Op actief zettenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Koen Sonck
De meeste depressieve mensen voelen zich machteloos tegenover hun aandoening. Ten onrechte, vindt Roland Rogiers. Met zijn medeauteurs Dirk Van den Abbeele en Johan Van de Putte breekt hij in het boek Je kan anders! een lans voor de behandeling van depressieve klachten met technieken uit de cognitieve gedragstherapie. Wie anders leert denken en zich anders gaat gedragen, zal zich volgens de cognitieve gedragstherapie ten slotte ook anders gaan voelen.
Je kan anders! is een doe-boek voor mensen met depressieve klachten en gebaseerd op de cursus die gegeven wordt aan de opgenomen patiënten van de Universitaire Dienst Psychiatrie. Een doe-boek omdat de nadruk ligt op de eigen inspanningen van de patiënt. Bij het boek hoort bijvoorbeeld een cd-rom met luisteropdrachten en oefeningen waarmee je de theorie van het boek in de praktijk kan brengen. Een doe-boek voor depressieve mensen? Hebben die niet vooral heel weinig zin om dingen te doen?
In de praktijk voelen de meeste patiënten zich inderdaad machteloos ten opzichte van hun depressie, zegt . Roland Rogiers (Kliniek voor Angst- en Stemmingsstoornissen en Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg). Ook vanuit farmaceutische hoek wordt er nogal exclusief nadruk gelegd op antidepressiva bij de behandeling van depressie. Maar bij lichte en matige vormen van depressie bieden antidepressiva geen enkele meerwaarde bovenop een niet-medicamenteuze behandeling. Zelfs bij de ergste vormen van depressie is een combinatie van antidepressiva en niet-medicamenteuze therapie aangewezen. We willen onze lezers erop wijzen dat zij zelf iets aan hun depressie kunnen doen. Actief nadenken en oefenen zijn een essentieel onderdeel van de cognitieve gedragstherapie, ook al kost dat veel inspanningen, zeker voor iemand die depressief is
Stel: ik ben depressief. Wat kan ik veranderen?
Roland Rogiers: Dat hangt af van de mate van depressie. Als je het stadium hebt bereikt dat je je gaat afzonderen en niets meer onderneemt, dan zullen we in eerste instantie op niet medicamenteus vlak werken op het anders gaan doen en pas daarna op het anders gaan denken. Onderneem je toch nog dingen, ook al haal je er misschien geen voldoening meer uit, dan kunnen we de klemtoon op de cognitieve therapie leggen.
Maar wat als ik helemaal geen zin heb om dingen te doen?
Dat is het argument van de meeste depressieve mensen die je probeert te activeren. Ze willen niet naar de bioscoop gaan of een wandeling maken, want ze hebben geen zin en ze zullen er toch niets aan hebben. Daardoor komen ze in een vicieuze cirkel terecht: hoe minder ze handelen, hoe meer ze piekeren. En hoe meer ze piekeren, hoe minder ze handelen en hoe meer hun stemming daar onder lijdt. Het actiever worden op zich is dus al een buffer tegen het piekeren. Bovendien blijkt dat het helemaal niet zoveel uitmaakt of je in aanvang van de behandeling plezier beleeft aan die dingen, zolang je ze maar doet. Patiënten geven bijvoorbeeld achteraf vaak toe dat het beter meeviel en leuker was dan ze verwacht hadden. Door iets te doen, hebben ze dus ook hun manier van denken en voelen veranderd.
De patiënt moet een onderscheid leren maken tussen feiten, gedachten en gevoelens. Waarom?
Een voorbeeld. Er is niks mis mee om jezelf af en toe een loser te vinden, zolang je beseft dat dit maar een gedachte is. Maar als je je begint te gedragen en voelen alsof het een feit is dat je een loser bént, dan kom je in de problemen. Als je je gedachte gaat geloven, dan is die gedachte een saboterende gedachte geworden. Met andere woorden: het is niet belangrijk of een gedachte nu waar is of niet, maar wel of ze je vooruit helpt of niet. Die klik moeten depressieve mensen constant leren maken.
Er wordt ook gewerkt aan het geheugen van de patiënt. Wat steekt daar achter?
Gezonde mensen blijken zich veel meer concrete details te kunnen herinneren dan depressieve. Wie depressief is, heeft de neiging om in veralgemeningen te denken. Ook de herinnering lijkt veralgemeend te zijn. Wellicht is dit een strategie van onze hersenen om negatieve ervaringen uit ons geheugen te bannen. De keerzijde is dat we ons daardoor ook niet meer herinneren hoe we negatieve ervaringen in het verleden hebben aangepakt.. Je herinnert je alleen nog de ontmoediging die je voelde toen je baas je een loodzware opdracht gaf en niet meer hoe je uiteindelijk toch tot een oplossing bent gekomen. Daarom willen we onderzoeken of we depressieve patiënten kunnen trainen in het specifieker maken van hun herinneringen en of dat al dan niet een positief effect heeft op hun genezingsproces.
Artikel verschenen in Universiteit Gent, mei juni 2006-2007
Je kan anders!, Werken aan depressieve klachten met technieken uit de cognitieve gedragstherapie, door Roland Rogiers, Dirk Van den Abbeele en Johan Van de Putte, Globe, Brussel, 2006, ISBN 90 8679 010 0, prijs: 22,90 euro.
|