Zoals twee boten uit elkander glijden die kangen tijd tezaam gevaren zijn, laat ons dan zo scheiden. Laten we de pijn van wrange woorden, als het kan, vermijden.
Jij gaat, je wendt met ongeduld de steven gespannen koers je naar een andre kust, herademd, dat ik achter ben gebleven
Ik vier het anker: k meer de kiel ter rust.
t Was schoon zoals wij streefden, eensgezind, de wind in t zeil, den hemel in de ogen, de zilte roep van woord en wederwoord
Een onverhoedse rukwind stuurt je voort, verder en verder
- k Tuur je na, bewogen: diierbare boot, vaar wel en
voor den wind!
Permalink
|