HORUS AHA OF STRIJDENDE VALK
serech met de Horus naam van Aha
Opvolger van Narmer en traditioneel de eerste koning van de Eerste Dynastie.
Volgens sommigen is hij de stichter van Memphis en dus ook Menes. Volgens Herodotos zou Menes hiervoor een dam in de Nijl hebben gebouwd om de rivier zo om te leggen dat op het gewonnen land kon worden gebouwd. Waarschijnlijker is dat men AHA moet identificeren met ATHOTHIS van Manetho, die hem de constructie van een paleis te Memfis en een boek over anatomie toeschrijft. Zijn regering waarvan het eind zich ergens rond 3050 zou situeren zou 27-57 jaar geduurd hebben. De ondergrens van het interval lijkt het meest waarschijnlijk. Misschien was het Horus Aha die de cultus van de krokodilgod Sobek en van de Apisstier instelde.
Label uit het graf van Neth-hotep. Voor de serech (men begint van rechts te lezen) staat onder een huisje de nebti titel en daaronder een bordspel dat het teken "men" voorstelt
Zeker is dat hij te maken had met de problemen die oprezen door de recente eenmaking van het land. Waarschijnlijk is dat hij een politiek van vrede met Neder-Egype beoefende. Een van zijn echtgenotes (of zijn moeder) droeg in haar naam deze van de godin Neith. Deze godin werd vereerd te Saïs of Sau een stad in het noorden vande Delta. Haar embleem werd gevormd gekruiste pijlen. Ze werd vereerd tot in de Romeinse tijd, toen men haar met de oorlogsgodin Athene identificeerde. De aanzienlijke tombe van deze Neith-hotep (Neith is tevreden) werd ontdekt te Nagada. Ze bevatte nog een omvangrijke huisraad, waaronder een plaatje met de naam Aha en ernaast de nebti naam uitgebeeld door het teken "men" (bordspel). Volgens sommigen zou dit het bewijs zijn dat Aha Menes is.( zie onder). Garstang legde het graf opnieuw open om het stukje van het plaatje dat ontbrak te vinden. Hij vond niet alleen het ontbrekende stuk waardoor men nu zeker was dat het om het teken "men" ging maar ook nog een ander stuk van een gelijkaardig plaatje waardoor men het middendeel van het eerste plaatje kon reconstrueren. Volgens Emery stelt dit een plechtigheid ter ere van de eenmaking van de Twee Landen voor. Men ziet er twee personages een ceremonie vieren die "het ontvangen van het Zuiden en het Noorden " genaamd wordt. Ze doen dit boven een niet geïdentificeerd object. Dit zou wel eens een eerste afbeelding kunnen zijn van het latere symbool van de vereniging van de Twee Landen namelijk de aan elkaar verbonden papyrus- en lotusplanten.
Volgens Emery zou Neith-hotep de moeder van Aha en echtgenote van Narmer zijn en Bener-ib (Teder hart), een naam die voorkomt op kleine ivoren voorwerpen en naamplaatjes uit Abydos en Nagada, zou dan de echtgenote kunnen zijn van Horus Aha. Mogelijks is haar graf B14 te Abydos.
Op een ander label wordt ons duidelijk gemaakt dat Horus Aha te Saïs nog een tempel voor Neith opgerichtte en de de feesten van Anoebis en Sokar (de gemummifiïerde valkgod) vierde alsook zijn eige Sed-feest, d.i. een verjongingsritueel na dertig jaren regering.
Een houten plaatje uit Abydos vertelt ons over een expeditie naar Nubië. Mogelijks diende hij ook op te treden tegen de Libiërs. Maar over het algemeen genomen verliep zijn regering, ondanks zijn naam Aha, wat "strijder" betekende, vreedzaam. Men neemt ook aan dat er in zijn tijd handelsrelaties met Syrië, Libanon en Palestina bestonden. Schepen uit cederhout, een houtsoort die in Libanon overvloedig voorkomt en waarin later een bedrijvige handel zou worden gevoerd, werden toen reeds vervaardigd zoals blijkt uit de geschriften op de steen van Palermo en de graven van Abydos.
De mastaba te Saqqarra (graf 3357
Een mastaba (graf in de vorm van een Arabische bank waarvan de naam) waarin hij volgens Emery werd begraven, bevindt zich in het noorden van de begraafplaats van Saqqara (de graven van de eerste dynastie aldaar, opgebouwd uit baksteen van modder, waren begraven onder en beschadigd door het zand . Men heeft er verscheidene zegels, vazen en andere objecten gevonden. Deze tombe (graf 3357) werd door Emery als zijn graf beschouwd maar is ofwel slechts een cenotaaf of schijngraf ofwel misschien zelfs het graf van een van zijn voorname functionarissen. De huidige Egyptologen zijn gewonnen voor deze laatste hypothese. De edelenman die dit graf liet bouwen moet wel zeer machtig geweest zijn gezien het feit dat het graf bijgraven met mensenoffers bezat. Het graf in Saqqara (48,2 m x 22 m) bezit 27 voorraadkamers op grondniveau en verder vijf ondergrondse kamers. Het onderaardse deel werd als een grote rechthoekige put uitgehakt in de kiezel en rotsgrond en door dwarsmuren in vijf verdeeld. Deze kamers waren overdekt met hout. Daarboven op de begane grond werd een rechthoekig gebouw opgetrokken. De buitenzijde werd gemaakt van in de zon gedroogde leemtichels en vertoont het patroon van een paleisfacade vergelijkbaar met de facades waarop de serech's (cfr onder) gebaseerd waren. Deze holle optrek werd in een reeks van zevenentwintig kamers verdeeld en werd door twee ringmuren omgeven. In de omgeving van graf 3357 in Saqqara werd een prototype van een begrafenis paleis ( het "Model Landgoed" van Emery-1958) gevonden samen met een groot bootgraf van tichelsteen. Dit bootgraf was waarschijnlijk betrokken bij begrafenis rituelen maar de exacte functie ervan is onbekend.
Het domein behorende bij het graf van Horus Aha, met het bootgraf bovenaan, te Saqqara
Te Abydos waar zich volgens de huidige opvattinggen zijn ware graf bevindt (graf B19) is het grootste graf in de noorswestelijke zone (begraafplaats B). Het meet slechts 11,7 x 9,4 m aan de buitenzijde . De begraafplaatsen te Abydos werden eerst onderzocht,of beter geplunderd, door Amélineau. Flinders Petrie, die na hem kwam, redde wat er te redden viel ondermeer de hogervermelde labels. Frequent worden zowel in Saqqara als in Abydos de afdrukken van rolzegels op stoppen van wijnkruiken gevonden. Vaak dragen ze de naam van een voor de begrafenis verantwoordelijke ambtenaar soms de naam van een koning. In het licht van de analyse van deze zegels en het onderzoek van de heropgravingen die prof.G.Dreyer (Instituut voor archeologie te Caïro) te Abydos uitvoerde is men tot de conclusie gekomen dat de koningen van de eerste dynastie begraven zijn te Abydos. Dit lijkt des te logischer omdat daar ook de graven van hun voorgangers gelegen zijn. Van het graf zelf is de bovenbouw volledig verdwenen en alleen een ondergrondse kamer met tichelsteen bekleed is behouden. In de vloer zijn gaten uitgespaard die hebben gediend voor de palen om het dak te stutten.
Petrie vondt in een kleiner graf naast B19 een gouden staf met de naam Horus Aha. Het doel ervan is niet bekend.
Volgens de klassiek auteur Diodorus werd de koning tijdens een jachtpartij in de Fajoem aangevallen door zijn jachthonden en kon hij zich slechts redden door in het Moëris meer te springen. Een krokodil zou hem naar de overkant hebben gebracht en als dank bouwde hij een stad die hij aan de krokodilgod Sobek opdroeg. Hij zou vrede en beschaving over Egypte gebracht hebben. Indien Menes toch Horus Aha mocht blijken te zijn dan stierf deze volgen Manetho (versie Africanus) in het drieenzestigste jaar van zijn regering aangevallen door een Nijlpaard tijdens een Nijpaardenjacht. Onwaarschijnlijk is dit niet want uit de petrogliefen (rotstekeningen) uit de oostelijke woestijn weten we dat de koningen van oudsher deelnamen aan nijlpaardenjachten.
|