Leer en Gedragsproblemen
Leer en Gedragsproblemen
Leer en Gedragsproblemen. ADHD, ADD, PDD-Nos, Autisme, ASS, Asperger, ODD-CD, NLD, Borderline, Hechtingsstoornis/probleem, Hoogbegaafd, Faalangst.
Inhoud blog
  • Hechtingsstoornis
  • Gehechtheid bij kinderen
  • Reactieve hechtingsstoornis
  • Brochures en Lezingen van De Knoop over Hechtingsproblemen
  • Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties: inzichten uit gehechtheidsonderzoek
    We zijn de 21de week van 2024
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    marielouise
    blog.seniorennet.be/marielo
    Startpagina !
    Blog als favoriet !
    Zoeken in blog

    Foto
    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda

    Nieuws VRT NWS
  • Ophef in de Oostzee: Finland en Litouwen woedend over voorstel van Rusland om zeegrenzen te hertekenen
  • Gerommel in radicaal-rechtse fractie Europees Parlement na controversiële uitspraak van AfD'er over SS'ers
  • "Ok, klein probleempje": slakken vreten oproepingsbrief van Koen uit Turnhout aan in brievenbus
  • "Fat finger"-fout van formaat: Citigroup krijgt boete van meer dan 72 miljoen euro voor typfout die leidde tot korte beurscrash
  • Liveblog – Hamas en Palestijnse Autoriteit tevreden met erkenning door Europese landen, Israël roept ambassadeurs terug
  • Goedkope elektrische auto van BYD dreigt Europese markt te ontregelen
  • Honderden vervallen domeinnamen en mailadressen van overheidsdiensten verkocht aan 8 euro per stuk
  • Problemen met liften in Antwerpse premetro blijven aanslepen, rolstoelgebruikers zijn het beu
  • Noorwegen zal Palestina als staat erkennen: "Enige alternatief dat politieke oplossing biedt voor conflict"
  • Wereldrecord voor Nepalese berggids Kami Rita: 30 keer op de top van de Mount Everest
    13-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sociaal onhandig: aangeboren of (niet) geleerd

    artikel uit Mobiel 6.

    Sociaal onhandig: aangeboren of (niet) geleerd

    rubriek: Vreemd gedrag!?

    Door: Pim Steerneman, hoofd Centraal Coördinatiepunt Autisme Zuid-Limburg

    MENNO IS ACHT. HIJ WIL GRAAG EEN VRIENDJE HEBBEN, MAAR HET LUKT NIET. OP SCHOOL WORDT HIJ GEPEST. ALS IEMAND IN DE KLAS EEN GRAPJE MAAKT, BEGRIJPT HIJ NIET WAAROM ER GELACHEN WORDT. HIJ MAAKT GRAPJES WAAR NIEMAND OM LACHT EN HIJ LACHT OM DINGEN DIE NIEMAND GRAPPIG VINDT. MENNO ZIT ER STEEDS NAAST. HIJ BEGRIJPT NIET WAT ER IN ANDEREN OMGAAT EN HOE HIJ MET ANDEREN MOET OMGAAN.

    Problemen in de sociale omgang komen vaak voor bij kinderen. Meestal zijn het verstoringen die spontaan of met enige hulp verbeteren. Soms zijn het aangeboren ontwikkelingsstoornissen. We hebben het dan over contactstoornissen. Er is een aantal stoornissen dat samen het autisme spectrum vormt. De belangrijkste zijn autisme, het syndroom van Asperger en de aan autisme verwante stoornis PDD NOS. Bij kinderen met een autistische stoornis verloopt, naast een aantal andere kenmerken, het sociale denken niet normaal. Maar ook kinderen met hechtingsproblematiek kunnen problemen in sociaal denken vertonen. De kwaliteit van de opvoedingsrelatie is belangrijk voor de kwaliteit van het sociale denken.

    Autisme spectrum stoornissen

    In een recente studie beschrijft Lorna Wing(1) de hoofdkenmerken van autistische stoornissen als volgt: ernstige tekorten in contact, in communicatie en een beperkte interesse in activiteiten. Ze beschrijft ook drie vormen van autisten: het teruggetrokken autistische kind, het passieve kind en het actieve maar vreemde kind.

    Het teruggetrokken autistische kind is extreem in zichzelf gekeerd, leeft als het ware in een schelp. Er is geen sprake van wederkerigheid en de cognitieve mogelijkheden, de intelligentie, is laag. Passieve autistische kinderen zoeken niet actief contact, maar ondergaan contact wel. Ook zij hebben een gebrek aan wederkerigheid en zij kampen met duidelijke communicatieve problemen. De derde groep, actief maar vreemd, heeft de beste cognitieve mogelijkheden, de hoogste intelligentie van normaal tot soms hoger dan gemiddeld. De autistische kinderen uit deze groep kunnen heel claimend zijn in aandacht vragen. Ook bij deze groep kinderen bestaan problemen in de wederkerigheid.

    Dé autist bestaat niet, er zijn grote verschillen in problematiek en in intelligentie. Daarnaast heeft ieder kind een eigen karakter en groeit ieder kind op in een unieke opvoedingssituatie. Nóg moeilijker om het beeld autisme scherp te herkennen, is dat er vaak sprake is van meerdere problemen dan alleen autisme, bijvoorbeeld een combinatie met ADHD, met hyperactiviteit, met concentratiestoornissen.

    De aan autisme verwante contactstoornissen is een vage groep stoornissen waarbij de hoofdkenmerken van autisme wel aanwezig zijn, maar in mindere mate. Deze groep heeft vaak een redelijke intelligentie, maar in sociaal opzicht valt ze – net als het autistische kind – uit. Ze zijn vaak (sociaal) angstig, ze hebben moeite met het onderscheid tussen fantasie en realiteit, moeite met het begrijpen van humor en ze hebben – net als het autistische kind en het kind met het syndroom van Asperger – weinig invoelend vermogen.

    Het verschil tussen autisme en het syndroom van Asperger is de aanvang van de stoornis: bij autisme vóór het derde levensjaar en bij het syndroom van Asperger is dat vaak veel later. Daarnaast zijn zowel de taal, als de intelligentie bij kinderen met het syndroom van Asperger goed ontwikkeld, in tegenstelling tot het beeld autisme. Kinderen met het syndroom van Asperger zijn vaak – eenzijdig - zeer intelligent. Maar hun sociale intelligentie is zeer zwak met alle gevolgen van dien. Ze willen wel contact met anderen, maar het lukt niet. Ze spreken niet dezelfde taal, ze gedragen zich anders, ze begrijpen andere mensen vaak niet. Meestal hebben ze een eenzijdige en beperkte belangstellingssfeer en kunnen ze zich niet op empathische, invoelende wijze, in de ander verplaatsen.

    Het sociale denken

    Vanaf hun vroegste jeugd vormen mensen zich een idee van wat anderen denken en voelen. Ze maken zo een 'theorie' over hoe anderen zijn. Om deze theorie te kunnen vormen is het nodig zich te verplaatsen in een ander. Op grond daarvan ontstaat 'invoelen' en 'aanvoelen' van wat er in een ander gebeurt. Zo kan men voorspellen wat een ander zal doen of denken en kan men zijn eigen gedrag daarop afstemmen. Deze theorie over hoe anderen denken en voelen wordt de Theory-of-mind genoemd, kortweg de TOM (2).

    De meeste kinderen kunnen normaliter rond hun derde levensjaar op basis van gedrag van anderen bepaalde gedachten, gevoelens en bedoelingen van anderen afleiden. Ze geven zo betekenis aan het gedrag van die ander. Hiermee hebben kinderen met autisme spectrum stoornissen echter grote moeite. Een voorbeeld: Er staan twee schreeuwende jongens tegenover elkaar en er omheen staat een groep kinderen die ook schreeuwen. Als ik betekenis geef aan wat ik zie en me probeer te verplaatsen in de situatie, maar ook in de gedachten, gevoelens en bedoelingen van deze kinderen zou ik kunnen zeggen dat die twee jongens ruzie hebben en dat de ene boos en de ander bijvoorbeeld bang is, met daar omheen een groepje over en weer roepende kinderen. Als ik alleen maar beschrijf wat ik zie, dan zeg ik dat ik twee jongens tegenover elkaar zie staan schreeuwen, en ik ook nog acht andere kinderen in een kring er omheen zie staan. In plaats van de ruzie en het kijken te benoemen, zou ik kunnen melden dat vier kinderen een blauwe broek aan hebben.
    Deze laatste beschrijving zou de beschrijving door een autistisch kind kunnen zijn, die geen betekenis verleent aan wat hij of zij ziet.

    De kern van autisme spectrum stoornissen is in feite moeite met de goede betekenis te verlenen aan sociale situaties. De basis hiervoor is lichamelijk van aard. We weten nog niet veel over de oorzaken van autisme spectrum stoornissen. Wat we in ieder geval wel weten is dat het een aangeboren stoornis is, waarschijnlijk met een erfelijke basis, waarbij de hersenen niet normaal functioneren, onder andere op het gebied van informatieverwerking van sociale situaties. Het is een prikkelverwerkings stoornis waardoor de kinderen inkomende zintuiglijke prikkels (zien, horen, voelen) niet goed kunnen verwerken: ze zien anders, horen anders, voelen anders en dus reageren ze anders, ook in sociaal opzicht.

    Sociaal denken en TOM

    Een onderdeel van de sociaal-emotionele ontwikkeling is de sociaal-cognitieve ontwikkeling waarbij het denken over sociale gebeurtenissen centraal staat. Andere begrippen die verband houden met sociaal-emotionele ontwikkeling zijn empathie, invoelend vermogen, emotionele intelligentie of sociale intelligentie. De basis van dit alles wordt gevormd door de theorie die ieder mens maakt over hoe anderen denken en voelen, de Theory-of-mind, de TOM.

    De TOM wordt van baby af aan opgebouwd door waarnemen en imitatie (gericht kijken, luisteren en gericht nadoen), emotieherkenning (bijvoorbeeld: wie is boos, bang, blij, verdrietig en waarom?) en het 'doen-alsof vermogen (bijvoorbeeld doen alsof je heel erg boos bent). Kinderen met een autistische stoornis hebben een gebrekkige TOM, hun idee van wat er in anderen omgaat is erg gebrekkig.

    Met behulp van een test, de zgn. TOM-test (2), kan onderzocht worden of de TOM voldoende is ontwikkeld. Deze test maakt een sterkte-zwakte analyse op het gebied van zich verplaatsen in een ander. De uitkomst geeft aan waar het kind extra hulp nodig heeft om een goed beeld te vormen van sociale situaties, en waar het reeds voldoende is ontwikkeld. Vervolgens kan het kind op grond hiervan worden getraind (3).

    Het uitgangspunt van hulp op basis van de TOM is, dat als je sociaal gedrag wilt veranderen, je eerst sociaal inzicht moet oefenen, stimuleren en ontwikkelen. Als je sociale inzichten versterkt, zullen sociale vaardigheden daar logisch uit voortvloeien en misschien niet eens getraind hoeven worden. Het probleem bij kinderen met contactstoornissen zit niet zozeer in hun sociale vaardigheden alswel in hun gebrek aan sociaal inzicht waardoor ze zich niet vaardig gedragen.

    Uit onderzoek blijkt dat werken aan sociaal inzicht mogelijk is, tot op zekere hoogte ook bij autisme spectrum stoornissen. Dit laatste is wel afhankelijk van de ernst van de problematiek en de intelligentie.

    Een gebrekkige TOM alleen bij autisme spectrum stoornissen?

    Problemen met sociaal inzicht komen niet alleen bij autisme spectrum stoornissen voor. Laten we met een voorbeeld uit onderzoek(4) duidelijk maken hoe dit wordt onderzocht.
    In het onderzoek wordt het kind een smartierol getoond, waarbij de vraag wordt gesteld: 'wat denk je dat hier in zit?' Kinderen kennen dit snoepgoed en antwoorden zonder uitzondering: 'smarties' of 'snoepjes'. Vervolgens maakt het de rol open en er blijkt een pen in te zitten. Dan wordt het kind verteld dat er straks een ander kind komt die ook gevraagd wordt wat er in de gesloten rol zit. Het kind moet dus voorspellen wat het andere kind zal antwoorden. Om dat te kunnen moet het kind zich in het andere kind verplaatsen. Als het kind rekening houdt met wat het andere kind daadwerkelijk weet, zal het antwoord luiden: 'smarties'. Het kind onderkent dan dat de misleide persoon een ander idee heeft van de situatie dan hijzelf en dat dit leidt tot een andere reactie. Uit het onderzoek blijkt dat veel kinderen met sociaal onhandig gedrag, maar ook kinderen met sociaal-emotionele problemen, zoals pesten of gepest worden, moeite hebben met deze gevolgtrekking. Ook kinderen met contact- en communicatieproblemen die niet binnen het spectrum autisme vallen hebben vaak een gebrekkige TOM. Een gebrekkige TOM is kenmerkend voor sociaal- emotionele onrijpheid in het algemeen.

    De TOM bij kinderen met hechtingsproblemen

    Hechtingsproblemen hebben hun wortels in een onveilige gehechtheidsrelatie met de opvoeders. Gehechtheid is een duurzame emotionele band tussen kind en verzorger. De kwaliteit van de hechtingsrelatie is niet voor ieder kind gelijk en is afhankelijk van de kwaliteit van de interactie opvoeder – opvoedeling. De gevolgen van hechtingsproblemen die we vaak in meerdere of mindere mate zien bij kinderen in pleeggezinnen variëren onder andere van rusteloosheid, afleidbaarheid, tot prikkelbaar en agressief gedrag, problemen in relatie met leeftijdgenoten en moeite om nauwe contacten aan te gaan.

    Deze kinderen, die vaak in het verleden weinig invoelend op hun behoeften benaderd zijn, reageren vaak ook weinig invoelend op de behoeften van anderen, met alle sociale problemen dientengevolge. Door een falende hechting krijgen ze nauwelijks hulp in het goed ontwikkelen van een correcte TOM. Ze kunnen geen goed beeld vormen van het denken en voelen van andere mensen. Deze kinderen kunnen baat hebben bij een training die niet zozeer gericht is op sociale vaardigheden, maar op het sociale denken, op de TOM.

    Aan de buitenkant gezien bestaat er overeenkomst tussen het sociale gedrag van kinderen met hechtingsproblemen en sommige kinderen met autisme spectrum stoornissen. Belangrijkste verschil is dat kinderen met hechtingsproblemen in principe over een normaal vermogen tot sociale wederkerigheid en invoelende reactie op anderen beschikken.

    Hechting ontwikkelt zich binnen een constante interactie tussen kind en zijn of haar omgeving. Het denkkader dat het kind opbouwt op basis van hechtingservaring bepaalt weliswaar in hoge mate het gedrag van het kind, maar wordt ook door de verzorger op een bepaalde manier geïnterpreteerd. Deze betekenisverlening door de verzorger wordt op zijn beurt beïnvloed door eerdere ervaringen van de verzorger en op deze wijze is er dus sprake van een constante interactie tussen de TOM van het kind en de TOM van de opvoeder. Er wordt steeds aan hechting gebouwd en er wordt steeds aan ieders persoonlijke TOM gebouwd.

    TOM en opvoeders

    TOM heeft betrekking op sociaal begrip, sociaal inzicht en sociale gevoeligheid. Kinderen die over deze vaardigheden beschikken, hebben een kloppend invoelend vermogen. De meeste volwassenen hebben een goed ontwikkeld invoelend vermogen. Alle volwassenen zijn kind geweest. Maar hoe goed kunnen volwassenen zich inleven in de gedachten en gevoelens van een kind? Voor veel volwassenen en dus ook opvoeders is het vaak heel moeilijk zich te verplaatsen in de belevingswereld van kinderen. Als opvoeders zich verplaatsen in het perspectief van het kind, voelt het kind zich geaccepteerd. Bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen, evenals bij kinderen met hechtingsproblemen, is het niet altijd gemakkelijk om invoelend te reageren. Ten eerste moet het gedrag van het kind begrepen worden. Als je niet weet dat een kind slecht hoort, hou je daar geen rekening mee en dit geldt ook voor kinderen met autisme spectrum stoornissen en hechtingsproblemen: als je niet weet dat het kind je niet aanvoelt en begrijpt, kijk je anders naar zijn of haar gedrag. Soms betekent het dat je het kind gedrag kwalijk neemt waar het niets aan kan doen.

    Optimale afstemming tussen kind en opvoeder vindt plaats in een veilig, stimulerend en accepterend (opvoedings) klimaat. Een belangrijke voorwaarde is dat de opvoeder inzicht heeft in het eigen handelen, waarbij een goede inschatting gemaakt wordt van de gevoelens van de ander. Sensitiviteit(gevoeligheid) en responsiviteit(invoelend reageren) als bouwstenen van een goed ontwikkelde TOM, zijn hierbij sleutelbegrippen.

    Onderkennen en vervolgens begrijpen van contact- en communicatieproblemen is belangrijk. Een goed ontwikkelde TOM is daarbij een instrument voor zowel het kind als de opvoeder om betekenis te verlenen aan (sociale) gebeurtenissen.

    Pim Steerneman
    GZ Psycholoog / hoofd Centraal Coördinatiepunt (CCA) Autisme Zuid-Limburg en hoofd afdeling Jeugdzorg RIAGG OZL.

    Literatuur/noten

    (1) Wing, L. Leven met uw autistische kind. Een gids voor ouders en begeleiders. Lisse, Swets & Zeitlinger, 2000.
    (2) Steerneman, P., C. Meesters, & P. Muris. TOM test. Leuven/Apeldoorn, Garant, 2000.
    (3) Steerneman, P. Leren denken over denken en leren begrijpen van emoties. Groepsbehandeling van kinderen. Leuven/ Apeldoorn, Garant, 1997.
    (4) Steerneman, P. & P. Muris. Gebrekkig begrip van 'false belief': specifiek voor autisme en aan verwante contactstoornissen? In: Gedrag en gezondheid, 1997, 25, p. 258 – 263.

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    13-04-2008, 22:21 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    10-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is aan jonge kinderen te zien wie crimineel wordt?

    TROUW

    HetNieuws   | Nederland  | 10-04-2008

    Vroege behandeling kan problemen voorkomen

    Harriët Salm

    Vanaf het zevende jaar loopt de ontwikkeling naar crimineel gedrag van jonge kinderen meestal via een min of meer vastomlijnde weg. Een juiste aanpak kan die ontwikkeling bij sommigen stoppen.

    Interesse in kinderen onder de twaalf jaar die zich al crimineel gedragen, is iets van de laatste vijftien jaar. „Voor die tijd besteedden politiek en media er weinig aandacht aan,” stelt Rolf Loeber, hoogleraar psychiatrie en jeugddelinquentie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en de Amerikaanse Universiteit van Pittsburgh.

    Dat veranderde in 1993 toen ophef ontstond over de gruwelijke moord op de 3-jarige Engelse peuter James Bulger, die door twee 10-jarige jongens werd omgebracht. Ook in Nederland kwam vervolgens de discussie over verharding van jonge kinderen op gang.

    Inmiddels is uit verschillend onderzoek gebleken dat er verband bestaat tussen bepaalde risicofactoren – erfelijk, sociaal-economisch – die kunnen leiden tot een latere criminele carrière, zegt Loeber. Toch is de politiek nog niet genoeg doordrongen van het nut van vroege preventie en vroege behandeling die veel problemen later kunnen voorkomen, vindt hij.

    Is aan een lastige peuter al te zien dat hij later het criminele pad zal kiezen? Hoe herken je onder kinderen jonger dan twaalf jaar de misdadigers van morgen? Deze vragen staan vandaag centraal op een congres dat het Amsterdams Centrum voor Kinderstudies organiseert aan de Vrije Universiteit.

    Loeber, een van de sprekers, stelt dat de wetenschap al aardig zicht heeft op de wegen die kinderen afleggen op weg naar ernstige problemen later. De levens van deze kinderen volgen vanaf hun zevende vaak een herkenbaar patroon.

    Daarin zijn drie hoofdsporen, legt hij uit. Allereerst heb je kinderen met openlijk probleemgedrag. Zij starten met lichte vormen van agressie, zoals pesten. In een volgende fase gaat dat over in vechten en weer later in wapengebruik, verkrachting, ernstige mishandeling.

    Een tweede groep heeft als kind al voor het twaalfde jaar heimelijk probleemgedrag, dat begint met liegen en winkeldiefstal en later overgaat in brandstichting, vandalisme, inbraak en fraude.

    De derde groep zijn de ’gezagsontwijkende probleemkinderen’. Zij zijn eerst halsstarrig ongehoorzaam; dat gaat vaak over in spijbelen en van huis weglopen om autoriteit te ontlopen. Vaak hangen ze op straat rond en stromen vandaar in een criminele loopbaan. Bij sommige kinderen lopen de drie wegen door elkaar.

    Er zijn niet genoeg betrouwbare gegevens over het aantal echt criminele 12-minners en de omvang en aard van hun misdrijven. Uit zelfrapportages en politiegegevens blijkt dat zo’n 130.000 10- en 11-jarigen tot een risicogroep behoren, stellen deskundigen vandaag op het congres. Maar onbekend is bijvoorbeeld in welke regio’s of steden meer of minder potentiële criminelen rondlopen.

    „We zouden kinderen waar al iets mee aan de hand is, beter moeten volgen,” zegt Loeber. „Zetten de problemen door, dan zijn er goede therapieën mogelijk om hen te helpen.”

    Loeber pleit voor een jaarlijks zelfrapportage-onderzoek onder jongeren, zodat er meer bekend wordt over bijvoorbeeld schommelingen in de cijfers. Ook zou er een deskundigenpanel opgericht moeten worden dat de regering adviseert over het strafrechtelijk en pedagogisch beleid met betrekking tot kinder- en jeugdcriminaliteit.

    De waarde van zelfrapportage

    Circa een derde van de 10- en 11-jarigen misdraagt zich minimaal een keer per jaar ernstig of pleegt een misdrijf, stellen onderzoekers vandaag op een congres in Amsterdam. Zij baseren zich onder meer op zogenoemde zelfrapportage-onderzoeken. Daarbij is een steekproef gehouden onder een representatieve groep die een afspiegeling is van alle Nederlandse jongeren.

    De jonge ondervraagden beantwoorden vragen over hun gedrag naar eigen inzicht. Dat kinderen grenzen aftasten door eens een dropje te jatten, betekent niet dat ze meteen crimineel worden. „Maar uit de antwoorden kun je vaak wel opmaken of een kind ernstiger problemen heeft”, zegt hoogleraar Rolf Loeber. Volgens collega Peter van der Laan is op zelfrapportage-onderzoek wel wat af te dingen. Brandstichting bijvoorbeeld kan hoog scoren omdat jonge kinderen redeneren: ik heb een keer een fikkie gestookt en dat was dus brandstichting. „Terwijl een fikkie stoken onschuldig kan zijn en brandstichting zwaar.”

    Toch is het onderzoek in zijn geheel waardevol, zegt hij. „Als een 8-jarige invult dat hij wel eens wat uit de supermarkt steelt, dan is dat een reden om je zorgen te maken. Dat is gedrag dat niet bij zijn leeftijd past en kan een voorbode zijn voor latere zwaardere criminaliteit.”

    http://www.trouw.nl/hetnieuws/nederland/article962479.ece#readmore

    Lees ook: Een op drie 12-minners vertoont wangedrag

    Criminaliteit begint met kattekwaad

    Door: Harriët Salm

     

    Ga hiervoor naar bijgevoegde   http://www.trouw.nl/hetnieuws/nederland/article962474.ece/Een_op_drie_12-minners_vertoont_wangedrag


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-04-2008, 14:17 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 27/06-03/07 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 30/11-06/12 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Laatste commentaren
    Foto
    Een interessant adres?
    Zoeken met Yahoo


    Mijn favorieten
  • seniorennet.be
  • Hechtingsprobleem (Forum)
  • forum

    Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Mailinglijst

    Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!