Vroege behandeling kan problemen voorkomen
Harriët Salm
Vanaf het zevende jaar loopt de ontwikkeling naar crimineel gedrag van jonge kinderen meestal via een min of meer vastomlijnde weg. Een juiste aanpak kan die ontwikkeling bij sommigen stoppen.
Interesse in kinderen onder de twaalf jaar die zich al crimineel gedragen, is iets van de laatste vijftien jaar. Voor die tijd besteedden politiek en media er weinig aandacht aan, stelt Rolf Loeber, hoogleraar psychiatrie en jeugddelinquentie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en de Amerikaanse Universiteit van Pittsburgh.
Dat veranderde in 1993 toen ophef ontstond over de gruwelijke moord op de 3-jarige Engelse peuter James Bulger, die door twee 10-jarige jongens werd omgebracht. Ook in Nederland kwam vervolgens de discussie over verharding van jonge kinderen op gang.
Inmiddels is uit verschillend onderzoek gebleken dat er verband bestaat tussen bepaalde risicofactoren erfelijk, sociaal-economisch die kunnen leiden tot een latere criminele carrière, zegt Loeber. Toch is de politiek nog niet genoeg doordrongen van het nut van vroege preventie en vroege behandeling die veel problemen later kunnen voorkomen, vindt hij.
Is aan een lastige peuter al te zien dat hij later het criminele pad zal kiezen? Hoe herken je onder kinderen jonger dan twaalf jaar de misdadigers van morgen? Deze vragen staan vandaag centraal op een congres dat het Amsterdams Centrum voor Kinderstudies organiseert aan de Vrije Universiteit.
Loeber, een van de sprekers, stelt dat de wetenschap al aardig zicht heeft op de wegen die kinderen afleggen op weg naar ernstige problemen later. De levens van deze kinderen volgen vanaf hun zevende vaak een herkenbaar patroon.
Daarin zijn drie hoofdsporen, legt hij uit. Allereerst heb je kinderen met openlijk probleemgedrag. Zij starten met lichte vormen van agressie, zoals pesten. In een volgende fase gaat dat over in vechten en weer later in wapengebruik, verkrachting, ernstige mishandeling.
Een tweede groep heeft als kind al voor het twaalfde jaar heimelijk probleemgedrag, dat begint met liegen en winkeldiefstal en later overgaat in brandstichting, vandalisme, inbraak en fraude.
De derde groep zijn de gezagsontwijkende probleemkinderen. Zij zijn eerst halsstarrig ongehoorzaam; dat gaat vaak over in spijbelen en van huis weglopen om autoriteit te ontlopen. Vaak hangen ze op straat rond en stromen vandaar in een criminele loopbaan. Bij sommige kinderen lopen de drie wegen door elkaar.
Er zijn niet genoeg betrouwbare gegevens over het aantal echt criminele 12-minners en de omvang en aard van hun misdrijven. Uit zelfrapportages en politiegegevens blijkt dat zon 130.000 10- en 11-jarigen tot een risicogroep behoren, stellen deskundigen vandaag op het congres. Maar onbekend is bijvoorbeeld in welke regios of steden meer of minder potentiële criminelen rondlopen.
We zouden kinderen waar al iets mee aan de hand is, beter moeten volgen, zegt Loeber. Zetten de problemen door, dan zijn er goede therapieën mogelijk om hen te helpen.
Loeber pleit voor een jaarlijks zelfrapportage-onderzoek onder jongeren, zodat er meer bekend wordt over bijvoorbeeld schommelingen in de cijfers. Ook zou er een deskundigenpanel opgericht moeten worden dat de regering adviseert over het strafrechtelijk en pedagogisch beleid met betrekking tot kinder- en jeugdcriminaliteit.
De waarde van zelfrapportage
Circa een derde van de 10- en 11-jarigen misdraagt zich minimaal een keer per jaar ernstig of pleegt een misdrijf, stellen onderzoekers vandaag op een congres in Amsterdam. Zij baseren zich onder meer op zogenoemde zelfrapportage-onderzoeken. Daarbij is een steekproef gehouden onder een representatieve groep die een afspiegeling is van alle Nederlandse jongeren.
De jonge ondervraagden beantwoorden vragen over hun gedrag naar eigen inzicht. Dat kinderen grenzen aftasten door eens een dropje te jatten, betekent niet dat ze meteen crimineel worden. Maar uit de antwoorden kun je vaak wel opmaken of een kind ernstiger problemen heeft, zegt hoogleraar Rolf Loeber. Volgens collega Peter van der Laan is op zelfrapportage-onderzoek wel wat af te dingen. Brandstichting bijvoorbeeld kan hoog scoren omdat jonge kinderen redeneren: ik heb een keer een fikkie gestookt en dat was dus brandstichting. Terwijl een fikkie stoken onschuldig kan zijn en brandstichting zwaar.
Toch is het onderzoek in zijn geheel waardevol, zegt hij. Als een 8-jarige invult dat hij wel eens wat uit de supermarkt steelt, dan is dat een reden om je zorgen te maken. Dat is gedrag dat niet bij zijn leeftijd past en kan een voorbode zijn voor latere zwaardere criminaliteit.
Criminaliteit begint met kattekwaad
Door: Harriët Salm
Ga hiervoor naar bijgevoegde http://www.trouw.nl/hetnieuws/nederland/article962474.ece/Een_op_drie_12-minners_vertoont_wangedrag
|