DE BESPOTTINGxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Na de geseling werd Jezus door de soldaten nog bespot. Ze deden hem een rode mantel aan, zetten hem een soort kroon van gevlochten doornige twijgen op en sloegen hem bovendien in het gezicht en op zijn hoofd.
De kroon, in de vorm van een muts was vervaardigd uit de gedroogde takken van de Zizyphus spina, een boom die vlijmscherpe doorns heeft van xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />2,5 cm lang, die gemakkelijk dwars door de schedelhuid kunnen boren. Hierna werd Jezus door Pilatus nog publiekelijk tentoongesteld met de beroemd geworden woorden Ecce homo. Ziet den mens! Het moet een deerniswekkend gezicht geweest zijn. Waarschijnlijk was één oog dichtgeslagen. Het bloed stroomde over zijn gezicht en uit zijn gebroken neus. Zijn kleding was met bloed doordrenkt. Mogelijk kon hij zich nauwelijks staande houden. Vermoedelijk hoopte Pilatus met deze vertoning bij het publiek medelijden op te wekken, zodat men hierbij zou laten. Doch dit gebeurde niet. Ook de ruilprocedure met de moordenaar Barabbas ging niet door. En Pilatus, als een echte ambtenaar, bang voor zijn carrière bezweek uit lafheid voor de chantage van het volk. Mattheüs, zelf een gewezen ambtenaar, beschrijft het sober: ...en hij gaf Hem over om gekruisigd te worden.
NAAR GOLGOTHA
De weg van Pilatus pretorium naar Golgotha, later genoemd de Via Dolorosa, is nauwelijks 600 meter lang en kan langzaam lopend in 12 minuten worden afgelegd. De weg is echter smal en hellend, de bestrating slecht en bovendien perste een mensenmenigte er zich nog doorheen. Langs deze weg moest Christus het zware dwarshout op zijn kapotgeslagen schouders dragen. Het lukte hem niet. Vermoedelijk viel hij enige malen en kon hij niet meer overeind komen. Het staat niet in de Schriften. Doch wèl is vermeld dat een willekeurige voorbijganger, genaamd Simon van Cyrene, die juist van het land kwam met zijn beide zonen, door de Romeinse bevelhebber werd gedwongen de dwarsbalk te dragen. De centurion gaf die order vermoedelijk niet uit medelijden, maar omdat hij er verantwoordelijk voor was dat de veroordeelden levend Golgotha bereikten en niet halverwege al door uitputting stierven. Op weg naar de excutieplaats mocht Jezus zijn eigen kleren aanhouden. Dat was een concessie aan de joodse wet, die naaktloperij niet toestond. Romeinse veroordeelden moesten geheel naakt hun dood tegemoet strompelen.
DE KRUISIGING
Het was het derde uur van de dag, naar onze berekening tussen 9 en 10 uur s ochtends, toen de stoet Golgotha bereikte. De groep bestond uit een peloton soldaten onder het bevel van een centurion, vele nieuwsgierigen, huilende vrouwen, wraakbeluste Farizeeën en Sadduceeën, de ontzette familie en vrienden en tenslotte de drie veroordeelden: Jezus en twee dieven die ook gekruisigd zouden.
De militairen boden de ter dood veroordeelden wijn met mirre of gal aan. Vermoedelijk werd dat mengsel beschouwd als een verdovend of pijnstillend middel. Enigszins als de laatste sigaret vóór de fusillering of het glas cognac dat men in Frankrijk de veroordeelden bij de guillotine aanbood.
Christus weigerde te drinken. Toen werden de kleren van zijn lichaam getrokken. Deze plakten zonder twijfel aan zijn kapotgeslagen rug, die vermoedelijk dan ook meteen weer ging bloeden. Met zijn rauwgegeselde schouders moest hij op de houten balk, het patibulum, gaan liggen. De spijkers werden door de polsen geslagen en daarna werd het patibulum waaraan hij hing op de ruwe verticale stipes geplaatst. Enkele ogenblikken later sloeg men met een 20 cm lange vierkante spijker zijn beide voeten aan de paal vast. De doodsstrijd begon. De martelende keuze tussen verstikking en verscheurende pijn. Knieën strekken, adem halen, vlammende pijn in de voeten, knien buigen, lichaam laten zakken, verscheurende pijn in de polsen, heftige benauwdheid en dan toch maar weer de knieën strekken in een langzame, dodelijke cadans. De beide armzalige dieven vochten links en rechts op dezelfde wijze hun uitzichtloze strijd om een beetje lucht.
Opdat moment hing aan de andere kant van de stad even buiten de zuidelijke stadsmuur de discipel Judas al dood aan een boom. Vertwijfeld door wroeging had hij zelfmoord gepleegd.
Op het zesde uur (omstreeks 12.00 s middags) kwam er een duisternis over het gehele land. Dit werd mogelijk veroorzaakt door een zandstorm, een zgn. chamsin, waarvan het stof de zon verduisterde.
De doodsstrijd ging toen naar een climax. Het zweet liep als water langs zijn lichaam, waarvan de temperatuur tot een hoge waarde steeg. Medisch heet die hyperthermie. De spieren verkeerden in een continue kramptoestand. De ontwrichte polsen en voeten deden ondraaglijk pijn. Door bloedverlies, extreem zweet, dorst en oedeemvorming ten gevolge van de geseling, was het circulerend bloedvolume sterk verminderd. De bloeddruk daalde, de hartslag werd steeds sneller. De biochemische samenstelling van het sterk verzuurd bloed was mede door enorm zoutverlies, nauwelijks nog met het leven verenigbaar.
Het hart begon het op te geven. Er ontstond een zogenaamde de compensatio cordis, waardoor er vocht in de longen kwam. Longoedeem heet dat. De ademhaling werd reutelend. Het hart sloeg onregelmatig. Er was een ondraaglijke dorst. Doch voorbijgangers bespotten hem, en onder het kruis verdeelden de soldaten de kleren en dobbelden zij om het overkleed van de Koning der Joden.
HET STERVEN
Mattheüs rapporteert dan verder: Omstreeks het negende uur (± 3.00 uur s middags) riep Jezus met luider stemme zeggende: Eli eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?
Het is de beginregel van de 22ste psalm van David. Als groot kenner van de Tenach, de Joodse Schrift, moet Jezus deze passage uit het hoofd hebben gekend. De psalm, meer dan 700 jaar voor de kruisiging van Christus geschreven, schildert met profetische helderheid wat op Golgotha geschiedde:
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten
Verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht...
Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht
mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste...
Een bende boosdoeners heeft mij omsingeld
die mijn handen en voeten doorboren
ze kijken toe, ze zien met leedvermaak naar mij
zij verdelen mijn klederen onder elkaar
en werpen het lot over mijn gewaad....
Tenslotte wendde de stervende zich nog eenmaal tot de soldaten: Ik heb dorst.
Op de executieplaats stond een kruik gevuld met zure wijn zoals de Schrift dit vermeldt. Deze zure wijn werd door de Romeinen posca genoemd. Het was een soldatendrank, die bestond uit een mengsel van wijn, water, azijn en geklutste eieren.
Eén van de legionairs reikte Jezus een spons aan die gevuld was met deze posca. Nadat de stervende Christus ervan gedronken had, zei hij: Het is volbracht. Johannes vermeldt: En Hij boog het hoofd en gaf de geest.
HET EINDE VAN DE DAG
De Vrijdag ging ten einde en de Sabbat, waarop dat jaar tevens het Joodse Pasen viel, naderde. En op Sabbat mochten er geen Joodse lijken aan het kruis blijven hangen. Daarom waren er al leden van het Sanhedrin naar Pilatus gegaan om hem te vragen de executie te beëindigen door de benen van de veroordeelden met het crurifragium te doen verbrijzelen. De ervaring had immers geleerd dat de dood dan spoedig door verstikking intrad. Dit gebeurde bij de beide dieven, doch niet bij Jezus, want die was toen al gestorven. Pilatus wilde dit aanvankelijk niet eens geloven, toen een zekere Jozef van Arimatea, een vooraanstaand lid van het Sanhedrin, hem dat kwam vertellen. Pilatus ontbood de commandant van het executiepeloton, de hoofdman over honderd, zoals de Statenbijbel het woord centurion vertaalt. Die bevestigde de mededeling van Jozef van Arimatea. Hoewel lid van de Grote Raad, had Jozef niet meegedaan met het schijnproces. Hij sympathiseerde in het geheim met de rabbi uit Nazareth en hij vroeg namens de familie het stoffelijk overschot op. Dat werd hem ook gegeven, nadat het hart van de dode met een lans was doorboord. Zo luidden immers de Romeinse reglementen.
Het Schriftwoord was vervuld:
Geen been zal van Hem verbrijzeld worden, en ...zij zullen zien op Hem die zij doorstoken hebben. (Johannes 19:36-37).
WAT DOEN WE MET PASEN?
De verschrikkelijke Passie van Pasen was voorbij. De Joodse wet was ernstig overtreden, evenals de Romeinse. Naast het klassieke Joodse paasfeest, dat de verlossing uit de Egyptische slavernij herdenkt, zou een ander paasfeest ontstaan. En hoewel Jezus Christus als vrome Joodse rabbi was gestorven, werd zijn dood de aanleiding tot het ontstaan van een nieuwe religie, het christendom.
Het is bekend hoe deze twee religies in de loop der eeuwen steeds verder uit elkaar groeiden. Het spanningsveld daartussen heeft aanleiding gegeven tot gruwelen die miljoenen het leven hebben gekost.
Toch heeft de rabbi Jezus van Nazareth niet anders gedaan dan bij voortduring wijzen op het meest waardevolle dat het Joodse volk in zijn wetten de mensheid had aan te bieden. Het belang hiervan werd zelfs aan de orde gesteld door een Farizeeër. Deze vroeg Jezus eens: Meester, wat is het grootste gebod in onze wet?
En de Meester antwoordde, verwijzend naar Leviticus: Gij zult de Here, Uwe God liefhebben met geheel Uw ziel, met geheel Uw hart, uit geheel Uw verstand en uit geheel Uw kracht. En het tweede, daaraan gelijk ? is: Gij zult Uw naaste liefhebben als Uzelf. Een ander gebod, groter dan deze bestaan niet. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de Profeten. (Mattheüs 22:36-40, Marcus 12:30-31).
Het is deze boodschap waarvan de geharde centurion van het executiepeloton misschien een vaag vermoeden kreeg toen hij aan het eind van die verschrikkelijke Vrijdag de dode in het gezicht keek en met militair respect opmerkte: Vere, hic homo iustus erat!:
Waarlijk dèze mens was rechtvaardig! (Lucas 23:47).
Geraadpleegde literatuur:
Barbet, P. A doctor at Calvary, Image Books, New York (1963); Bucklin, R. The legal and medical aspects of the trial and death of Christ, Med. Science and Law p. 14-26 (1970); Bucklin, R. The shroud of Turin: a pathologists viewpoint, Legal Medicine Annual (1981: Humphreys, C.J. and Waddington, W.G. Dating the crucifixion, Nature vol. 306 p 743-746 (1983); Jonhson Ch. D. Medical and cardiological aspects of the passion and crucifixion of Jesus, the Christ, Bol. Asoc. Med. P. Rico vol. 70 no. 3 p. 97-102 (1978); Mannix, D.P. The history of torture, Dell, New York (1983); Wilcox, R.K. The shroud of Turin, Macmillan Pub. Co.
|