In het dal lijken bergen zo hoog, meren zo diep, vogels zo klein, en vissen zo schichtig. De zon lijkt wel een lamp, de maan een speelbal, en 't heelal een onmetelijk confettitapijt.
Soms vraag ik mij af wat bergen en meren, vogels en vissen, zon en maan en sterren in 't heelal denken over mensen in het aardse dal.
Wie bergen bedwingt ontdekt de oneindigheid, en duikend zijn de meren een getto van bruisend leven.
Soms worden wij, om ons talent, verguld, om ons gezelschap geduld. Soms geprezen, of om onze eigenwijsheid ook gemeden.
Misschien ontdekken wij ooit, langs de oneindigheid van de natuur en het heelal, het wonderlijkste van de schepping : de vriendschap van een mens, om lief en leed te delen.