Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

14-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
Klik op de afbeelding om de link te volgen

14-08-2016 om 15:04 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
Klik op de afbeelding om de link te volgen

14-08-2016 om 15:03 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
Klik op de afbeelding om de link te volgen

14-08-2016 om 15:00 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JOZEF ISRAELS


















14-08-2016 om 10:22 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JOZEF ISRAELS
























14-08-2016 om 10:21 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JOZEF ISRAELS

Jozef Israëls (Groningen, 27 januari 1824 – Den Haag, 12 augustus 1911) was een van de voornaamste Nederlandse schilders uit de Haagse School. Hij was niet alleen schilder, hij maakte ook etsen en lithografieën en schreef. Als pseudoniem gebruikte hij J. Maalman. Israëls was van Joodse afkomst. Hij kreeg vanaf zijn elfde les van landschapsschilder Jacob Bruggink, die verbonden was aan de Academie Minerva te Groningen. J.J.G. van Wicheren was zijn tweede leermeester in 1836 en in 1838 kreeg hij schilderles van Cornelis Bernardus Buijs. Hij was nauwelijks achttien jaar, toen hij in de leer ging bij Jan Adam Kruseman en bij Jan Willem Pieneman te Amsterdam. Hij bleef er wonen, behalve tijdens een paar onderbrekingen, tot 1871. Hierna werkte hij in Den Haag. Van 1845 tot 1847 verbleef hij in Parijs. In het atelier van de Franse François-Édouard Picot werd hem het romantische historieschilderen bijgebracht. Louis Gallait en de Franse Nederlander Ary Scheffer oriënteerden hem eveneens op het Romanticisme. Ook Horace Vernet, Paul Delaroche en James Pradier bepaalden zijn oorspronkelijke werk toen hij op de École des beaux-arts in Parijs studeerde. Hij ontmoette er ook Jan Jongkind en de schilders van Barbizon. Terug in Den Haag waren het zijn voorstellingen van eenvoudige mensen, vooral uit het vissersleven van Zandvoort en Katwijk, die tot zijn roem zouden leiden. Hierbij was zijn keuze enigszins beperkt, terwijl de sfeer overheersend was. Een van zijn eerste vissersschilderijen was Langs moeders graf uit 1856. Creaties van zijn hand zijn het pathetische Verdronken Visser uit 1861, in de National Gallery van Londen, het romantische The Cottage Madonna uit 1867, in het Institute of Arts van Detroit, naast zijn landschappen als Na de Storm, ook uit 1867, in hetStedelijk Museum van Amsterdam. Thema's uit het judaïsme, als Joodse bruiloft uit 1903, bij het Joods Historisch Museum in bruikleen van het Amsterdamse Rijksmuseum, getuigen van zijn Joodse achtergrond. Na 1871, toen hij in Den Haag ging wonen, raakte hij nauw bevriend met Hendrik Willem Mesdag. Ze waren in 1876 samen betrokken bij de oprichting van de Hollandsche Teekenmaatschappij en speelden een voorname rol in de Haagse Pulchri Studio. In 1903 begeleidden ze, samen met Willem Maris, Jan Hendrik Weissenbruch naar zijn laatste rustplaats op de Gemeentelijke Begraafplaats aan de Kerkhoflaan. Op 12 december 1903 schreef Israëls in zijn dagboek: Heden Zaterdag, mijn uitgaansdag heerlijk mooi weer. Bij Mesdag schilderijen gezien die hij onderhanden had, ook bij mevrouw het atelier bezocht, prettig gebabbeld, veel over componeren van een schilderij verteld. Tot 1885 leidde hij zijn zoon Isaac Israëls op, die geboren was in 1865. Hierover schreef hij: Met de hulp van de Heer, zal hij een beter schilder worden dan zijn vader. Na 1885 ging Isaac zijn eigen weg in Amsterdam en werd er net als Breitner een van de Amsterdamse impressionisten. Israëls maakte van 1897 tot 1898 een reis door Spanje en schreef hierna zijn reisverhaal, aan de hand van zijn talrijke tekeningen. In 1879 werd hij ridder in de kroonorde van Italië Israëls had de volgende leerlingen: David Artz, Bernard Blommers, Hein Burgers, Nicolaas Jan Adriaan Pieter Helenus van Es, Jacoba de Graaff,Johannes Helder, Isaac Israëls en Pieter Engelbertus Adrianus Mansvelt Beck. Hij had invloed op Peter Behrens, Walter Firle en William Marshall Brown.

























14-08-2016 om 10:20 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
13-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GUSTAVE COURBET














13-08-2016 om 10:16 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GUSTAVE COURBET
























13-08-2016 om 10:15 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GUSTAVE COURBET

Gustave Courbet (Ornans (Frankrijk), 10 juni 1819 – La Tour-de-Peilz (Zwitserland), 31 december 1877) was een Frans realistisch schilder en een voorloper van het impressionisme. Hij schilderde taferelen uit het dagelijks leven, naakten (onder meer het zeer gewaagde L'origine du monde) en gevarieerde landschappen. In 1844 werd zijn zelfportret, Courbet met zwarte hond, geaccepteerd door de invloedrijke Parijse salon. Zijn invloed op de Franse schilderkunst van de negentiende eeuw was groot. Het vernieuwende aan zijn werk was het realisme; taferelen uit het dagelijks leven werden hoofdonderwerp en op groot formaat afgebeeld zoals steenhouwers of een begrafenis. Courbets schilderij l'Atelier du peintre is bijna 6 meter breed. Daarbij maakte hij de werkelijkheid niet mooier dan ze was, zoals velen van zijn tijdgenoten, maar liet het schilderij voor zichzelf spreken. Dit leidde voortdurend tot schandalen in het Franse culturele leven.

























13-08-2016 om 10:14 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
11-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VAN ACKER

Florimond (Flori) Artur Joseph Van Acker (Bruges,1858 – 1940) Van Acker, zoon van een wolhandelaar, studeerde aan de Academie in Brugge bij Bruno Van Hollebeke en Edward Wallaeys, in Antwerpen bij Karel Verlat en vanaf 1879 in Brussel bij Jan Portaels en de schilder van historische taferelen Joseph Stallaert. Meegaand met de trend in die tijd, verbleef hij in 1882 in het vissersdorp Knokke, waar het vissersleven een geliefd onderwerp voor hem was. Hij was hier in gezelschap van een groot aantal andere schilders : Alfred Verwee, Louis Artan, Firmin Baes, Richard Baseleer, Alfred Bastien, Henri Cassiers, Franz Courtens en Paul-Jean Clays. In 1883 won hij een Tweede Prijs van Rome. Na enkele jaren van reizen, o.a. in Engeland, Frankrijk en Duitsland vestigde hij zich in Brussel. Hier raakte hij bevriend met Jan Toorop en Jean Delville. Hij gaf een tentoonstelling te Brussel met de L’Union des Arts, die slechts een matige belangstelling kende. In 1885 was hij een mede-oprichter van de Brusselse kunstkring Voorwaarts, een hergroepering van de kunstkring ‘L’Union des Arts” die ter ziele was gegaan. In 1887 kwam hij, op aandringen van zijn moeder, definitief naar Brugge terug, waar hij leraar aan de Kunstacademie werd, onder meer voor het schilderen naar levend model. In 1910 werd hij directeur van deze instelling, wat hij bleef tot in 1926. In die periode droeg hij ook bij tot de herleving van het Brugs aardewerk. Hij maakte eveneens ontwerpen voor Gustaaf Pickery. Heel wat schilders van wat ‘de Brugse School’ werd genoemd, behoorden tot zijn collega’s (onder hen: Jef Van de Fackere, Jozef Neutens, Edmond Van Hove, Albert Goethals, Emiel Rommelaere en Georges De Sloovere) en tot zijn leerlingen (onder hen Guillaume Michiels, Leo Paret en Dora Rommelaere). Na zijn ontslag werd hij opgevolgd door Jules Fonteyne Hij was schilder van Brugse stadsgezichten en volksbuurten, landschappen, genretaferelen, het vissersleven, historische taferelen in impressionistische trant, religieuze werken en talrijke portretten van notabelen. Hij was ook zeer actief in het ontwerpen van affiches (zoals voor de Breydelfeesten en voor de Beiaardconcerten), folders, boekillustraties, spijskaarten, ex-libris, alsook historische kostuums en praalwagens voor Brugse stoeten en processies. Hij decoreerde interieurs, zoals op het Zand (Hotel du Singe d’Or) en Simon Stevinplaats 14. Als amateur-fotograaf was hij een actief lid van de Brugse Van hem wordt werk bewaard in Brugse verzamelingen, zoals OCMW, Groeningemuseum, Provinciaal Hof en bij heel wat Bruggelingen. Vanaf 1891 woonde Van Acker met zijn vrouw, een Vanneste, in de Zuidzandstraat. Als achterhuis bouwde hij in 1895, naar eigen ontwerp, in Korte Vuldersstraat 30, een atelier en ontvangstruimte. Het gebouw is intact bewaard gebleven en is sedert 2002 als monument beschermd.











11-08-2016 om 09:50 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
10-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KAREL DE BAUW


















10-08-2016 om 10:17 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KAREL DE BAUW

Karel De Bauw werd geboren te Asse op 8 januari 1909. Vader De Bauw werkte als "chauffeur-de-maître" bij een hophandelaar en was soms meerdere dagen van huis. En omdat moeder een drukbezochte herberg had, werd de kleine Karel opgevoed bij zijn grootouders in een klein lemen boerderijtje. Hij observeerde het eenvoudige en harde boerenleven en ontdekte de schoonheid van de natuur en de ziel van de boer. Deze periode zal een zeer grote invloed hebben op praktisch gans zijn oeuvre. Het tekenen zat hem in het bloed. Van toen hij kind was tekende hij met zachte brokjes houtskool uit het bakovenvuur op de witgekalkte gevel. Na de middelbare school te Laken werd hij bediende boekhouder in de vellenfabriek "Couperie d'Assche". In 1930 maakte hij zijn eerste werk van formaat, het portret van zijn grootvader-boer in rieten zetel. Kunstschilder Maarten Melsen raadde De Bauw aan geen academie te volgen; en deze mening werd bevestigd door de directeur van de Academie van Schone Kunsten te Brussel na het zien van enkele recente schilderijen. De Bauw had een persoonlijke manier om zich schilderachtig uit te drukken. Het Amsterdams Rijksmuseum organiseerde in 1935 een grote tentoonstelling met de werken van Rembrandt. De Bauw heeft er meerdere weken vertoefd. Het daaropvolgend decennium stond sterk onder invloed van de hollandse grootmeester. Karel De Bauw hield in 1939 zijn eerste tentoonstelling in de belfortzaal te Aalst. Het werd een openbaring en een succes. In 1954 neemt hij ontslag om zich uitsluitend aan zijn schilerkunst te wijden. Aanvankelijk beoefende De Bauw vooral het genrestuk, binnenhuis-en staltaferelen. In 1948 kwamen de rijke kasteelinterieurs aan de beurt, maar weldra werd hij de schilder van het landelijk volksleven en het panoramisch landschap van het pajottenland. Het Brabantse trekpaard begon hem te boeien. Hij schilderde het vol kracht en geweld, met forse penseeltrekken. Bloemstukken, meestal veldbloemen, schilderde hij bij wijze van ontspanning. Maar bovenal had hij zijn volkstypen lief. Het waren meestal karaktertypen van de buiten die hij zeer expressief op het doek wist te brengen, met nerveuze penseeltoetsen en fijne, rake lichtaccenten. In 1990 kwam er een einde aan zijn lange schilderscarrière. Het zicht begon te minderen alsook de vaste hand van de schilder. Karel De Bauw stierf in 2002, maar zijn herinnering blijft levendig met de vele schitterende werken die hij ons naliet.

























10-08-2016 om 10:17 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
09-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PEKO






09-08-2016 om 10:19 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PEKO

Peko is in 1956 geboren te Utrecht. Na een 8-jarige grafische opleiding te Utrecht is Peko 24 jaar bij de Nederlandse omroep NOS/NOB als fotograaf werkzaam geweest. Hij heeft diverse exposities in zowel binnen- als buitenland op zijn naam staan. Zo zijn er veel publicaties in verschillende media geweest evenals voor o.a. kalenders voor multinational bedrijven en bij zo goed als alle omroepen. Geïnspireerd door verschillende bekende Nederlandse beeldende kunstenaars waarmee hij bevriend is, is hij als autodidact zelf succesvol aan het schilderen gegaan. Peko schildert in vrolijke kleuren klerige, kleurrijke combinatie fantasie-figuren en "koeien in de olie" met zeer dikke verflijnen op voornamelijk grote schilderij doeken. Het is een feest om er naar te kijken en u ontdekt steeds meer verschillende fantasie-figuren die in- en door elkaar aanwezig zijn. Hoewel alles volledig eigen fantasie is, zou men de stijl waarin Peko schildert, kunnen plaatsen in de cobra-stijl. Peko schildert deze vrolijke moderne fantasieën ook in opdracht met een onderwerp naar keuze

























09-08-2016 om 10:19 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
08-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KAREL APPEL










08-08-2016 om 10:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KAREL APPEL

Karel Appel, (Amsterdam, 25 april 1921 – Zürich, 3 mei 2006), was een Nederlands schilder en beeldhouwer in de moderne kunst uit de tweede helft van de twintigste eeuw, die tot de expressionisten kan worden gerekend. Hij brak door met zijn lidmaatschap van de Cobra-groep. Appel werd geboren in de Dapperstraat te Amsterdam, in een volksbuurt. Als kind werd hij 'Kik' genoemd. Zijn vader was de zoon van een melkboer en had een kapperszaak, waar mensen elkaar ontmoetten.Van jongs af aan wist Appel dat hij kunstschilder wilde worden, maar zijn ouders zagen hem liever in de kapperszaak. Hij moest enkele jaren bij zijn vader werken. In 1942 ging hij toch schilderkunst studeren aan de Rijksacademie in Amsterdam. Uit onvrede over deze beroepskeuze zetten zijn ouders hem op straat. Appel volgde deze opleiding tot in 1944. Op de academie leerde hij over kunstgeschiedenis, waarover hij van huis uit weinig had meegekregen. Hij bekwaamde zich in de traditionele teken- en schilderkunst. Om zijn studie mogelijk te maken ontving Appel een beurs van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. Voor het verkrijgen van die beurs had Appel volgens Adriaan Venema regelmatig contact met de nationaalsocialist Ed Gerdes, hoofd van de afdeling Bouwkunst, Beeldende Kunsten en Kunstnijverheid van de Academie, aan wie hij vaak een extra ondersteuning vroeg, die hij niet altijd kreeg. Achteraf is Appel verweten dat hij ging studeren tijdens de Duitse bezetting, terwijl de Duitsers in eigen land een zeer repressief beleid voerden tegen de zogenoemde Entartete Kunst en binnen Nederland vooral tegen kunstenaars van Joodse afkomst. Appel zelf verklaarde dat hij nooit met de Duitsers had meegewerkt, wel graag een beurs wilde, maar verder alleen op de academie had gezeten om goed te leren schilderen. Appel voelde zich dan ook niet verbonden met de Duitsers. Kunst was een kwestie van het hart en politieke voorkeuren interesseerden hem weinig. Andere kunstenaars waren tijdens de oorlog principiëler en weigerden bijvoorbeeld om lid te worden van de Kultuurkamer, waardoor ze het zonder inkomsten moesten doen. In de periode aan de academie ontmoette Appel Corneille. Iets later maakte hij kennis met Constant. Er ontstond een intense vriendschap tussen hen die vele jaren zou standhouden. Met Constant maakte Appel na de oorlog reizen naar Luik en Parijs. De twee exposeerden samen. Aan het begin van de hongerwinter ontvluchtte Appel zijn huis - hij woonde inmiddels niet meer bij zijn ouders - uit angst om door de Duitse bezetters te worden opgepakt vanwege zijn weigering in Duitsland te werken. Tijdens de winter zwierf hij door Nederland, in de richting van zijn broer die bijHengelo woonde. Schilderen lukte in die periode nauwelijks, hoewel hij wel enkele portretten tekende van hongerende mensen. Na de oorlog kwam Appel verzwakt terug in Amsterdam, waar hij een korte relatie had met Truusje, die echter al spoedig overleed aan tuberculose. Er waren toen weinigen die iets in Appel zagen. Uitzonderingen waren de kunstcriticus H. Klinkenberg, die een positief artikel over Appel schreef, en de rijke Luikse verzamelaar Ernest van Zuylen, die jaarlijks kunst van Appel aankocht. In 1946 had Appel zijn eerste solo-expositie in Het Beerenhuis in Groningen. Wat later nam hij deel aan de expositie Jonge Schilders in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij liet zich in deze periode vooral beïnvloeden door de kunst van Picasso, Matisse en Jean Dubuffet. Vooral de laatste maakte rauwe werken met andere materialen dan alleen verf. Appel begon in 1947 met beeldhouwen, nadat hij beeldhouwer Carel Kneulman daarover had geraadpleegd. Tijdgenoten van Appel noemden diens producten echter geen beeldhouwwerken. Appel verzamelde allerlei afval, sloopte zelfs de houten luiken van zijn ramen en de haak van de hijsbalk van zijn zolderkamer. Van dat hout, een bezemsteel en een stofzuigerslang maakte hij het werk Drift op Zolder. Met rode en zwarte verf bracht hij de vorm van een hoofd en ogen aan. In deze periode leefde Appel samen met Lucebert Op 16 juli 1948 richtten de kunstenaars Karel Appel, Corneille en Constant samen met Anton Rooskens, Theo Wolvecamp, die zich Theo Wolvé noemt, en Jan Nieuwenhuys, de broer van Constant, de Experimentele Groep in Holland op. Ook Tjeerd Hansma was bij de oprichting, maar deze vrijbuiter en vechtersbaas verliet de groep. De Belgische schrijver Hugo Claus sloot later aan. De eerste publicatie van de groep bevatte een sterk links georiënteerd manifest van Constant. Appel voelde zich hier niet bij horen, het ging hem om de kunst alleen; "l'art pour l'art". Toen Appel een serie schilderijen maakte genaamd Kampong bloed, naar aanleiding van de politionele acties van Nederland in Indonesië, ging het hem eerder om de menselijke verontwaardiging over het leed van de individuele mens dan om het uitdragen van een marxistisch standpunt. In november 1948 bezochten enkele leden van de Experimentele Groep een internationale conferentie over avant-garde kunst in Parijs, die was georganiseerd door Franse en Belgische surrealistische collega's. Constant las er een vertaling van zijn manifest voor, dat echter niet aansloeg bij het publiek. Onder anderen de Belg Christian Dotremont vond de benadering van de Fransen te sektarisch. Enkele Deense, Nederlandse en Belgische kunstenaars trokken zich daarop terug uit het congres en richtten de groep Cobra op. Cobra is een afkorting van Copenhagen, Brussel, Amsterdam. Intussen werd het werk van de Experimentele Groep in Nederland slecht ontvangen. Een christelijk maandblad, Op den uitkijk, schreef dat ze maar beter met hun werken de Kalverstraat konden gaan plaveien, of het werk in het IJ konden gooien, dan het onder de ogen te brengen van het goedburgerlijke Nederlandse volk. Niettemin exposeerde De Bijenkorf het werk van Appel, Corneille en Constant, waar het onder anderen de architect Aldo van Eyck onder ogen kwam. De directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, had echter "geen ruimte" om kunst van de Experimentele Groep te exposeren. In Denemarken werd het werk van Cobra door de pers welwillend ontvangen. Toen Appel naar Kopenhagen reisde, genoot hij daar van de gemoedelijke sfeer. Tot verbazing van de leden kreeg Cobra in 1949 toch een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De tentoonstelling werd een schandaal. Teleurgesteld daarover vestigde Appel zich in 1950 in Parijs. Later vertelde hij dat het voortdurende gescheld hem uit Nederland had verjaagd. Dezelfde expositie als in het Stedelijk Museum was vervolgens te zien in Parijs en werd daar veel beter ontvangen dan in Amsterdam. In Parijs introduceerde Hugo Claus Appel bij Michel Tapié, die daarop verschillende tentoonstellingen van het werk van Appel organiseerde. Zo kreeg Appel in 1953 een solo-expositie in het Paleis van de Schone Kunsten in Brussel. In 1954 ontving hij de UNESCO-prijs in de biënnale van Venetië. Nog steeds werd Appel niet geaccepteerd in Nederland. Hij kreeg weliswaar een opdracht van de gemeente Amsterdam om een wandschildering te maken voor de kantine van het stadhuis, het huidige hotel Sofitel Amsterdam The Grand, maar dit leidde tot een rel. Na protest van de ambtenaren werd het werk met als titel Vragende kinderen, destijds de twistappel genoemd, tien jaar lang onder behang bedekt. De ambtenaren vonden de schildering barbaars, wreed en gewelddadig. Eind 1950 maakten Appel en Hugo Claus samen een set geïllustreerde gedichten, De blijde en onvoorziene week, die mensen op voorinschrijving konden ontvangen. Er bleken slechts drie inschrijvers te zijn. Het boekje verscheen in 200 exemplaren, gekopieerd, en eigenhandig ingekleurd. Claus schrijft hierover in 1968: "Het was onze ‘policy’ om zo'n boekje op één namiddag te maken. Met een minieme aanmoediging hadden we er toen vijftig per jaar gemaakt." Maar die aanmoediging bleef gezien het aantal intekenaars uit. Momenteel is zo'n boekje een van de 100 hoogtepunten van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Na het uiteenvallen van Cobra begon Karel Appel met steeds dikkere verf, impasto te schilderen. Zijn werk werd steeds wilder en ogenschijnlijk minder beheerst. De internationale doorbraak van Appel begon rond 1953, toen zijn werk te zien was op de Biënnale van São Paulo. In 1954 kwamen er solotentoonstellingen van Appel in Parijs en New York. Hij maakte talloze muurschilderingen voor openbare gebouwen. In 1955 maakte hij een 80 meter lange muurschildering voor de Nationale Energie Manifestatie 1955. Vanaf 1957 reisde Appel regelmatig naar New York. Daar schilderde hij onder andere portretten van jazzmusici. Hij ontwikkelde zijn eigen stijl, onafhankelijk van anderen. Gedurende deze periode ging hij steeds meer in de richting van de abstracte kunst, hoewel hij dat zelf bleef ontkennen. De titel van een werk als Compositie lijkt daar echter wel op te wijzen. Eind jaren zestig verhuisde Appel naar het Château de Molesmes, bij Auxerre. Appel werd intussen steeds meer internationaal gewaardeerd. In 1968 kwam er eindelijk ook een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Exposities volgden in de Kunsthalle in Bazel, in Brussel (1969), en in het Centraal Museum in Utrecht (1970). Een reizende expositie door Canada en de Verenigde Staten volgde in 1972. Rond 1990 had Appel vier ateliers, in New York, Connecticut, Monaco en in Mercatale Valdarno (Toscane).[1] Vooral het atelier in New York gebruikte hij om te experimenteren met zijn schilderwerk. De experimenten uit New York werkte hij uit in zijn andere ateliers. Door het andere licht in bijvoorbeeld Toscane ontstond daar met dezelfde thema's werk met een geheel eigen karakter. Ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam vertelde hij aan Rudi Fuchs, toenmalig directeur van het museum, over zijn werk. Voordat hij begon, keek hij lang naar het doek, maar als hij eenmaal begon met schilderen, kon hij zijn impulsen om verf aan te brengen bijna niet bijhouden. Hij gaf de indruk te werken als een bezetene, waarbij hij echter wel veel tijd nam om de verf in de juiste kleur te mengen. Als het doek bijna af was, werkte hij langzamer, ten slotte zette hij nog maar een enkele toets of liet de laatste verbeteringen zelfs weg. Appel werkte altijd aan één schilderij tegelijk. Vlak voor zijn dood in 2006 voltooide Appel een postzegel voor TPG Post. De postzegel met een waarde van 39 cent verscheen in september 2006 ter gelegenheid van een tentoonstelling over beeldende kunstenaars en postzegels met de titel Kunst om te versturen. Appel deed veel gevleugelde uitspraken, die bij het brave publiek in de jaren na de Tweede Wereldoorlog de nodige weerstand opriep: • Ik rotzooi maar een beetje an. Ik leg het er tegenwoordig flink dik op, ik smijt de verf er met kwasten en plamuurmessen en blote handen tegenaan, ik gooi d'r soms hele potten tegelijk op. Tegen het blad Vrij Nederland naar aanleiding van de film door Jan Vrijman. Deze uitspraak gaf in het Bargoens aanleiding tot de creatie van het werkwoord "aanappelen", met de betekenis "met onverschillige willekeur te werk gaan" of "maar wat doen". Het woord raakte daarna waarschijnlijk in onbruik toen Appel algemeen als kunstenaar werd aanvaard.[2] • Ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd. • Ik heb in de loop van de jaren geleerd hoe ik olieverf op doek moet brengen. Ik kan nu met verf alles doen wat ik wil. Maar het is nog steeds een strijd, nog steeds een gevecht. Op het ogenblik zit ik nog in de chaos. Maar het is nu eenmaal mijn aard om de chaos positief te maken. Dat is tegenwoordig de geest van onze tijd. We leven altijd in een verschrikkelijke chaos, en wie kan de chaos nog positief maken? Alleen de kunstenaar. Monaco, 1986. • Tais-toi et sois belle. Houd je mond en wees mooi, tegen Sonja Barend. • Ik gebruik ook meer verf!! nadat Appel een groot deel van de revenuen van een Cobra-groepsexpositie in eigen zak steekt. Appel schilderde, ook volgens eigen zeggen, nooit abstract, al benadert zijn werk dat wel sterk. Er zijn altijd herkenbare figuren te ontdekken; mensen, dieren of bijvoorbeeld zonnen. Tijdens de Cobraperiode, vanaf 1948, schilderde Appel simpele vormen met stevige contourlijnen, opgevuld door felle kleuren. Zijn werk hoort bij de Moderne kunst en de schilderstijl is abstract expressionisme. Onderwerpen waren vriendelijke onschuldige kindwezens en fantasiedieren. Hij liet zich daarbij beïnvloeden door de manier waarop mensen met een verstandelijke beperking tekenen en schilderen, iets wat in die tijd revolutionair kan worden genoemd. Het werk van Appel gaf aanleiding tot opmerkingen zoals "dat kan ik ook". De stijl van kindertekeningen vulde Appel aan met de stijl van Afrikaanse maskers. Later liet Appel de samenhang van vorm en kleur los. Hij werkte met meestal zwarte contourlijnen om figuren aan te duiden. Vaak gebruikte hij voor die contouren ongemengde verf, direct uit de tube geknepen. Maar hij leek zich weinig van de contouren aan te trekken met de kleur die hij aanbracht om de figuren vorm te geven. De kleuren verspreiden zich buiten de contour en de kleur van de achtergrond dringt vaak de figuur binnen. Volgens de kunsthistoricus Willemijn Stokvis heeft Appel zich in zijn schilderscarrière met totale overgave in de verf gestort, om daar een oerkreet uit op te laten klinken. Deze benadering is volkomen tegengesteld aan de werkwijze van Appels wereldberoemde Nederlandse tijdgenoot Mondriaan. "Beiden vertegenwoordigen twee polen van de geschiedenis van de moderne kunst, waarbij zij zich verhouden als de uiterste beheersing tot de uitbarstende spontaniteit. Beiden zochten naar de oerbron van de schepping, een zoektocht die wellicht de basis vormt voor een belangrijk deel van de moderne kunst. Mondriaan zocht de oerformule waarop de constructie van de kosmos berust; van Appel kan men zeggen dat hij de scheppingsdrift in zich wakker probeerde te schudden waarmee dat universum zou zijn gemaakt.", aldus Willemijn Stokvis. Het werk van Appel is meestal uit meerdere lagen opgebouwd, waardoor het werk diepte en reliëf krijgt. Op een vrijwel eenkleurige, maar met zorg geschilderde ondergrond schilderde hij in ten minste twee stadia zijn onderwerpen. Volgens eigen zeggen draaide hij vaak het werk op zijn kop of keek hij tussen zijn benen door naar het werk. Dit is een bekende manier om te controleren of de compositie van een werk evenwichtig is. Appel maakte vaak verschillende versies naar aanleiding van hetzelfde thema. Hij heeft bijvoorbeeld diverse werken gemaakt met de titel van de controversiële muurschildering in Amsterdam,Vragende kinderen. Dat waren niet alleen schilderijen, maar ook kunstwerken die bestaan uit een houten reliëf, beschilderd in primaire en secundaire kleuren. Appel bleef zijn hele leven series met hetzelfde thema maken. Aan het einde van de jaren 70 maakte hij bijvoorbeeld een serie Gezicht in landschap, waarmee hij wilde uitdrukken dat de mens en de natuur een eenheid vormen. Appels gedrevenheid komt naar voren in zijn uitspraak: Een leven zonder inspiratie is voor mij het allerlaagste, het meest platvloerse wat er is. Onder andere het Amsterdamse warenhuis De Bijenkorf exposeerde regelmatig zijn werk. Vanaf het eind van de 20e eeuw wordt het werk van Appel algemeen geaccepteerd. In Amstelveen is er een speciaal museum aan Cobra en Appel gewijd: Cobra Museum voor Moderne Kunst Amstelveen. Schilders als Herman Brood, Fred Bervoets, Menno Baars en Jan Cremer zijn door Appel beïnvloed. In 2016 werd bekend dat er problemen waren met het conserveren van veel werken van Appel. Er bleken op een aantal schilderijen hechtingsproblemen op te treden tussen de verf en de ondergrond, waardoor de verf van het doek valt en witte plekken overblijven. Maar ook traden er chemische processen in de schilderijen op, waardoor er verschillende effecten samenhangend met schade en veroudering optreden. Deze effecten treden ook bij andere naoorlogse schilderijen op. Sommige schilderijen gaan tranen en hierbij komt een deelfractie van het oliemedium, die geoxideerd is, door de verfhuid naar buiten. Ook ontstaan vlakken met een curieuze, ribbelige huid, een soort korstvorming, waarbij onder het vel ander materiaal ontstaat en de verf soms gaat druipen. Op andere plaatsen verdwijnt de oorspronkelijke streek van de kwasten, doordat de verflaag zacht wordt en als het ware smelt.[3]

























08-08-2016 om 10:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
07-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PIETER GORUS

In Vlassenbroek zal de vier jaar jongere Broeckaert zich bij hem komen voegen, met Pieter Gorus. Dit vormde in de kunstgeschiedenis een meer dan voldoende reden om te gaan spreken van een triumviraat8. Later zal Spanoghe er met zijn studenten (o.m. Jules Keppens, Joseph Pas, Robert Moens, Frans Van Hove) tochten maken langs de Scheldedijken. Daarnet viel ook de naam Broeckaert, een kunstenaar afkomstig uit Wetteren. Anno 1888 namelijk was het gezin Broeckaert verhuisd naar Dendermonde, waar Herman zich liet inschrijven aan de plaatselijke kunstacademie. Hij werd er opgemerkt door niemand minder dan Theophile Bogaert, met wie hij aanvankelijk in Moerzeke-Castel zou schilderen. Kort ná 1900 werkte hij met Pieter Gorus aan de Scheldeboorden in Weert. In 1907 zouden ze zich samen, zoals gezegd, bij Spanoghe voegen in Vlassenbroek. In die periode ontstond Broeckaerts versie van Vlassenbroek aan de Schelde (vermeld in De Dendermondse Schilderschool, p. 161). De groep zou echter uiteengaan in 1910, jaar waarin Gorus huwde. Broeckaert knoopte op dat ogenblik hechte vriendschapsbanden aan met Tony Van Os, wat o.m. aanleiding zou geven tot een aantal uitstekendeScheldetaferelen in Doel, waar de beide kunstenaars verbleven en waar, zoals gezegd, Theophile Bogaert eerder al had gewerkt. Terloops merken we nog op dat Herman Broeckaert een zekere faam genoot als ‘Scheldedichter’ en, later, nieuwe inspiratiebronnen zou aanboren aan de Leie. Bij zijn overlijden schreef priester-dichter Jan Hammenecker een In Memoriam waaruit volgend citaat: ‘Nu mogen Schelde en Scheldeland / en Scheldeminnaars klagen; / want / ten grave wordt gedragen / haar trouwste kind! / O Schelde, hij kwam U dag voor dag / devotelijk bestaren! / Ach, nooit hebben kunstenaren / U meer bemind! / ...’9. Geen enkel auteur, die schreef over Broeckaert, kon nalaten er de Scheldestreek bij te betrekken. Broeckaert publiceerde overigens zelf een bundel onder de titel: Uit het Scheldeland (Dendermonde, 1907). Iemand die het goed kon vinden in Vlassenbroek en aan de Schelde in het algemeen was Jan Maes: zie bijvoorbeeld zijn Vlassenbroek aan de Schelde (De Dendermondse Schilderschool, p. 175, afb. 221), een Mist op de Schelde (Idem, p. 181) en een Visser op de Schelde (fig. 7). Maes was korte tijd directeur van de Dendermondse kunstacademie en schilderde in hoofdzaak de Schelde, de Scheldedijken, de Sint-Onolfsdijk en de polders. Zijn invloed op Prosper Bosteels (1881-1964), net als hij een ‘constructief denker’, was groot. Een ander Dendermonds kunstenaar, Isidore Boerewaard (1893-1972) vestigde zich in 1907 eveneens in Vlassenbroek, waar hij bijna dagelijks contacten had met het ‘triumviraat’. Hij liet enkele boeiendeScheldegezichten na (De Dendermondse Schilderschool, p. 237, afb. 284). Hoewel, in 1929 koos hij definitief voor de Noordzee en vertrok naar Knokke. Adolf Willems (1866-1953), in eerste instantie toch een interieurschilder, liet zich o.m. inspireren door het Kerkje van Vlassenbroek (De Dendermondse Schilderschool, p. 203, afb. 251). Hetzelfde geldt ook voor Prosper Bosteels, van wie we inderdaad naast een aantal Scheldegezichten (De Dendermondse Schilderschool, p. 208, afb. 256) een Kerkje van Vlassenbroek (Idem, p. 209, afb. 257) bewonderden. Tenslotte noemen we August Van Steenacker (o1890) met een vrij geslaagd Kerkje van Vlassenbroek (doek, 40 × 50 cm, 1922; Campo, veiling 112); Louis De Saeger (o 1908) met een uitstekend Kerkje van Vlassenbroek (paneel, 40 × 50 cm, Oostakker, Kasteel Achtendries) en Romain Malfliet, die hetzelfde onderwerp etste. Een van onze bedrijvigste Scheldeschilders, en we verlaten meteen Vlassenbroek, was René Engelen (1897-1971), een leerling van de voormalige Dendermondse academiedirecteur Felix Gogo (1872-1953). Engelen was anno 1965 stichtend lid van de groep ‘Antwerpse Haven- en Scheldeschilders’. Van hem zagen we een Op de Beneden-Schelde (doek, 79 × 99 cm) in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (inv. nr. 2591). Enigthema bijhem10 is havenleven en Schelde. Hij verwerkte op een heel eigen manier de invloed van Albert Baertsoen, Richard Baseleer, Dis Van Raemdonck (1901-1971) en Frans Hens. We noemen vervolgens Robert Moens (1908-1977), een leerling van Spanoghe - cf. een Scheldegezicht (doek, 49,5 × 59,5 cm), Dendermonde, Stadhuis (inv. nr. 1151) -; Leon Tamenne (1904-1953) en Hugo Van Beveren (1907-27 januari 1985), de vroegere buurman van Spanoghe en voormalig directeur van de Dendermondse kunstacademie, van wie een 1943-gedateerd Voorjaar langs de Schelde (doek, 108,5 × 123 cm) wordt bewaard in het Stadhuis (inv. nr. 1166; De Dendermondse Schilderschool, p. 249, afb. 294). Wie mag evenmin ontbreken in dit Dendermonds hoofdstuk? Vooreerst Stephan Gorus (o 1913) van wie een Scheldegezicht (doek, 88,5 × 103,5 cm) kan bewonderd worden in het Dendermonds Stadhuis (inv. nr. 1165); Emile Van Damme-



















07-08-2016 om 11:17 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
06-08-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DENDERMONDSE SCHOOL vlassenbroek










06-08-2016 om 11:06 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DENDERMONDSE SCHOOL
























06-08-2016 om 11:05 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DENDERMONDSE SCHOOL

Dendermondse School Vanaf 1862 kwamen de voornaamste schilders uit de Kalmthoutse School zich langs de Scheldeboorden van de Dendermondse omgeving vestigen. Vooral het kunstenaarsdorpVlassenbroek was trekpleister en geboortedorp van de Dendermondse School. Het waren Isidore Meyers, Adriaan Jozef Heymans, Théodore Baron, Jacques Rosseels en Florent Crabeels die er de kunst van de Grijze School kwamen bevestigen. De bekende Vlaamse luminist Franz Courtens kreeg er zijn eerste academische opleiding van Isidoor Meyers en Jacques Rosseels, terwijl de Gentse schilder-etser Albert Baertsoen, tussen 1885 en 1888, ook in de buurt van Dendermonde verbleef en er de invloed van voornoemden onderging. Er dient opgemerkt, dat kunsthistoricus Jean-Pierre De Bruyn, in zijn werk De Dendermondse Schildersschool, de kunstenaarsdynastie Verhas erkent als oorspronkelijke kernfiguren van de Dendermondse School, terwijl ze als Grijze School eerder de voortzetting was van de Kalmthoutse School. Algemeen wordt Jan Verhas als stichter van de Dendermondse School gezien. Tot de bekendste leerlingen van deze school behoren Adolf Willems (1866-1953), Pieter Gorus (1881-1941), Leo Spanoghe (1874-1955), Jan Maes (1876-1974), Herman Broeckaert (1878-1930) en Maurits Vander Cruyssen (1873-1942). Deze laatste behaalde eerste prijzen in 1888, 1890, 1894 en 1896.

























06-08-2016 om 11:04 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!