Het is een mooie dag, er is braderie hier in het dorp, ik ga erheen, ik heb mijn rode rokje aan, mijn zwarte topje en goudkleurige muiltjes. Bij de tweede hands boekenkraam blijf ik staan. Wellicht is er iets voor mij bij. Na een tijdje voel ik dat er iemand naar me kijkt. Ik kijk om en hij kijkt ,betrapt, weg. Hij draagt een lichtblauw hemd met korte mouw, een lichtgrijze pantalon en zwarte loafers, je hebt korte, donkere haren. Ik vind hem mooi, maar dat laat ik natuurlijk niet merken. Ik zie een boek met gedichten van Emily Dickinson, waar ik al lang naar zocht; ik reken het af en vervolg mijn weg over de braderie, mezelf beheersend om niet om te kijken. Als ik alle kraampjes gezien heb, ga ik nog een stukje fietsen, langs het meer. Na een half uurtje fietsen, ga ik op een bankje zitten en kijk naar de bootjes, er zijn veel zeilboten vandaag, de meeste met witte zeilen, een paar met een bruin zeil, ik stel me voor dat ik een boot heb en zo heerlijk over het water zeil. Ik soezel weg en word wakker van een paar regendruppels, grote dikke druppels, het weer is omgeslagen, donkere wolken en steeds meer dikke regendruppels, weldra zal het plenzen. Ik kijk om me heen, naar een boom om onder te schuilen. Nergens een boom te bekennen, wel aan de overkant, maar niet aan deze kant van het meer. Iemand in een bootje dat langs de kant ligt aangemeerd, wenkt me, ik mag daar schuilen! Dankbaar maak ik gebruik van dat aanbod. Mijn fiets laat ik tegen het bankje staan en ik hol naar het steigertje, een sterke arm helpt me aan boord en even later sta ik oog in oog met de man van de braderie, wat tof! Hij pakt een handdoek en begint me af te drogen, eerst mijn haren, dan mijn armen, mijn gezicht, heel lief en teder. Dan hoor ik de fluitketel, het warme water voor de thee is klaar. Dit is een heerlijke dag, ik ben blij dat die regenbui gekomen is. dammie
|