Koningin Mer-Neith
Deze koningin is een van de personen uit de Archaische periode van de Egyptische geschiedenis waarover het meest geredetwist wordt. Het is zelfs zo dat niet alle geleerden het er over eens zijn of ze wel effectief heeft geregeerd. Het is nu wel zeker dat het Horuis Den's moeder was. Dit werd aangetoond door vrij recent ontdekte zegelafruk in tombe T van Oemm el Ka'ab te Abydos. Daarop komt ze voor als de moet nesoe.t naast de naam van Den .
Op deze zegel afdruk ziet u de namen van Horus Narmer tot Horus Den. Zoek maar eens uit. Op de onderste afbeelding naast de naam van Den (hand en watergolfjes) ziet u bovenaan het koninksteken soe als afkorting voor koning met daarnaast de gier Moet (= moeder) daaronder staat dan de naam van de koningin met het teken voor de godin Neith (komt nog niet voor in de reeds gegeven lijsten) en er achter het teken mer, de godin komt uit eerbied op de eerste plaats (zie ook de stele waar het teken mer eerst staat)
Het is dus zeker mogelijk dat zij de echtgenote van Horus Djet was. Lauer in 1966 dacht dat ze waarschijnlijk wel Horus Djer dochter zou zijn geweest, die huwde met Horus Djet en als zoon Horus Den had. Hij meende deze gevolgtrekking te mogen maken omdat haar naam voorkomt op voorwerpen toegeschreven aan deze drie regeringen. Deze stelling is in elk geval niet bewezen. Een andere speculatie gaat ervan uit dat zij, omwille van haar naam, een prinses uit het noorden zou zijn geweest en door een huwelijk de nog recente band tussen zuid en noord zou hebben aangehaald
Stele van Mer-Neith uit het graf te Abydos
Wel ligt haar graf (graf Y te Abydos) dicht bij dat van haar echtgenoot Djet ( graf Z). Het is een van de grootste en best gebouwde van deze groep. Het bestaat uit een put met tichelbekleding, door dwarsmuren verdeeld in een ruime centrale grafkamer omring door acht magazijnen. De grafkamer had een houten vloer en het geheel een houten dak. De afmetingen bedragen 19,2 bij 16,3 meter met de verwoeste bovenbouw inbegrepen. Het graf is omringd door 41 bijgraven van dienaren waarin ook enkel steles werden gevonden. De stele, die we hierboven voorstellen en de hare was, bevindt zich nu in het Louvre en werd net buiten graf Y in 1900 door Petrie gevonden . Petrie zelf dacht eerst dat de stele aan een mannelijke koning toebehoorde. Evenals Horus Aha had de koningin een tichelstenen bootgraf aan de noordzijde van haar graf. Dit had een zonneschip van 17,5 m bevat waarmee de koningin langs de hemel kon varen.
Graf te Abydos van Mer-Neith
Te Abydos zelf hebben we dan nog haar begrafenisplein binnen een omheining. Het ligt het verst naar het oosten ten opzichte van de groep gebouwd noordoost van Peribsen's westelijke mastaba en ten zuidoosten van het plein van Djet. Het bevat 77 graven van dienaren netjes in rijen van drie gerangschikt waarschijnlijk rond een gebouw of gebouwen welke nu verdwenen zijn.
In Saqqara is mastaba 3503 de enige die aan haar kan toegeschreven worden. Deze mastaba ligt iets ten noorden van S 3504 (Sekhemkasedj), een van tijdens de regering van Djet. De bovenbouw mat 42,6 bij 16 m en is identiek aan deze van de graven van Horus Aha en Horus Djer, die vlakbij liggen. Het was omringd door bijgraven en vele waren ongeschonden en bevatten voorwerpen waaruit kon worden opgemaakt welke functie de begravene had uitgevoerd. Er lagen modelschepen bij haar kapitein, verfpotten bij haar schilder, stenen vaatwerk en koperen gereedschap bij haar steenhouwer, allerlei typen aardewerk bij haar pottenbakker. De zegelinscripties uit het graf behoren aan Den. Maar er is wel een afdruk gevonden met de naam van Mer-Neith in een serech-achtige figuur. Het graf te Saqarra is veel groter dan dat te Abydos en kan door de aard van de gevonden voorwerpen gedateerd worden in het begin van de dynastie.
Graf te Saqqara van Mer-Neith
Het is mogelijk dat Mer-Neith, als koningin-moeder, na de vrij korte regering van haar echtgenoot Djet een korte tijd zelf geregeerd heeft. Namelijk de periode voor haar zoon Den de troon besteeg komt hiervoor in aanmerking. Dit hoeft ons niet te verwonderen want haar echtgenoor Djet stierf waarschijnlijk reeds na een regering van ongeveer tien jaar (waarschijnlijk had hij reeds een respectabele leeftijd bereikt toen zijn regering aanvatte en hij met haar huwde want zijn voorganger Djer had zeer lang geregeerd). Dus is het waarschijnlijk dat haar zoon nog te jong was om de troon te bestijgen en nam zij het regentschap waar. Er is echter geen enkele titel of serech voorhanden die de positie die zij toen bekleedde kan aantonen. De hoger genoemde zegelafdruk van Den vernoemt Mer-neith wel als moeder van de koning in een reeks namen van de koningen maar een gelijkaardig stuk aan Ka'a toegeschreven vermeldt deze koningin dan weer niet.
Het zijn dus alleen de twee steles en de twee graven die aangeven dat haar status te vergelijken was met deze van een koning. Het kan zijn dat, volgens de mentaliteit van de Oude-Egyptenaren, haar status als regerend vorst nooit aanvaard werd en zeker was het niet zoals later het geval zou zijn met de koninginnen Nitokerti, Neferoe-sobek, Hatsjepessoet en Cleopatra. Bijna alle vermeldingen van Mer-Neith's naam zijn gevonden te Abydos; buiten een stenen vaas waarvan men de herkomst niet kent en een paar fragmenten van vazen en een ivoren vaas uit Saqqara en een wondermooi beeldje uit de Michailidis collectie te Pavia waarvan de afkomst eveneens onbekend is. Ronald Milo
|