xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Die vriend van mij,
voor wie ik ben, niet wat hij wou, maar die ik ben. Wiens glimlach, knipoog, krachtig als een toverwoord bij nacht het duister en de mist doorboort. Die luisterend naar mijn verhaal begrijpt waarmee ik blij ben en waarvan ik baal. Die mij t vertrouwen geeft, met mij het wel en wee beleeft. Niet oordeelt noch veroordeelt, maar onderweg mijn zorgen deelt. Bij wie ik lachen, huilen mag, uitbundig gek doen, moe mijn hoofd teer op zijn schouder leggen mag. In kille dagen t hart verwarmd, in nauwe schoenen zich om mij erbarmt. Die heelt, die deelt, Met zachte hand mijn hart geneest van eelt Die moed geeft, tranen droogt, die echt in mij gelooft. Die naast me staat, een deel de weg met mij begaat. En toch weer elke keer in stilte laat begaan ; bij dag en dauw mn eigen weg te gaan. Hij is de vriend van wie ik hou, met wie ik lach, waarmee ik rouw. Met hem ben ik begaan, zijn deel is mijn bestaan. In ochtendgloren, avondrood, in leven en in dood Ervee
|