Foto
Inhoud blog
  • Costa Rica 14 (EINDE)
  • Costa Rica 13
  • Costa Rica 12
  • Costa Rica 11
  • Costa Rica 10
  • Costa Rica 9
  • Costa Rica 8
  • Costa Rica 7
  • Costa Rica 6
  • Costa Rica 5
  • Costa Rica 4
  • Costa Rica 3
  • Costa Rica 2
  • Costa Rica 1
  • Reis naar Lviv, deel 7 en einde.
    Zoeken in blog

    De wereld van Ciske en Lieke
    Francis Velleman en Julia Oosterbaan geven je een inkijkje in hun leven.
    12-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 7

    Die namiddag echter boekten we eerst een tochtje te paard, iets waar we allemaal naar uitkeken. Een busje kwam ons ophalen, en daarna nog een koppel met twee kinderen die op een andere plek hun bedje gehuurd hadden.  We kregen een helm op, en Koen een stel draagriemen die Maïté tegen zijn borstkast hielden, waarna we allemaal gezwind op ons paard klauterden, daarbij geholpen door het trapje dat de paardmensen hadden opgediept. Ze propten onze voeten in de stijgbeugels en daarna kregen we wat instructies. Hoe we het leidsel moesten vasthouden, hoe we de motor van het paard konden aanzwengelen, hoe we konden remmen, hoe we links of rechts konden afslaan.

    Nadat we ook de naam van ons paard hadden leren kennen kon onze kleine stoet vertrekken. Acht toeristen plus een klein toeristje dat veilig tegen haar papa aanzat, en drie begeleiders. Eerst reden we aan een gezapig tempo over de vlakte, maar al snel werden er liefhebbers gezocht die een kleine galop aandurfden. Ik wou me niet laten pramen, zodat ook mijn paard door een van de begeleiders in een hogere versnelling werd gepraat. Ik probeerde mijn tempo aan dat van het paard aan te passen. Maar dat lukte niet. Als de paardenrug naar boven kwam, ging ik om de een of andere reden naar beneden, wat zorgde voor een nogal harde impact die het ergste liet vermoeden voor mijn delen, of die nu edel waren of niet. Gelukkig hadden de paarden Amerikaanse zadels op, met zo’n flinke zadelknop vooraan, zodat ik me tenminste goed kon vasthouden.

    Je moet je me proberen voor te stellen, dansend op mijn paard, mijn linkerhand om het leidsel, mijn rechterknuist krampachtig rond de zadelknop. Bij gebrek aan een derde hand moest ik mijn filmcamera wel loslaten, zodat die bij elke tagadak van het paard tegen mijn maag sloeg. Van beelden schieten was er op dat moment absoluut geen sprake. Gelukkig duurde de galop nog geen minuutje zodat ik voor ergere rampen gespaard bleef, al vroeg ik me bezorgd af hoe mijn liezen en andere onderdelen van mijn lichaam over enkele uren zouden aanvoelen.

    We reden in de richting van het woud. Men had ons verteld dat we tijdens onze rit een hoogteverschil van driehonderd meter zouden overbruggen. Dat hadden we al gedeeltelijk op de vlakte gedaan, maar nu merkten we dat ook de bomen op een heuvelachtig gebied stonden. Behendig zochten we ons een weg, nee, dat moet ik eerlijkheidshalve anders formuleren. Behendig zochten de paarden zich een kronkelende weg, draaiend en kerend en klimmend of dalend. Met hooggeheven benen ontweken ze de talrijke boomwortels en plantten hun hoeven rakelings langs ravijntjes en andere tierlantijntjes. Natuurlijk hoefden wij hen niet te leiden. Dat deden ze zelf wel, af en toe aangespoord door een van onze drie bereden begeleiders.

    We hielden halt, ergens in het woud, voor een reusachtige boom van vijfhonderd jaar oud. We mochten allemaal op de foto. Als je naar die foto kijkt zal je merken dat we er allemaal breed lachend opstaan. En die lach was gemeend. We genoten toen, echt waar. Een beetje verder zat Woody Woodpecker in een boom naar ons te kijken, de échte. Ik heb hem trouwens gefotografeerd om dat te bewijzen.

    Toen we het woud verlieten glooide de vlakte eerst naar beneden, daarna naar boven tot we – het laatste stuk al galopperend – boven op een heuvelrug kwamen, net op tijd om de rode bol van de zon achter de einder te zien verdwijnen. Even later begonnen we in het halfduister aan het laatste stuk van onze rit. In totaal hadden we een goede anderhalf uur op Palomino gezeten, of Tequila, of wat de naam van ons paard ook was. Daarna konden we ons opfrissen en werden we weer naar ons hotel gebracht.

    Al bij al een deugddoende ervaring die we nog lang zullen koesteren. En weet je, niet één van ons had die avond of de dag erna last van stijve spieren of blauwe plekken. Waarschijnlijk zal ik dan ook weer wat overdreven hebben toen ik hierboven het verslag van onze tocht neerpende.

    12-03-2011 om 10:42 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 8

    Dinsdag 22 februari - Monteverde

    Het was weer vroeg dag. Om halfacht moesten we immers al bij de ingang van het Park zijn, waar een gids op ons zou wachten. Zo stond het tenminste in de brochure van ons reisagentschap. Dat betekende wel dat we de hotelkeuken vroegen wat vroeger open te zijn, zodat we konden ontbijten. Geen probleem.

    Na het ontbijt klommen we het Beest in en begaven ons op weg. De lobbydame van het hotel had ons een plannetje gegeven met een kruisje op. Precies op dat kruisje zou onze gids staan. Nu, nee, dat klopte niet. De lieve dame had zich vergist, zodat we enkele keren schommelschuddend enkele kilometers heen en weer reden over een barslechte weg tot iemand zo vriendelijk was het kruisje op onze kaart te verplaatsen. Net op tijd om vijf minuten te laat te zijn. Of misschien te vroeg, want we moesten toch even aanschuiven voor we onze dollars konden inruilen voor tickets.

    Onze gids was er ook, net zoals zijn beroepsbroeders. Ze verdeelden de aanwezigen in groepjes van acht en namen zelf het voortouw, elke gids gewapend met een telescoop op poten die me deed terugdenken aan de ski’s van die Amerikanen in de Selva Verde Lodge in Sarapiquí. In totaal werden er op die manier twintig groepjes gevormd, want honderd zestig toeristen is meteen het maximum aantal dat tegelijk het nationaal park in mag.

    Onze wandeling in het nevelwoud duurde zowat twee en een half uur en was niet spectaculair. Of misschien hadden we er teveel van verwacht. Ja, de bomen waren majestueus, en je zag er lianen waar Tarzan ooit misschien had aangehangen. Soms was er een bloem of een zwam. En één keer sprong ons hart op toen we een nestje ontdekten met een piepklein kolibrietje in. De gids zette ook af en toe zijn periscoop in stelling en liet ons dan een vogel zien die hij een naam gaf. Er moet ook ergens een luiaard gezeten hebben, maar die was te lui om zich te laten zien. Natuurlijk waren er ook apen, maar nu net niet. En eigenlijk had het hier moeten regenen, want we zaten toch in het regenwoud. Maar nee, niets bleef ons bespaard: de zon scheen.

    Op het einde van de rondleiding bereikten we de ingang die nu de uitgang was geworden. We kregen de tijd om naar het toilet te gaan, waarna we naar een souvenirshop geleid werden. In de tuin naast de shop hingen plastieken kroonluchtertjes gevuld met suikerwater. Kolibries in alle maten en kleuren kwamen er zich tegoed aan doen en zorgden voor het ratelende geklikklak van ontelbare fototoestellen.

    Ons Beest bracht ons naderhand naar Santa Elena, het dorp waar ons hotel ergens te slapen lag. We gingen er eten en daarna begaf ik me naar de Banco Nacional de Costa Rica om met mijn kredietkaart een pak colones aan te kopen. De colón is de nationale munteenheid ginds. Vijfhonderd colones zijn ongeveer één dollar waard.

    Je gaat er binnen via een glazen sluis. Psjt, zegt de eerste deur, en sluit je op. Camera’s zoemen. Of heb ik me dat verbeeld? Een stem zegt je verder te gaan. Dat kan natuurlijk niet. Maar even later zegt ook de tweede deur psjt en kun je het Walhalla betreden. Argwanende dienaars houden je angstvallig in het oog. Je blijft besluiteloos staan. Je bent onder de indruk. Welke god wordt hier vereerd? Een van de dienaars duidt je een tabernakel aan. Je gaat er naartoe. Draagt een god een bril? Een das? Hij vraagt mijn paspoort. Ach, dat heb ik niet bij. Dus moet ik weer naar buiten. Psjt. Wachten. Psjt. Mijn vrouw geeft me mijn paspoort. Psjt. Klikklik. Psjt. Er staat iemand anders voor mijn tabernakel. Wachten. Ga maar. Hier is mijn paspoort. En hier is mijn kredietkaart. Graag zoveel colones.

    Deze god is traag. Hij tokkelt wat op zijn elektronische piano en verlaat dan zijn tabernakel om een stukje van zijn ringelingschat te gaan halen. Hij komt terug en telt de briefjes, telt ze dan nog eens en nog eens. Zijn piano sputtert enkele papieren naar buiten die ik moet ondertekenen. Dan schuift hij de briefjes al tellend mijn richting uit, aarzelend, tegen zijn zin, alsof ze deel uitmaken van zijn laatste rol toiletpapier. Bedankt en tot nooit meer.

    Psjt, zegt de sluis, klikklik, psjt. Ik sta buiten. Mijn vrouw kijkt me argwanend aan, alsof ze me verdenkt van iets dat ik nooit zou doen. Ik kan niet anders dan beamen dat het echt wel lang geduurd heeft. We rijden naar het hotel. We hebben nog een goed halfuur de tijd. Daarna komt er weer een busje om ons naar onze volgende afspraak te brengen.

    En dat is het Selvatura Park. Je kunt er terecht voor een Canopy Tour of de hangende bruggen.  De Canopy Tour laten we aan ons voorbijgaan. Het is een reis van boom naar boven via een stalen kabel. Je krijgt een pot op je hoofd in de vorm van een helm, en een harnas die je ingewanden binnen moet houden. En dan zweef je aan de kabel door het regenwoud, van vallei tot vallei, tot je uiteindelijk weer contact maakt met de begane grond. Indrukwekkend, daar niet van.

    Maar geef ons toch maar die acht bruggen, opgehangen hoog in de bomen van het woud, een rustige wandeling tijdens welke we alle tijd hebben om te genieten van al het moois rondom ons, zonder gids weliswaar, maar die is ook niet nodig. We doen alles aan ons eigen tempo. Een mooie wandeling die weliswaar door twee gebeurtenissen even onderbroken wordt.

    De eerste gebeurtenis was de val van het beertje. Je moet weten, Maïté had een knuffelbeertje mee en dat wou ze alle hoekjes van de jungle laten zien. Mama Sarah had haar meermaals gezegd het toch maar goed vast te houden, want als het van zo’n brug viel, was het reddeloos verloren. Edoch. De roep naar de diepte was te groot. Het was zoals die drang om te springen die sommige mensen voelen als ze aan de rand van een afgrond staan. Op een van die bruggen liet Maïté het beertje vallen en keek het gebiologeerd na, tot ze zich plotseling realiseerde dat ze het nu echt kwijt was. Tranen met tuiten. Sarah vertelde haar dat de aapjes nu met haar beertje speelden. Het kon haar eerst niet troosten. Maar na een tijdje begon ze het beeld van die apen met haar beertje blijkbaar toch te aanvaarden. En een uurtje later begon ze er al over te fantaseren. Leve de jeugd. Ik ben bijna zeker dat mijn vrouw helemaal anders zou reageren indien ik van zo’n brug geduikeld was. Allee, dat hoop ik toch.

    De tweede gebeurtenis was de val van de opa. En toevallig was ik de enige opa in ons gezelschap. Ik struikelde over een uitstekend stuk steen – klemtoon op de eerste lettergreep – en donderde sierlijk het bos in. Gevolgd: een verstuikte pols, rechter wijsvinger kapot, net als de muizen van mijn handen en het vel van mijn knieën. Bloedlichaampjes alom. Zo moet een gekruisigde eruit gezien hebben.

    Een Amerikaan gaf me Kleenex om het bloeden te stoppen, een Oostenrijker ontsmettende klevers om mijn wonden te bedekken. En toen kwam mijn vrouw eraan en repareerde mijn gedeukte trots. Gelukkig waren ons fototoestel en filmcamera – die ik beide om mijn nek droeg – ongehavend uit mijn val gekomen. Van nu af aan zal ik er maar vanuit gaan dat ik er rekening moet mee houden dat ik tijdens elke grote reis die we maken minstens één keer op mijn toeter ga. Vorig jaar was dat op Bali, nu in het regenwoud van Costa Rica. Nooit geen twee zonder drie. Misschien moeten we volgende keer maar kiezen voor het zachte zand van de Sahara. Alhoewel. Als er zo’n dromedaris over je struikelt ben je ook nog niet thuis.

    (wordt vervolgd)

    12-03-2011 om 10:44 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 9

    Woensdag 23 februari – van Santa Elena naar Rincón de la Vieja

    Voor we de reis aanvatten kocht ik in de plaatselijke farmacia een uitstekende – klemtoon op de tweede lettergreep – steun voor mijn rechterpols die nu erg gezwollen was. Dat belette me echter niet om de automaat van ons Beest aan de gang te houden.  We legden nu het moeilijke laatste stuk van onze rit hier naartoe in omgekeerde richting af, dertig kilometers schokkerig schuddend over de weg, tot we bij Cañas de Pan Americana bereikten, de tweebaansweg die van Zuid- naar Noord-Amerika loopt. Een tijdje schoten we goed op.

    Dat moet ik even uitleggen. De maximum snelheid in Costa Rica zou 90 km per uur bedragen, maar dat hebben we nooit gehaald. Alle borden die we zagen gaven als hoogste snelheid 80 km per uur aan. Maar meestal mag je hier maar 60 rijden. En als je een dorp kruist is dat 40. En als er een school aankomt 25 km per uur, al staat er dan wel bij “con estudiantes presentes”. Om je maar te zeggen dat opschieten in Costa Rica altijd wel een rekbaar begrip zal zijn. Ik denk dat het gemiddelde van onze reizen zowat tussen de 35 en 40 km per uur lag.

     

    We schoten dus een tijdje goed op. En toen niet meer. Alle verkeer voor ons stond stil. Koen besloot poolshoogte te gaan nemen en dook de loden hitte in. Toen hij zo’n twintig minuten later terugkwam kon hij vertellen dat er waarschijnlijk een camion zijn lading verloren had. De hele breedte van de weg was versperd door grote brokken hout. Er stonden wel een tiental politiemensen, maar die staken geen hand uit.

    Lieke was ondertussen ook uitgestapt en de man die aan het stuur zat van de wagen achter ons wenkte haar dichterbij. Even later schoof ze weer het Beest in en zei dat ze dacht dat de man ons een alternatieve route wou aanduiden. Hij sprak echter alleen maar Spaans, zodat ze niet echt alles verstaan had. Ik ernaar toe met onze wegenkaart.

    In Costa Rica heb je heel weinig zijwegen. Als je ergens vastzit zijn de uitwijkmogelijkheden bijna onbestaande. Zo ook nu. Er was inderdaad een alternatieve route, maar dat was een omweg van minstens enkele uren. Dat doe je niet zomaar. Dus, wat nu?

    De brave man vertelde me dat de wegversperring niet veroorzaakt werd door een ladingverlies, maar door een staking. En ja, ook de politie staakte mee. Onmogelijk te zeggen wanneer de weg weer vrij zou zijn. Ik denk dat onze gezichten nogal beteuterd stonden. Misschien was het daardoor dat hij ons plots zei hem te volgen. Hij zou even verderop linksaf gaan. Maar volgens onze GPS was daar geen weg te bespeuren. Nu ja, wij toch maar achter hem aan, gevolgd door nog twee andere auto’s die waarschijnlijk dachten dat die tico in zijn pick-up geladen met cementzakken wel wist waar hij heen moest.

    Er was inderdaad geen weg. Of toch, een private, onverharde, stoffige weg die ons tot aan een hek voerde. Naast het hek stond iemand die na een korte babbel met onze gids het hek opendeed.  We zaten nu echt in niemandsland. Voor ons reed de vage rode vorm van de pick-up, bijna onzichtbaar door het zandkleurige stof dat opwaaide en de hemel verduisterde. We schokten door het land, een rij van een vijftal wagens, en vermaakten ons geweldig. Dit was het leven!  Bonanza! De Ponderosa!  Elk ogenblik konden Hoss en Adam opduiken om ons met getrokken revolver te vragen waar we heen gingen.

    Na een tiental minuutjes bereikten we een tweede hek, en de man in het eerste voertuig stapte uit en deed het hangslot van het hek open. Hij moest dus wel de sleutels meegekregen hebben de die andere man aan dat andere hek. De stoffige stoet zette zich weer in beweging en legde nog enkele kilometers af aan een behoorlijke rotvaart. En plots dook de bewoonde wereld weer op in de vorm van een geasfalteerde weg. En die weg leidde ons terug naar de Pan Americana, en wel op een punt aan de andere kant van de stremming. Onze redder reed nog een tijdje voor ons uit tot hij zijn bestemming had bereikt en we handenzwaaiend afscheid namen. Een heerlijk intermezzo! De enige persoon die er niet had van genoten was de dame in onze GPS. Het enige dat ze bleef herhalen tijdens onze rodeo was “recalculating”. Op het eind kreeg ik echt de indruk dat haar stem wat wanhopig begon te klinken.

    We bereikten zonder verdere problemen de stad Liberia en reden zonder stoppen verder over de Pan America – die ze hier de Interamericana noemen - tot we vijf kilometer verder richting Rincón konden draaien. En weer zaten we op een onverharde, stoffige weg die ons slingerend door het landschap leidde. We lieten de bewoonde wereld achter ons. Het was al een tijdje middag geweest en onze magen begonnen te knorren. Hopelijk serveerde de lodge waar we naartoe reden niet alleen ons ontbijt, maar was er ook een volwaardig restaurant aan. Zoniet moesten we misschien wel kilometers terug komen rijden om onze magen te vullen.

    We reden een onooglijk dorpje binnen, vijftien huizen en een hondendok. Het had ook een naam: Curubandé. En een klein restaurantje langs de weg. Bijna op de hoogte van het restaurantje waren ze aan de weg aan het werken, maar we konden en mochten er toch parkeren. We aten er goed. Het eten, dat voor onze neus op een door houtblokken verwarmde oven werd klaargemaakt, smaakte voortreffelijk. En het toilet was zindelijk. En de prijs van het eten was zowat de helft van wat we tot dan toe voor een goede maaltijd hadden betaald.

    We bollen verder richting Parque Nacional Rincón de la Vieja. Plots staan we voor een gesloten slagboom. Tussen hier en het park is er maar één weg, en die is in privé handen. We betalen zo’n twee dollar per persoon om de weg te mogen gebruiken. Hier heeft iemand duidelijk dé manier gevonden om rijk te worden zonder één klap uit te voeren, want de man aan de slagboom is ongetwijfeld een werkkracht, en aan de weg waarover we rijden wordt er duidelijk niet veel geld verspild. Weer iets dat ik me bij ons absoluut niet kan voorstellen, met aan de andere kant van de weg een Nationaal Park, enkele hotels en enkele nutsbedrijven. Bij ons zou zo’n eigenaar al lang onteigend zijn in naam van het Algemeen Belang.

    Onze lodge, de Rincón de la Vieja Mountain Lodge, ligt er stralend bij. Wat een schitterende omgeving! De lucht is blauw, het is om en bij de dertig graden. Hier moet het leven wel goed zijn. Er is een klein zwembad. We zien enkele mensen met kleine kinderen, nog jonger dan Maïté. De tuin is groot en mooi. Er is ook een vijver, en een brug over die vijver. Verderop staan paarden te grazen. De receptie is een eiland in het groen, net als de bar. Onze kamers zijn ruim en kunnen gemakkelijk vier mensen aan in plaats van twee. En we vernemen dat de lodge een volwaardig restaurant heeft. We hoeven dus nergens naartoe voor middag- en avondmaal.

    Die dag doen we niets spectaculairs meer. Koen gaat op zijn eentje de omgeving verkennen, Lieke leest wat Stephen King, en Sarah en Maïté vermaken zich in het zwembad en op de schommel. En ik lig in mijn bed en rust uit. Ik val in slaap en Maïté van de schommel. Ik weet niet waarom ik dat vertel, want het ene heeft absoluut niets met het andere te maken.

    (wordt vervolgd)

    12-03-2011 om 10:45 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 10

    Donderdag 24 februari – Rincón de la Vieja

    Vandaag trekken we het Nationaal Park in. En omdat haast en spoed zelden goed zijn bestellen we een lunchpakket. Zo moeten we ‘s middags niet terug naar de lodge. We rijden met het Beest de enkele kilometers naar de ingang, parkeren hem naast de twee andere auto’s en betalen onze bijdrage. We moeten onze namen in een boek schrijven. Ons groepje van vijf krijgt het nummer negen. Straks, als we het park verlaten, moeten we ons hier terug uitschrijven. Zo weten ze of er niet iemand in één of andere zwavelput is achtergebleven. Want die schijnen hier in overvloed te zijn.

    Maar voorlopig is daar geen spoor van te merken. Via een brug steken we de Colorado rivier over en belanden in het woud. De natuur rondom ons is werkelijk mooi. Dit is een ander woud dan het regenwoud, maar even indrukwekkend. Hier zijn de bomen niet zo groot maar prachtig in hun verscheidenheid. Boven ons zitten apen te kwetteren, dichtbij genoeg om er enkele mooie foto’s van te schieten. We zien een boom met een bast van stekels. We zien een boom die alleen nog maar bestaat uit flarden hardhout, maar hij staat nog fier rechtop, en bovenaan draagt hij takken en groen. We moeten onze eerste mening herzien, want de bomen waar we nu voorbijkomen zijn echte reuzen.

    Het gaat heuvelopwaarts. Een weg is er niet, alleen maar een vaag spoor. Dikke wortels versperren ons de weg en maken het stappen moeilijk. We moeten regelmatig rusten. En dan komt er ons een groep mensen tegemoet. Zij leggen de wandeling op aanraden van hun gids in de omgekeerde richting af. Het zijn Belgen. Er wordt zowel Frans als Nederlands gepraat. Ze zijn van zowat overal, ook van Brussel, en van Alsemberg. Een hele buslading vol. Ze zijn nog wat ouder dan ik en hebben het niet gemakkelijk. Dit is dan ook het moeilijkste stuk van de tocht. Dat merken we later.

    We komen nog een groep tegen. Vlamingen. Niet te geloven, toch? Verder loopt hier bijna niemand rond. Hier en daar een koppeltje, dat is al. Het is hier dan ook echt geen stadswandeling. Het is echt een moeilijke tocht bergop en bergaf, met hier en daar een riviertje dat je over moet steken door op keien te stappen, of via een afgeplatte boomstam over het water.

    Voor ons uit zien we hoe dampen zich een weg zoeken tussen de bomen. We zijn bijna bij de kleine vulkaan, zoals dit fenomeen hier genoemd wordt. Het lijkt inderdaad wat op een kleine krater, borrelend en dampend, zomaar pardoes in het woud. Het is het indrukwekkende begin van wat we nu allemaal te zien krijgen als we verder gaan. Borrelende putten, grijze modder die omhoog spuit; Zwavelputten, geel en groen en rood en stinkend naar rotte eieren. Hete dampen die het zonlicht verduisteren. Opengebarsten puisten, etterende wonden.

    Maar we zijn nog niet in de hel. Die komt later, als we het woud verlaten en op een heet geblakerde vlakte komen. Dit moet wel de oven van Satan zijn. De lucht trilt. De zon brandt ongenadig. Het groen van het woud heeft plaatsgemaakt voor witgrijze struiken en kleine boompjes die krampachtig enkele verdroogde bladeren proberen vast te houden. En toch is hier leven. Van tussen de knoestige takken zit een papegaai ons te beloeren.

    We komen langs een blubberende grijze put en daarna langs een meer waarop groene en goudgele vlekken drijven, cosmetica uit de hel, heet en giftig. Maar erg lang blijven we er niet bij stilstaan. Wat wij nu nodig hebben is schaduw en een uitgang uit deze hete hel.  Uiteindelijk vinden we een pijl met het verlossende woordje “salida” erop. Hij staat niet op een paaltje, nee, hij ligt op de grond, tegen een dikke kei aan, alsof diegenen die hem daar gezet hebben dachten dat elke bezoeker op dit punt door uitputting op handen en knieën zou kruipen.

    Natuurlijk overdrijf ik. Een beetje. Veel. Maar een beproeving was het, daar op het einde, onder die hete zon op die hete vlakte. Niet voor Maïté, gelukkig. Zij lag te slapen in oma’s sterke armen onder de luwte van een badhanddoek. Toen we eindelijk weer in de schaduw van de bomen terechtkwamen gingen we onmiddellijk zitten om wat bij te komen. We aten er ook onze lunch op, onwetend dat er nauwelijks enkele honderden meters verderop houten tafels en banken stonden voor de vermoeide reiziger.

    Maar we hadden er nog niet genoeg van. Toen we deze eerste wandeling achter de rug hadden en weer op ons beginpunt aankwamen rustten we wat uit, om daarna aan een nieuwe tocht te beginnen. Als we hem helemaal zouden afleggen zou hij ons na vier uur stappen en klauteren naar de top van de vulkaan Rincón de la Vieja brengen. Wij houden het echter bij een wandeling van nauwelijks twintig minuten die ons naar een kloof brengt waar het water heerlijk koel is. Er zijn nog mensen, een tiental, verspreid over de stenen flanken van de kloof of zittend op  grote rotsblokken in het water.

    We blijven er een uurtje en gaan dan terug, begeleid door het geluid van ontelbare fluitketels. Beter kan ik het niet uitdrukken. Er vliegt ginds immers een grote vogel rond die het geluid van een fluitketel produceert op het moment dat het water begint te koken. Te gek om los te lopen. Maar als er zo’n ganse vloot vogels boven jou fluitend in de bomen zit, dan weet je echt niet wat je hoort.

    Toen we ons gingen uitschrijven bij de parkwachter – groepje negen had het overleefd – waren er enkele Nederlanders die eerst nu het park inkwamen. Ruim laat, want het was toch al een uur of vier. Nu ja, ze zullen er wel voor het invallen van het duister uitgeraakt zijn, zeker?

    Die avond eten we à la carte in het restaurant van de lodge. Gisteren werd het eten in buffetvorm geserveerd omdat er toen een grote zwerm Amerikaanse studenten was. Die zijn echter vanmorgen vertrokken, zodat er nog weinig gasten in de lodge zijn, een koppel of vijf, zes. Eén van die echtparen – als ze het echt zijn zullen ze het ook wel doen – trekt alle aandacht, net zoals het dat ook al gisteren bij het buffet had gedaan. Hun borden zijn zo volgestapeld met eten dat ze de vorm hebben gekregen van één van de talrijke vulkanen in dit land. Ongelofelijk. Nadat ze alles soldaat hebben gemaakt, herhalen ze hun prestatie trouwens nog eens met een tweede vulkaan. Dat noemt men dan bergen verzetten.

    13-03-2011 om 00:00 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 11

    Vrijdag 25 februari – van Rincón de la Vieja naar Manuel Antonio.

    We hadden er best nog een dagje langer willen blijven, maar dat ging nu eenmaal niet. Vandaag verwachten ze ons in Manuel Antonio, een kustplaatsje aan de Stille Oceaan. We stouwen onze valiezen in het Beest en stommelen over de private hobbelweg terug naar de Pan Americana.

    Het eerste deel van onze reis is een kopie van de vorige, maar dan in omgekeerde richting. We rijden terug voorbij Liberia en dan een dikke honderd kilometers richting San José tot aan de afslag naar Puntarenas. Daar duiken we de weg op die ons naar Manuel Antonio gaat brengen, al is dat nog een heel eind. De rit van vandaag is immers de langste die we tijdens onze rondreis onder de wielen krijgen. In totaal zullen we er zo’n zes uur over doen.

    Een van de steden die we voorbijrijden doet ons aan Lieke’s broer denken. Wij noemen Jaak immers Jacó, en dat is nu precies de naam van deze badstad. Maar ons doel ligt nog zeventig kilometers verder. Onderweg rijden we langs grote plantages waar palmen gekweekt worden voor de productie van slaolie en braadvet.

    En dan zijn we toch waar we wezen moeten, in het dorp Quepos. Nu is het maar een boogscheut meer. Daar is Manuel Antonio. Daar is ons hotel dat dezelfde naam draagt als het strand achter de hoteltuin. Espadillas. We gaan naar de receptie en krijgen de sleutels van onze kamers. We kunnen beginnen aan wat eigenlijk het laatste interessante deel van onze reis is. Drie nachten en drie dagen rustig uitbollen aan de boorden van de Stille Oceaan.

     

    Die avond genieten we van een schitterende zonsondergang op een van de mooie stranden van Manuel Antonio. De zonneschijf glijdt van goud naar wit terwijl ze langzaam heel de wereld herschildert. Mijn fototoestel klikt en slikt emotieloos alles naar binnen. Voor hem is het leven niet meer dan een verzameling eentjes en nulletjes.

    Als het donker is gaan we bij de Italiaan,. We hoeven er alleen maar de straat voor over te steken. De Italiaan heeft een eerder groezelig restaurantje waar hij pizza’s serveert, en spaghetti en Italiaanse wijn.  Hij vertelt ons dat hij een onvervalste Milanees is die hier drie jaar geleden samen met zijn vrouw is neergestreken. Omdat hij het drukke leven beu was en het hier allemaal veel gemakkelijker is. Waarschijnlijk wel. Zijn vrouw staat in de keuken en hij heeft een tico als kelner, zodat hij zich vooral kan bezighouden met het verzorgen van zijn public relations.

    Die tico zorgt trouwens voor wat animo als hij het bord spaghetti dat voor ons bestemd is op een andere tafel deponeert. De vrouw die het ding voorgeschoteld krijgt stelt zich geen vragen en begint de slierten naar binnen te werken. Even later, als het begint te dagen dat er iemand aan onze tafel met lede ogen moet toezien hoe de rest zit te schransen, kunnen we constateren dat het Italiaanse echtpaar niet gelogen heeft over zijn afkomst. In de keuken ontspint zich een strijd die zowel met woorden als gebaren wordt uitgevochten.

     Eind goed, al goed. Na een tijdje komt er een vers dampend bord spaghetti  onze  kant uit. En nog wat later kunnen we de rekening betalen en merken we dat de Milanees dan wel uit Europa weg is, maar zijn prijzen nog niet aan de nieuwe situatie heeft aangepast. Nu ja., die comedia dell’ arte in de keuken was ook wel wat geld waard.

    13-03-2011 om 21:27 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 12

    Zaterdag 26 februari – Manuel Antonio

    De volgende morgen gaan we na het ontbijt naar de ingang van het Nationale Park Manuel Antonio dat slechts even verderop ligt. We betalen om binnen te mogen en lopen dan een lange weg af die ze hier de weg van de luiaards noemen. Maar die zijn er niet, tenzij ze ons bedoelen. Na een fikse wandeling door het bos komen we aan een strand en zien dat we niet alleen zijn.

    Het is weeral om en bij de dertig graden, zodat we ons net als de andere badgasten een boom met een lage stam uitzoeken die als parasol kan dienen.  Onze boom is perfect, met een brede waaier takken en bladeren tot bijna tegen het zand, tot we na een tijdje een bordje ontdekken dat aan een van de takken is vastgemaakt. We hebben ons blijkbaar een boom uitgezocht waarvan zowel de takken als de bladeren giftig zijn. Bedankt voor de waarschuwing, maar wellicht is het toch beter zo’n boom te verwijderen van een strand waar dagelijks zoveel mensenkinderen rondlopen. Geen nood echter. Verderop staat nog een boom. Er zitten al twee vrouwen onder, een moeder met haar volwassen dochter, maar onze lijven en andere zakken kunnen er nog gemakkelijk bij.

    Even later ben ik in gesprek met de mama. Of het waar is dat hier apen rondlopen die je eten komen stelen. O ja, zegt ze. Capucijnapen. Als je even niet oplet zitten ze zo in je zakken, ritsen ze open en halen er alles uit dat ook maar enigszins eetbaar is. Het ene moment is er geen aap te zien, en het volgende moment sta jij voor aap. En er zijn niet alleen de apen. Er zijn ook neusberen. En dat zijn nog grotere dieven. Zodat er altijd iemand van ons gezelschap bij onze zakken blijft als een vaandrig bij zijn vlag, terwijl de rest zich in zee gaat vermaken.

    De branding is in Manuel Antonio zo hevig dat je als je niet oppast niet meer bent dan een speelbal die door de talrijke golven heen en weer wordt gerold. Maar als je eenmaal de hindernis van die eerste meters voorbij bent is het heerlijk baden in het warme water van de Pacific. Als dat kon zou je eindeloos blijven doorzwemmen. Duizenden kilometers verder liggen immers de acht eilanden van Hawai. En nog eens dubbel zover is het Verre Oosten. Gek dat je van hier naar het westen moet om naar het oosten gaan.

    Rond de middag begint het strategisch gevecht tussen mensen en apen. Enkele lopen over de takken van boom naar boom en trekken zo alle aandacht naar zich toe. Meer dan één vaandrig verlaat zijn standaard om een foto te schieten, zodat zijn hebben en houden een prooi wordt voor die andere aap, die zich grijnslachend en ongemerkt een weg zoekt naar al dat lekkers. Een groepje tienermeisjes stuift gillend uit elkaar en ziet zijn voorraad bananen verdwijnen. Maar dan is het welletjes geweest. De homo sapiens is nu op zijn hoede. De apen druipen af.

    Ze worden afgelost door enkele neusberen die als uit het niets opduiken. Eentje heeft een zak te pakken en gaat er mee aan de haal. De badgasten leggen hem nauwelijks iets in de weg. Misschien is zo’n beest wel gevaarlijk en ben je als je niet oppast niet alleen je eten maar ook je vingers kwijt.  Even verderop hangt een vuilbak aan een paal. Een van de neusberen springt erop, opent het deksel en wurmt zich half naar binnen, zodat de vuilbak heen en weer slingert. Aan de voet van de paal onderzoeken twee van zijn kompanen het afval dat hij met zijn poten uit de vuilbak kiepert.  We lachen ons een kriek en kunnen die nog net in onze zak stoppen voor ze ook die te pakken hebben.

    We eten de broodjes op die we die morgen bij de bakker gekocht hebben en gaan daarna weer op stap, een stukje het bos door, tot we een tweede strand bereiken. Het is kleiner. Er zijn minder mensen en meer rotsblokken. We vinden er mooie schelpen, anders dan bij ons. Tot groot plezier van Maïté lopen er ook tientallen krabbetjes rond. Als ze het trillen van onze voetstappen voelen, kruipen ze als de weerlicht in het huisje dat ze meedragen. En dan denken ze heel hard dat ze een steen zijn. Hun grote broers krabbelen over de rotsen en trotseren de golven die er tegenaan beuken.  Op het einde van de namiddag wandelen we weer naar ons hotel.

    Die avond eten we in “La Esquina en la playa”. En dat hebben we ons niet beklaagd. Het eten was er heel lekker en de service uitstekend. Daarna gingen we slapen en droomden ook die dag naar ons geheugen.

    13-03-2011 om 21:28 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 13

    Zondag 27 februari – Manuel Antonio

    ’s Morgens gaan we na het ontbijt naar de bakker en naar een klein supermarktje, zodat we ’s middags eens niet op restaurant moeten. Daarna gaan we shoppen. Er is hier immers één winkel waar toeristen aan hun trekken kunnen komen. Je kunt er de gebruikelijke snuisterijen kopen voor de thuisblijvers. Erg origineel is het allemaal niet, maar dat geldt ook voor alle andere souvenirs die we tijdens onze reis door Costa Rica hebben gezien. We doen toch ons best en proberen voor onze thuisblijvers wat interessants uit te zoeken.

    De rest van de dag is snel verteld. We gaan naar de oceaan en genieten van de mooie omgeving. Het strand heeft de vorm van een sikkel en er liggen overal rotsen, zowel in het water als verspreid over het zand. Op de punten van de sikkel, tussen de rotsen, zijn er openingen die je plots in een heel andere omgeving katapulteren. Aan de ene kant vind je een tweede strand. Aan de andere punt van de sikkel loopt een getijderivier. Hier kun je als het eb is via een trap eveneens het Nationaal Park in.

    Er zijn ook vogels, blauwe reigers, pelikanen, en een kraaiachtig exemplaar dat je aankijkt alsof hij zo meteen je ogen gaat komen uitpikken. Echt aaibaar ziet hij er niet uit. Zijn schreeuw is bovendien al even angstwekkend als zijn starre blik. Zijn vleugels slepen over het zand, waardoor het lijkt dat hij op krukken loopt.  Je kunt je er zo een horrorverhaal bij bedenken. Nee, dan zijn die pelikanen een stuk fotogenieker.

    ’s Avonds eten we voor de tweede keer in “La Esquina en la playa”.  Het eten is even lekker als de dag voordien, en ook de service is weer prima. Ik koop er ook een van hun T-shirts, zodat ik later nog regelmatig aan deze mooie momenten zal terugdenken.

    Morgen keren we terug naar San José. Ginds nog één keer slapen en dan begint het spitsroedenlopen naar huis.

    13-03-2011 om 21:29 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Costa Rica 14 (EINDE)

    Maandag 28 februari – van Manuel Antonio naar San José

    Nee, we vertrekken niet onmiddellijk naar San José, of om precies te zijn Alajuela. We willen nog wat profiteren van het mooie strand van Manuel Antonio. Om elf uur echter is het tijd om onze koffers en zakken naar onze huurauto te rollen. Getaand en getekend door wat het Beest met ons heeft beleefd imponeert het nu nog meer dan toen het kraaknet op ons te wachten stond voor ons hotel in San José. Het gromt van plezier als ik op zijn startknop druk. We beginnen aan onze laatste lange rit langs bergen en dalen, over slechte en minder slechte wegen.

    En toch heeft ook deze rit nog zijn verrassing in petto. De ruta 27 blijkt een tolweg te zijn. We betalen zo’n 450 colones om erop te mogen, maar tot onze verrassing is de weg al na enkele kilometers afgesloten voor alle verkeer. We nemen de afrit en ik ga mijn licht opsteken in een benzinestation. De pompbediende – want hier wordt je nog bediend – vertelt me dat de ruta 27 al twee weken afgesloten is wegens werken. Je vraagt je dan wel af waarvoor je die tol hebt moeten betalen…

    Zoals al vroeger aangehaald is het in Costa Rica niet gemakkelijk om – als er ergens een probleem is op de weg – een goede alternatieve route te vinden. Maar hier bleek er wél eentje te zijn. De brave man zei me een viertal kilometers door te rijden en dan de richting Atenas te nemen. Athene. Nu ja, er is ginds in die omgeving ook een Grecia, zelfs een Bruselas. En een dorp en rivier die Jesùs María heten.

    We zaten inderdaad op de goede weg, want van Atenas ging het richting Alajuela, waar ons laatste hotel stond. Alleen moest natuurlijk iedereen die richting San José wou die weg op. En bovendien was het een weg over een steile, kronkelende pas. Het gevolg was dat we in een kilometerslange file zaten, een slang die zich uiterst langzaam naar de top van de berg kronkelde. Want hier onderga je de wet van de traagste. Voorbijsteken was onmogelijk. Op het andere rijvak kroop immers een tweede slang de andere richting uit. En op dat ogenblik begon er een lichtje op het dashboard te flikkeren. We zaten bijna zonder brandstof. Oeps.

    En toen bereikten we de top en slingerden richting dal. De weg was hier heel wat beter, minder bochtrijk ook. Bij het eerste dorp dat we kruisten draaiden we een benzinestation in, zodat het Beest zijn lichtje kon doven. En nog geen half uur later bereikten we de “Dos Palmas Country Inn”, onze laatste pleisterplaats voor de terugreis naar België.

    De Country Inn bleek een klein hotelletje te zijn mét zwembad, dat eigendom was van een Nederlands-Costa Ricaans echtpaar. De jongeman en juffrouw van de receptie waren ook al Nederlanders die studeerden voor hotelmanager en hier vijf maanden stage kwamen doen. Er was geen restaurantje aan het hotel, maar ze konden voor ons wel telefonisch een maaltijd bestellen die dan hier geleverd zou worden.  Maar nu maakten ze ons eerst een croque met kaas klaar, want we hadden echt wel honger. Daarna zorgden we ervoor dat de rest van de namiddag ons voorbijging – wat keuvelen, wat lezen, wat surfen op het net en wat Maïté betrof wat ploeteren in het zwembad.

    En toen was het tijd om ons avondmaal te kiezen. Het werd vis. We vroegen er ook nog een portie “papas” bij. Hier weten ze dat dat frieten zijn. Toen onze jonge Hollandse gastheer de bestelling per telefoon doorgaf, hoorde ik dat hij vrijwel geen Spaans kende, zodat ik het ergste vreesde. Zeker toen hij – nadat hij de telefoon inhaakte – vertelde dat hij hoopte dat ze deze keer begrepen hadden dat we enkel een supplement frietjes wilden. Bij de vorige gasten waren ze met een dubbel aantal schotels afgekomen. Nu ja.

    Zo ’n drie kwartiertjes later kwam ons avondmaal eraan, verpakt in een auto met chauffeur. Na controle bleek dat alle schotels klopten als bussen. En het eten bleek dan ook nog heel lekker te zijn.

    Sarah en Koen hadden die avond een afspraak met Katina en Tupac, die niet zover hiervandaan woonden. Lieke en ik bleven in het hotel en waakten over Maïté. Ons kleine meisje was al een tijdje in het land der dromen. En zo vergleed onze laatste avond.

     

    Dinsdag 1 maart – terugreis

    We hebben er steeds meer de pest in. Een vliegtuigreis naar verre landen – zeker eentje met een tussenstop in de VS - wordt stilaan een echte beproeving. Onze handbagage bijvoorbeeld werd tijdens de terugreis vier keer gescreend en één keer door gehandschoende beambten doorploeterd. Net als tijdens de heenreis werden onze vingerafdrukken genomen, en een foto van onze kop, en moesten we onze schoenen uittrekken.  En dan al die formulieren die je constant moet invullen! En overal dat wachten!

    Ervaren reizigers weten waarover ik het heb. Elk jaar voelen we ons wat meer vee en minder mens. Over enkele jaren kunnen we misschien wel de hulp gebruiken van een of andere dierenrechtenorganisatie. Of we blijven thuis. Goed voor het milieu en voor de plaatselijke economie. In plaats van op zoek te gaan naar leguanen kunnen we dan een drijfjacht houden op regenwormen. Of boeddhist worden en met onze handen in onze schoot naar de zon kijken tot we blind zijn.

    13-03-2011 om 21:31 geschreven door ciskelieke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 13/12-19/12 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!