Disclaimer
In verband met een recent dispuut omtrent plagiaat wil ik bendadrukken dat deze teksten uiteraard niet origineel zijn maar een condensatie van teksten die over dit onderwerp werden gepubliceerd. Ik kan de geschiedenis van Egypta niet heruitvinden en mijn persoonlijke bijdragen aan origineel onderzoek hierover zijn nihil. Ik tracht hier met zoveel mogelijk bronvermelding een samenvatting te geven over wat hedendaags bekend is.
Ronald Milo
Hierboven vind je een afbeelding van de god HAPI, de Nijlgod of beter gezegd de God van de Overstroming van de NIjl. De Egyptenaren maakten immers een onderscheid tussen de nijl als stroom, die ze "iteroe" noemden, en de welvaart brengende overstroming die ze personifiлerden in de god Hapi. Hij werd meestal voorgesteld met een hangbuikje en hangborsten (een teken van welvaart voor de oude Egyptenaren) en met een haartooi van waterplanten. Vaak wordt hij echter ook in de verschillende provincies ( nomen) afgebeeld met het embleem van de provincie op zijn hoofd. Dit is ook het geval in bovenstaande afbeelding. Hapi werd vooral vereerd te Assoean en Jebel el Silsila waar hij geacht werd rond te dwalen in de grotten bij de eerste stroomversnelling (cataract). In de Delta daarentgen geloofde men dat hij in grot nabij Memfis woonde. Om hem te vereren en gunstig te stemmen werden, meestal in de nabijheid van een nilometer, offergiften in de stroom gegooid.
Een herschikking van het blog is aan de gang om alle delen aanklikbaar te maken vanuit het centrale Inhoudsmenu. Enig geduld wordt op prijs gesteld. Ondertussen kan u nog steeds bij de artikels terecht via de inhoud in rechterkolom
e-mail van de auteur: ronald.milo@skynet.be
29-04-2006
Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening van de Egyptenaren2
KALENDER EN BIJGELOOF (DE DERTIENDE MAAND EN DERTIEN ONGELUKSGETAL)
Zoals de meeste volken waren de Egyptenaren zich in het begin niet bewust van de lengte van een jaar. Maar al snel merkte men terugkerende processen op. Het begin van de Nijloverstromingen, het opschieten van het zaad, begin van de moesson, het vallen van de eerste sneeuw, het vallen van het blad enz. Snel werd vastgesteld dat hier ongeveer twaalf maanmaanden tussenzaten. Maar aangezien de lengte van een gemiddelde maanmaand slecht ongeveer 29,5 dagen bedroeg (het jaar dus ongeveer 354 dagen), kwamen na een tijdje de verschijnselen niet meer op het juiste tijdstip. Bij deze maankalenders moest men af en toe een dertiende maaand inschakelen om terug op tijd te zijn. Een dergelijke dertiende maand werd beschouwd als een periode die buiten de normale ordening viel en waar de demonen vrij hun gang konden gaan. Vandaar waarschijnlijk de heilige betekenis van het getal twaalf en de bijgelovige vrees voor het getal 13. Een liggende maan is het hiërogliefteken voor het woord maand. Dit maakt het waaarschijnlijk dat ook de Egyptenaren in het begin met een maanjaar rekenden.
Zoals hoger vermeld wordt voerden de Egyptenaren echter reeds van bij het begin van het derde millenium hun van de maan onafhankelijke kalender in. Maar doordat de werkelijke lengte van zonnejaar ongeveer zes uur langer was dan de 365 dagen die zij als jaarlengte aannamen, verschoof de kalender per vier jaar één dag. Na 700 jaar viel de Nijloverstroming niet meer in het seizoen Akhet en grootste hitte niet meer in het Chemoe-seizoen. Het duurde 1460 jaar om de kalender terug met het zonnejaar te synchroniseren en de Nijl weer in de eerste maand van Akhet te laten overstromen. Julius Caesar voerde in 45 v.Chr ook een van de maan onafhankelijke kalender met schrikkeljaar (om de vier jaar één dag meer) in de zogenaamde Juliaanse kalender. Deze kalender bleef, na een kleine correctie in 1582 door paus Gregorius XIII (Gregoriaanse kalender), tot op heden gehandhaafd.
De Egyptenaren hielden echter aan hun wandelende kalender van 365 dagen vast. Het is pas met de Romeinse overheersing dat om de vier jaar een bijkomende of Epagomendag werd bijgevoegd. Het is de zogenaamde Alexandrijnse kalender die tot op heden nog in voege is bij de Kopten ( christelijke inwoners van Egypte). In de tempels echter rekende men nog steeds met het oude jaar tot in de tweede eeuw n.Chr. Samenvattend: De exacte tijd waarin de aarde één omwenteling om de zon maakt is 365 dagen 5uur en 49 minuten. In Egypte dateerde men:
Eerst volgens een maanjaar van 354 à355 dagen waarbij men dus per maanjaar 10 à 11 dagen voorliep op het zonnejaar.
Om daar aan te verhelpen werd een jaar van drie seizoenen van elk 4 maand van 30 dagen ingevoerd plus 5 epagomenen dagen. Dit jaar was dus 365 dagen lang en liep slechts 5 uur en 49 minuten per jaar voor op het werkelijke zonnejaar.
Dit werd ook opgemerkt we zullen later uitleggen hoe en tenslotte werd de Alexandrijnse kalender ingevoerd waarbij om de vier jaar een schrikkeldag als zesde epagomenendag werd ingevoerd. Dit bracht de jaarlengte op 365 en 6uur wat 11 minuten te lang is. In onze kalender werd dit ondervangen door af en toe, volgens vaste regels echter, een schrikkeljaar over te slaan.