Steen Mthay
Deze steen roept een interessante discussie op. De naam bevat de stam van het woord "mat", wat "graniet" betekent. Harris (p.72) is akkoord met Barguet wanneer deze opmerkt dat het eigenaardig is dat graniet als dusdanig nergens opduikt in de tekst. Het is immers de meest typische steen uit deze streek. Het is dan ook waarschijnlijk dat Mat of graniet verschuild gaat in het woord Mthay. Nochtans, buiten de eigenaardige schrijfwijze hier op deze stиle, wordt graniet steeds geschreven met het teken mA(sikkel) echter vergezeld van verschillende adjectieven. In kolom 15 echter is er geen sprake van een sikkel maar van een vogel ontdaan van van vleugels en pluimen. Deze manier van schrijven van "me" vindt men ook in het woord "moet" , "zich doden". "Meth" betekent trouwens ook "sterven". Anderzijds wordt graniet(mat) dikwijls geschreven met het ideogram "hart", het leven; wat dan zou duiden op "levende graniet". Davidovits veronderstelt dat de auteur van de Hongersnoodstиle een vorm van graniet bedoeld heeft die geлrodeerd, fragiel en gedesaggregeerd zou zijn en die men in enkele geologische lagen aantreft. Hij zou dan om dit te benadrukken
in tegenstelling met "levend graniet" eerder "dood graniet" bedoeld hebben.
Ain
Kolom 15 begint met de aanhef:" Leer de namen van Ain (steen). Het hiлroglief-woord voor
vaste steen, steen om te bouwen, blokken steen is Ainr. De naam van het grootste deel van soliede rotsen wordt neboemd met Ainr en een adjectief. Harris maakt geen enkel onderscheid tussen Ain en Ainr. Merk ook op de gelijkenis tussen ain en het Coptisch woor "Oen" voor steen. Nochtans wordt Ainr bijna uitsluitend gebruikt voor steen die men gebruikt om te bouwen. Ain moet dan als een zeer algemeen woord voor steen worden opgevat , een substantie in tegenstelling met ander materiaal zoals hout en metaal.
Woord met onbekende fonetische waarde
In het woordenboek vinden we dat het een determinatief is voor aroma, geur maar dan niet geassociлerd aan parfum. Het heeft eerder betrekking op stoffen die een geur verspreiden, die rieken of walmen zonder daarbij noodzakelijk een slechte geur te verspreiden en is zeker niet te interpreteren als stinken. Soms wordt dit teken in verband gebracht met een zekere vorm van "genieten".
Men vindt het terug in kolom 12. Voor Brugsch is het een zalf. Barguet en Lichtheim vertalen het niet en gebruiken de algemen term "producten" in verband met deze geciteerd in kolom 11 aat nb rwd wtsAw mineralen en stenen.
Voor sommigen zou dit ideogram een blaas of een vaas met een riekende vloeistof ( maar geen parfum) gevuld voorstellen. Anderesgezegd vindt Davidovits het zou kunneen staan voor een chemisch product. De meeste chemische producten hebben immers een karakteristieke geur waardoor een bedreven chemicus het product onmiddellijk kan herkennen. Volgens kolom 11 en 12 zijn deze riekende producten mineralen en materialen die essentiлel zijn voor de constructie van tempels en pyramiden.
Lexicografische studies van antieke mineralen veronderstelen dat deze mineralen hun naam vaak ontlenen aan hun kleur. Zo vindt men in de Griekse namen van half-edelstenen er verschillende met de stam
"chryso" of geel. De toepassing van dit principe door Barguet, Harris en Lichtheim op de mineralen, ertsen en stenen van de Hongersnoodstele hebben weinig opgeleverd. Voor de meeste namen werden geen eigentijdse equivalenten gevonden. Davidovits echter meent dat men eerder in het concept geur en mischien ook smaak de oplossing van het probleem dient te zoeken. Darbij volgt hij eenvoudig de methode van de antieken die door kleur, geur en smaak de chemsische stoffen wisten te karakteriseren.
( wordt vervolgd)
|