. We betalen zo’n twee dollar per persoon om de weg te mogen gebruiken. Hier heeft iemand duidelijk dé manier gevonden om rijk te worden zonder één klap uit te voeren, want de man aan de slagboom is ongetwijfeld een werkkracht, en aan de weg waarover we rijden wordt er duidelijk niet veel geld verspild. Weer iets dat ik me bij ons absoluut niet kan voorstellen, met aan de andere kant van de weg een Nationaal Park, enkele hotels en enkele nutsbedrijven. Bij ons zou zo’n eigenaar al lang onteigend zijn in naam van het Algemeen Belang.

    Onze lodge, de Rincón de la Vieja Mountain Lodge, ligt er stralend bij. Wat een schitterende omgeving! De lucht is blauw, het is om en bij de dertig graden. Hier moet het leven wel goed zijn. Er is een klein zwembad. We zien enkele mensen met kleine kinderen, nog jonger dan Maïté. De tuin is groot en mooi. Er is ook een vijver, en een brug over die vijver. Verderop staan paarden te grazen. De receptie is een eiland in het groen, net als de bar. Onze kamers zijn ruim en kunnen gemakkelijk vier mensen aan in plaats van twee. En we vernemen dat de lodge een volwaardig restaurant heeft. We hoeven dus nergens naartoe voor middag- en avondmaal.

    Die dag doen we niets spectaculairs meer. Koen gaat op zijn eentje de omgeving verkennen, Lieke leest wat Stephen King, en Sarah en Maïté vermaken zich in het zwembad en op de schommel. En ik lig in mijn bed en rust uit. Ik val in slaap en Maïté van de schommel. Ik weet niet waarom ik dat vertel, want het ene heeft absoluut niets met het andere te maken.

    (wordt vervolgd)

    12-03-2011 om 10:45 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 8

    Dinsdag 22 februari - Monteverde

    Het was weer vroeg dag. Om halfacht moesten we immers al bij de ingang van het Park zijn, waar een gids op ons zou wachten. Zo stond het tenminste in de brochure van ons reisagentschap. Dat betekende wel dat we de hotelkeuken vroegen wat vroeger open te zijn, zodat we konden ontbijten. Geen probleem.

    Na het ontbijt klommen we het Beest in en begaven ons op weg. De lobbydame van het hotel had ons een plannetje gegeven met een kruisje op. Precies op dat kruisje zou onze gids staan. Nu, nee, dat klopte niet. De lieve dame had zich vergist, zodat we enkele keren schommelschuddend enkele kilometers heen en weer reden over een barslechte weg tot iemand zo vriendelijk was het kruisje op onze kaart te verplaatsen. Net op tijd om vijf minuten te laat te zijn. Of misschien te vroeg, want we moesten toch even aanschuiven voor we onze dollars konden inruilen voor tickets.

    Onze gids was er ook, net zoals zijn beroepsbroeders. Ze verdeelden de aanwezigen in groepjes van acht en namen zelf het voortouw, elke gids gewapend met een telescoop op poten die me deed terugdenken aan de ski’s van die Amerikanen in de Selva Verde Lodge in Sarapiquí. In totaal werden er op die manier twintig groepjes gevormd, want honderd zestig toeristen is meteen het maximum aantal dat tegelijk het nationaal park in mag.

    Onze wandeling in het nevelwoud duurde zowat twee en een half uur en was niet spectaculair. Of misschien hadden we er teveel van verwacht. Ja, de bomen waren majestueus, en je zag er lianen waar Tarzan ooit misschien had aangehangen. Soms was er een bloem of een zwam. En één keer sprong ons hart op toen we een nestje ontdekten met een piepklein kolibrietje in. De gids zette ook af en toe zijn periscoop in stelling en liet ons dan een vogel zien die hij een naam gaf. Er moet ook ergens een luiaard gezeten hebben, maar die was te lui om zich te laten zien. Natuurlijk waren er ook apen, maar nu net niet. En eigenlijk had het hier moeten regenen, want we zaten toch in het regenwoud. Maar nee, niets bleef ons bespaard: de zon scheen.

    Op het einde van de rondleiding bereikten we de ingang die nu de uitgang was geworden. We kregen de tijd om naar het toilet te gaan, waarna we naar een souvenirshop geleid werden. In de tuin naast de shop hingen plastieken kroonluchtertjes gevuld met suikerwater. Kolibries in alle maten en kleuren kwamen er zich tegoed aan doen en zorgden voor het ratelende geklikklak van ontelbare fototoestellen.

    Ons Beest bracht ons naderhand naar Santa Elena, het dorp waar ons hotel ergens te slapen lag. We gingen er eten en daarna begaf ik me naar de Banco Nacional de Costa Rica om met mijn kredietkaart een pak colones aan te kopen. De colón is de nationale munteenheid ginds. Vijfhonderd colones zijn ongeveer één dollar waard.

    Je gaat er binnen via een glazen sluis. Psjt, zegt de eerste deur, en sluit je op. Camera’s zoemen. Of heb ik me dat verbeeld? Een stem zegt je verder te gaan. Dat kan natuurlijk niet. Maar even later zegt ook de tweede deur psjt en kun je het Walhalla betreden. Argwanende dienaars houden je angstvallig in het oog. Je blijft besluiteloos staan. Je bent onder de indruk. Welke god wordt hier vereerd? Een van de dienaars duidt je een tabernakel aan. Je gaat er naartoe. Draagt een god een bril? Een das? Hij vraagt mijn paspoort. Ach, dat heb ik niet bij. Dus moet ik weer naar buiten. Psjt. Wachten. Psjt. Mijn vrouw geeft me mijn paspoort. Psjt. Klikklik. Psjt. Er staat iemand anders voor mijn tabernakel. Wachten. Ga maar. Hier is mijn paspoort. En hier is mijn kredietkaart. Graag zoveel colones.

    Deze god is traag. Hij tokkelt wat op zijn elektronische piano en verlaat dan zijn tabernakel om een stukje van zijn ringelingschat te gaan halen. Hij komt terug en telt de briefjes, telt ze dan nog eens en nog eens. Zijn piano sputtert enkele papieren naar buiten die ik moet ondertekenen. Dan schuift hij de briefjes al tellend mijn richting uit, aarzelend, tegen zijn zin, alsof ze deel uitmaken van zijn laatste rol toiletpapier. Bedankt en tot nooit meer.

    Psjt, zegt de sluis, klikklik, psjt. Ik sta buiten. Mijn vrouw kijkt me argwanend aan, alsof ze me verdenkt van iets dat ik nooit zou doen. Ik kan niet anders dan beamen dat het echt wel lang geduurd heeft. We rijden naar het hotel. We hebben nog een goed halfuur de tijd. Daarna komt er weer een busje om ons naar onze volgende afspraak te brengen.

    En dat is het Selvatura Park. Je kunt er terecht voor een Canopy Tour of de hangende bruggen.  De Canopy Tour laten we aan ons voorbijgaan. Het is een reis van boom naar boven via een stalen kabel. Je krijgt een pot op je hoofd in de vorm van een helm, en een harnas die je ingewanden binnen moet houden. En dan zweef je aan de kabel door het regenwoud, van vallei tot vallei, tot je uiteindelijk weer contact maakt met de begane grond. Indrukwekkend, daar niet van.

    Maar geef ons toch maar die acht bruggen, opgehangen hoog in de bomen van het woud, een rustige wandeling tijdens welke we alle tijd hebben om te genieten van al het moois rondom ons, zonder gids weliswaar, maar die is ook niet nodig. We doen alles aan ons eigen tempo. Een mooie wandeling die weliswaar door twee gebeurtenissen even onderbroken wordt.

    De eerste gebeurtenis was de val van het beertje. Je moet weten, Maïté had een knuffelbeertje mee en dat wou ze alle hoekjes van de jungle laten zien. Mama Sarah had haar meermaals gezegd het toch maar goed vast te houden, want als het van zo’n brug viel, was het reddeloos verloren. Edoch. De roep naar de diepte was te groot. Het was zoals die drang om te springen die sommige mensen voelen als ze aan de rand van een afgrond staan. Op een van die bruggen liet Maïté het beertje vallen en keek het gebiologeerd na, tot ze zich plotseling realiseerde dat ze het nu echt kwijt was. Tranen met tuiten. Sarah vertelde haar dat de aapjes nu met haar beertje speelden. Het kon haar eerst niet troosten. Maar na een tijdje begon ze het beeld van die apen met haar beertje blijkbaar toch te aanvaarden. En een uurtje later begon ze er al over te fantaseren. Leve de jeugd. Ik ben bijna zeker dat mijn vrouw helemaal anders zou reageren indien ik van zo’n brug geduikeld was. Allee, dat hoop ik toch.

    De tweede gebeurtenis was de val van de opa. En toevallig was ik de enige opa in ons gezelschap. Ik struikelde over een uitstekend stuk steen – klemtoon op de eerste lettergreep – en donderde sierlijk het bos in. Gevolgd: een verstuikte pols, rechter wijsvinger kapot, net als de muizen van mijn handen en het vel van mijn knieën. Bloedlichaampjes alom. Zo moet een gekruisigde eruit gezien hebben.

    Een Amerikaan gaf me Kleenex om het bloeden te stoppen, een Oostenrijker ontsmettende klevers om mijn wonden te bedekken. En toen kwam mijn vrouw eraan en repareerde mijn gedeukte trots. Gelukkig waren ons fototoestel en filmcamera – die ik beide om mijn nek droeg – ongehavend uit mijn val gekomen. Van nu af aan zal ik er maar vanuit gaan dat ik er rekening moet mee houden dat ik tijdens elke grote reis die we maken minstens één keer op mijn toeter ga. Vorig jaar was dat op Bali, nu in het regenwoud van Costa Rica. Nooit geen twee zonder drie. Misschien moeten we volgende keer maar kiezen voor het zachte zand van de Sahara. Alhoewel. Als er zo’n dromedaris over je struikelt ben je ook nog niet thuis.

    (wordt vervolgd)

    12-03-2011 om 10:44 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 7

    Die namiddag echter boekten we eerst een tochtje te paard, iets waar we allemaal naar uitkeken. Een busje kwam ons ophalen, en daarna nog een koppel met twee kinderen die op een andere plek hun bedje gehuurd hadden.  We kregen een helm op, en Koen een stel draagriemen die Maïté tegen zijn borstkast hielden, waarna we allemaal gezwind op ons paard klauterden, daarbij geholpen door het trapje dat de paardmensen hadden opgediept. Ze propten onze voeten in de stijgbeugels en daarna kregen we wat instructies. Hoe we het leidsel moesten vasthouden, hoe we de motor van het paard konden aanzwengelen, hoe we konden remmen, hoe we links of rechts konden afslaan.

    Nadat we ook de naam van ons paard hadden leren kennen kon onze kleine stoet vertrekken. Acht toeristen plus een klein toeristje dat veilig tegen haar papa aanzat, en drie begeleiders. Eerst reden we aan een gezapig tempo over de vlakte, maar al snel werden er liefhebbers gezocht die een kleine galop aandurfden. Ik wou me niet laten pramen, zodat ook mijn paard door een van de begeleiders in een hogere versnelling werd gepraat. Ik probeerde mijn tempo aan dat van het paard aan te passen. Maar dat lukte niet. Als de paardenrug naar boven kwam, ging ik om de een of andere reden naar beneden, wat zorgde voor een nogal harde impact die het ergste liet vermoeden voor mijn delen, of die nu edel waren of niet. Gelukkig hadden de paarden Amerikaanse zadels op, met zo’n flinke zadelknop vooraan, zodat ik me tenminste goed kon vasthouden.

    Je moet je me proberen voor te stellen, dansend op mijn paard, mijn linkerhand om het leidsel, mijn rechterknuist krampachtig rond de zadelknop. Bij gebrek aan een derde hand moest ik mijn filmcamera wel loslaten, zodat die bij elke tagadak van het paard tegen mijn maag sloeg. Van beelden schieten was er op dat moment absoluut geen sprake. Gelukkig duurde de galop nog geen minuutje zodat ik voor ergere rampen gespaard bleef, al vroeg ik me bezorgd af hoe mijn liezen en andere onderdelen van mijn lichaam over enkele uren zouden aanvoelen.

    We reden in de richting van het woud. Men had ons verteld dat we tijdens onze rit een hoogteverschil van driehonderd meter zouden overbruggen. Dat hadden we al gedeeltelijk op de vlakte gedaan, maar nu merkten we dat ook de bomen op een heuvelachtig gebied stonden. Behendig zochten we ons een weg, nee, dat moet ik eerlijkheidshalve anders formuleren. Behendig zochten de paarden zich een kronkelende weg, draaiend en kerend en klimmend of dalend. Met hooggeheven benen ontweken ze de talrijke boomwortels en plantten hun hoeven rakelings langs ravijntjes en andere tierlantijntjes. Natuurlijk hoefden wij hen niet te leiden. Dat deden ze zelf wel, af en toe aangespoord door een van onze drie bereden begeleiders.

    We hielden halt, ergens in het woud, voor een reusachtige boom van vijfhonderd jaar oud. We mochten allemaal op de foto. Als je naar die foto kijkt zal je merken dat we er allemaal breed lachend opstaan. En die lach was gemeend. We genoten toen, echt waar. Een beetje verder zat Woody Woodpecker in een boom naar ons te kijken, de échte. Ik heb hem trouwens gefotografeerd om dat te bewijzen.

    Toen we het woud verlieten glooide de vlakte eerst naar beneden, daarna naar boven tot we – het laatste stuk al galopperend – boven op een heuvelrug kwamen, net op tijd om de rode bol van de zon achter de einder te zien verdwijnen. Even later begonnen we in het halfduister aan het laatste stuk van onze rit. In totaal hadden we een goede anderhalf uur op Palomino gezeten, of Tequila, of wat de naam van ons paard ook was. Daarna konden we ons opfrissen en werden we weer naar ons hotel gebracht.

    Al bij al een deugddoende ervaring die we nog lang zullen koesteren. En weet je, niet één van ons had die avond of de dag erna last van stijve spieren of blauwe plekken. Waarschijnlijk zal ik dan ook weer wat overdreven hebben toen ik hierboven het verslag van onze tocht neerpende.

    12-03-2011 om 10:42 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 6

    Maandag 21 februari – van La Fortuna naar Santa Elena

    We staan hier alle dagen om half zeven op, of we die dag moeten verder trekken of niet. Dat is hier ook normaal. De zon is er maar van zes uur “s morgens tot zes uur ‘s avonds, en daaraan past zich niet alleen de tico – zoals de Costaricanen zichzelf noemen – aan ,maar ook de toerist. Tenzij je hier bent voor de beach, de boose en de girls. Die zijn er ook, zo’n toeristen. Hoe is het mogelijk.

    Vandaag is het de grote vuurproef voor het Beest, la Bestia, onze eigen Toyota Landrover Prado, Want vandaag reizen we naar Santa Elena, een klein stadje aan de voet van het Monteverde Nationaal park, gelegen in het regenwoud. De laatste twee uren zouden naar men beweert  een marteling zijn voor onze skeletten.

    En zo was het ook. Of zo zou het ook geweest zijn indien we ons Beest niet hadden gehad. Op deze weg rijdt elke gewone gezinswagen zich kapot, zoveel is zeker. Ons Beest echter gromde van genoegen terwijl hij zich een weg zocht tussen de keien, de grootste wegslingerend, de kleinere vermorzelend onder zijn rubberen draaipoten. We voelden hem wel, die helse weg, maar hij kreeg ons niet klein, bijlange niet. We hadden hem drie keer na elkaar kunnen afleggen. Maar dat hoefde niet. Al na de eerste keer kwamen we in Santa Elena en  botsten zowat pardoes op ons hotel Los Cipreses. We merkten meteen dat het niet zo’n goede ligging had. De tuin was ook niet om over naar huis te schrijven. Tropisch, natuurlijk, dat wel, maar eigenlijk alleen maar een bindmiddel tussen de verschillende gebouwen. In rondwandelen was er niet bij. Toch een beetje een ontgoocheling na al die mooie plekjes waar we hadden gelogeerd.

     Maar we waren hier niet voor het hotel naartoe gekomen, maar wel voor de “Reserva Biologica del Bosque Nuboso de Monteverde”,  een hele mond vol voor een park van 12.000 hectaren groot, weer een privé initiatief trouwens. Enkele mensen die begaan waren met de natuur kochten in 1972 dertig hectaren grond op, en al snel sloten zich meer en meer mensen bij dit genootschap aan. Nu is Monteverde uitgegroeid tot dé place to see in Costa Rica. En als er echt iets te zien is zijn ook wij er als de neusberen bij.

    (wordt vervolgd)

    28-02-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 5

    Zaterdag 19 februari

     

     De volgende morgen voelde ik me al iets beter, al waren er nog heel wat ingewanden die me vertelden het tijdens het ontbijt bij wat fruit en een drinkyoghurt te houden. Gelukkig was ik toch weer mans genoeg om ons ijzeren ros te berijden. Het was immers tijd Sarapiqui achter ons te laten en op weg te gaan naar La Fortuna, een stadje aan de voet van de vulkaan Arenal.  We hadden stilzwijgend blijkbaar afgesproken dat ik het Beest verder zou besturen en Koen de belangrijke taak van bijrijder zou blijven uitvoeren.

     

    De rit naar La Fortuna verliep zonder noemenswaardige hindernissen. De laatste kilometertjes, die ons van het centrum van La Fortuna naar ons hotel brachten, waren echter een voorsmaakje van wat ons te wachten stond als we naar Monteverde zouden rijden: hobbeldebobbeldebots. Nu wisten we eindelijk waarom ons Beest een vierwielaandrijving had.

     

    We logeerden er in een lodge, allemaal huisjes van enkele kamers, gelegen in een hele mooie en grote tuin. Het was verduiveld warm, en het zwembad lonkte wel heel aanlokkelijk. Maar eerst botsten we de weg terug naar La Fortuna om er in een restaurant de innerlijke mens te gaan versterken. Nu we het beter bekeken zou het wel gepast hebben in een of andere westernfilm, met inbegrip van het volk dat er rondliep. De mensen onder de cowboyhoeden spraken zelfs met een Amerikaans accent.  En de mensen aan de bar spraken dubbel.

     

    Een restaurant zonder ramen, natuurlijk. Eerst dan weet je dat je ver genoeg van ons landje bent, als de winkeltjes en restaurantjes geen ramen meer hebben en weinig muur.  Want op zo’n plaats is het nooit koud. Ze weten niet wat een kachel is. Aan hun plafond hangen helicopterwieken om de warme lucht te herverdelen. Als al die voorwaarden vervult zijn, dan zit je goed. Dan ben je waar je wezen moet.

     

    Buiten overheerste de vulkaan Arenal het stadsbeeld. Als je wijdbeens in het midden van de hoofdstraat stond kon je hem mooi fotograferen, al hingen er wat elektriciteitsdraden voor en al hingen er wat wolken rond zijn top. Maar dat heb je met vulkanen. Ze zijn zo groot dat ze uit hoogmoed bijna constant een hoge kraag opzetten.

     Die dag van aankomst maakten we nog één uitstapje, naar het ecologisch park Danaus, dat net als vele andere parken een privé initiatief is. Het was bijna sluitingstijd, maar dat was geen probleem. Ze bleven graag een uurtje langer open voor ons. Er waren nog enkele andere bezoekers aanwezig. Vlamingen, net als wij. Het kleine park herbergde een hele waaier van dieren en planten. Ik heb er enkele zeer mooie foto’s kunnen maken van vogels en een fantastische close-up van een luiaard. Toffe herinneringen.

    Zoals vrijwel overal kon je van in de receptie of het restaurant van ons hotel het wijde net op, zodat we de thuisblijvers konden kond maken dat we nog altijd alles in kannen en kruiken hadden.

    Zondag 20 februari

     De volgende dag gingen we naar de catarata van La Fortuna. Neen, dat is geen waarzegster met staar, maar het Spaanse woord voor waterval. Voor je aan de waterval komt moet je echter door het bos naar beneden, honderden treden, de ene al moeilijker dan de andere. Bovendien regende het. Geen gemakkelijke opgave, maar we doorstonden ze met brio, ja, ook MaÏté, die aan den hand van papa een olympische prestatie neerzette en op eigen kracht beneden geraakte. De waterval was hoog en imposant, zelfs nu, in het droge seizoen. Er waren veel rotsen, en op en over die rotsen zaten en klommen bleke mensenkinderen met zwembroek of –pak aan. Ook hier werd hoofdzakelijk Amerikaans gesproken. Studenten van een talenschool uit Boston. Ik sprak met hun gids die me zei dat ik als ik wou zonder moeite in Costa Rica aan de bak zou komen. Als je meer dan twee talen spreekt ben je blijkbaar de man. Of vrouw. Ik dus de man. Nu, blijven wil ik hier niet. Mooi genoeg, en vriendelijke mensen, daar niet van. Maar Lieke en ik missen de brokstukken en resten van Oude Culturen die je in Mexico en Perù en zo vindt.

     

    Omdat we naar beneden gekomen waren om de waterval te bewonderen, moesten we daarna ook weer naar boven. De regen was veranderd in wat warm gesijpel dat nog met moeite door het dichte bladerdak kwam. Het valt moeilijk te geloven, maar onze kleindochter, een laars groot, klom weer op eigen houtje naar boven, aan de hand van papa en af en toe met de ellebogensteun van oma als de traptrede de hoogte van een bijzettafeltje kreeg. Onthoud mijn woorden. De nieuwe Tia Hellebaut heet MaÏté Velleman. Daar verwed ik mijn laatste dollar op. En enkel die. Boven gekomen kreeg ze geen medaille, maar gewoon een zakje snoep. En daar was ze heel tevreden mee.

     

    Na de catarata reden we richting vulkaan. De Arenal had zich vandaag een wolkenpak aangetrokken dat tot ver onder zijn knieën reikte. Wij en vulkanen, dat gaat blijkbaar niet echt samen. Maar goed, we reden er rond en bereikten het meer dat naar hem genoemd werd. Het stond vol water.

     

    Het Arenalmeer is niet minder dan 75 km² groot, en wij rondden er enkele van, eerst over een dam, daarna langs de baan die een groot deel van het meer volgt. Na een tijdje moest ik het Beest tot stilstand brengen. Voor ons stonden enkele andere auto’s kriskras over de baan, omringd door een dozijn of wat neusberen, tuk op wat snoep en eten dat door de argeloze toeristen neergegooid wordt in ruil voor een foto. Dieven en bedelaars. Dat zouden we later op onze reis nog merken. Liever stelen dan eerlijk werken voor de kost. Maar ja, misschien denken dieven ook dat ze aan het werken zijn. En misschien is dat ook zo. Maar waar was ik gebleven? Ach ja, langs het Arenalmeer, opgehouden door neusberen.

     

    Later gingen we in een restaurant langs de weg eten. Bij ons zou je dat dus een wegrestaurant noemen. Maar hier klinkt dat echt verkeerd. Het lag wat hoger dan de baan en werd omarmd door de weelderige vegetatie van de tropen. In vazen stonden de mooiste bloemen. Grote hertshoornvarens hingen langs de muurloze ruimte en wedijverden met de orchydeeën om onze aandacht. De kelner bracht ons achter het restaurant en toonde ons een boomholte waarin het kleurrijke kopje van een carpintero te zien was, een schrijnwerkervogeltje.

    Omdat het een restaurant was konden we er ook eten. Daarna reden we een kilometertje terug, waar we een plaat gezien hadden die ons beloofde dat we daar paden konden vinden die ons langs de flanken van de vulkaan zouden brengen, langs het spoor dat de lava getrokken had tijdens de laatste grote uitbarsting van de Arenal, in 1968. Je moest er wel tien dollar per persoon voor betalen maar goed, we waren hier nu eenmaal. We hadden bovendien één kans op twee dat we wat meer van de vulkaan zouden zien dan de boerka die hij aangetrokken had. Ik geloofde dat niet echt. In zaken mag en moet je soms een beetje van de waarheid afwijken om de klant over de schreef te trekken.

     

    De wandeling was wat je van een wandeling in de hitte langs de flanken van een vulkaan met een boerka aan mocht verwachten. Het vergt een zekere inspanning, maar het levert ook veel mooie plaatjes op. De man aan de ingang had niet gelogen. Gestolde lava overal. Maïté zocht een stukje dat ze mooi genoeg vond om aan haar papa te geven als souvenir.

     

    ’s Avonds hadden we een afspraak met de hot springs. Dat is geen meidengroep, maar een geheel van hete bronnen waarin je kunt gaan ontspannen. Je warmt eerst op tot je verhit bent en daarna kun je gaan afkoelen in een ijskoud bad. Als je dat enkele keren gedaan hebt mag je gaan avondmalen even verderop. Lekker, zowel het een als het ander. En zo werd ook die dag naar de geschiedenis verbannen.

    27-02-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 4

    Vrijdag 18 februari – Selva Verde Lodge, Sarapiqui

     Onze bungalows – die op palen staan – liggen midden in een schitterende tropische tuin, waar de mooiste bloemen staan en kolibri’s en andere felgekleurde vogels in rondwieke . Op het terras voor onze kamer hangt een hangmat en schommelen twee schommelstoelen. Maar we laten ons niet verleiden en gaan ontbijten via een lange, kronkelende en overdekte weg door de tuin. Aan de bezoekers van het restaurant zie je dat dit inderdaad een lodge is die hoger geprijsd moet zijn. Ze zijn bijna zonder uitzondering op leeftijd, ze lijken allemaal op Livingstone en Stanley, en de lenzen van hun fotoapparaten zijn drie keer zo lang als hun pik.  Hun Engels is Amerikaans, of wat had je gedacht.  Ze bekijken ons meewarig, alsof ze willen inschatten of we een foto waard zijn. Ze dragen hun driepoten als ski’s en worden in al die dingen  enkel voorbijgestoken door enkele Japanners. Maar het eten is lekker.

     Om negen uur staan we op de muelle, de kade van Sarapiqui, en even later varen we de rivier op met dezelfde naam voor een boottocht van twee uren, op zoek naar vogels en andere kaaimannen. Gewoonlijk beloven die tochtjes meer dan ze je kunnen tonen, maar dankzij de twee natuurgidsen aan boord kregen we genoeg wildlife te zien om iedereen tevreden te stellen, ja, ook enkele kaaimannen. Kaaivrouwen niet. Ook vissers, die kniehoog in het water hun vangst lieten zien. Eentje van hen vertelde ons in perfect Engels dat die grote vissen een bedreigde soort waren, omdat hij probeerde ze allemaal te pakken te krijgen… Grappige jongens, die tico’s.

    De rest van de dag brachten we op het terrein van de lodge door. Je kon er lange  wandelingen maken in de tuin en het woud, op zoek naar de prachtige fauna en flora van het land.
     
    Het middageten was uitstekend. De ellende begon voor mij enkele uren later. Maagproblemen. Kotserij en zo. Aan het resultaat te zien was het middagmaal van de vorige dag me niet goed bevallen. Misschien was het de kaas die maar een vreemd smaakje had. Misschien ook was  het het gevecht met Pietje de Dood die mijn maag in de war had gebracht. De turista was het zeker niet, want die komt aan een andere kant van je lichaam te voorschijn. Het resultaat was wel dat ik mijn bed inkroop en het gratis avondmaal maar aan mij liet voorbijgaan.
     
    (wordt vervolgd)

    22-02-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    21-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 3

    Donderdag 17 februari

     Dit zal een dag worden die we niet gemakkelijk zullen vergeten. Een dag waarin we geflirt hebben met de Dood. Nu weten we eindelijk waarom hij lukraak en blindelings met zijn zeis zwaait.

    De dag begon  zoals de dag van gisteren. We waren vroeg op en gingen vroeg ontbijten. Het eekhoorntje dat ons gisteren gezelschap hield was wat later dan wij opgestaan.Na het ontbijt was het koffers pakken. Tijd genoeg, want de huurwagen kwam eerst om negen uur.

    Uiteindelijk werd het toch nog een uur of tien voor we de eerste kilometer achter de wielen hadden, omdat we eerst nog een hele administratieve procedure door moesten en controleren of de auto alles aan boord had, zo ondermeer een babystoeltje en een GPS. En over die GPS zal ik het maar direct hebben. Er staan geen namen van straten of wegen in. Om de eenvoudige reden dat de straten en wegen in Costa Rica geen namen hebben, alleen maar nummers. Probeer jullie dat maar even voor te stellen. Wat zit er dan wel in die GPS? Alleen maar “points of interest”. Een supermarkt in een bepaalde stad, of een kerk of een hotel bijvoorbeeld. Maar niet alle hotels en supermarkten, dat ondervonden we meteen. De supermakrt van Alajuela waarheen we zouden rijden om Katina en Tupac te ontmoeten was onvindbaar, zodat we via GSM een nieuw punt afspraken.

    Voor we aan het ontmoetingspunt komen toch nog even een woordje over onze huurauto. Een beest van een Toyota. Een Landcruiser Prado. De diameter van de wielen is groter dan Maïté hoog is. Je moet instappen met een lift, al overdrijf ik nu een beetje. Hij heeft een automaat. Om te starten zet je je in P, duw je de voetrem in, leg je de autosleutel in een bakje achter de handrem  en druk je op een dashboardknop waarop start/stop staat. Vroem. Daarna ga je van P naar R en als je achteruit moet rijden blijf je daar en duw je het gaspedaal in. Vroem. Als je echter vooruit moet rijden – wat regelmatiger voorkomt – ga je van R over N naar D. Daar aangekomen druk je de pook naar links. Je ziet nu de D op een dashboardscherm verschijnen, met erachter een cijfer. Dat cijfer zegt je in welke versnelling je staat. Om weg te rijden sta je best in 1, zodat je kleine klopjes geeft tegen de kop van het pookje tot dat cijfer verschijnt. Je duwt op het gaspedaal. Vroem, je bent weg.

    De eerste kilometers met een nieuwe wagen zijn natuurlijk de gevaarlijkste. Je moet het beest eerst temmen en ondertussen toch je ogen op de weg te houden. Bovendien zaten we in een stad van anderhalf miljoen inwoners. En veel van die inwoners hadden ook een auto. Maar de goden waren met ons. We kwamen zonder kleerscheuren aan in Alajuela en even later waren Katinka en Tupac er ook. Eerst reden we naar de supermarkt – je weet nog wel, die niet in de GPS stond – en kochten er wat versnaperingen voor onderweg. En daarna ging het richting Poàs vulkaan. San José ligt op zo’n duizend meter boven de zeespiegel. De Poàs op tweeduizend zeshonderd vijftig. Bij het naar boven rijden begon de zon langzaam achter de wolken te verdwijnen en zagen we de buitentemperatuur gestaag naar beneden gaan. Toen we aan de ingang van het Nationaal Park kwamen – want elke vulkaan ligt in een nationaal park – en we ons geld opdiepten om binnen te mogen, zei de beambte dat we vijftig procent kans hadden om de vulkaankrater te zien. Dat betekent dus ook dat we vijfitg procent kans hadden om hem niet te zien. Maar gezien onze vroegere ervaringen met  vulkanen in andere landen schatten we onze echte kansen op 25 procent.

    Toen we bij het uitkijkpunt aankwamen feliciteerden we onszelf met ons inschattingsvermogen: er was geen fluit te zien. Duistere wolken hadden de driehonderd meter diepe vulkaanmond tot boven toe gevuld. Bovendien regende het en was de temperatuur gezakt naar twaalf graden. We bleven er toch een half uurtje in de hoop dat de wolken ons toch nog een glimp van het moois zouden laten zien, maar helaas. We wandelden dan maar verder, op weg naar een oudere vulkaanmond, omringd door een spookachtig maar prachtig landschap waar trollen en feeën woonden. Maar ook hier hadden de wolken het voor het zeggen, en bovendien begon het nu echt door te regenen, zodat we onder een houten afdakje schuilen gingen.

    Toen het regenwoud weer wat meer woud was en minder regen, gingen we de weg terug tot aan het bezoekerscentrum, waar we onze verkleumde lijven op een kopje koffie trakteerden, om daarna de vulkaan Po0s definitief de rug toe te keren. Terwijl we naar beneden reden gebeurde net het omgekeerde als bij het naar boven rijden: de wolken verdwenen, en de temperatuur klom weer omhoog tot hij bij 27 graden hangen bleef. We stopten ergens onderweg in een restaurante muy tipico en vulden onze innerlijke mens, waarna we afscheid namen van Kalinka en Tupac met de wederzijdse belofte dat we elkaar op het einde van onze rondreis nog eens zouden ontmoeten.

     Daarna begonnen we aan onze afspraak met de Dood. In Costa Rica donkert het om zes uur, en eigenlijk hadden we al zeker een uur vroeger moeten vertrekken om bij klaarlichte dag aan te komen in Sarapiqui, onze volgende bestemming. Maar goed, het grootste deel van de trip zou toch nog bij daglicht gereden worden. Maar we hadden geen rekening gehouden met de nieuwe verkeersconfituur die op ons zat te wachten. Ongelofelijk. Brussel en Antwerpen gecombineerd. En het probleem is dat je in een land als Costa Rica geen uitwijkmogelijkheid hebt. Toen we de stad Heredia door waren, waren we nog nauwelijks aan onze reis begonnen en was het al donker…

    En daar was  hij dan, de man met de zeis, in de vorm van een kronkelende weg over de cordillera. Hij heeft  staar. Zijn ogen zijn blind en melkwit van de wolken die zowel hem als ons het zicht totaal belemmeren. We zien geen hand voor ogen. We zien niet waar de weg is. Soms zijn er rode reflectoren langs de rechterkant van de baan en kun je die kronkelende dingen proberen te volgen, soms ook zijn die er niet. We rijden voort op onze adrenaline, stapvoets. Koen hangt uit het raam en probeert me aanwijzingen te geven. Maar soms weet hij het ook niet meer. Hels. We horen hem lachen, Pietje, of hoe hij hier ook noemt.

    We worden bijgehaald door een vrachtwagen. Na een tijdje toetert hij en knippert met zijn lichten. Hij wilt dat we hem doorlaten, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan op een kronkelende baan die op- en neergaat en waar je de volgende bocht niet ziet. Je weet ook dat de Seitenstreifen nicht befahrbar zijn, zoals je in Duitsland ziet staan. En plots is daar toch dat stukje plat van dertig meter waarnaar je uitwijken kan. Ik stop, de vrachtwagen rijdt ons voorbij, en achter hem nog twee andere auto’s. We sluiten aan, vastbesloten de lichten voor ons niet meer te lossen. Ons adrenalinepeil zakt een beetje, maar niet veel. Het is nog een lange weg. De auto’s voor ons zijn duidelijk bemand door mensen die weten op welke weg ze rijden, want als ze de mogelijkheid zien, rijden ze de vrachtwagen voorbij. Wij blijven er mooi achter. De brave man geeft ons zelfs aanwijzingen met zijn lichten.

     En zo geraken we over de bergpas en laten de Dood achter ons. We horen hem vloeken. Of  is het gewoon de regen op het dak van onze auto? De rest van de reis verloopt vlekkeloos, zeker in vergelijking met wat we daarnet beleefd hadden. We hadden ons lesje geleerd: in Costa Rica nooit meer aan een reis beginnen als je die in het donker moet afleggen.

    Toen we ons lodge Quinta de Sarapiqui gevonden hadden, kregen we echter nog wat op ons bord. Ze hadden ons ergens anders geboekt, omdat onze bungalows nog niet helemaal afgewerkt waren. Maar de lieve dame vertelde ons dat we in een lodge van een hogere categorie zouden logeren, en dat we bovendien als compensatie voor het ongemak het avondmaal van die dag en van de volgende dag gratis kregen. Daar konden we mee leven. Nat dat eerste avondmaal genuttigd te hebben piloteerde ze ons naar ons nieuw verblijf, de Selva Verde Lodge. En waarachtig, ze had beslist niet gelogen. Dat merkten we de volgende dag.

    Maar dat verhaal komt later.

    21-02-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    17-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 2

    Dinsdag 15 februari 2011  

    De dag van de heenvlucht was weer wonderlijk warrig.  We gingen deze keer niet met onze auto of met de trein naar Zaventem, maar lieten ons rijden door een firma gespecialiseerd in het brengen en afhalen van mensen naar en van de luchthaven. Ze gingen ons komen oppikken om kwart voor zeven ’s morgens, waarna het busje richting Aalst zou rijden om Koen, Sarah en MaÏté op te halen. Niets te vroeg, dachten wij zo, maar goed, tenslotte zijn wij niet de professionals.  Het  busje was er maar om iets voor zeven, zodat we toch al een beetje kriebels in de buik kregen.   Toen we uit Erembodegem vertrokken was het zowat half acht en begon de lange lijdensweg naar Zaventem. Ons vliegtuig vertrok om tien na tien. De vliegtuigmaatschappijen vragen hun passagiers om minstens twee uur voor vertrek daar te zijn. Dat gaf ons nog veertig minuten. Onmogelijk. Maar goed, anderhalf uur voor het vertrek zou ook nog wel gaan.   Onderweg moesten we onze ETA echter steeds maar uitstellen.  Het verkeer was zo intens dat elke willekeurige huisjesslak ons zou voorbijgestoken zijn als ze niet door een moto overreden was geweest. Het enige soelaas dat we kregen waren de kilometers na de brug van Vilvoorde die we in ijltempo aflegden. We klokten af om vijf voor negen, bleek van de spanning en met de billen al een tijdje strak tegen mekaar.  

    Toen we de vertrekhal binnenscheurden en op het grote bord tuurden om ons poortnummer te zoeken, vonden we onze vlucht niet. Lees dat nog maar eens. We vonden onze vlucht niet. Er stond geen enkele vlucht geprogrammeerd naar  Atlanta, VS, onze tussenstop naar San José, Costa Rica. Verbijsterd begaven we ons naar de desk van Delta Airlines.   De vlucht was een kwartiertje voor onze aankomst afgelast vanwege een technisch probleem.  Alle passagiers werden overgeboekt op een vlucht naar New-York die zou vertrekken om kwart voor elf. Een springerige Deltavrouw in een iets te krap rood pak begon ons van hot naar her te jagen. We waren blijkbaar net op tijd aangekomen om toch nog mee te kunnen.  

    En toen maakte het vliegtuig naar New York vertraging, niet veel, maar een drie kwartier, maar toch. Ze waren er hierboven mee aan het spelen, dat was duidelijk. Eind goed, al goed. We arriveerden  binnen het voorzien uurrooster op J.F Kennedy Airport en gingen door de immigratie, waar ze onder meer je vingerafdrukken nemen en een foto van je irissen nemen. Nee, dat zijn in dit geval geen bloemen. Nee , ook die van Van Gogh niet. We haalden onze bagage van de band   en plaatsten haar even verder op een andere band die haar – naar men ons verzekerde – op het juiste vliegtuig zou zetten. Want nu zouden we niet meer met Delta maar met American Airlines naar Costa Rica vliegen.   We namen de luchttrein – die alle terminals van J.F.K. met elkaar verbindt – naar terminal 8. Daar moesten we terug de strenge controle door. Er wordt in New York – terecht – niet gelachen met deze procedures. Iedereen moet  bijvoorbeeld  zijn schoenen uitdoen.  De beambten blijven uiterst beleefd in alle omstandigheden – op het irriterende af – maar roels zijn roels. Durf er geen grapje over maken, of ze zetten je meteen op je nummer.  Nee, aangenaam is het niet. Sommige mensen zouden voor minder hun transitvlucht via een ander land maken.  

    We arriveerden in San José rond acht uur ’s avonds. Onze bagage was er ook. Dan vlotjes door de immigratie en buiten drie kwartier wachten op de auto die ons gezelschap naar ons hotel zou brengen, het Hotel Rincon de San José. Onderweg maakten we – het was ondertussen tien uur geworden – kennis met de verkeersconfituur van de hoofdstad van het land. Deze traffic jam was wel minder intens dan die van Brussel, maar het kon toch tellen. De chauffeur vertelde ons dat de confituur veroorzaakt werd doordat ze een nieuwe brug aan het bouwen zijn. Net nu wij naar San José komen. Hoe halen ze het in hun hoofd.  

    In het hotel werden we opgevangen en naar onze kamers gesluisd via een labyrint van gangetjes en trapjes dat in geen enkel authentiek ouderwets hotel mag ontbreken. We ploften er onze koffers neer, haalden eruit wat erin zat, baden stort en vielen op ons bed neer. Er kon nog net een “slaapwel” af en toen zeilden we dromenland binnen.  

    Woensdag 16 februari 2011.  

    Onze jetlag zorgde ervoor dat we weer wakker werden rond half vijf. We geraakten niet meer in slaap. De weinige geluiden die het hotel maakte leken wel honderd keer versterkt te worden. Af en toe liep er een vroege vogel met zijn koffer te zeulen. De kofferwieltjes leken door mijn hersenpan te dreunen als waren ze bezig met het bombardement van Dresden. Er was maar één remedie voor. Opstaan. Veel te vroeg. Opstaan, douchen, je aankleden, wat op je laptop tokkelen en veel vroeger gaan eten dan je van plan was. In de kamer naast ons was het van idem dito. De heldere stem van Maïté vertelde ons dat het gezin Velleman-Monsieur ook wakker was. We zaten dan ook allemaal veel vroeger aan de ontbijttafel dan we gepland hadden.  

    Om negen uur werden we opgehaald en naar het kantoor van ons reisagentschap gebracht. We kregen er een goede briefing over onze rondreis en bolden toen terug naar ons hotel. Even later verscheen Katina, de vriendin van Sarah, in de lobby. Katina is gehuwd met Tupac, een Costaricaan die tien jaar in Vlaanderen muziek studeerde in het conservatorium en onze taal spreekt als geen ander.  Katina werkt in de Belgische Ambassade in San José.   Even later waren we op weg naar het busstation waar we de bus namen die ons naar het INBioparque zou brengen, een natuurpark waar we – zo verzekerde Katina ons – heel wat van de Costaricaanse dieren- en plantenwereld konden ontdekken. Toen we uit de bus stapten kochten we aan een kraampje vier bakjes verse aardbeien voor een dollar!  

    Toen we voor de ingang van het park stonden konden we niets anders doen dan constateren…  dat het gesloten was.  Daarop sprak Katina een van de parkwachters aan die ons vertelde dat “ze” gisteren besloten hadden dat het park voorlopig enkel en alleen nog op vrijdag, zaterdag en zondag zou open zijn. Er was wel een buslading toeristen binnen, maar dat kwam omdat die al voordien hadden gereserveerd. Katina haalde haar liefste glimlach boven – en dat wil wat zeggen – en kreeg de man zover dat hij er een tweede en een derde bijhaalde. Maar tevergeefs, niets mocht baten. Het park bleef voor ons gesloten.   We waren net van plan dan maar af te druipen toen er nog twee jonge vrouwen arriveerden, een Costaricaanse en een Nieuw-Zeelandse, die van heel wat verder dan wij kwamen. Ze hadden diezelfde morgen nog gebeld naar het park en hadden te horen gekregen dat het open was. De vrouw toonde als bewijs het telefoonnummer op haar GSM. We voelden onze hoop weer een beetje oplaaien en mengden ons terug in de discussie. We merkten dat er even verderop  driftig over en weer werd gebeld, en even later kwam het verlossende woord. We mochten het park in!  

    Dit zou bij ons dus echt niet kunnen. Om te beginnen zou er niemand zich in het hoofd halen om zomaar van dag op dag een park te sluiten. Bij ons zou dat minstens weken vooraf bekend gemaakt  worden, desnoods via radio en televisie. Maar wat bij ons ook niet zou kunnen was dat er op zo’n beslissing een uitzondering zou gemaakt worden voor enkele bezoekers die het aandurfden om in discussie te gaan. We betaalden ons ticket en doken het park in. Het park dat we doordat het gesloten was helemaal voor ons alleen hadden!
     
    We hebben er een drietal heerlijke uren beleefd. En we hebben er de schitterendste foto’s gemaakt van tientallen leguanen, schildpadden, vlinders, een ijsvogel, een luiaard, herten. We hebben er rondgelopen in een prachtig landschap van bomen en struiken, van bloemen en vruchten. Kortom, deze eerste kennismaking met de fauna en flora van ons vakantieland was een schot in de roos.   Terug in San José gingen we restauranten, met alles erop en eraan, waarna Katina voorlopig afscheid van ons nam. Morgenvroeg zien we haar weer, als we samen een vulkaan gaan bezoeken. En met die mededeling eindigt mijn verslag van de eerste twee dagen van onze reis. Wanneer het tweede stukje verslag het net zal opgaan, weet ik natuurlijk niet. Jullie dus ook niet.

    17-02-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    16-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 1

    Snel een kort berichtje om te zeggen dat we goed aangekomen zijn. We hadden weer de nodige complicaties, en die begonnen deze keer al in Zaventem. Ons vliegtuig werd gecanceld zodat we niet over Atlanta maar wel over New York naar Costa Rica gevlogen zijn.
     
    De temperatuur is hier overdag 26 graden maar het is wel bewolkt. Het hotel is heel typisch voor Latijns Amerika, dus het bevalt ons. De naam is El Rincón de San José.
     
    Straks gaan we met iemand van het reisagentschap nog eens alles doornemen en daarna komt de vriendin van Sarah en gaan we beestjes kijken in de zoo of zo.
     
    Het verslag van onze eerste dagen vinden jullie binnenkort op dit adres.
     
    Groetjes aan iedereen van vijf gelukzakken.
    Francis

    16-02-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    25-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Lviv, deel 7 en einde.
    Lviv (Oekraïne) 2010
    van 4 tot 11 oktober

    Eindspel

    De dag daarna was het zondag. We genoten verder. De lucht bleef blauw, al was het koud. Lekker wandelweer dat onze voeten overal naartoe stuurde.

    We vonden het Venetiaanse huis in de Heneral (zeg maar generaal) Chuprynskystraat nummer 50, we liepen toevallig langs de talenschool waar Svitlana waarschijnlijk haar Frans had gehaald en Diana haar hoed, we keken naar de fratsen van een eekhoorntje in het Ivan Frankopark en aten in een Schots(!) restaurant.

    In de late namiddag zakten we af naar het huis waar Loubistok het beste van zichzelf zou geven. En al was er dan geen elektriciteit en werden we naarmate het uur vorderde nog enkel schimmen van onszelf, toch genoten we met volle teugen, eerst van het optreden en daarna van de vodka. Persoonlijk vond ik de pepervodka trouwens de beste, al mag je dat gerust met een korreltje zout nemen.

     
      

    En de volgende dag gingen we naar huis.

    EINDE

     

    25-01-2011 om 16:45 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Lviv, deel 6
    Lviv (Oekraïne) 2010
    van 4 tot 11 oktober

    van trappen, banken en bruidjes

    Heb ik al vermeld dat we om onze hotelkamer te bereiken honderd trappen op mochten? Er was wel een kleine lift, maar sportief als we ons voordoen lieten we die links liggen. Goed voor de conditie, al speelde ik toch een beetje vals: ik nam telkens twee trappen tegelijk, zodat ik er maar vijftig te doen had.

    Ik moet jullie beslist ook nog wat vertellen over de Svobodalaan, die belangrijkste ader in het stadscentrum van Lviv.

    In het weekend lopen er honderden mensen rond. Sommigen keuvelen, anderen betogen. Alle banken en bankjes zijn bezet met koppeltjes, of door groepjes spelers, of gewoon door jou en mij. Er wordt geschaakt op de ene bank. Op de andere bank is een dominospel aan de gang, of een damspel, of een kaartspel. En ’t is voor serieus, het gaat er soms hevig aan toe. We gaan op tussen de mensen en genieten van de najaarszon en van alles wat er rondom ons gebeurt.

    Bruidjes en bruidegoms komen af en aan, opgejaagd door hun fotograaf die hen alle monumenten injaagt. Aan het plein voor de opera, daar waar de grote fontein haar waterballet danst, huren papa’s elektrische autootjes voor hun kleuters. Wat opzij staat een witte eindeloze limousine waarin de bruidjes even plaatsnemen voor de zoveelste foto. Op de motorkap staan een kroon en een Assepoesterschoentje.

     
      

    De Svobodalaan is een warm, kloppend hart, een plek waar je graag bent en blijft, waar elke minuut die voorbijgaat een gewonnen minuut is.


    * * *


    Operatie opera

    We zijn ook naar de opera geweest, naar Aida gaan zien, van Verdi. Zo konden we ons vergapen aan het schitterende gebouw waarvan de eerste steen gelegd werd in 1897 en dat nu wordt beschouwd als één van de mooiste operagebouwen van Europa. Het werd opgetrokken volgens de klassieke traditie, met Renaissance en barokke elementen. Het was het theater van de hoofdstad, want indertijd was Lviv de hoofdstad van de regio Halychyna die deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse rijk.

    Binnen staan we in een overweldigend decor van schilderijen en ornamenten, van beeldhouwwerken, marmer en goud. Alles is er mooi, zowel in de vestibule als in de hal voor de toeschouwers en in de spiegelzaal. We zijn er vroeg bij en zien de opera langzaam vollopen.

    We zitten op de eerste rij, aan de orkestbak, en kijken en luisteren hoe de muzikanten zich opwarmen. Het is een kakafonie van krijsende violen, een regenboog van noten die uit diverse instrumenten buitelen. Straks - als de dirigent zijn plaats inneemt en met zijn toverstokje zwaait - zullen al die instrumenten en al die noten de stemmen ondersteunen die het tragische verhaal van Aida zullen zingen, een verhaal dat zich afspeelt in het oude Egypte.

     
      

    Het is het verhaal van de liefde tussen de Egyptische legeraanvoerder Radames en Aida, een Nubische prinses die de slavin is van de Egyptische prinses Amneris. Het is het verhaal van een onmogelijke liefde, die dan ook een tragische afloop kent. Aida en Radames worden vermoord en samen levend in één graf begraven. Aida zorgt voor veel oproer in Egypte als ze weer opstaat uit de dood. (Zo zijn er nog geweest.) De relatie tussen Aida, Radamas en Amneris wordt beschouwd als misschien wel de krachtigste liefdesdriehoek in de geschiedenis van de opera.

    De acteur die Radames gestalte geeft moet zich al onmiddellijk bewijzen met lange meeslepende melodielijnen tijdens zijn aria “Celesta Aida”. Wat mij betreft lukt het niet helemaal. Hij lijkt me wat te oud om een geloofwaardige held en minnaar te zijn. En bovendien moet ik als ik hem bezig hoor onwillekeurige denken aan een klokkende kalkoen. Dat doet me om zijn leven vrezen, want over minder dan een maand is het Thanksgiving. Of vieren ze dat niet in de Joekreen? De andere hoofdrolspelers kunnen me wel overtuigen. Maar ja, hoe zou ik een oordeel durven vellen, ik die nauwelijks het verschil ken tussen een grote terts en drie okkernoten?

    De scene waarin Amneris ontdekt dat Aida verliefd is op Radames heeft een sterk dramatisch contrast, omdat de rivaliteit van de twee vrouwen lijnrecht tegenover de feestelijke sfeer van de overwinning staat die verderop gevierd wordt. Het onzichtbare koor schreeuwt om de dood van de vijand, terwijl Amneris dreigt wraak te nemen op Aida, die de goden om vergiffenis bidt.

    Amneris is zelf ook de gevangene van haar gevoelens als ze probeert de priesters om te praten en Radames vergiffenis te schenken voor zijn verraad. Hier schrijft Verdi één van zijn beste muziekstukken voor de mezzosopraan tegenover het koor van priesters. Pas op, ‘k heb dat niet uitgevonden hoor. Het stond zo op Wikipedia.

    Een overbekend fragment is de Triomfmars, waarvan het bekendste stuk hieronder te zien en te horen is.

    Al bij al een meer dan geslaagde avond waar we nog een verlengstukje aan tricoteerden door allemaal samen een restaurant te overvallen, waarna we in triomftocht naar ons hotel marcheerden. 


     
    (wordt vervolgd



    24-01-2011 om 20:50 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Lviv, deel 5
    Lviv (Oekraïne) 2010
    van 4 tot 11 oktober

    kastelentocht: het kasteel in Olesko

    Zoals ik zei maakten we nog een tweede daguitstap, een tocht langs drie kastelen. Eerst reden we naar Olesko waar het kasteel Zolkiev staat. Hier werd koning Jan III Sobieski geboren. Deze Jan III Sobieski (1629–1696) wordt beschouwd als de laatste grote vorst van de Pools-Litouwse Unie. Zijn leven leest trouwens als een roman. Wie wilt kan het leven van Jan III Sobieski achter deze link terugvinden.

    In de veertiende eeuw was het kasteel in Olesko een van de belangrijkste versterkingen van het land Rus. Later werd het een paleis voor de aristocratie en vanaf 1620 werd het herschapen in de Italiaanse Renaissancestijl. Koning Jan III zorgde ervoor dat er heel wat waardevolle stukken in terechtkwamen.

     
      

    Tussen 1965 en 1975 werd het omgetoverd tot een museum. Er zijn honderden unieke schilderijen, beeldhouwwerken en andere kunststukken te zien, waaronder twee Brusselse wandtapijten. Je vindt er zelfs toiletten die voor hun tijd erg modern zullen geweest zijn, al zullen wij er nu misschien onze neus voor ophalen.

    * * *


    kastelentocht: het Pidhirtsi kasteel

    Het tweede kasteel op onze trip was het Pidhirtsi kasteel, dat ooit een echt pareltje moet zijn geweest. Het werd in renaissancestijl gebouwd tussen 1635 en 1640 en behoorde toe aan de rijke Poolse familie Rzewuski, die ook al het kasteel in Olesko bezaten na de Sobieski’s. Op het domein staat ook een barokke St.-Jozefkerk, gebouwd tussen 1752 en 1766. Het kasteel is leeg. Er hangen enkel tientallen zwartwit foto’s waarop je een glimp kunt opvangen van de vroegere luister.

     
      

    Het moet hier schitterend geweest zijn. Nu wordt het met mondjesmaat gerestaureerd, nadat het door de Sovjets als hospitaal werd gebruikt. Ik begin stilaan te begrijpen waarom ze in dit deel van Oekraïne geen Russisch willen praten.

     
    * * *

    het Zolochiv kasteel

    Tenslotte reden we naar het Zolochiv kasteel dat in de jaren 1630 gebouwd werd als een echte citadel. In de 17de en 18de eeuw was het eigendom van de Poolse families Sobieski en Radziwill. Tijdens het Oostenrijks-Hongaarse rijk werd het omgetoverd tot een gevangenis, een situatie die onder Stalin alleen maar verergerde.

    Naast het hoofdgebouw staat een mooi Chinees paviljoen, gebouwd in de 17de eeuw, dat nu volledig gerestaureerd is. Het hoofdgebouw wordt momenteel nog gerestaureerd, al valt er binnenin al heel wat te zien. Vanop de aarden wallen die het geheel omringen heb je een goed uitzicht op de natuur en op het stadje Zolochiv.

     
      

    In de tuin staat een toeristenlokker. Het is een magische steen, gevonden in het woud. Er staan inscripties op in een onbekende taal. In het midden van de steen is een gat waar je je vinger kunt insteken en een wens doen. Als je je hand in de ene richting draait heeft die wens te maken met geluk en liefde, in de andere richting met geld. Je mag maar één richting kiezen: de goeie. En die bracht ons terug naar ons hotel in Lviv.

    (wordt vervolgd)

    24-01-2011 om 20:45 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Lviv, Oekraïne, deel 4
    Lviv (Oekraïne) 2010
    van 4 tot 11 oktober

    Achteruit op daguitstap

    Tijdens ons verblijf zijn we ook tweemaal op daguitstap geweest. De eerste keer gingen we de stad Zhovkva bezoeken, en het Krehiv klooster dat maar een twaalftal kilometer verderop lag. Uiteindelijk werd de volgorde van de bezoeken omgedraaid, en wel hierdoor.

    We waren nauwelijks uit het centrum van de stad toen we in een schitterende verkeersknoop terechtkwamen. Het ging zo snel vooruit dat de plaatselijke slakken over de raampjes kropen. Na een tijdje nagelbijten had onze chauffeur er duidelijk genoeg van en vroeg aan een bus die uit de andere richting kwam – een richting waarin nog gereden werd – om even stil te houden. Waarop die van ons doodgemoedereerd achteruit op de andere rijstrook begon te rijden, en aan een behoorlijke snelheid. We konden ons jolijt niet op tot gebeurde wat er moest gebeuren. De “stop-stop-stop!” van Ivo was de inleiding voor de klap waarmee het achterste van onze bus het achterste ramde van de bus voor hem. Of achter hem? Probeer dat maar eventjes aan je verzekeringsmaatschappij uit te leggen. In ieder geval was de klap voldoende om ons allemaal – voor eventjes – het zwijgen op te leggen.

    Al bij al viel het nog mee. De papieren waren snel ingevuld zodat we weer op weg konden, richting centrum. Na zo’n kleine twee uur waren we dan ook weer op het punt vanwaar we vertrokken waren. Om de verkeersellende te omzeilen had de chauffeur immers beslist om eerst naar het klooster te rijden en daarna naar Zhovkva.

    Het klooster in Krehiv ligt aan de voet van de Rastochya heuvels. Het werd in 1612 gesticht door monniken uit Kiev die zich vestigden in een grot dichtbij een heuveltop. Aan de foto’s is te zien dat het zo gebouwd is dat het eventuele aanvallers kon afslaan. Binnen de muren staat een St.-Niklaaskerk en een houten kerk gewijd aan de Verheerlijking van Christus. Het is nu een theologisch seminarie.

     
     
    Na een bezoek aan de St.-Niklaaskerk wandelden we naar het woud achter het klooster, waar we een bron bezochten met geneeskrachtig water. Over de bron is een koepel gebouwd zodat het water niet nat kan worden. Ik dronk ervan in de hoop te genezen van mijn zware verkoudheid. En dat gebeurde dan ook. Een week later was ik weer zo gezond als een blikje sardientjes.
     

    Zhovkva

    Dan op naar Zhovkva, waar al sinds de dertiende eeuw mensen woonden. In 1594 werd het Zolkiew kasteel gebouwd en werd de stad versterkt. In de 17de eeuw was het de residentie van de Poolse koning Jan III Sobieski, een naam die we straks nog eens gaan tegen komen. De bevolking bestond vooral uit Polen, Oekraïners en Joden. Voor Wereldoorlog II vormden 4.500 joden zowat de helft van de bevolking. Maar slechts enkelen overleefden de Holocaust. De synagoge werd in 1941 door de Duitsers vernietigd. Enkel de buitenste muren staan nog overeind. In 1951, onder Sovjet bewind, droeg de stad de naam Nestorov. In 1992 kreeg ze haar oude naam terug.
    We zien er de St.-Laurenskerk, gebouwd in de 17de eeuw door een Italiaanse architect. Onder het sovjetbewind was de kerk een opslagplaats. Het stadscentrum van Zhovkva werd geklasseerd in 1994 en wordt nu volop gerestaureerd.
     
     
    De Sint-Laureinskerk 

    En van de restauratie naar het restaurant, waar we de innerlijke mens – die al een tijdje grommend met onze darmen rammelde – kalmeerden, om daarna nog wat Zhovka te gaan opsnuiven. Toen onze gids dacht dat we alles gezien hadden wat er te zien viel reden we weer naar Lviv, de verkeersknoop tegemoet.

    (wordt vervolgd)

    02-01-2011 om 15:46 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Lviv, deel 3
    Lviv (Oekraïne) 2010
    van 4 tot 11 oktober

    Over masochisme en chocolade

    Leopold von Sacher Masoch is in Lviv geboren. Ken je hem niet? Natuurlijk wel. Je kent toch ook de markies de Sade. Ah! Ja! Sade… sadisme. Masoch… masochisme. Inderdaad. Wel, er stond een ingenieus beeld van Leopold met heel wat pittige details waar ik het verder niet over heb omdat ik eigenlijk iets wou zeggen over het chocoladebedrijfje dat niet ver van dat standbeeld gevestigd is.

    Ik ben géén masochist: handgemaakte chocolade, daar kunnen ze me in alle omstandigheden moeiteloos mee verleiden. Eenmaal in dat etablis-sement kon je niet alleen zien hoe ze chocolade maakten, nee, nog belangrijker was dat je die ter plaatse kon opeten. Natuurlijk moesten we eerst aan de chocoladedeerntjes met handen en voeten uitleggen wat we graag wilden: een warm cacaodrankje. Het lukte tamelijk. Wat we elk voorgeschoteld kregen was een tas vloeibare zwarte chocolade die we met behulp van een klein lepeltje leeg mochten prullen. Lekker en voedzaam, zonder twijfel. Maar daar paste toch een koffie bij, en voor Julia een thee. Een koffie “americano” als je geen vingerhoedje wilt. En een pot muntthee waarin eerst pure chocolade werd in opgelost… De hele pot chocolademuntthee kostte het equivalent van anderhalve euro, en je haalde er vier grote tassen uit.

    In tegenstelling met andere dingen is eten in Lviv relatief goedkoop. De prijzen van kleren, schoenen en electronica liggen echter op hetzelfde niveau als bij ons. Uit nieuwsgierigheid ging ik een winkeltje binnen waar vrijwel uitsluitend mobiele telefoontjes verkocht werden en vergeleek de prijs die mijn geeëssemmetje bij ons kost met de ginds geafficheerde prijs: 29 euro hier en 52 euro ginds! Gelukkig zou het telefoneren zelf wél goedkoop zijn.


    over kerkhoven en parken

    Een kleine opmerking. In de meeste kerken en kathedralen betaal je als toerist een klein bedrag om binnen te mogen, een groter bedrag om er te mogen fotograferen en een nog groter bedrag om er te mogen filmen. Zo helpen we mee aan het onderhoud en de restauratie van de Kerk in al haar vormen en geledingen, of die nu Armeens, Orthodox of Romeins is.

    Ik heb ginds ook voor de eerste keer in mijn leven betaald om op een kerkhof te mogen rondlopen. Ik kan het me bij ons moeilijk voorstellen. Maar ’t wás dan ook een kerkhof: driehonderd twintigduizend graven. Blijkbaar wil elke Oekraïner met een beetje standing er gaan liggen en niet meer opstaan. Je vindt er politiekers, componisten, operazangers, schrijvers, bisschoppen en graven in de graven. Vele ervan dragen een schitterend monument waarmee ze hun bewoner willen eren. Père la Chaise, maar dan in Lviv, waar het Lychakiv heet. Lychakiv is meteen ook een kerkhof voor Poolse en Oekraïense soldaten.

     
    Het Lyckakiv kerkhof 

    * * *

    Net buiten Lviv ligt een soortement Bokrijk, het Shevchenkivsky Park, waar het oude Oekraïne neergepoot staat. Vooral de houten achttiende-eeuwse kerk – waar nog af en toe erediensten in gehouden worden – is een schitterend gebouw.

    Toen we het park weer verlieten stootten we op een groepje mensen in traditionele klederdracht. Ze waren naar het park gekomen om er een verloving te vieren. Op simpele vraag van onze gids Diana-met-de-hoed toverde iemand een accordeon tevoorschijn en begonnen ze voor ons te zingen.

    Het eerste liedje herkende ik direct aan het refrein, omdat Diana het even daarvoor had gezongen bij het graf van de componist, Volodimir Ivasjoek. Gelukkig had ik mijn videocamera in de aanslag, zodat ik het allemaal op film heb. Het liedje heet “Chevrona Ruta” en is gebaseerd op een Karpatische legende. De “ruta” is een bloem die bij ons “wijnruit” heet en geel is van kleur. Maar tijdens de Midzomernacht verandert de gele bloem en wordt rood (= chevrona). Als een meisje die rode wijnruit vindt, zal ze haar hele leven lang geluk hebben. In het liedje zegt de dichter tegen zijn geliefde dat ze echt niet hoeft te zoeken naar de “chevrona ruta”, omdat ze haar geluk bij hem zal vinden.

    Hieronder kunnen jullie het filmpje bekijken.

     

      (wordt vervolgd)

    30-12-2010 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Lviv (Oekraïne), deel 2

     

    Lviv (Oekraïne) 2010
    van 4 tot 11 oktober

    Eerste kennismaking

    De volgende dag hadden we die talentegenslag al snel verwerkt met het uitgebreide ontbijt, waarna we onze eerste stappen in de stad waagden. We tapten er eerst wat geld uit de muur. Dat ging even vlot als bij ons, al kwamen er gelukkig grivna’s uit en geen euro’s, want daar kun je in Lviv geen fluit mee aanvangen, of kopen. Een grivna is zowat een tiende van een euro of – als je oud genoeg bent – vier frank. koning Danylo Met onze zakken vol geld – een kinderhand is gauw gevuld – staken we voor de eerste keer sinds onze aankomst een straat over en belandden levend en wel voor het standbeeld van koning Danylo Romanovyck van Galicia (1205-1255), gekroond in 1253, de eerste koning van Ruthenia. Ruthenia is het Latijnse woord dat vanaf de 13de eeuw gebruikt werd voor de plaatsnaam Rus en bestond uit Belarus, Oekraïne, het westen van Rusland, stukjes van noordoost Slovakije en een smalle strook van Oost-Polen.

    Je kunt in het centrum van Lviv niet verloren lopen. De huizen zijn er laag en de kerken en kathedralen hoog, zodat je altijd wel een herkenningspunt vindt. En het centrum van al die herkenningspunten is de toren van het stadhuis dat in het midden van Rynok Square staat, het bekendste plein van de stad, omringd door 44 mooie huizen en met op iedere hoek een standbeeld. Poseidon staat er, net als zijn vrouw Amphitrite; Diana, deze keer zonder hoed en met boog; en Adonis waarin Willy een bloedverwant herkende. Als je de driehonderd en twee trappen van de toren beklimt krijg je als beloning een schitterend panorama van Lviv.

     
    panorama van Lviv  

    Een ander herkenningspunt is ongetwijfeld de Svobodalaan die in het midden een brede verkeersvrije zone heeft. Later zullen we leren dat deze zone een belangrijke plaats inneemt in het sociale weefsel van de stad. “Svoboda” is niet voor niets het Oekraïense woord voor Vrijheid.

    Lviv in groep

    In de namiddag bezochten we de stad in groep. Diana was bij Adonis blijven plakken en had ons Svitlana gestuurd. Svitlana ontpopte zich al snel als een goede en welbespraakte gids, al droeg ze dan geen hoed. Ze gebruikte een bijna vlekkeloos Frans en toen ik haar op een onbewaakt ogenblik – mijn vrouw keek de andere kant op – vroeg waar ze haar Frans had gestudeerd bleek dat in de plaatselijke talenschool te zijn. Chapeau! Dus toch een hoed.

    Ga er maar van uit dat Lviv een prachtige stad is die niet voor niets door de Unesco werd opgenomen als Werelderfgoed. De Dominicaanse kathedraal, de Latijnse kathedraal, de Boims kapel, de St.-Andreaskerk en de Armeense kerk, het Operagebouw… Allemaal zonder uitzondering schitterende staaltjes architectuur die de geschiedenis van Lviv tot leven brengen, net als het apotheekmuseum dat gevestigd is in een apotheek die al sinds 1735 onafgebroken in bedrijf is.

     
    kathedraal Maria Hemelvaart

    Ik ga niet alle gebouwen en alle straten beschrijven. Dat laat ik aan een reisgids over. Maar aan de hand van de foto’s zal de geïnteresseerde lezer toch een goed beeld hebben van deze mooie stad. Lviv is nu bij ons nog onbekend, maar daar zal in de nabije toekomst zeker verandering in komen. In 2012 is ze immers een van de steden waar het Europees kampioenschap voetbal wordt gespeeld.


    Over pizza's en MacDonalds

    Geen reisgids dus, maar toch wat anekdoten. Zo bezochten Julia en ik een pizzeria, waar alles mooi in het cyrillisch aangeprezen werd. En al ken ik dan geen Oekraïens, toch herkende ik enkele woorden die vrijwel identiek waren aan het Russisch, zoals ananas en paddenstoelen, tomaten en pepers. De combinatie was trouwens heel lekker, zodat ik besloot om mijn rekening bij te houden. Zo moest ik, als we nog eens een pizza kwamen eten, gewoon mijn briefje laten zien.

    We zijn er inderdaad nog eens gaan eten, samen met Ingrid en Frank. Gewapend met mijn briefje ging ik mijn pizza bestellen. Naast me stond Frank, die in zijn beste Sheekspieriaans aan de toogjuffrouw om een Engelstalig menu vroeg… en kreeg! Tot zover het nut van al die uren blokken op het cyrillische schrift… ‘k Had er beter aan gedaan mijn Indonesisch verder te vervolmaken. En voor wie zich afvraagt of ik ook Indonesisch spreek: natuurlijk. Zes woorden. De rest moet nog vervolmaakt worden.

    Net als de GSM-kultuur heeft ook het fastfood zijn weg naar Lviv gevonden. In het stadscentrum telden we niet minder dan drie MacDonalds’. Hoe MacDonalds in het cyrillisch geschreven wordt zie je op de foto hieronder.

     
    (wordt vervolgd)

    17-12-2010 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Lviv (Oekraïne), deel 1

    4 tot 11 oktober 2010: Lviv (Oekraïne)

    Heenreis

    Naar jaarlijkse traditie zijn we met onze Davidsfondsafdeling dit jaar een stad gaan bezoeken. Geen Antwerpen of Brussel dit keer, geen Mechelen of Hasselt, nee, zelfs geen Aalst. We zijn naar Lviv geweest. En voor wie dat niet weet liggen volgt hier een korte wegbeschrijving.

    Je zet je GPS op en volgt die blindelings tot je in de luchthaven van het Duitse Dortmund belandt. Je hebt immers via internet een vlucht geboekt van Dortmund naar Lviv, met een lagekostenmaatschappij. Wel oppassen, want dat lage kan zowel op kosten als op maatschappij slaan, al naar gelang de interpretatie van het ogenblik. Om maar te zeggen dat de vluchtprijs niet voor iedereen gelijk was.

    De vlucht was dat echter wel, zodat we allemaal samen en op hetzelfde ogenblik landden in Lviv, Oekraïne. Daar werden we in een gebouw geloodst dat van buiten meer weg had van een Griekse tempel dan van een luchthaventerminal.

                  

    Er stonden en zaten wat beambten die onze passen controleerden en ons in moeilijk verstaanbaar Engels vroegen of we d’r waren for business or tourist. Ik weet niet wat de anderen hebben geantwoord – misschien zat er wel een of andere vrouwenhandelaar op het vliegtuig, want Oekraïne staat niet alleen bekend als de graanschuur van Europa maar ook als een land met bloedmooie vrouwen, al zullen die dan wel geen deel uitgemaakt hebben van onze groep Deeëffers, en nu heb ik het over de vrouwenhandelaars – maar ik zei dat ik d’r was als toerist, zodat ik het land in mocht.

    Gelukkig hadden de andere leden van onze groep hetzelfde antwoord gegeven, zodat we even later met z’n allen in de bus stommelden die ons naar ons hotel zou brengen. Onderweg kregen we – in het Engels - al wat informatie van onze gids Diana die haar boog had ingeruild voor een imposante hoed.

                  

    We logeerden in het George hotel, geschreven Жорж, een van de oudste hotels van Lviv (1793). Het werd gebouwd in neo-renaissancestijl door de Oostenrijkse architecten Helmer en Felner. Zoals ze daar zelf zeggen komen de “connoisseurs of beauty from all over the World” er logeren. Ware woorden, waar ik mezelf in terugvind. We vernamen dat Honoré de Balsac er ooit verbleef maar dat het hotel sindsdien gelukkig gerenoveerd werd, zodat we een ruime slaap- met badkamer hadden en een flatscreen waaruit een massa onverstaanbaar Oekraïens kwam gerold.

    Want wie denkt dat Oekraïeners en Russen dezelfde taal spreken heeft het echt wel bij het verkeerde eind. Het Oekraïens gebruikt ook het Cyrillisch schrift, maar het staat even ver af van het Russisch als het Vlaams van het Duits. Daar stonden Luc en Willy en ik dan met onze (beperkte) kennis van de taal van Poesjkin. Het is zelfs nog erger. Hier in het westen van Oekraïne hebben ze helemaal niet graag dat er Russisch uit je mond komt. De taal van de oude bezetter, weet je wel.
     
    (wordt vervolgd)

    16-12-2010 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reisverhalen van Ciske en Lieke Velleman-Oosterbaan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Dag allemaal.

    Eerst toch maar melden dat we al een website hebben waarop we de verslagen van onze reizen hebben gepubliceerd. Omdat we echter al onze vrije webruimte hebben opgebruikt openen we op seniorennet een blog waarop we onze verslagen verder kunnen blijven publiceren.

    Wie ons niet kent kan al eens gaan kijken op http://home.scarlet.be/fantasia
     
    We hopen binnenkort hier ons eerste verslag neer te poten. Dat zal er eentje zijn van onze reis naar Lviv (Oekraïne) in oktober 2010.

    Ciske en Lieke

    15-12-2010 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Tags:ciskelieke, Lviv, Oekraïne
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 13/12-19/12 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!