Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
IK BEN DE ALFA EN DE OMEGA GEBED IS DE SLEUTEL VAN DE OCHTEND
EN DE GRENDEL VAN DE AVOND.
31-12-2012
Johannes
Johannes
1, 1-18
In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het
Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder
dit is niets ontstaan van wat bestaat.
In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht
schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht
gekregen.
Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. Hij kwam als
getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. Hij
was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: het ware
licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam.
Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de
wereld Hem niet. Hij kwam naar wat van Hem was, maar wie van Hem waren hebben
Hem niet ontvangen. Wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij
het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op
natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een
man, maar uit God.
Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en
waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon
van de Vader.
Van Hem getuigde Johannes toen hij uitriep: Hij is het over wie ik zei: Die
na mij komt is meer dan ik, want Hij was er vóór mij!
Uit zijn overvloed zijn wij allen met goedheid overstelpt. De wet is door Mozes
gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen.
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het
hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen.
Johannes benadrukt de kern van
ons geloof: God heeft zich aan de mensen gegeven in zijn scheppend, men wordend
en leven gevend Woord. Het Woord is vlees geworden, mens zoals alle mensen. Dat
woord kan men aanvaarden, of verwerpen. Zowel in de schepping, menswording als
in Jezus' leven is duidelijk dat Gods liefde het laatste woord is.
Het evangelie dat je net las is een mooi evangelie voor deze laatste dag van
het jaar.
De laatste dag, die we vandaag beleven en straks dankbaar gaan uitwuiven, is de
laatste dag van een jaar in een geschiedenis van een doorlopende tijd. Maar
deze laatste dag is ook de eerste dag, het laatste uur het eerste uur, en wel
van een nieuwe geschiedenis, van een nieuwe tijd. Het is zoals Johannes de
Doper het zei: 'Hij is het over wie ik zei: Die na mij komt is meer dan ik,
want Hij was er vóór mij!
In Christus is er geen vóór en na meer.
In elk uur is de volheid der tijden aangebroken. Elk ogenblik is de volheid van
de tijd, en wel in de zin van 'beslissend'. Het is geen voorbereidingstijd meer
in de zin van voorbereiding op dat wat nog moet gebeuren. Nee, dat eigenlijke
is al gebeurd. We kunnen nu al, op dit moment "vrijmoedig naderen tot
de troon van Gods genade (Hebr 4,16).
Maar ook in deze nieuwe geschiedenis kun
je inwendig, geestelijk, volgens je hart, nog behoren tot de oude geschiedenis,
de geschiedenis van het vlees, van de zelfzucht, van de zonde. Je kunt leven in
het nu, en toch in het oude. Daarom is elk uur een uur van 'beslissing', de
beslissing om uit jezelf te treden, uit de oude geschiedenis en te kiezen voor
Christus: ik wil leven voor Hem, in Hem, door Hem. En steeds opnieuw deze
beslissing nemen... dat is leven in de nieuwe geschiedenis.
Het is alsof we leven in twee
werkelijkheden: in licht én duisternis, in leugen én waarheid, met Hem
verbonden of niet met Hem verbonden. Het is een soort dualisme, twee
mogelijkheden, twee dimensies.
Wat zeker is dat het evangelie in z'n geheel één grote oproep is uit te treden
uit onze oude geschiedenis en in te treden in Christus. Niet op eigen houtje,
maar door de genade die Hij ons daarvoor zal verlenen. Daar mogen we om bidden.
Dagelijks.
Dat elke dag in 2013 een beslissing mag
zijn voor de Heer.
Dit heb Ik u verteld,
omdat Ik wil dat u mijn vrede bewaart. In de wereld zult u het zwaar te
verduren krijgen. Maar houd moed! Ik heb de wereld overwonnen.
'Wat wij gezien en gehoord hebben
verkondigen we aan u.'
Wat er was vanaf het begin, wat wij
gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen
hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat leven is. Het leven is
verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen u het
eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons verschenen is.
Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons
verbonden bent. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met
zijn Zoon Jezus Christus.
We schrijven u deze brief om onze vreugde volkomen te maken.
Het
Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond,
vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid
gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
Aan Zijn groeiende en vredevolle bewind zal nooit een einde komen.
Vanaf de troon van Zijn vader David zal Hij met volmaakte eerlijkheid en
rechtvaardigheid regeren. Hij zal alle volken van de wereld echte
rechtvaardigheid en vrede brengen. En dit alles zal gebeuren, omdat de
brandende liefde van de HERE van de hemelse legers zich heeft voorgenomen dit
te doen!.
'Dankzij de
liefdevolle barmhartigheid van onze God
zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan
en verschijnen aan allen die leven in duisternis en
verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze
voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.'
Toen
zij in Bethlehem waren, moest Maria bevallen. Zij bracht haar eerste kind ter
wereld, een jongen. Zij wikkelde hem in doeken en legde hem in een voerbak,
want in de herberg van het dorp hadden Jozef en Maria geen onderdak kunnen
vinden.Lukas 2:6-7HTB
We kijken uit
naar Kerstmis, 25 december, de dag waarop we de geboorte vieren van onze
Verlosser, de komst van God in onze wereld. Velen kijken op dit moment echter
vooral uit naar een andere dag, 21 december, de dag waarop de Maya kalender
eindigt. Tienduizenden hebben zich teruggetrokken in de bergen van Guatemala,
de bakermat van de Maya cultuur, om het einde van de wereld af te wachten.
De Maya's
berekenden kosmische cycli van 5200 jaar, waarop in hun mythologie steeds een
tijdperk afloopt en een nieuw begint. 21 december is het zover. Na 26000 jaar
gaat een vijfde cyclus ten einde, wat bij de Maya's nog extra dramatiek heeft.
Op die dag staan de zon en de aarde in conjunctie met het centrum van de Melkweg.
Ook christendom
en bijbel kennen grootse eindtijd profetieën, maar die worden steeds gegeven
als oproep aan de mens, als oproep tot bekering, een oproep om waakzaam te zijn
en ons geestelijk voor te bereiden op de ontmoeting met de Heer.
Hij die 2000 jaar
geleden kwam als kind, verborgen in weerloosheid en armoede, zal terugkomen in
majesteit en glorie. Jezus zelf maant ons de tekenen van de tijd te zien en
verantwoordelijkheid te nemen. Vele mystici en zieners wijzen op onze tijd als
een tijd met apocalyptische betekenis.
Het Kind van
Betlehem zal komen als Koning, in de wereld, in de geschiedenis en in ons eigen
leven. Dat laatste zullen we in ieder geval allemaal meemaken. Eens zullen we
voor Hem staan, en Hem zien zoals Hij is, de Zoon van God, de Koning van hemel
en aarde. Dan zullen we beseffen wat een enorm voorrecht het was om in dit
leven al met Hem verbonden te zijn door geloof. Tenminste als je geloof echt
is, en het je leven tekent. We zullen Hem in de armen vallen, en Hij zal ons
binnenleiden in zijn Koninkrijk. Alleen Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven
voor iedere mens.
De realiteit van geestelijke dingen
Kortgeleden zag
ik een documentaire over een Amerikaanse professor, Howard Storm, een overtuigd
atheïst. In zijn colleges spotte hij regelmatig met God en geloof. Een
studente, een zuster, besloot voor hem te gaan bidden. Ze moest het 13 jaar
volhouden. Toen werd hij ziek, zweefde op de rand van de dood, en kreeg een
bijna dood ervaring. Het zette zijn leven op de kop. Hij zag wel het Licht,
maar werd steeds dieper getrokken in de duisternis. Paniek overviel hem. Uit
zijn kindertijd herinnerde hij zich een gebedje tot Jezus, en bad voor het
eerst na vele jaren. Ineens stond de Heer naast hem en trok hem weg voor de
poorten van de hel. Daarna werd hij in de geest meegenomen naar andere
werelden. Geheimen werden hem geopenbaard. Wat hij heeft ervaren, noemt hij
hyper realiteit. Dit aardse leven in vergelijking daarmee een soort halfslaap,
waaruit we bij de dood zullen ontwaken. Howard Storm heeft het nu tot zijn
missie gemaakt om mensen Jezus te doen kennen als hun enige Redder en
Verlosser, en hen te doordringen van de realiteit van geestelijke dingen.
Velen zien niet
die grootsheid van hun leven. Wat er na de dood komt, zien we wel, denken ze.
Een grandioze vergissing. Wat er dan komt staat niet los van wat er nu is. Wat
je hier zaait, zul je daar oogsten. Wat je hier uitstrooit aan liefde,
waarheid, gerechtigheid, aan trouw, geloof en gebed, daaruit wordt je eeuwige
kleed geweven.
Dit is geen tijd
om toeschouwer te zijn, maar om ons voor te bereiden op de dingen die komen
gaan. Een tijd om te strijden tegen alles wat kwaad is in onszelf en om ons
heen, om te groeien in geloof, hoop en liefde, om vergeving te vragen waar
nodig en verzoening te bewerken waar mogelijk. We hebben hoop, niet omdat we
zonder zonde zijn, maar omdat 2000 jaar geleden dit Kind geboren is, de Zoon
van God, om onze zonden te vergeven, onze lasten te dragen, en onze wonden te
helen. Moge velen dezer dagen in het Kind van Betlehem hun Koning en Verlosser
herkennen, en door Hem innerlijke vrede, en eeuwig leven en geluk oogsten.
En jij, kind, jij zult een profeet van de Allerhoogste God
worden genoemd. Jij zult
voor de Redder uitgaan om Zijn volk voor te bereiden op Zijn komst. Jij zult
hun vertellen dat zij gered kunnen worden door de vergeving van hun zonden.
Want het hart van onze God loopt over van liefde en goedheid. Een hemels licht
zal op ons schijnen,Lukas 1:76-78HTB
De
nacht loopt ten einde, de dag nadert al.
Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken
van de duisternis en ons omgorden met de
wapens van het licht.
Maria antwoordde: "Ik prijs de Here met mijn hele hart! Ik kan mijn blijdschap niet op! want de machtige, heilige God heeft grote dingen voor mij gedaan. Lukas 1:46-47, 49HTB
Wees
niet bang, Maria", zei de engel, "want God heeft besloten u heel
bijzonder te zegenen. U zult zwanger worden en een zoon krijgen, die u de naam
Jezus moet geven. Hij zal een groot man zijn en 'Zoon van de Allerhoogste God'
worden genoemd. God, de Here, zal Hem de troon van Zijn voorvader David geven.
Hij zal voor altijd over het volk Israël regeren en aan Zijn regering zal geen
einde komen.Lukas 1:30-33HTB
Toen
Elisabeth in haar zesde maand was, stuurde God de engel Gabriël naar Nazareth,
een dorp in Galilea. Hij moest bij Maria zijn, een jonge vrouw die verloofd was
met een zekere Jozef, die nog van koning David afstamde. Gabriël kwam bij haar
binnen en zei: "Ik wens u vrede toe! U bent een gelukkige vrouw. De Here
zij met u!Lukas 1:26-28HTB
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
'Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af,
zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om
het afgedwaalde dier te zoeken? Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij
zich, dat verzeker ik jullie, over dat ene meer verheugen dan over de
negenennegentig andere die niet afgedwaald waren.
Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: Hij wil niet dat een van deze
geringen verloren gaat.'
God is met ons begaan zoals een
herder bezorgd is voor zijn schapen. Eén verdwaald schaap is het risico waard
om de rest van de kudde alleen te laten. God wil niet dat één van ons verloren
gaat
Misschien denken we al te vlug dat we
bij de negenennegentig schapen behoren die altijd bij hun herder zijn gebleven.
Zijn we niet soms dat ene schaap ?
Zo ja... dan is het misschien goed dat
we eens naar de dokter gaan, om te weten hoe het komt dat we zijn afgedwaald
van de Heer, en van de kudde.
Laten we een oefening doen.
Stel dus, we zijn dat ene schaap, en we gaan naar de dokter, de Grote Architect
van het Heelal. Gewoon, voor een routineonderzoek.
Misschien geeft de meet druk van onze
bloeddruk wel aan dat onze 'tederheid' te laag staat.
Of dat na een elektrocardiogram het aangeraden zou zijn verschillende
transfusies van liefde te krijgen. Onze aders waren misschien verstopt door
angst of verbittering. Ze vulden ons hart niet meer zoals het hoorde.
Een orthopedisch onderzoek zou misschien moeten vaststellen dat het ons
moeilijk valt om naast onze broeder/zuster te lopen. Misschien waren we wel gestruikeld
over mogelijke jaloersheid en hadden daardoor een soort breuk opgelopen.
Na een myopie zou misschien blijken dat we nog moeilijk over de negatieve
kanten van onze broeder/zuster konden kijken.
Na een onderzoek van onze oren zal er misschien een zekere doofheid worden
vastgesteld, omdat we het luisteren naar de stem van de Grote Architect
misschien hadden verwaarloosd.
God zou het volgende kunnen
voorstellen:
's Morgens bij het verlaten van het bed een stevig glas 'gebed' drinken. En
belangrijk: het traag drinken! Laten we hierbij vooral niet zijn boek vergeten
vol goede raden om te kunnen doen wat Hij vraagt.
Vooraleer we onze dagtaak aangaan, zou het goed zijn een paar lepels van zijn
vrede in te nemen.
Ieder uur moeten we onze wonden verzorgen met een verband van 'geduld'.
En ons niet druk maken, om niets; dat is niet goed voor het hart. Gewoon rustig
de liefde in en uit ademen.
En veel veel drinken van dat glas gebed; veel drinken zuivert immers de
binnenkant.
En voor we gaan slapen: nog even op de knieën; je zult merken dat dat een
zekere vreugde geeft aan de genezing.
En
zo komt de herder, Christus zelf, tot ons, wanneer we mogelijk afgedwaald zijn.
Laat ons zijn hulp niet weigeren. Hij komt enkel uit liefde.
Dit zegt God, de Heer: Ik leg in Sion een fundament
met een uitgelezen grondsteen, een kostbare hoeksteen.
Wie zijn vertrouwen daarop grondvest, hoeft geen
andere toevlucht te zoeken.
In het vijftiende jaar
van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus Judea bestuurde, en
Herodes tetrarch was over Galilea, zijn broer Filippus over het gebied van
Iturea en Trachonitis, en Lysanias over Abilene, en toen Annas en Kajafas
hogepriester waren, richtte God zich in de woestijn tot Johannes, de zoon van
Zacharias.
Daar ging Johannes in de omgeving van de Jordaan verkondigen dat de mensen zich
moesten laten dopen en tot inkeer moesten komen, om zo vergeving van zonden te
verkrijgen, zoals geschreven staat in het boek met de uitspraken van de profeet
Jesaja:Luid
klinkt een stem in de woestijn: Maak de weg van de Heer gereed, maak recht
zijn paden! Iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel geslecht,
kromme wegen recht gemaakt, hobbelige wegen geëffend; en al wat leeft zal zien
hoe God redding brengt.
Midden
de geschiedenis van aardse koninkrijken en de heilsgeschiedenis van het Rijk
Gods, ontvangt Johannes zijn zending. Het Woord neemt bezit van hem en hij
profeteert de lang verwachte boodschap: het heil van God gaat op over de
mensheid. Met deze nakende komst voor ogen wordt iedereen opgeroepen berouw te
hebben over zijn zonden en zich te keren naar Hem die komen gaat.
Ik
geef de doden het leven terug", zei Jezus tegen haar. "Ik ben Zelf
het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, zelfs als hij gestorven is.Johannes 11:25HTB
Broeders
en zusters,
ik wil graag dat u weet dat onze voorouders allemaal
door de wolk werden beschermd en allemaal door de
zee trokken, dat ze zich allemaal in de naam van Mozes
lieten dopen in de wolk en in de zee. En ze aten allemaal
hetzelfde geestelijke voedsel en dronken allemaal dezelfde
geestelijke drank. Ze dronken uit de geestelijke rots die
hen volgde en die rots was Christus.
Wat Ik u zeg, is de waarheid. Ik ben de deur en wie door Mij binnenkomt, zal veilig zijn. Hij zal in en uit kunnen gaan en voedsel vinden. De dief komt alleen om te stelen, te doden en uit te roeien. Ik ben gekomen om mijn schapen leven in overvloed te geven. Johannes 10:7, 9-10HTB
Toen Jezus Kafarnaüm
binnenging, kwam er een centurio naar Hem toe die Hem om hulp smeekte.
Heer, zei hij, mijn slaaf ligt thuis verlamd op bed en lijdt hevige pijn.
Jezus antwoordde hem: Ik zal meegaan en hem genezen.
Daarop zei de centurio: Heer, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt,
U hoeft alleen maar te spreken en mijn slaaf zal genezen. Ook ik ben iemand die
onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik
tegen een soldaat zeg: Ga! dan gaat hij, en tegen een andere: Kom! dan komt
hij, en als ik tegen mijn dienaar zeg: Doe dit! dan doet hij het.
Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich en Hij zei tegen degenen die hem
volgden: Ik verzeker jullie: bij niemand in Israël heb Ik zon groot geloof
gevonden. Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en uit het westen zullen komen
en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen in het Koninkrijk van de hemel.
Stel je eens voor dat wij een gelovige Jood zouden zijn, levend in de tijd van
Jezus. Wij zouden dus leven onder de Romeinse bezetting, en misschien
koesterden we een diepe wrok tegen al wat Romeins was. De centurio, de militair
uit het evangelie, zou ons een gevaarlijk man lijken. Hij kon best een van onze
familieleden of buren gearresteerd of misschien zelfs gedood hebben. En dat
niet alleen, hij was een heiden die valse goden vereerde. Zouden we tegen deze
man niet willen zeggen dat hij maar aan zijn eigen 'goden' om hulp moest
vragen?
Jezus was anders. Hij keek de centurio
vol mededogen aan en luisterde toen deze zijn hart luchtte. En dat niet alleen.
Hij verbaasde zich over het geloof van deze man, en deed vervolgens een
profetische uitspraak: nog veel meer heidenen zouden deel krijgen aan het
Koninkrijk van God.
Dit is een van de mooiste illustraties van de belofte dat God zijn Zoon heeft
gezonden opdat iedereen eeuwig leven kan hebben en de genezing en heelheid die
daarmee gepaard gaan.
Als Jezus zo vriendelijk was tegen deze
man, die een heiden was, hoe zal Hij dan onze vragen beantwoorden? Zal Hij ze
minachtend afwijzen en negeren? Zal Hij tegen ons zeggen dat we geen gehoor
verdienen? Zeer zeker niet!
Zijn medelijden en barmhartigheid geldt voor iedereen, ja, ook voor ons. Hij
wil ons niet alleen helpen, Hij wil ons ook zover brengen dat wij diep weten
dat wij voor alles op Hem kunnen vertrouwen.
Jezus strekt zijn armen uit om iedereen
te omhelzen; de verloren en verwarde mensen evengoed als sterke mensen vol
zelfvertrouwen. Wat we momenteel ook meemaken, waar we ook doorheen zijn
gegaan, we mogen altijd àl onze behoeften bij Hem brengen. Niets is voor Hem te
groot om er iets aan te doen. Laten we dus nooit geloven dat er geen hoop meer
is voor ons.
Kom, laten we naar Hem toegaan, met de eenvoud van het evangelie, biddend en
uitkijkend.
Niet
alleen voor Joden is het heil beloofd. 'Velen uit het oosten en het westen
zullen komen en aanliggen in het Koninkrijk van de hemel'. De genezing van de
knecht van een Romeinse legerofficier is een illustratie van Jezus' wereldwijde
zending.
In het verleden heeft God op vele manieren door de profeten tot onze voorouders gesproken. Maar nu, in onze tijd, heeft Hij tot ons gesproken door Zijn Zoon, aan Wie Hij alles heeft gegeven en door Wie Hij de wereld heeft gemaakt. Hebreeën 1:1-2HTB
Jezus
sprak tot zijn leerlingen: 'Jullie zullen worden mishandeld en vervolgd en
uitgeleverd aan de synagogen, jullie zullen worden opgesloten in de gevangenis
en worden voorgeleid aan koningen en gouverneurs omwille van mijn naam. Dan
zullen jullie moeten getuigen. Bedenk wel dat jullie je verdediging niet moeten
voorbereiden. Want Ik zal jullie woorden van wijsheid schenken die door geen
van je tegenstanders kunnen worden weerstaan of weersproken.
Zelfs je ouders en broers, verwanten en vrienden zullen je uitleveren, sommigen
van jullie zullen worden terechtgesteld, en jullie zullen door iedereen worden
gehaat omwille van mijn Naam.
Maar geen haar van je hoofd zal verloren gaan.
Red je leven door standvastigheid!'
Bedenk dat jullie je verdediging niet
moeten voorbereiden. Want Ik zal jullie woorden van wijsheid schenken die door
geen van je tegenstanders kunnen worden weerstaan of weersproken.
De wijsheid waar Jezus hier over spreekt
is de wijsheid van God, de wijsheid van de Geest; een wijsheid als gave.
Wat moeten we ons bij deze gave voorstellen? Is het een soort geheim wapen van
de christen?
We moeten ons van dat wapen het tegenovergestelde voorstellen van de gewone
menselijke wapens. De wapens van de heilige Geest doden, maar niet de
tegenstander. Ze doden het eigen moordende 'ik' dat uit is op mogelijke
vergelding en wraak. Deze laatste wil zichzelf redden, wil zijn redding niet
overlaten aan God.
Laten we standvastig zijn in de persoon waartoe we geroepen zijn.
Laat uw hart vol zijn van Christus' woord. Zijn woorden zullen uw leven verrijken en u wijsheid geven. Leer ze aan elkaar, wijs elkaar ermee terecht en zing erover in psalmen, lofgezangen en geestelijke liederen. Zing zo met een dankbaar hart voor de Here. Colossenzen 3:16HTB
In
mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam
die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid.
Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties,
welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige
heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te
gronde gaan.
In een droom heeft de profeet de opeenvolging gezien van de
verschillende heerschappijen, die de wereld van zijn tijd zullen beheersen. Na
hen zal een Mensenzoon, een Messias komen, wiens koninkrijk niet van deze
wereld is. Als rechter van de eindtijd, zal Hij de wereld die Hij zal hebben
gered, laten delen in zijn
heerlijkheid.
Openbaring1.5-8 Genade zij u van Jezus Christus, de
betrouwbare getuige, de eerstgeborene van de doden, de heerser over de vorsten
van de aarde. Aan Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft bevrijd
door zijn bloed, die een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons heeft gemaakt
tot priesters voor God, zijn Vader; aan Hem komt de eer toe en de macht, tot in
eeuwigheid. Amen.
Hij komt te midden van de wolken, en dan zal iedereen Hem zien, ook degenen die
hem doorstoken hebben. Alle volken op aarde zullen over Hem weeklagen. Ja,
amen.
Ik ben de alfa en de omega, zegt God, de Heer, Ik ben het die is, die was en
die komt, de Almachtige.
De koning van Gods hart, aanwezig in de
visioenen van het Oude en het Nieuwe Testament, is Christus. Als vorst van alle
koningen op aarde, heeft Hij zijn volk zozeer bemind dat Hij zijn bloed vergoot
om het te redden van de zonde. Door zo'n bevrijdervrijgekocht,
zijn de mensen voortaan in staat aan God de lof van het heelal aan te bieden.
Johannes
18, 33b-37
Pilatus
liet Jezus bij zich komen en vroeg Hem: Bent U de koning van de Joden?
Jezus antwoordde: Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij
gezegd?
Ik ben toch geen Jood, antwoordde Pilatus. Uw volk en uw hogepriesters
hebben U aan mij uitgeleverd. Wat hebt U gedaan?
Jezus antwoordde: Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn
koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben
om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is
niet van hier.
Pilatus zei: U bent dus koning?
U zegt dat ik koning ben, zei Jezus. Ik ben geboren en naar de wereld
gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan,
luistert naar wat Ik zeg.
Het koningschap van Jezus is niet van deze wereld, en als Hij al
gekroond wordt, dan is het op het kruis. Daar wordt Hij verheven en wordt Hij
de Redder van de mensheid. Tegenover de bangelijke en slinkse Pilatus, staat
Christus, rechtop, de openbaring van de goddelijke waarheid zelf.
Tot mij, Johannes, werd het volgende
gezegd:
Dit zijn de twee olijfbomen en de twee lampenstandaards die voor de Heer van de
wereld staan. Als iemand hun kwaad wil doen, komt er vuur uit hun mond, dat hun
vijanden verteert; op die manier zal iedereen die hun kwaad wil doen moeten
sterven. Zij hebben de macht om de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt
zolang zij profeteren. Ook hebben ze de macht om water in bloed te veranderen.
Verder kunnen ze de aarde treffen met alle mogelijke plagen, zo vaak ze maar
willen. Wanneer zij hun getuigenis hebben afgelegd, zal het beest dat uit de
onderaardse diepte opstijgt de strijd met hen aanbinden, hen overwinnen en hen
doden. Dan liggen hun lijken op het plein van de grote stad die in figuurlijke
zin Sodom of Egypte heet, de stad waar ook hun Heer gekruisigd is.
Gedurende drieëneenhalve dag komen er mensen uit alle landen en volken, van
elke stam en taal, om hun lijken te zien, en zij dulden niet dat ze begraven
worden.
De mensen die op aarde leven juichen om de dood van de twee profeten, en
opgetogen sturen ze elkaar geschenken, want die profeten waren een grote
kwelling voor hen geweest.
Maar toen de drieëneenhalve dag voorbij waren, voer er een levensgeest uit God
in hen en kwamen ze weer overeind. Iedereen die hen zag werd doodsbang. Er
klonk een luide stem uit de hemel, die tegen hen zei: Kom hierboven. Toen
stegen ze in de wolk op naar de hemel, voor het oog van hun vijanden.
De
vraag naar het hiernamaals heeft de mensen altijd bezig gehouden. Velen kunnen
niet aannemen dat er een ander leven te verwachten is. De profeten, die trouw
waren aan hun zending, werden gedood, maar Johannes ziet in hun verrijzenis een
hoopvol teken voor nieuw leven
Kom met woorden van
berouw
en keer terug naar de Heer.
Zeg tegen Hem:
'Vergeef ons al onze misdaden.
Neem wat goed is van ons aan.
Als offer brengen wij u oprechte woorden.'
Maak mij, Heer, met uw wegen vertrouwd,
leer mij uw paden te gaan.
Wijs mij de weg van uw waarheid
en onderricht mij,
want U bent de God die mij redt,
op U blijf ik hopen, elke dag weer.
Schrijf
aan de engel van de gemeente in Sardes: Dit zegt Hij die de zeven geesten van
God en de zeven sterren heeft: Ik weet wat u doet; overal wordt beweerd dat u
het leven hebt, terwijl u dood bent. Word wakker, versterk uw laatste krachten:
u bent op sterven na dood. Want Ik merk dat uw gedrag tekortschiet in Gods
ogen. Herinner u dat u de boodschap hebt ontvangen en begrepen. Houd eraan vast
en breek met het leven dat u nu leidt. Maar als u niet wakker wordt, kom Ik
onverwacht als een dief, op een tijdstip dat u niet kent. Maar enkelen in
Sardes hebben hun kleren schoon gehouden. Zij zullen bij me zijn, in het wit
gekleed, want ze verdienen het. Wie overwint zal zich ook in het wit kleden. Ik
zal zijn naam niet uit het boek van het leven schrappen, maar juist voor hem
getuigen ten overstaan van mijn Vader en zijn engelen. Wie oren heeft, moet
horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt Amen, de trouwe en
betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping: Ik weet wat u doet, hoe u
niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! Maar nu u lauw bent in
plaats van warm of koud, zal Ik u uitspuwen. U zegt dat u rijk bent, dat u
alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U beseft niet hoe ongelukkig u
bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt. Daarom raad Ik u aan: koop van Mij
goud dat in het vuur gelouterd is, en u zult rijk zijn; witte kleren om u te
kleden en uw naaktheid te bedekken, zodat u zich niet meer hoeft te schamen;
zalf voor uw ogen, zodat u weer kunt zien. Iedereen die Ik liefheb wijs ik
terecht en bestraf Ik. Zet u dus volledig in en breek met het leven dat u nu
leidt. Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur
opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij.
Wie overwint zal samen met Mij op mijn troon zitten, net zoals Ik zelf
overwonnen heb en samen met mijn Vader op zijn troon zit. Wie oren heeft, moet
horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
God blijft werkzaam in zijn Kerk. Maar de gelovigen zijn er zich niet
altijd van bewust. Soms verstarren ze in overdreven wettelijkheid, soms zijn ze
voortvarend of laten zich leiden door materialisme. Dat was reeds het probleem
met de kerken van Asia ten tijde van Johannes. De apostel roept op om weer
ruimte te laten voor de Geest van God, om werkelijk maaltijd te kunnen houden
met de Heer.
Ik
vraag aan de Heer één ding,
het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de Heer
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de Heer te aanschouwen,
Hem te ontmoeten in zijn tempel
In
die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de kinderen van je volk ter
zijde staat. Het zal een tijd van verdrukking zijn, zoals er niet geweest is
sinds er volken bestaan. In die tijd zal je volk worden gered: allen die in het
boek zijn opgetekend.
Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om
eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd.
De verlichten zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, en degenen die
velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altijd.
In een context van vervolging en nood en in de teksten over het
einde van de wereld wordt, hoe tegenstrijdig ook, het geloof in de verrijzenis
krachtig. Toen Jezus sprak over het einde van de wereld, kende Hij deze teksten
en deelde Hij in dezelfde hoop
Marcus
13, 24-32
Jezus
sprak tot zijn leerlingen:
'In de dagen na de verschrikkingen zal de zon verduisterd worden en de maan
geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse
machten zullen wankelen. Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken,
bekleed met grote macht en luister. Dan zal Hij de engelen erop uitsturen om
zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde
van de aarde tot het uiteinde van de hemel.
Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad
schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten,
wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het einde nabij is.
Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al
die dingen gebeuren.
Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.
Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de
hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader.'
Toen Jezus de
mensengeschiedenis binnentrad, luidde Hij het einde der tijden in, dat zo
dikwijls was aangekondigd door de profeten en zo vurig verwacht door Israël.
Met behulp van beelden die tegelijk het catastrofale einde van de wereld en de
lente van de nieuwe schepping suggereren, kondigde Jezus zijn nakende
terugkomst aan. Zich vragen stellen over de juiste datum van het einde is
onnodig. Het einde staat altijd voor de deur.
Jezus vertelde de leerlingen een
gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven:
Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets
aan de mensen gelegen liet liggen. Er woonde ook een weduwe in die stad, die
steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: Doe mij recht in het geschil
met mijn tegenstander. Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei
hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan
de mensen gelegen liggen, toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me
last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.
Toen zei de Heer: Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het
recht. Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag
en nacht tot Hem roepen? Of laat hij hen wachten? Ik zeg jullie dat Hij hun
spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof
vinden op aarde?
Jezus leert ons d.m.v. de gelijkenis die we vandaag hoorden, dat we
'altijd' moeten bidden en daarin 'niet op te geven'.
Altijd bidden, dag en nacht, wilt niet zeggen dat we altijd gebeden moeten
opzeggen. Het heeft veeleer te maken met een levenshouding, een gebedshouding:
een leven leiden onder Gods aanschijn, je steeds bewust zijn van Gods
tegenwoordigheid, en daarin leven.
Aan deze biddende houding gaat wel iets belangrijks vooraf, namelijk het gebed zelf. Een biddend leven zal maar biddend
zijn in de mate dat wij ons expliciet gebed onderhouden. Want hoe gemakkelijk
leidt ons zogenaamd biddend leven tot werken zonder bidden. Geruisloos verliezen
we hierdoor de band met God, en dus met zijn genade.
Bidden is een wezenlijke houding van een gelovige. Geloven is immers
voeling houden met het hart van God. Dan kan God zich ook van zijn kant
meedelen aan hem die Hem is toegewijd. Hij kan laten aanvoelen wat Hem
aangenaam is, zodat iemand kan weten wat hij moet doen, hoe hij iets moet doen,
wat hij moet zeggen of niet zeggen, maar ook wat hij aan God kan vragen en welk
gebed God niet aangenaam is.
Als we iets vragen aan God zouden we met ons hart meer bij Hem moeten zijn
dan bij wat we vragen. Wat we willen vragen... dat weet God maar al te goed.
Bij en in God zijn... zo bidden we in Gods wil.
Zing
voor de Heer een nieuw lied,
zing voor de Heer, heel de aarde.
Zing voor de Heer, prijs zijn Naam,
verkondig van dag tot dag dat Hij ons redt.
Maak aan alle volken zijn majesteit bekend,
aan alle naties zijn wonderdaden.
Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe.
God wil dat door uw goede leven de mensen de mond wordt gesnoerd, die zo dwaas zijn het goede nieuws naast zich neer te leggen, hoewel zij nauwelijks weten wat het precies inhoudt. Wij zijn vrije mensen, maar die vrijheid geeft ons niet het recht om kwaad te doen, want wij zijn slaven van God. 1 Petrus 2:15-16HTB
Daarom
blijven wij, sinds wij dat hebben gehoord, steeds voor u bidden. Wij vragen God
u te laten begrijpen wat Hij wil dat u doen zult. Wij vragen voor u om wijsheid
en geestelijk inzicht,Colossenzen 1:9HTB
Tijdens zijn onderricht zei Jezus: Pas op voor de schriftgeleerden
die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op
het marktplein, en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden:
ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden
op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!
Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er
geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. Er kwam ook een arme
weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een
quadrans.
Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: Ik verzeker jullie: deze
arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in
hebben gegooid; want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van
haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.
Jezus zit tegenover de offerkist in de tempel en ziet de aanschuivende
rij mensen die iets geven: de ene wat licht kopergeld, de andere een zwaar
rinkelende munt. Maar Hij heeft er vooral één opgemerkt, een arme weduwe, die
een cent offert, en Hij vindt het zo belangrijk dat Hij er zijn leerlingen bij
roept, vooral om hun attent maken op haar innerlijke houding.
Dit verhaal van het penningske van de weduwe, die alles gaf waarvan zij
leefde, is geen moraliserende les om ons aan te sporen méér te geven bij de
volgende collecte. Jezus heeft ook niet de bedoeling bepaalde categorieën van
mensen, rijken tegenover armen, met elkaar te vergelijken of tegen elkaar op te
zetten. Neen, zoals dikwijls bij Hem, is dit niet zozeer een verhaal over
mensen, maar over God. Jezus heeft in dat gebaar van die arme weduwe de houding
van God zelf herkend tegenover ieder van ons. De weduwe schonk twee penningen,
alles wat zij bezat, alles waarvan zij moest leven. God schenkt ons elke dag
alles wat Hij bezit, zijn vriendschap, het volle leven, alles waarvan Hij
leeft. De parabel gaat dus niet over de kwantiteit van onze vrijgevigheid
("Moeten wij niet méér geven?"), maar over de kwaliteit van Gods
vrijgevigheid en van ons antwoord daarop. ("Met welke ingesteldheid van
het hart beantwoorden wij Gods vrijgevigheid?").
Rijken denken veel te geven, maar geven alleen van de overvloed van hun
uiterlijke rijkdom, dus niets van zichzelf, niets van hun hart. Eigenlijk kost
hun vrijgevigheid hun niet zoveel. Zij engageren zichzelf niet, zij behouden
hun veiligheid en lopen nooit het gevaar veel te verliezen. Jezus wil ons leren
dat onze God niet geeft zoals de rijken, maar zoals de arme weduwe. Hij schenkt
ons geen uiterlijke weldaden. Hij geeft ons zijn vriendschap, zijn hart. En
daarbij loopt Hij het risico veel te verliezen. Wij mensen hebben immers de
vrijheid en de mogelijkheid om zijn aanbod van vriendschap af te wijzen. Maar
onze God engageert zichzelf en geeft zichzelf totaal.
In ons bidden vragen wij soms teveel aan God. Wij denken dat Hij een
rijke is die ons veel geschenken kan geven: gezondheid, succes op het werk en
de relaties, en winst bij de lotto. Maar Jezus zegt ons vandaag: kijk! Onze God
geeft niet zoals een rijke, maar eerder zoals de weduwe. Hij overlaadt ons niet
met spectaculaire, verbluffende geschenken. Hij biedt ons vooral zijn gestadige,
dagelijkse vriendschap. En die vriendschap blijkt de meest waardevolle schat en
bron van heel veel kracht om te leven en te werken. Wie echt wil geven, geeft
dus, zoals God, niet vanuit de hoogte van zijn rijkdom, wel vanuit de
bescheidenheid van zijn armoede en kwetsbaarheid. Hij neemt het risico zijn
eigen zekerheid kwijt te spelen en geeft vooral zichzelf, zijn hart, totaal.
Wij kunnen soms lang aarzelen eer wij onszelf écht geven, totaal! Tot
zolang blijven wij onvoldaan en krampachtig. Niets of niemand kan er ons van
buitenaf toe dwingen, zelfs niet met de rijkste cadeaus. Wij kunnen er alleen
toe komen onszelf écht te geven vanuit de ervaring van dankbaarheid, omdat wij
nl. dankbaar worden voor de overstelpende ervaring reeds zoveel vriendschap te
hebben ontvangen van God, zoveel levenskansen en liefdeblijken. Alleen een
dankbaar hart is in staat zich totaal te geven.
Door het voorbeeld van de arme weduwe te benadrukken, en ons daarmee
eigenlijk iets te willen leren over God, nodigt Jezus ons vandaag uit meer en
meer mensen te worden naar het hart van zijn Vader, die niet vanuit de hoogte
iets van hun rijkdom weggeven, maar die dankbaar zichzelf wegschenken, totaal.
Zoals te Serafat gaat het hier om een weduwe. Het is niet toevallig. In
de Bijbel is een weduwe bij uitstek een berooid iemand. God heeft de nederigen
lief. Zij staan het meest open voor de oproep van het geloof. En zij geven alles
Kom nu en laten wij de zaak rechtzetten, zegt de HERE; al waren uw zonden
rood als scharlaken, Ik maak ze wit als sneeuw. Uw vuurrode zonden zullen
worden als witte wol.Jesaja 1:18HTB
Alle tollenaars en
zondaars kwamen Jezus opzoeken om naar Hem te luisteren. Maar zowel de
Farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: Die man
ontvangt zondaars en eet met hen.
Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: Als iemand van u honderd schapen
heeft waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig
andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot
hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde
op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren
bijeen en zegt tegen hen: Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap
gevonden dat verdwaald was.
Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot
inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig
hebben.
Waar geen rechtgeaarde gelovige mee zou
omgaan, en volgens de Wet zelfs niet mee mág omgaan, daar gaat Jezus wel mee
om. Hij eet en drinkt zelfs met hen. Hij laat zich met hen in, en daarvoor, om
dat gedrag te wettigen, begrijpelijk te maken, vertelde Jezus hun die
gelijkenis over het verloren schaap.
Te snel rekenen wij ons maar al te graag
bij de negenennegentig andere schapen die netjes bij de kudde zijn gebleven,
bij hun herder. Maar laten we ons eens vereenzelvigen met dat verloren schaap.
Want, het is gewoon een feit: wij zijn dikwijls dat verloren schaap.
Voor de buitenwereld horen we dan misschien netjes bij de kudde, diep vanbinnen
geraken we soms verdwaald, zijn we hulpeloos, horen of zien we geen schaap
meer, of erger nog: geen herder meer.
Allerlei redenen kunnen hiervan de oorzaak zijn: verslapping van ons geloof, kleine
of grote zonden, pijn, teleurstelling, veroordeling van anderen, enz...
Wat de reden ook mogen zijn: we liggen daar toch maar: verdwaald, hulpeloos,
kwetsbaar, verstrikt in onszelf.
En dan de Herder: Jezus. Hij komt zoeken.
Typisch Hem. Zo is God. Zoeken wat verloren is.
Dat is liefde, namelijk wat verloren is terug brengen tot wat is. En daar àlles
voor over hebben. Dat is Jezus.
Mooi in de gelijkenis is de vreugde waarover gesproken wordt nadat het verloren
schaap terug is gevonden. Ook dat typeert Jezus, het typeert de hemel, het zou
de gemeente moeten typeren. En dan gaat het niet over 'weer iemand gewonnen';
het gaat dan over iets veel diepers, namelijk in de vreugde van de hemel te
staan omdat iemand weer thuis is gekomen bij God, zijn meest diepe thuis. Dat
geeft vreugde, dat ontroert, dat stemt tot blijdschap en dankbaarheid, dat doet
leven.
We zouden naar het voorbeeld van onze
Herder, en in zijn naam, zo in de wereld moeten staan. We zouden op zo'n manier
vriendschappen moeten aangaan met allen dat ieder thuis kan komen in God. Een
liefdevolle, belangloze vriendschap, in naam Jezus, is de sleutel van dit
gebeuren.
Vooral het 'in naam van Jezus' is belangrijk. Immers wijzelf zijn niet de
oorzaak dat mensen hun thuis zullen vinden in God, maar de Heer zelf zal
genadevol met ons, in ons, en door ons de mensen aanraken om hen tot Hem te
brengen.
Deze weg zal een diepe vreugde geven
waarover het evangelie spreekt. Het is het 'blijde' van de Blijde Boodschap, de
vreugde van Pasen, de vrede van God.
Laat ons dragers en uitdragers zijn van dit gebeuren
Wat ik van je vraag, komt hierop neer: Bid veel voor andere mensen; smeek
God of Hij genadig wil zijn; dank Hem voor alles wat Hij voor hen heeft gedaan
en wat Hij nog gaat doen. Bid zo ook voor koningen en alle anderen die een hoge
positie hebben, opdat wij in rust en vrede mogen leven en de Here vrij in alles
kunnen dienen.1 Timotheüs 2:1-2HTB
Een van
de tafelgenoten sprak tot Jezus: Gelukkig al wie zal deelnemen aan de maaltijd
in het Koninkrijk van God!
Jezus vervolgde: Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van
gasten uit. Toen het tijd was voor het feestmaal, stuurde hij zijn dienaar naar
de genodigden om tegen hen te zeggen: Kom, want alles is klaar. Maar een voor
een begonnen ze zich te verontschuldigen. De eerste zei: Ik heb net een akker
gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken. Tot mijn spijt kan ik de
uitnodiging niet aannemen. En een ander zei: Ik heb vijf span ossen gekocht
en ik ga ze keuren; tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen. Weer
een ander zei: Ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen. Toen de
dienaar teruggekomen was, bracht hij zijn heer verslag uit. De heer des huizes
ontstak in woede en zei tegen zijn dienaar: Ga vlug de stad in en breng uit de
straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen. Toen
de dienaar hem kwam melden: Heer, wat u hebt opgedragen is gebeurd, en nog is
er plaats, zei de heer tegen hem: Ga naar de wegen en de akkers buiten de
stad en nodig iedereen met klem uit, want mijn huis moet vol zijn. Ik zeg
jullie: niemand van degenen die eerst uitgenodigd waren, zal van mijn feestmaal
proeven.
We zijn allemaal uitgenodigd tot
het gastmaal van de Heer. Doch velen van ons zijn kunstenaars in het uitstellen
door welke excuses ook. De eenvoud van het onmiddellijk 'ja' zou ons dadelijk
binnenleiden in het feest van het Rijk Gods.
Hij
heeft ons geholpen anderen over Zijn nieuwe verbond te vertellen. Dit is geen
verbond door de wet, maar door de Heilige Geest. Want hoe men ook probeert de
wet van God te houden, het eindigt altijd met de dood. Door de Heilige Geest
komt er leven.2 Corinthiër 3:6HTB
Jezus zei: Ik ben de opstanding en het leven.
Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft,
en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven.
Geloof je dat ? Ja Heer, zei Marta, ik geloof dat U de Messias
bent,
de Zoon van God die naar de wereld zou komen.
Op weg naar Jeruzalem trok
Jezus verder langs steden en dorpen, terwijl Hij onderricht gaf.
Iemand vroeg Hem: Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?
Hij antwoordde:
Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan, want velen, zeg Ik
jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen.
Als de heer des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en
jullie staan buiten op de deur te kloppen en roepen: Heer, doe open voor
ons!, dan zal Hij antwoorden: Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?
Jullie zullen zeggen: We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt
in onze straten onderricht gegeven.
Maar Hij zal tegen jullie zeggen: Ik ken jullie niet, waar komen jullie
vandaan? Weg met jullie, rechtsverkrachters!
Dan zullen jullie jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob
en al de profeten in het Koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten
wordt.
Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen,
en ze zullen aan tafel genodigd worden in het Koninkrijk van God.
En bedenk wel: er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten
die de laatsten zullen zijn.
Heer, zijn er maar weinigen die worden gered? Al bekennen we het zelf niet vlug, toch zijn we af en toe ook bezig met
deze vraag. We zouden graag willen weten of we op de wachtlijst naar de hemel
staan.
Jezus ziet deze vraag een beetje als een kinderlijke vraag, naïef en niet zo
verstandig. Want Hij antwoordt erop als een vader tot zijn kind, geduldig maar
toch vermanend: 'Begin alvast maar je best te doen en dan zullen we verder wel
zien'. 'Doe alle moeite... ' Jezus antwoordt naar de maat van onze vraag. God
is een verstandige Vader. Hij kent zijn kinderen. Hij weet, dat wij, als
gelovigen, vaak te laat komen, als de deur gesloten is.
Toch heeft Hij het ons anders geleerd. We zouden er als eersten bij moeten
zijn om de wil te doen van de Vader in de hemel en om de nood te lenigen van de
mensen op aarde. Vaak zijn we echter de eersten om onze eigen wil en zin door
te drijven, en de laatste om zijn wil te laten geschieden. Zo uitgebreid zijn
we dikwijls met onszelf bezig dat de nauwe deur waarover sprake is in het
evangelie voor ons een flessenhals wordt waarin we onherroepelijk vastlopen.
'...want velen, zeg Ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet
in slagen.'
God is een Vader met doorzicht. Hij is onze excuses voor. Hij kent de
argumenten en doorziet de uitvluchten waarmee we voor de dag komen om onze
fouten wit te wassen. Hij verklaart ze bij voorbaat ongeldig. Weer is zijn
antwoord: 'Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan? Weg met jullie'.
Geloof wordt ongeloof als wij het met God op een koopje willen gooien. Op
zondag aanzitten aan de tafel van de Heer verschaft ons niet automatisch een
visum voor de eeuwigheid. Want het Lichaam dat wij nuttigen, en het Bloed dat
wij drinken, is werkelijke goddelijke vitamine. Het moet leven en vrucht dragen
als wij van de tafel van de Heer worden weggezonden naar het leven van iedere
dag. Zijn onderricht is nutteloos als het geen vlees en bloed wordt in ons
dagelijks doen en laten.
Ik zeg u
daarom, broeders, dat u zich helemaal aan God moet wijden. Temeer omdat Hij u
al Zijn liefdevolle goedheid aanbiedt. Laat uw lichaam een levend offer zijn;
heilig, zodat het een vreugde voor God is. Als u zich bedenkt wat Hij voor u
heeft gedaan, is dat toch niet teveel gevraagd?Romeinen 12:1HTB
In die tijd kwam Jezus
vergezeld van zijn leerlingen in Jericho.
Toen ze, vergezeld van een flinke menigte weer uit Jericho vertrokken, zat daar
een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de zoon van Timeüs.
Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen:
Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!
De omstanders snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij
schreeuwde des te harder: Zoon van David, heb medelijden met mij!
Jezus bleef staan en zei: Roep hem.
Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: Houd moed, sta op, Hij roept u.
Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus.
Jezus vroeg hem: Wat wilt u dat Ik voor u doe?
De blinde antwoordde: Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.
Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw geloof heeft u gered.
En meteen kon hij weer zien en hij volgde Hem op zijn weg.
Hebben ook wij op sommige dagen niet het gevoel
neer te zitten, zoals de blinde Bartimeüs, aan de kant van de weg? Het zijn de
dagen dat wij de indruk hebben dat de zon alleen voor de anderen schijnt, dat
voor ons alles duister is. Het zijn de dagen dat wij weigeren onze ogen te
openen voor het goede dat er ook is, voor de liefde, die nochtans heel dicht
voorbij komt. Wij zijn dan vooral naar onszelf gekeerd en sluiten ons af van
het echte leven.
Er zijn zo van die dagen dat een man gewoonweg niet
meer wil zien dat zijn vrouw fijngevoelig en teder is. Er zijn zo van die dagen
dat een vrouw geen oog meer wil hebben voor de ijver en de
verantwoordelijkheidszin van haar man. Er zijn zo van die dagen dat jongeren
blind geraken voor de opofferingen en de zorgen van hun ouders jegens hen. En
er zijn zo van die dagen dat ouders moedwillig de ogen gaan sluiten voor het
verlangen naar zelfstandigheid van hun opgroeiende kinderen. En hoeveel dagen
zijn er niet dat wij allemaal de grote nood van de behoeftigen rondom ons niet
willen zien. Inderdaad, allemaal zitten wij soms als eenzame blinden langs de
kant van de weg. En wij kunnen er lang blijven zitten.
Maar vandaag worden wij uitgenodigd ons te laten
genezen van die opgeslotenheid van ons hart en, zoals Bartimeüs, terug mee op
te stappen in de stroom van het leven. Want in feite voelen wij ons, juist
zoals hij, ook niet gelukkig in onze geslotenheid. Uit het diepst van ons hart
klinkt een noodkreet: "Heb toch medelijden met mij!"
Maar nu moet ge eens zien hoe de omstanders
reageren. Er zijn twee reacties: "Velen snauwden hem toe te zwijgen".
Juist op het moment dat wij de moed opbrengen een eerste kleine stap te zetten
naar nieuwe openheid worden wij door sommigen afgesnauwd en terug in onze hoek
geduwd. Bartimeüs kroop waarschijnlijk nog dieper weg in de mantel waarin hij
zich had ingeduffeld. Bepaalde krachten rondom ons, maar ook wel wat angsten in
ons, proberen elke vernieuwing en openheid in de kiem te smoren en maken ons
nog meer geïsoleerd. Schrik voor menselijk opzicht doet ons soms lang aarzelen
om de zware mantel van onze eigen, veilige afgeslotenheid af te gooien.
Maar gelukkig zijn er ook op onze weg enkelen die heel anders reageren, in naam
en uit kracht van Jezus. "Hij bleef staan en zei: roep hem eens hier. En
nu riepen sommigen de blinde toe: Heb goede moed! Sta op! Hij roept u!"
Allemaal hebben wij ook hen in ons leven, die goede vriend of vriendin, die
vader of moeder, die partner of geliefde die ons juist op het goede moment
uitnodigt en toeroept: "Komaan! Heb goede moed! Blijf daar niet zo zitten.
Sta op! Het leven zelf roept je! De liefde heeft je nodig! Kom mee!"
"Toen, toen wierp hij zijn mantel af, hij sprong overeind en liep naar
Jezus toe." Dan durven wij eindelijk opnieuw die zware mantel afgooien
waarin wij ons hadden opgesloten. Wij durven opnieuw ingaan op de concrete
uitnodiging van de liefde die voorbijkomt op onze weg.
Geloof het maar, na die eerste, moedige stap van
openheid komt ook voor ons de echte ontmoeting. "Heer, maak dat ik kan
zien! Maak dat ik vandaag mijn ogen wat meer open voor het goede dat aan mij
gebeurt. Ook al lukt mij niet alles, zoals ik het wens, er is toch zoveels
goeds dat mij omringt. Maak dat ik er Uw liefde in erken, die mij uitnodigt om
weer open te staan en aandacht te hebben voor anderen."
Dat is de stap die ons kan genezen van onze
zelfverblinding: de beslissing om onszelf dankbaar te geven en anderen te
willen dienen. Zo ontdekken wij weer echt leven. Zo worden wij leerlingen van
Jezus. "Nu kon hij écht zien en hij sloot zich bij Hem aan op Zijn
tocht!"
Bij het begin van het verhaal was Bartimeus een eenzame verblinde aan de kant
van de weg. Op het einde heeft hij opnieuw een gemeenschap gevonden. Door onze
openheid vinden ook wij tochtgenoten op onze weg, de gemeenschap van Jezus'
broers en zussen.
In die tijd waren er enkele mensen aanwezig die jezus vertelden
over de Galileeërs van wie Pilatus het bloed vermengd had met hun offers.
Hij zei tegen hen: Denken jullie dat die Galileeërs grotere zondaars waren dan
alle andere Galileeërs, omdat ze dat ondergaan hebben? Zeker niet, zeg Ik
jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal op dezelfde
wijze omkomen.
Of die achttien die stierven doordat de Siloamtoren op hen vieldenken jullie
dat zij schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen? Zeker
niet, zeg Ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net
zo sterven als zij.
Hij vertelde hun deze gelijkenis: Iemand had een vijgenboom in zijn wijngaard
geplant en ging kijken of de boom vrucht droeg, maar hij vond geen vijgen. Hij
zei tegen de wijngaardenier: Al drie jaar kom ik kijken of die vijgenboom
vrucht draagt, maar tevergeefs. Hak hem maar om, want hij dient tot niets en
put alleen de grond uit. Maar de wijngaardenier zei: Heer, laat hem ook dit
jaar nog met rust, tot ik de grond eromheen heb omgespit en hem mest heb
gegeven, misschien zal hij dan het komende jaar vrucht dragen, en zo niet, dan
kunt u hem alsnog omhakken.
Lang
geleden profeteerde Jesaja reeds:
'Het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven.'
Zo gaat God, zo gaat Jezus met ons om: met een eeuwig geduld, met een vurige
hoop dat de mensheid, ieder individu, zich tot Hem zou (be)keren. Jezus
bemiddelt hierin voor ons. In zijn naam mogen we Hem dan ook vragen ons in Gods
barmhartigheid neer te leggen, biddend om genade ons te kunnen geven aan zijn leven
in ons.
Jezus
bemint ons zoals we zijn, met onze fouten en gebreken; wat niet perse wilt
zeggen dat Hij daarom onze levenswandel goedkeurt, maar zijn liefde vermindert
er niet om. Juist omdat we lauw en daardoor dikwijls zondig door het leven
gaan, houdt Hij niet op de grond van ons hart voortdurend om te spitten om er
de meststof van zijn liefde in te verwerken. Hij is geduldig, gooit niemand
weg, blijft kansen geven.
Zo zouden
we ook met elkaar moeten omgaan. Dikwijls zijn we veel te ongeduldig voor
elkaar, ook naar onszelf toe, en vervallen we in hard oordeel; ja, ook naar
onszelf toe. En da's dodelijk. Dat haalt een mens neer, daardoor verliest hij
alle kracht om er weer bovenop te komen.
We zouden met de ander zo moeten omgaan dat het beste in die ander naar boven
kan komen, opdat langzaam maar zeker z'n mogelijke duisternis kan verdwijnen en
het goede tot volle bloei kan komen.
Hopelijk willen anderen ook zo met ons omgaan, en wij ook met onszelf.
Wat de
medemens betreft: daarvan kunnen we enkel hopen dat hij een dergelijke
mentaliteit in zich draagt.
Wat Jezus betreft: van Hem mogen we erop aan dat Hij zo'n hart heeft. Dat mogen
we weten, dat mogen we geloven, daar mogen we zeker van zijn.
Laten we
Jezus welkom heten, nog het meest in onze diepste duisternis, opdat de heling
die Hij in ons wilt bewerkstelligen werkelijk ten volle kan geschieden
Jezus is middelaar tussen ons en God.
In zijn oeverloze liefde zal Hij het geduld afsmeken van God opdat ieder van
ons tot bekering mag komen.
Al de Boeken zijn door
inspiratie van God geschreven en zijn nuttig om ons de waarheid te leren en ons
te wijzen op wat er aan ons leven en geloof nog mankeert; ze zetten ons leven
op orde en helpen ons in te zien wat juist en goed is. Zo maakt God ons klaar,
opdat Hij ons voor alle goed werk kan gebruiken.2 Timotheüs 3:16-17HTB
Spreek veel met elkaar over de Here en zing
psalmen, lofliederen en geestelijke liederen. Zing met uw hele hart voor de
Here. Dank God, onze Vader, altijd voor alles in de naam van onze Here Jezus
Christus.Efeziërs 5:19-20HTB
Jezus sprak: 'Sta klaar, doe
je gordel om en houd de lampen brandend, en wees als knechten die hun heer
opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem
opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst
wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel
nodigen en hen bedienen. Gelukkig degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij
midden in de nacht of kort voor het aanbreken van de dag.'
Het Koninkrijk is reeds midden
onder ons; anderzijds moet het nog komen. Dit vraagt een voortdurende
onthechting en waakzaamheid. Op elk ogenblik moeten we klaar staan om de Heer
te ontvangen. Zo ook voor het leven na onze dood.
Waakzaamheid heeft te maken met drie zaken :
Enerzijds voor de dag van ons sterven.
Normaal sterven we als we oud zijn. Een jonge mens is daar doorgaans niet mee
bezig. Oudere mensen over het algemeen meer. Doch is het voor beide leeftijden
belangrijk. Immers, ons sterven zal altijd onverwacht komen. Het kan bij wijze
van spreken vandaag nog zijn.
Een trieste gedachte ? Ja, toch wel, een mens wilt immers leven, het zit in de
natuur van de mens te willen leven, niet dood te gaan. Toch is het iets waar we
niet zullen aan ontkomen, het is ons aller lot. Dit hoeft geen trieste gedachte
te zijn. Als gelovigen geloven we immers dat we na onze dood hierboven zullen
ontvangen worden in de eeuwige liefde van de Heer.
Vraag is of we er klaar voor zijn. Eigenlijk zouden we zo moeten leven alsof deze
dag onze laatste kan zijn. Leven in het licht van de eeuwigheid doet ons immers
anders leven. Ons handelen zal gebeuren vervuld van hoop en geloof dat we niet
voor niets handelen, maar mét Iemand en voor Iemand. Ons handelen krijgt een
eeuwigheidswaarde en zal vervuld zijn van een diepe vrede en vreugde, de deur
van de hemel nu reeds op een kier.
Waakzaamheid heeft ook te maken met de
aanwezigheid van de Heer vandaag. Immers elke minuut van de dag roept Hij,
nodigt Hij uit, trekt Hij aan ons. Waakzaamheid betekent dan je hart afstellen
op die aanwezigheid, openstaan voor Christus tegenwoordigheid, bereid zijn
Gods Liefde in je leven welkom te heten. Zo kan je al je doen en laten laten
bevruchten door Gods aanwezigheid, opdat al wat je doet vervuld mag zijn van
zijn liefde.
Het is tevens oog hebben voor Jezus in de naaste; Hij die via de andere naar
ons toekomt als bedelaar naar liefde. Het is zien en doen.
Het is ook aandacht hebben voor Jezus' aanwezigheid is veelerlei situaties die
zich voordoen doorheen de dag. Gewoonlijk beleven we die als zeer
vanzelfsprekend. Doch is de Heer er meer in aanwezig dan we doorgaans
vermoeden. Doorheen alles wat zich aandient openbaart Hij zich, nodigt Hij uit.
De afwas doen, het vegen van de kamer, het schillen van de aardappelen,... het
zijn maar voorbeelden.
Waakzaamheid heeft in wezen ook te maken met
het maken van onderscheid; onderscheid tussen wat van God komt en wat niet, wat
God je aanbiedt of wat het kwade je influistert. Het is onderscheid maken
tussen licht en donker, goed en kwaad. En dan kiezen voor het goede, tegen het
kwaad in.
Deze drie vormen van waakzaamheid - die in
het dagelijks leven naadloos in elkaar overvloeien - zullen vruchtbaar zijn in
die mate dat ons leven verbonden is met het leven van de Heer in ons.
Iemand uit de menigte zei
tegen Jezus: Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet
delen!
Maar Jezus antwoordde: Wie heeft Mij als rechter of bemiddelaar over jullie
aangesteld?
Hij zei tegen hen: Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands
leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in
overvloed heeft.
En Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: Het landgoed van een rijke man had
veel opgebracht, en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen
ruimte om mijn voorraden op te slaan. Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal
doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en
goederen kan opslaan, en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen
in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. Maar
God zei tegen hem: Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden
teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?
Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is
bij God.
Men legt Jezus een
erfenisbetwisting voor. Maar Hij weigert tussenbeide te komen. Aardse goederen
zijn geen verzekering voor het ware leven. Christenen kunnen hun leven niet
inrichten zonder rekening te houden met God
Rijk zijn bij God betekent leven van de liefde die
Hij geeft; àlles liefhebben vanuit zijn liefde.
Het betekent leven in het bewustzijn dat heel het bestaan van Hem komt, dat Hij
schepper is van hemel en aarde.
Het is leven in het levendig geloof dat God in zijn
Zoon in ons woont met de bedoeling ons helemaal in zich op te nemen om deel te
hebben aan zijn liefde voor de hele mensheid.
Rijk zijn bij God is leven in het bewustzijn dat
Jezus ieder van ons verlost heeft; dat we dus mogen leven als verlosten.
Het betekent tevens leven in het besef dat je die verlossing nog niet tenvolle
welkom heet, dat je vecht met duistere kanten, zondige plekken, waar het licht
van de Heer nog heling moet brengen.
Rijk zijn bij God is je openen voor zijn barmhartigheid opdat Hij jou tot
genezing kan zijn en al het duistere kan ombuigen naar zijn licht.
Rijk zijn bij God betekent leven in dankbaarheid
omdat God God is.
Het is leven in een geest van voortdurende aanbidding, van Aangezicht tot
aangezicht.
Het is een rijkdom die 'de wereld' niet geven kan,
maar enkel kan ontvangen worden van Hem die zelf de bron is van z'n eigen
rijkdom.
Jezus
riep de leerlingen bij zich en zei tegen hen: Jullie weten dat de volken
onderdrukt worden door hun
eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken.
Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste
wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de
eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, want ook de
Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar
om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.
Wee degenen die het kwade goed noemen en het goede kwaad,
die het licht tot duisternis maken en het duister tot licht,
die van zoet bitter maken en van bitter zoet.
In die tijd stelde de
Heer tweeënzeventig anderen aan, die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar
iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan. Hij zei tegen hen:
âDe oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig; vraag dus de eigenaar van de
oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen. Ga op weg, en
bedenk wel: ik zend jullie als lammeren onder de wolven. Neem geen geldbuidel,
geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand. Als jullie een
huis binnengaan, zeg dan eerst: âVrede voor dit huis!â Als er een vredelievend
mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je
terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de
arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere. En als
jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet,
genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: âHet Koninkrijk van God heeft
jullie bereikt.â
Het Koninkrijk van God is onder
ons. Ja, de Heer is met ons. Laat ons op weg gaan.
Als je de woorden van Jezus die we
vandaag horen omzetten in onze moderne taal, klinkt dat heel gewoon: zoek je
kracht niet in je kredietkaarten of je bankrekening, verlies je tijd niet met
oppervlakkig gepraat, met vrijblijvende discussies, durf dieper contact nemen
met de mensen, met hun verlangens en noden. Straal vrede en vreugde uit. Je
komt in een harde wereld terecht, er lopen wolven rond, wees niet naïef; als
het hen niet interesseert, ga dan verder, wees goed voor zieken en zwakken.
Er staat ook iets eigenaardigs bij: 'eet
wat ze je presenteren'. Let op, het gaat hier niet over beleefdheid! Joden in
Jezus' tijd, en nu nog, aten alleen wat zij rein vonden, kosjer, Jezus was dus
wel erg revolutionair voor zijn tijd. Eet wat u wordt voorgezet, ook al
verbiedt je godsdienst of je cultuur dat. Voor ons betekent dat: als je met
vreemden omgaat, hou dan niet halsstarrig vast aan je westerse gebruiken, wordt
Griek met de Grieken, Afrikaan met de Afrikanen, Turk met de Turken. Misschien
worden die dan ooit wel Vlaming met de Vlamingen, of Nederlander met de
Nederlanders.
We horen ook dat er veel werk is aan de
winkel. Jezus zegt: genees de zieken. Ook in onze tijd zijn er zieken genoeg.
Want nu worden ook veel gezonde mensen ziek, omdat de maatschappij zelf
dikwijls ziek is. Mensen raken in de put omdat ze ontevreden zijn, omdat ze
alleen maar met zichzelf bezig zijn of omdat er niemand in hun omgeving
tevreden is, velen zitten te kankeren en te kritiseren. Werk genoeg dus. Je
moet niet eerst een paar jaar gaan studeren om dat soort zieken te helpen. De
ziekte van onze tijd is toch duidelijk het materialisme, alsmaar meer willen
hebben, nooit tevreden zijn, steeds meer willen profiteren ten koste van de
samenleving, ten koste ook van jezelf, van je gezondheid, van je geweten. Je
moet geen theologische of zelfs medische opleiding hebben om die diagnose te
kunnen stellen, om de mensen te laten aanvoelen dat het materialisme hen ziek
maakt.
Wij kunnen een van die tweeënzeventig
zijn die niet ziek zijn, die Christusâ vrede uitstralen en de weg tonen naar
ware gezondheid, naar bevrijding en diepe christelijke levensvreugde.
Broeders en zusters,
wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet. Het
is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt: ontucht, zedeloosheid en
losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede,
gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras en slemppartijen, en nog meer van
dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich
aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God.
Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld,
vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is
geen wet die daar iets tegen heeft.
Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en
begeerte aan het kruis geslagen.
Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de
Geest ons wijst.
Aan zijn vruchten erkent men een boom. Aan de vruchten van de Geest kan
men nagaan of wij onze zelfzucht gekruisigd hebben en leven volgens de Geest,
om zo het koninkrijk van God te erven
Onderwerp u aan God,
en verzet u tegen de duivel,
dan zal die van u wegvluchten.
Nader tot God, dan zal Hij tot u naderen.
Reinig uw handen, zondaars;
zuiver uw hart, weifelaars.
O HERE God, wat bent U groot!
Wij hebben nooit gehoord over een andere God zoals U. En er is ook geen andere
God buiten U, die ons dit alles hebt bekend gemaakt.
U moet niet worden als de mensen die zich niets van God aantrekken. U
moet anders worden, door een nieuwe manier van denken. Dan kunt u ontdekken wat
God wil. En wat Hij wil, is goed, aangenaam en volmaakt. Romeinen 12:2HTB
Mijn zoon, luister naar de wijze lessen van je vader. Zoek je houvast
in wat je moeder je geleerd heeft. Dat zal je in het leven verder helpen.Spreuken 1:8-9HTB
De vrucht van stilte is het gebed.
De vrucht van het gebed is geloof.
De vrucht van het geloof is liefde.
De vrucht van liefde is dienstbaarheid.
De vrucht van dienstbaarheid is vrede.
Er kwam een
wetgeleerde die Jezus op de proef wilde stellen. Hij vroeg: Meester, wat moet
ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?
Jezus antwoordde: Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?
De wetgeleerde antwoordde: Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met
heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als
uzelf.
U hebt juist geantwoord, zei Jezus tegen hem. Doe dat en u zult leven.
Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: Wie is mijn
naaste?
Toen vertelde Jezus hem het volgende: Er was eens iemand die van Jeruzalem
naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn
kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten.
Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen,
liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het
zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan
echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging
naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij
zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor
hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei:
Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis
vergoeden. Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het
slachtoffer van de rovers?
De wetgeleerde zei: De man die medelijden met hem heeft getoond.
Toen zei Jezus tegen hem: Doet u dan voortaan net zo.
De vraag van de wetgeleerde was
ogenschijnlijk een zeer goede vraag: 'Meester, wat moet ik doen om deel te
krijgen aan het eeuwige leven?' Jezus beantwoordt de gestelde vraag met een
wedervraag, die de eerste vraag terug opneemt en tegelijk verbetert. Wij zijn
de naaste van een ander als wij met hem meevoelen en hem daadwerkelijk helpen
met al onze middelen.
Het verhaal dat Jezus vandaag
vertelt is een moeilijk verteerbaar verhaal omdat we weten en ervaren dat we
vaak met een boog om één van de meest wezenlijke en meest noodzakelijke
waarheden van het geloof heen lopen; dat geloven namelijk geen kwestie is van
theorie, maar van praktijk, niet alleen van weten en kennen, maar vooral van
doen en beleven.
Het
is niet de eerste en de enige keer dat Jezus daar de nadruk op legt. Als een
rode draad loopt het door heel het evangelie. Het staat als duidelijke
wegwijzer langsheen heel zijn levensweg vanaf Betlehem tot op Golgotta. We
kunnen er niet omheen, zelfs niet in een boog. 'Niet zij die roepen: Heer,
Heer, zullen het Rijk der hemelen binnengaan, maar zij die de wil doen van mijn
Vader...'.
Het is ook de enige norm en maatstaf waarnaar we onszelf als gelovige mensen
zullen oordelen of veroordelen; de keuzeknop, in onze eigen handen, tussen 'Kom
gezegenden van mijn Vader' of 'Ga weg van mij'. Want op de oordeelsdag zal God
ons niet met de niet de tien geboden overhoren,
of onze geloofsbelijdenis, ook niet of we de hongerigen, de dorstigen, de
zieken of de gevangenen hebben gezien, maar wel of we tegenover die mensen even
warm van hart gereageerd hebben als die Samaritaan het deed op zijn weg van
Jeruzalem naar Jericho.
God, de Heer, dacht: Het is
niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem
past. Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels,
en Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven:
zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. De mens gaf namen aan
al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die
bij hem paste.
Toen liet God, de Heer, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens
sliep nam Hij een van zijn ribben weg; Hij vulde die plaats weer met vlees. Uit
de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de Heer, een vrouw en
Hij bracht haar bij de mens.
Toen riep de mens uit: Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn
eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd. Zo komt het dat
een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw,
met wie hij één van lichaam wordt.
Man en vrouw zijn door God geschapen en hun eenheid is geen gewone
eenheid: de onverbrekelijkheid van het huwelijk is Gods wil tegenover het
echtpaar.
Hij die
heiligt en zij die geheiligd worden
hebben een en dezelfde oorsprong,
en daarom schaamt Hij zich er niet voor
hen zijn broeders en zusters te noemen.
Ik vraag aan de Heer één ding,
het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de Heer
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de Heer te aanschouwen,
Hem te ontmoeten in zijn tempel.
Jezus stelde
tweeënzeventig anderen aan, die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar
iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan.
Hij zei tegen hen: De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig; vraag dus
de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te
halen.
Ga op weg, en bedenk wel: Ik zend jullie als lammeren onder de wolven.
Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg
niemand.
Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: Vrede voor dit huis! Als er
een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal
die vrede bij je terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je
aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard.
Ga niet van het ene huis naar het andere.
En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt
voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: Het Koninkrijk van
God heeft jullie bereikt.
Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de
straten en zeg: Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen
we van ons af als aanklacht tegen u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is
nabij! Ik zeg jullie: het lot van Sodom zal op die dag draaglijker zijn dan
het lot van die stad.'
Tweeënzeventig leerlingen worden door de Heer
uitgezonden. Wat God heeft gezaaid, moeten zij oogsten. Als vredelievende
mensen moeten zij Gods Rijk aankondigen, als lammeren onder de wolven, zonder
aardse zekerhed
Toen Jezus langs het meer liep, zag hij twee broers,
Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas.
Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers.
Hij zei tegen hen: Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers
van mensen maken.
Ze lieten meteen hun netten achter en volgden Hem.
Op een dag kwamen de
hemelbewoners hun opwachting maken bij de Heer, en ook Satan bevond zich onder
hen.
De Heer vroeg aan Satan: Waar kom je vandaan?
Hij antwoordde: Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.
De Heer vroeg aan Satan: Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er
niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor
God en mijdt het kwaad.
Satan antwoordde de Heer: Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor
God hebben? U beschermt hem immers, evenals zijn gezin en alles wat hem
toebehoort. U hebt het werk dat hij doet gezegend, zodat zijn bezit zich steeds
meer uitbreidt. Maar als U uw hand naar hem uitstrekt en aantast wat hem
toebehoort, zal hij U ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken.
Toen zei de Heer tegen Satan: Goed, met alles wat van hem is mag je doen wat
je wilt, maar raak Job zelf niet aan.
Hierop vertrok Satan.
Toen Jobs zonen en dochters op een dag weer in het huis van hun oudste broer
zaten te eten en te drinken, kwam er een boodschapper bij Job en zei: De
runderen trokken de ploeg en de ezelinnen liepen vlakbij in de wei te grazen,
maar plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs, die het vee roofden en
de knechten met hun zwaarden doodden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen
wat er gebeurd is.
Nog voordat de boodschapper uitgesproken was, kwam er een volgende met het
bericht: Een verwoestende bliksem uit de hemel trof de schapen en geiten en de
knechten, en het vuur verbrandde en verteerde allen. Ik ben als enige ontkomen
om u te zeggen wat er gebeurd is.
En ook hij was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht:
De Chaldeeën overvielen ons van drie kanten en roofden de kamelen, en ze
doodden de knechten met hun zwaarden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen
wat er gebeurd is.
Ook deze boodschapper was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met
het bericht: Uw zonen en uw dochters zaten in het huis van hun oudste broer te
eten en wijn te drinken. Maar plotseling werd het huis getroffen door een
hevige storm uit de woestijn, zodat de vier muren instortten, en uw kinderen
onder het puin bedolven werden en de dood vonden. Ik ben als enige ontkomen om
u te zeggen wat er gebeurd is.
Toen stond Job op, hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en wierp
zich neer in het stof.
En hij zei: Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik
in haar schoot terugkeren. De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de
Naam van de Heer zij geprezen.
Ondanks alles zondigde Job niet en maakte hij God geen enkel verwijt
Het verhaal van Job handelt over een rechtvaardig man die door God op
de proef werd gesteld, maar die zich toch onderwierp en daarom in ere hersteld
werd. Job is het toonbeeld van de vrome die trouw blijft en zich daarom in Gods
zegen mag verheugen.
In de dagen daalde
de Heer af, in de wolk. Hij sprak tot Mozes en droeg een deel van de geest die
op hem rustte, op de zeventig oudsten over. Zodra de geest op hen rustte
begonnen ze te profeteren. Dat is daarna niet opnieuw gebeurd.
Twee mannen, van wie de een Eldad heette en de ander Medad, waren in het kamp
gebleven; ze stonden wel op de lijst van zeventig maar waren niet naar de tent
gegaan. Zodra de geest op hen rustte begonnen ook zij te profeteren, in het
kamp.
Een jongeman rende naar Mozes toe en zei: Eldad en Medad zijn in het kamp aan
het profeteren! Zeg dat ze daarmee ophouden, heer! zei Jozua, de zoon van
Nun, die van jongs af aan Mozes rechterhand was geweest.
Maar Mozes zei: Denk je soms dat jij voor mijn belangen moet opkomen? Legde de
Heer zijn geest maar op heel het volk! Profeteerde iedereen maar!
De Geest is geen voorrecht van
enkelen, maar een geschenk dat verder uitgedeeld moet worden.
Jezus zag Natanaël
aankomen en zei: Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.
Waar kent U mij van? vroeg Natanaël.
Jezus antwoordde: Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder
de vijgenboom zat.
Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël! zei Natanaël.
Jezus vroeg: Geloof je omdat Ik tegen je zei dat Ik je onder de vijgenboom zag
zitten? Je zult nog grotere dingen zien.
Waarachtig, Ik verzeker jullie, voegde Hij eraan toe, jullie zullen de hemel
geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de
Mensenzoon.
De eerste leerlingen van Jezus trokken anderen aan. Maar beslissend
voor de geloofsovergave blijft, zoals bij Natanaël, de ontmoeting met de Heer
zelf. Hij ervaart doorheen de menselijke gestalte van Jezus iets veel diepers
en wordt erdoor getroffen, zodat hij anders gaat denken en leven. Wie zich
bekeert tot Jezus zal de hemel open zien en Gods glorie aanschouwen.
Toen
Jezus eens aan het bidden was en alleen de leerlingen bij Hem waren, stelde hij
hun de vraag: Wie zeggen de mensen dat Ik ben?
Ze antwoordden: Johannes de Doper, maar anderen zeggen Elia, en weer anderen
beweren dat een van de oude profeten is opgestaan.
Hij zei tegen hen: En wie ben Ik volgens jullie?
Petrus antwoordde: De door God gezonden messias. Hij beval hun op strenge
toon dat tegen niemand te zeggen.
Hij zei: De Mensenzoon zal veel moeten lijden en door de oudsten, de
hogepriesters en de schriftgeleerden worden verworpen en gedood, maar op de
derde dag zal Hij uit de dood worden opgewekt.
De
leerlingen hadden tot het midden van Jezus' openbaar leven het geheim van zijn zending
nog niet begrepen. Nu daagt Hij hen uit tot een standpunt in te nemen tegenover
Hem en de gangbare meningen. Als zij hebben bekend dat Hij de messias is, dan
insisteert Hij dat Hij zijn taak zal uitoefenen door te dienen ten einde toe.
Hij
zei tegen hen: En wie ben Ik volgens jullie?
Ook aan ons, aan ieder van ons
persoonlijk, vraagt Jezus: Wie ben Ik volgens jullie?. Hij weet hoe velen
over Hem denken, maar Hij vraagt het aan ons persoonlijk, met de bedoeling een
persoonlijk antwoord te geven.
Kunnen wij zeggen, met ons hart, in een diep geloof: Gij zijt de Christus, de
Zoon van de levende God. Als christen zou het zo mogen klinken.
Maar zijn we er ons van bewust dat de inhoud van deze woorden ons bij het kruis
van de Heer brengen, de weg van de Liefde tot het uiterste. Geen romantische
liefde, maar een gevende liefde, een lijdens-liefde; een weg die Christus ons
niet enkel is voorgegaan, maar waartoe wij ook worden uitgenodigd hem te gaan,
en wel mét Hem.
Laat ons terwijl we ons antwoord geven
aan de Heer het kruis met liefde aanschouwen. In zijn Geest zal Hij ons vanaf
het kruis vele genadegaven schenken opdat we àlles in Hem zouden dragen,
opdragen, en gaan.
In de dagen hoorde Herodes, de tetrarch, wat
er allemaal gebeurde en raakte in grote verwarring omdat sommigen zeiden dat Johannes
uit de dood was opgestaan, terwijl anderen beweerden dat Elia was verschenen,
en weer anderen dat een van de oude profeten was opgestaan.
Herodes zei: Johannes heb ik laten onthoofden; wie is dan degene over wie ik
dergelijke dingen hoor? Hij zocht naar een gelegenheid om Jezus te ontmoeten.
Johannes de Doper had Herodes
heel wat last bezorgd door hem te wijzen op zijn onregelmatig leven. Daarom had
hij hem doen onthoofden. Johannes lijkt wel herboren nu Herodes voortdurend
hoort vertellen van Jezus die veel gelijkenis vertoont met de Doper. Daarom wil
de koning Jezus zien
Herodes zocht naar een gelegenheid om Jezus te ontmoeten.
Herodes is niet
dood. Hij leeft midden tussen ons, meer: in ons. Want ook wij zijn geen mensen
uit één stuk. Ons hart is een weefsel van zwak en sterk, van goed en kwaad. Op
het podium van het leven spelen wij vaak dubbelrollen: de rol van de heilige of
van de duivel, of ergens daar tussenin met ingrediënten van beiden.
Het verhaal van
Herodes gaat over die eeuwige slingerbeweging tussen goed en kwaad; een
beweging waarvan ook wij af en toe zeeziek worden.
Laten we dan niet in slaap vallen, maar er werkelijk wakker van liggen, zodat
we door alles heen Jezus mogen blijven zien, naar Hem blijven verlangen, Hem
willen ontmoeten.
Elk woord van God is
getoetst, Hij is een schild voor wie bij Hem hun toevlucht zoeken. Voeg niets
aan zijn woorden toe, anders straft Hij je en blijk je een leugenaar.
Twee dingen vraag ik U, gun ze me zolang ik leef: Houd me ver van leugen en
bedrog. Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig
heb. Want als ik rijk zou zijn, zou ik U wellicht verloochenen, zou ik kunnen
zeggen: Wie is de Heer? En als ik arm zou zijn, zou ik stelen en de naam van
mijn God te schande maken.
Zowel armoede als rijkdom zijn
gevaarlijke situaties om God uit het oog te verliezen. Daarom bidt de wijze dat
God hem het nodige zou geven en dat hij daarmee vrede zou nemen. Dan loopt hij
geen kans uit nood of uit overmoed God te loochenen.
In die dagen
kwamen zijn moeder en zijn broers naar Jezus toe, maar ze konden niet bij Hem
komen vanwege de menigte.
Zijn toehoorders zeiden tegen Hem: Uw moeder en uw broers staan buiten, ze
willen U spreken.
Maar Hij antwoordde: Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het
woord van God luisteren en ernaar handelen.
Mijn moeder en mijn broers
zijn degenen die naar het woord van God luisteren en ernaar handelen.
Jezus vraagt ons om ons onder
zijn Woord te stellen, het Woord van Vader. Eigenlijk vraagt Hij om dàt te
kiezen als het centrum van ons bestaan en al het andere van daaruit te beleven.
Je onder Gods Woord plaatsen
betekent God kiezen als het allerhoogste in je leven, als dé Allerhoogste. Het
betekent voortdurend knielen voor zijn grootsheid, zijn majesteit. Hij is immers
God: maker, gever, volheid en zin van alle leven. Je onder zijn Woord plaatsen
betekent Hem welkom heten in je hart met al wat Hij geeft. Zijn Woord is immers
zoveel meer dan 'woorden'; het is àlles wat Hij geeft en àl wat Hij doet.
Op deze wijze mogen we
moeder, broeder en zuster zijn van elkaar; wij allen die bewoond zijn door
Jezus.
We mogen moeder zijn van elkaar door elkaar te brengen naar het hart van het
bestaan: God. Zoals een goede moeder waakt over de diepste geheimen van haar
kind, zo mogen wij waken voor elkaar dat we onder Gods Woord blijven, in dat
wat waar is, los van de leugen, los van het kwaad. We mogen broeders en zusters
zijn van elkaar om het feest van de vrede met elkaar te delen, van Hem
ontvangend, aan elkaar schenkend.
Laten we ons plaatsen onder
Gods Woord, het be-amen, er gehoor aan geven, om dan samen als een warme
gemeenschap Gods liefde te belichamen.
Jezus sprak tot de
menigte:
'Wie een lamp heeft aangestoken, dooft hem niet meteen weer door hem te
bedekken en zet hem ook niet onder een bed, nee, hij plaatst hem op een
standaard, zodat iedereen die binnenkomt het licht ziet. Want niets dat
verborgen is blijft geheim; alles wat verborgen is zal bekend worden en aan het
licht komen.
Let dus goed op hoe jullie luisteren: want wie iets heeft zal nog meer krijgen;
maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij denkt te hebben worden ontnomen.'
Als God ons
zijn licht heeft geschonken, is het niet de bedoeling dat we het bedekken. Nee,
het mag, het moet schijnen... opdat alles aan het licht zou komen.
Jezus is het licht. Hij heeft het licht van de Vader doen
schijnen, meer: Hij geeft zich zo aan ons dat wij in zijn naam het licht van de
Vader mogen zijn. Bedoeling is dat wij in ons leven beeld en gelijkenis zijn
van de Vader; zijn licht, zijn vrede, zijn liefde. Jezus met ons, door ons, in
ons...
Wanneer wij hier op aarde zullen sterven zullen we wéér Jezus
ontmoeten, anders dan hier op aarde. Maar Hij zal er staan met hetzelfde licht.
Heel ons leven zullen we kunnen overzien vanuit zijn licht, het goede en het
zogenaamde slechte. Alles zal aan het licht komen.
Dit hoeft ons geen angst in te boezemen, integendeel. Het zou ons juist
vertrouwen moeten geven en vooral een geest van overgave aan zijn
tegenwoordigheid. Ja, vandaag, en morgen en alle dagen van ons verdere leven.
Dat Jezus ons mag opnemen in Gods licht om zelf dat licht te
worden.
Broeders en zusters,
waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij. De
wijsheid van boven daarentegen is vóór alles zuiver, en verder vredelievend,
mild en meegaand; ze is rijk aan ontferming en brengt niets dan goede vruchten
voort, ze is onpartijdig en oprecht. Waar in vrede wordt gezaaid, brengt
gerechtigheid haar vruchten voort voor hen die vrede stichten.
Waar komt al die strijd, waar komen al die conflicten bij u toch uit voort? Is
het niet uit de hartstochten die strijd leveren in uw binnenste? U verlangt
naar iets, maar krijgt het niet. U bent jaloers en moordlustig, maar bereikt uw
doel niet. U bekvecht en twist met elkaar.
U krijgt niets omdat u niet bidt. En als u bidt ontvangt u niets, omdat u
verkeerd bidt: u wilt alleen uw eigen hartstochten bevredigen.
Jakobus ziet een scherp contrast tussen de 'wijsheid van beneden', die
wanorde, jaloezie en egoïsme voedt in het leven van de mensen, en de 'wijsheid
van boven', die 'voor alles zuiver is en niets dan goede vruchten voortbrengt'.
Jakobus zoekt de oorsprong van het kwaad in de slechte hartstochten van
goddeloze mensen
Het nieuwe schooljaar is gestart, net als het
cultuurseizoen. En ja hoor, daar zijn ook weer de lezingen in Menen.
Komende zaterdag (22 sept.) begint de nieuwe reeks, met als thema 'Woorden die
blijven', over 1 Johannes.
De eerste lezing heeft als titel 'Woorden van leven' en behandelt 1 Johannes
1:1-4.
eerste
brief van Paulus aan de Korintiërs
12, 31 - 13, 13
Broeders en zusters,
richt u op de hoogste gaven. Maar eerst wijs ik u een weg die nog
voortreffelijker is.
Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen; had ik de liefde
niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal.
Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik
alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen; had ik de liefde
niet, ik zou niets zijn.
Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al
gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn; had ik de liefde niet,
het zou mij niet baten.
De liefde is geduldig en vol goedheid.
De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid.
Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het
kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de
waarheid.
Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.
De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal
verstommen, kennis verloren gaan; want ons kennen schiet tekort en ons
profeteren is beperkt. Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is
verdwijnen.
Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind,
redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke
achter me gelaten. Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we
oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen,
zoals ik zelf gekend ben.
Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de
liefde
De leden van een christengemeenschap krijgen verschillende genadegaven
tot opbouw van het geheel. Maar zonder de liefde dient dit alles tot niets. De
liefde bezielt alle gedragingen. Ze zal ook blijven als wij God definitief
zullen ontmoeten
Jezus ging naar
een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met Hem
mee.
Toen Hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten
gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde
haar.
Toen de Heer haar zag, werd Hij door medelijden bewogen en zei tegen haar:
Weeklaag niet meer.
Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan de dragers bleven stilstaan en
zei: Jongeman, Ik zeg je: sta op!
De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn
moeder.
Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: Een groot
profeet is onder ons opgestaan, en: God heeft zich om zijn volk bekommerd!
Het nieuws over Hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek.
God is geen God
van doden, maar van levenden. De weduwe van Naïn heeft haar enige zoon
verloren. Jezus heeft medelijden met haar. Zoals aangekondigd door Jesaja, zal
de Messias zieken genezen, doven doen horen, kreupelen doen gaan, en doden ten
leven wekken. Door het leven terug te schenken aan de jongeling werd het de
omstaanders duidelijk dat een grote profeet onder hen was opgestaan.
Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de
menigte ging Hij Kafarnaüm in. Een centurio die daar woonde had een slaaf die
ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld.
Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar Hem toe om Hem
te vragen bij Hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden.
Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij Hem op aan mee te gaan. Ze
zeiden: De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst.
Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.
Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis
verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar Hem toe stuurde met de
mededeling: Heer, spaar U de moeite, want ik ben het niet waard dat U onder
mijn dak komt. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar U toe te
gaan. Maar U hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn. Ook ik ben
iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft,
en als ik tegen een soldaat zeg: Ga! dan gaat hij, en tegen een andere:
Kom! dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: Doe dit! dan doet hij
het.
Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich over hem; Hij keerde zich om naar de
menigte die Hem volgde en zei: Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zon
groot geloof gevonden!
Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar
de slaaf in goede gezondheid aan.
Er
is maar één voorwaarde nodig om deel te krijgen aan Jezus' goedheid en genade,
en dat is niet dat je tot een bepaald volk behoort en ook niet aan bepaalde
morele kwaliteiten voldoet, of bepaalde deugden hebt, of gerechtigheid
nastreeft, nee, er is maar één ding voor nodig en dat is: geloof. Dat je
gelooft in de goedheid van God en dat je gelooft dat zijn genade niet aan
willekeur onderhevig is. Dat Hij het in zijn macht heeft om te kunnen doen wat
Hij wil.
Precies zoals de centurio. Hij weet ook wat macht is, want hij heeft zelf macht
over anderen, ook al is hij zich ervan bewust dat de macht van Jezus van een
totaal andere aard is dan de wereldse macht. Nu echter weet hij zichzelf een
ondergeschikte tegenover Jezus, als tegenover een superieur die de macht heeft
om te bevelen en om die bevelen ook tot uitvoering te kunnen laten komen. Met
een enkel woord, zo gelooft hij, kan Jezus gebieden. Alleen maar één woord, één
enkel woord hoeft Hij maar te zeggen en dan gebeurt wat er in het Oude Verbond
in de belofte ook al gebeurde. Voor God is niets te moeilijk! Geen ongelovig
lachen bij wat God belooft, maar achter zijn machtige arm zijn goede hart zien.
Je gelooft in de goedheid van God, in zijn liefde, en dat brengt mee, dat je
gelooft in zijn macht.
Wij
geloven in God die liefde is en die de macht heeft om wat Hij in zijn liefde
heeft besloten ook tot uitvoering te brengen. Is dat niet wat wij in de eucharistie
vieren? Liefde geeft daar de toon aan en Hij heeft de macht om te doen wat Hij
in zijn liefde heeft besloten. Hij laat brood en wijn worden tot het Lichaam en
Bloed van Christus, én een nog veel groter wonder: Hij verandert mensen die
betrokken zijn op zichzelf tot mensen die betrokken zijn op de ander, op God en
op de naasten.
Jezus riep de menigte samen met de
leerlingen
bij zich en zei: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet
zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen
en zo achter mij aan komen. Want ieder die zijn
leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie
zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie,
zal het behouden.'
Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid. -- Efeziers 2:10
'Er is nooit iemand
opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de
Mensenzoon.
Deze moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang
omhooggeheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft.
Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat
iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te
vellen, maar om de wereld door Hem te redden.'
Wees barmhartig
zoals jullie Vader barmhartig is.
Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan
zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. Geef, dan
zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en
overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen
gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.
Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen, je voet zul je niet stoten aan een steen. -- Psalmen 91:11-12
Toen Jezus eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond
en het volk zich om Hem verdrong om naar het woord van God te luisteren, zag
Hij twee boten aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit
gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen.
Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van
het land weg te varen; Hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de
boot.
Toen Hij was opgehouden met spreken, zei Hij tegen Simon: Vaar naar diep water
en gooi jullie netten uit om vis te vangen.
Simon antwoordde: Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets
gevangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen.
En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zon enorme school vissen in de netten
dat die dreigden te scheuren. Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat
die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de
beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken.
Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: Ga
weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.
Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme
hoeveelheid vis die ze gevangen hadden; zo verging het ook Jakobus en Johannes,
de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten.
Jezus zei tegen Simon: Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.
En nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en
volgden Hem.
Wij kunnen de
Heer ontmoeten in tekenen. Eén van deze tekenen is het apostolaat. De apostelen
kunnen zwoegen en werken, maar dikwijls zonder merkbaar resultaat. Op een teken
van de Heer wierpen zij hun netten uit. En het lukte. Zo geeft Christus
stuwkracht aan alwie Hem volgt.
Geloven kunnen we moeilijk wanneer we ons laten
drijven op de wind van onze lust, op de stroming van genot en eigenzin, door
onze zeilen gewoon naar de wind te zetten.
We hebben iemand nodig die ons zegt: 'Vaar naar diep water'. Durf je
netten daar uit te werpen. Gooi het met je leven over een andere boeg. We
hebben een gids nodig, een loods, een compas waar we gelovig op aansturen:
Jezus.
Jezus koos als zijn eerste leerlingen mensen van de
zee en van het strand, mensen zoals wij, met haken en ogen, met stormschade en
met breekbare netten. Hij roept ons om te luisteren naar zijn Woord, om zijn
Boodschap te beminnen, om ons te schenken aan Hem.
Na het verlaten
van de synagoge ging Jezus naar het huis van Simon. Simons schoonmoeder had
hoge koorts, en ze vroegen Hem om haar te helpen.
Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet
haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen.
Toen de zon was ondergegaan, brachten de mensen al hun zieken naar Hem toe, aan
welke kwaal ze ook leden. Hij legde hun een voor een de hand op en genas hen.
Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: Jij bent de Zoon van God!
Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers
dat Hij de messias was.
Bij het aanbreken van de dag vertrok Hij en ging naar een eenzame plaats. De
mensen gingen Hem zoeken, en toen ze Hem gevonden hadden probeerden ze Hem
ervan te weerhouden bij hen weg te gaan. Maar Hij zei tegen hen: Ook in de
andere steden moet Ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen, want
daarvoor ben Ik gezonden.
En Hij maakte dat goede nieuws bekend in de synagogen van Judea.
De mensen wilden Jezus, de
wonderdoener, vasthouden voor zichzelf. De genezingen die Hij verrichtte gaven
daar schijnbaar aanleiding toe. Maar Jezus was gekomen voor alle mensen en niet
slechts voor een kleine groep.
Simons schoonmoeder had hoge koorts, en ze vroegen Jezus om haar te helpen.
Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet
haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen.
Meteen
stond ze op en begon voor hen te zorgen...
Wie geraakt wordt door de Heer, wie door Hem genezen wordt staat op, bij de
schoonmoeder van Petrus letterlijk, maar ook in het hart. Zij mocht bij wijze
van spreken al even proeven van de genade van Jezus' opstanding die korte tijd
later zou plaatsvinden.
Zo
is het ook met ons. Wanneer wij ons laten raken door Jezus, ons laten genezen
door Hem, maakt Jezus ons deelgenoot van zijn opstanding, deelgenoot van zijn
verrijzenisvreugde en -vrede waarvan we drager worden en als het goed is ook
uitdrager.
Wanneer
we biddend terugblikken op ons leven zullen we zeker momenten bespeuren waarin
we ons aangeraakt wisten door de Heer, op welke wijze ook. Het is goed dat we
deze momenten her-inneren, ze een plaats geven in ons innerlijk, opdat ze een
blijvende bron mogen zijn van genade, een bron van levengevend water waar Jezus
zelf de oorzaak van is.
We kunnen deze genade ook wegduwen, ze wegdringen naar ons onderbewuste, waar
haar vlammetje langzaam maar zeker uitdooft en alle kracht verliest. Dat zou
jammer zijn.
Wanneer Jezus ons aanraakt is dat altijd met de bedoeling dat we innerlijk
zouden opstaan, verenigd met Hem kijkend naar de Vader van wie alle genade
komt. In Hem zal Jezus ons ja-woord tot de Vader bezielen met de liefde van de
heilige Geest opdat het in waarheid mag gezegd worden en vruchten mag afwerpen
die haar oorsprong vinden in God zelf.
Laten
we de Heer in ons leven her-inneren. Dat dit ons blij en dankbaar mag stemmen.
Dat de her-innering ons mag doen opstaan, het Pasen uitdragend naar allen die
God op ons levenspad brengt.
Simons
schoonmoeder, zo lezen we, begon nadat ze opstond voor hen te zorgen. Zo mooi.
Laten we niet opstaan en zomaar wat rondkijken. Laten we zorgend gaan leven,
met zorg voor elkaar: thuis, op school, op het werk, in de buurt, naar de armen
toe, naar hen die geen licht meer zien,...
Laat
ons opstaan en Paasmensen worden: vanuit Gods vrede zorg dragen voor onze
samenleving.
Jezus kwam ook in Nazaret, waar Hij was
opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging Hij op sabbat naar de synagoge.
Toen Hij opstond om voor te lezen, werd Hem de boekrol van de profeet Jesaja
overhandigd, en Hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat: De Geest
van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede
nieuws te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating
bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun
vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.
Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de
ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op Hem gericht.
Hij zei tegen hen: Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen
gaan.
Allen betuigden Hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden
die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: Dat is toch de zoon van Jozef?
En Hij zei tegen hen: Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden:
Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in
Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.
Hij vervolgde: Luister, Ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in
zijn vaderstad. Maar Ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen
de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een
grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet
naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. En in de
tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan
huidvraat, maar niemand van hen werd gereinigd, behalve de Syriër Naäman.
Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze
sprongen op en dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad
gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten.
Maar Hij liep midden tussen hen door en vertrok.
In de synagoge van Nazaret
verklaart Jezus dat de woorden uit de profeet Jesaja nu in vervulling zijn gegaan.
Gods Geest rust op Hem. Hij is de gezalfde, de Christus, gezonden om de Blijde
Boodschap te verkondigen. In Nazareth vindt Hij geen gehoor, maar bij de
heidenen wel. Zijn boodschap is er voor allen
Jezus
rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen
van alle aanwezigen in de synagoge waren op Hem gericht. Hij zei tegen hen:
Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.
Jezus
is verleden, heden en toekomst.
Hij heeft historisch gezien hier op aarde rond gelopen, Hij is vandaag aanwezig
in en onder ons, en Hij zal komen bij zijn wederkomst.
De woorden Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.
gaan terug op de tijd dat Hij lijfelijk onder ons was, ze gaan ook over de
dagen van zijn wederkomst, maar ze gaan ook over de dag van vandaag.
Dat
is het mooie aan het evangelie: het is elke dag nieuw,
Maar Jezus zei: Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. -- Johannes 11:25-26
Jezus hield zijn
leerlingen volgende gelijkenis voor:
'Het zal met het Rijk der hemelen zijn als met een man die op reis ging, zijn
dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. Aan de een
gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar
wat hij aankon. Toen vertrok hij.
Meteen ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te
drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. Op dezelfde wijze verdiende de
man die er twee had gekregen er twee bij. Degene die één talent ontvangen had,
besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het.
Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap.
Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog
vijf talent erbij met de woorden: Heer, u hebt mij vijf talent in beheer
gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend. Zijn heer zei tegen
hem: Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je
betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over
veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.
Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: Heer, u
hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij
verdiend. Zijn heer zei tegen hem: Voortreffelijk, je bent een goede en
betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein
bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van
je heer.
Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe, hij zei: Heer,
ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst
waar u niet hebt geplant, en uit angst besloot ik uw talent te begraven;
alstublieft, hier hebt u het terug. Zijn heer antwoordde hem: Je bent een
slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en
oogst waar ik niet heb geplant? Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven,
dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. Pak
hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. Want wie heeft
zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs
wat hij heeft nog worden ontnomen. En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in
de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.
Laten we, om deze
parabel goed te verstaan, vertrekken van het woord talent. Dit woord roept iets
op dat je gegeven wordt. Een talent kan je niet kopen in een grootwarenhuis. Er
bestaat nergens een firma waar talenten gemaakt worden. Niemand in heel de
wereld heeft er een patent op. Talenten zijn aangeboren.
Wat uit de parabel nog het duidelijkst naar voor komt, is dat ieder mens
talenten van God meekrijgt. God gaat, wat dit betreft, aan niemand helemaal
voorbij. Van onszelf durven we niet zo vlug zeggen dat we talenten hebben. God
zegt: ieder mens heeft er. Wat meer is: het komt er niet zozeer op aan of je
vijf of twee of maar één talent hebt. De beloning is voor ieder dezelfde, zolang
je de gekregen talent(en) maar niet oppot of begraaft als dood kapitaal. Omdat
we van God allemaal talenten ontvingen, mogen we ons allemaal ook als een
bevoorrecht kind van God zien.
Een tweede les over
God is de volgende: God vertrouwt de mensen. Hij vertrouwt alles van zichzelf,
zijn rijkdom, zijn genade, zijn kracht, zijn liefde, en zijn
goedheid aan mensen toe. Hij wil het risico met ons lopen dat we er niets mee
doen. Het eigenaardigste van alles is: God maakt zijn beloning niet afhankelijk
van de vruchten die onze talenten opleveren. Die vruchten komen er gewoon bij.
Het enige wat God niet duldt, is dat we uit angst niets durven doen met de
gaven uit zijn hand.
In volle vertrouwen vraagt de Heer ons groei, aangroei. Hij rekent erop dat wij
de verantwoordelijkheid voor ons eigen leven werkelijk opnemen, de risico's
inbegrepen. Maar die zijn er zowel langs de kant van God als langs de kant van
de mensen.
Ten derde, zegt
Matteüs, de heer van de parabel is de Heer van het Rijk. De talenten die Hij ons
schenkt, geeft Hij met het oog op de uitbouw van het Rijk. We dienen ze te
gebruiken, niet ten bate van onszelf, maar van God. We mogen er nooit aan
voorbij gaan dat de Heer ons die talenten schenkt om zijn Rijk van liefde,
vrede en gerechtigheid te vestigen; een Rijk waar hardheid vervangen wordt door
goedheid, en egoïsme door voortdurende dienstbaarheid jegens God en de
medemensen.
Waar wij met ons vermogen om vrede te stichten ruzies vermijden, daar groeit
Gods Rijk. Wie het talent heeft om goed te doen en lief te hebben en dat ook
doet met het hart, handen en voeten, bouwt aan het Rijk Gods.
We zullen straks
verbaasd opkijken als onze God van trouw en vertrouwen tegen ons zegt: Voortreffelijk,
je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het
beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom
bij het feestmaal van je heer.
Jezus hield zijn leerlingen volgende gelijkenis voor:
'Het zal met het Koninkrijk van de hemel zijn als met tien
meisjes die hun olielampen hadden gepakt en erop uittrokken, de bruidegom
tegemoet. Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs.
De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen
extra olie. De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij
zich.
Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal
slaperig en dommelden ze in. Midden in de nacht klonk er luid geroep: Daar is
de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.
Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde.
De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: Geef ons wat van jullie olie, want
onze lampen gaan al uit.
De wijze meisjes antwoordden: Nee, straks is er nog te
weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.
Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en
zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna
de deur gesloten werd.
Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen:
Heer, heer, laat ons binnen!
Maar hij antwoordde: Ik ken jullie werkelijk niet.
Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en
op welk tijdstip hij komt.'
Naast waakzaamheid raadt Jezus de christenen ook wijsheid
en voorzichtigheid aan. De boodschap van het evangelie moet nu reeds in de
praktijk worden gebracht. Anders zullen wij niet klaar zijn wanneer de
bruidegom komt. De Kerk wordt hier bruid genoemd. Zij bereidt zich voor op de
komst van de bruidegom, Christus haar Heer.
Christus Jezus zal komen als onze verlosser en rechter aan
de grens van de tijd. Dan zullen we Hem ontmoeten, eens en voor altijd. Wie we
ook zijn, waar en hoe we ook geleefd hebben... de ontmoeting zal plaatsvinden.
Laten we dus waakzaam zijn.
De parabel handelt niet enkel over de ontmoeting met de
Heer bij ons sterven. Hij handelt ook over elk moment waarop we de Heer
ontmoeten of ervaren dat Hij op ons toekomt (nu dus bijvoorbeeld in zijn Woord
dat je zonet gelezen hebt in de lezingen van de dag). Jezus Christus is niet
alleen toekomst, Hij is ook heden en hier. Ook daarvoor moeten we waakzaam
zijn.
Ieder moment van de dag kan een moment worden van
eeuwigheid, een kans om God en de medemensen te dienen en hen te beminnen met
de liefde die de Allerhoogste ons toereikt.
Soms kan Hij opeens voor ons staan, klaar en helder en heel
bewust. Duidelijk klinkt dan de plotse roep "Daar is de bruidegom!"
Maar soms gebeurt het dat Hij als het ware op ons toesluipt
op zachte voeten. Opeens staat Hij dan stil naast ons, stil achter ons.
Of Hij gaat met ons mee zonder spreken, zonder zichtbaar of
hoorbaar teken. Maar Hij is er wel.
Het kan ook zijn dat ons geloof wankelt, dat ons bidden en
zelfs beminnen dor is, dat we twijfelen, enz... ook dan is Hij midden onder ons
en leidt Hij ons.
Hij is altijd tussen ons en in ons, als de aanwezige én de
komende.
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
'Wees waakzaam, want jullie weten niet op
welke dag jullie Heer komt.
Besef wel: als de heer des huizes had geweten
in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn
en niet in zijn huis hebben laten inbreken. Daarom moeten ook jullie
klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet
verwacht.
Wie is die betrouwbare en verstandige dienaar
die de heer heeft aangesteld over zijn huispersoneel om hun op tijd te eten te
geven? Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn Heer komt. Ik
verzeker jullie: Hij zal hem aanstellen over alles wat Hij bezit.
Slecht is echter de dienaar die bij zichzelf
zegt: Mijn Heer blijft voorlopig nog weg, en die zijn mededienaren begint te
slaan en het met dronkaards op een slempen zet. Dan zal de Heer van die dienaar
komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent,
en Hij zal hem straffen met zijn zwaard en hem het lot van de huichelaars laten
ondergaan; daar zal hij met hen jammeren en knarsetanden.'
In een toespraak over de eindtijd, spoort Jezus ons
aan waakzaam te zijn en onze tijd goed te gebruiken. Wij kennen dag noch uur
van de laatste komst van de Heer.
Hoe
lieflijk is uw woning, HEER van de hemelse machten. Van verlangen smacht mijn
ziel naar de voorhoven van de HEER. Mijn hart en mijn lijf roepen om de levende
God.-- Psalmen 84:6-7
Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. -- Filippenzen 2:3-4
ens Matteüs
Uit het evangelie volgens Matteüs23, 13-22
13-22
'Wee jullie,
schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de
toegang tot het Koninkrijk van de hemel. Jullie gaan er zelf niet binnen, maar
laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe.
Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie bereizen landen
en zeeën om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je
gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie tot een hellekind in het kwadraat.
Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: Wanneer iemand zweert bij de
tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is
aan die eed gebonden. Dwaas zijn jullie en blind, wat is nu van meer waarde:
het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft?
Zo zeggen jullie ook: Wanneer iemand zweert bij het altaar, is dat niet
geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed
gebonden. Blind zijn jullie, wat is nu van meer waarde: de offergave of het
altaar dat de offergave heiligt?
Wie dus zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. En
wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. En wie
zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop gezeten
is.
Tot
driemaal toe herhaalt Jezus aan de Farizeeën: 'Wee jullie.' Want ze hebben meer
aandacht voor wetten dan voor mensen. Ze stapelen belofte op belofte,
onderlijnen die met krachtwoorden, maar God interesseert hen niet veel.
'Wee jullie.'
Wat
Jezus ten diepste aanklaagt is de huichalarij en het formalisme als doel. De
huichelarij die zegt God te dienen maar zichzelf dient, die zegt God te zoeken
maar zichzelf achterna loopt. Het formalisme dat mensen slaaf maakt van
praktijken zonden inhoud, een soort gewetenssusserij dat mensen in het gedacht
brengt goed en vroom bezig te zijn, maar in werkelijkheid zijn ze slaaf van wat
ze de wet noemen. Ze zijn als appels van buiten glanzend en mooi, maar leeg en
smaakloos vanbinnen.
Bij
Jezus gaat het om de Gods-ontmoeting. Hij heeft het gebed niet afgeschaft maar
wil dat er met het hart wordt gebeden. Niet slaafs, maar van harte, van
Aangezicht tot aangezicht, in volle ontmoeting met de Vader, gericht op een
liefdevol leven.
Deze weg gebeurt doorgaans in stilte, zonder al te veel op te vallen,
gewoonlijk ook zonder al te luid alleluia. Dikwijls is het zelfs een weg van
droogte, van dorst naar de Levende.
Het heeft niets met huichelarij of formalisme te maken. Het heeft met het hart
te maken.
Het
christendom is een hartelijke godsdienst, een godsdienst van het hart, van Hart
tot hart, in Christus' Naam.
67 Jezus vroeg nu aan de twaalf: Willen jullie soms
ook weggaan?68 Simon Petrus gaf antwoord: Naar wie zouden we
moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven,
Filippus
kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: We hebben de man gevonden over wie Mozes
in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon
van Jozef, uit Nazaret!
Uit Nazaret? zei Natanaël. Kan daar iets goeds vandaan komen?
Ga zelf maar kijken, zei Filippus.
Jezus zag Natanaël aankomen en zei: Dat is nu een echte Israëliet, een mens
zonder bedrog.
Waar kent u mij van? vroeg Natanaël.
Jezus antwoordde: Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder
de vijgenboom zat.
Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël! zei Natanaël.
Jezus vroeg: Geloof je omdat Ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag
zitten? Je zult nog grotere dingen zien.
Waarachtig, Ik verzeker jullie , voegde Hij eraan toe, jullie zullen de
hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.
De eerste
leerlingen van Jezus trokken anderen aan. Maar beslissend voor de
geloofsovergave blijft, zoals bij Natanaël, de ontmoeting met Jezus zelf. Hij
ervaart doorheen de menselijke gestalte van Jezus iets diepers en wordt erdoor
getroffen, zodat hij anders gaat denken en leven. Wie zich bekeert tot Jezus
zal de hemel open zien en Gods glorie aanschouwen.
Nathanaël zat onder de vijgenboom. Wellicht in Kana waar hij woonde.
Jezus zei: 'Ik had je al gezien vóórdat Filippus je riep, toen je onder de
vijgenboom zat', zo hoorden we vandaag.
Voor de vrome Jood was het een gebruikelijke plaats
om zich bezig te houden met de dingen van God. Met zijn laag neerhangende
takken kon je er ongestoord en ongezien je wijden aan de studie van de Schrift.
Het is een plek van vrede. Ongetwijfeld heeft Nathanaël daar onder de
vijgenboom zijn verlangen naar de Komende gevoed.
Hij heeft zijn verwachting levend gehouden. Hij heeft gebeden om de komst van
de Messias.
En dan wordt hij geroepen om de Messias te zien en te ontmoeten.
Het is goed voor ieder van ons om zo'n vijgenboom
te hebben. Om een plek van rust te hebben, een plek van overdenking en gebed.
Een plek waar je her-innerd wordt aan de vrede met God en waar je die vrede
kunt oefenen. Een plek ook waar je jezelf voorbereidt op zijn komen in jouw
leven.
God heeft immers Zijn eigen Zoon niet ontzien, maar Hem uitgeleverd terwille van ons allemaal. Zal Hij, nu Hij Zijn Zoon heeft gegeven, ons dan ook niet alles geven? Romeinen 8:32HTB
Wijsheid heeft haar huis gebouwd, zeven zuilen heeft ze
uitgekapt. Ze heeft haar vee geslacht, haar wijn gemengd, haar tafel heeft ze
gedekt.
Haar dienaressen heeft zij de stad in gestuurd, zelf roept zij vanaf de hoogste
plaats: Onnozele mensen, kom toch deze kant op.
Wie geen verstand heeft roept ze toe: Kom, eet het brood dat ik je geef,
drink de wijn die ik heb gemengd. Wees niet langer zo onnozel, leef, en betreed
de weg van het inzicht.
Toen God door de Wijsheid zijn volk
bezocht, was Hij het en niet de mensen, die het eerst het voedsel van inzicht
en leven schonk. Toen Hij ons bezocht door zijn Zoon, heeft deze ons eigen
lichaam en zijn eigen bloed als voedsel voor het eeuwig leven gegeven.
Er kwamen enkele Farizeeën op Jezus af om Hem op de proef te
stellen. Ze vroegen: Mag een man zijn vrouw om willekeurig welke reden
verstoten?
Hij zei: Hebt u niet gelezen dat de Schepper de mens bij het begin mannelijk
en vrouwelijk heeft gemaakt?
En Hij vervolgde: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich
hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden; ze zijn dan niet langer
twee, maar één. Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden.
Toen vroegen ze hem: Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven haar een
scheidingsbrief te geven en haar zo te verstoten?
Hij antwoordde: Omdat u harteloos en koppig bent, daarom heeft Mozes u
toegestaan uw vrouw te verstoten. Maar dat is niet vanaf het begin zo geweest.
Ik zeg u: wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel,
tenzij er sprake was van een ongeoorloofde verbintenis.
Hierop zeiden zijn leerlingen: Als het met de verhouding tussen man en vrouw
zo gesteld is, kun je maar beter niet trouwen.
Hij zei tegen hen: Niet iedereen kan deze kwestie begrijpen, alleen degenen
aan wie het gegeven is: er zijn mannen die niet trouwen omdat ze onvruchtbaar
geboren werden, andere omdat ze door mensen onvruchtbaar gemaakt zijn, en er
zijn mannen die niet trouwen omdat ze zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met
het oog op het Koninkrijk van de hemel. Laat wie bij machte is dit te begrijpen
het begrijpen!
Het huwelijk is
een onverbrekelijke band tussen man en vrouw. Zo heeft God het gewild. Het is
geen eenvoudig kontrakt dat kan verbroken worden. God zelf was trouw tegenover
zijn volk. Die trouw vraagt Hij ook van man en vrouw tegenover elkaar
Wanneer twee mensen verliefd worden kan het
ervan komen dat ze kiezen om te trouwen. 'Zij ' kiezen, maar wat er gebeurt bij
het altaar is niet van hen. God is daar werkzaam. Hij maakt deze twee mensen
tot één. Zij doen dat niet zelf, het is iets dat aan hen gebeurt, puur gave.
Dat is de kern van het sacrament van het huwelijk.
Bedoeling is dat de twee geliefden dagelijks
putten uit dit sacrament. Het is zoals een doopsel, elk sacrament is een bron
van levend water die niet ophoudt genade te schenken. Vandaar
het belang bij deze bron te blijven, in goede
en kwade dagen.
Dit laatste is niet vanzelfsprekend, een hele opdracht !
Liefde is gave, maar tevens een opgave, waar
dagelijks aan gewerkt moet worden, waar veel in ver- en gedragen moet worden.
Het is een weg waaraan getimmerd moet worden doorheen alle fases van het leven.
In het huwelijk kan een koppel getuigen van
Gods trouw aan de mens. Zij zijn als het ware beeld van deze trouw.
Vrienden, omdat God ons zulke geweldige beloften heeft gedaan, moeten wij ons afkeren van alles wat ons lichamelijk en geestelijk bevuilt. Wij moeten onszelf reinigen door ontzag voor God te hebben en ons volkomen aan Hem te geven. 2 Corinthiër 7:1HTB
eerste brief van Paulus aan de Korintiërs
15, 20-26
Broeders en zusters,
Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen.
Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood
er gekomen door een mens. Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door
Christus allen levend worden gemaakt.
Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer
Hij komt, zij die Hem toebehoren.
En dan komt het einde en draagt Hij het koningschap over aan God, de Vader,
nadat Hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft.
Want Hij moet koning zijn totdat God alle vijanden aan zijn voeten heeft
gelegd. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood
Als eerste en voornaamste
Christus, vervolgens zij die Christus toebehoren.
Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten, zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen? -- Hebreeen 13:5
De
Joden begonnen te protesteren omdat Jezus zei dat Hij het brood was dat uit de
hemel was neergedaald.
Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? We weten toch wie zijn vader en moeder
zijn? Hoe kan Hij dan zeggen dat Hij uit de hemel is neergedaald?
Jezus zei: Ik hoor u bezwaren maken. Toch kan niemand bij mij komen, tenzij de
Vader die mij gezonden heeft hem bij me brengt, en Ik zal hem op de laatste dag
tot leven wekken. Het staat geschreven in de Profeten: Zij zullen allemaal
door God onderricht worden. Iedereen die naar de Vader luistert en van Hem
leert komt bij mij. Niet dat iemand ooit de Vader gezien heeft alleen hij die
van God komt, heeft Hem gezien. Waarachtig, Ik verzeker u: wie gelooft, heeft
eeuwig leven. Ik ben het brood dat leven geeft. Uw voorouders hebben in de
woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. Maar dit is het brood dat uit
de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. Ik ben het levende brood dat
uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven.
En het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.
De eeuwige vraag omtrent Jezus luidt: staat Hij
niet te dicht bij ons om van elders te komen? Is Hij niet te goed ingeburgerd
op onze aarde om van God te komen? Nochtans door Christus trekt de Vader de
mensen tot zich. Door Christus, gegeven als brood, schenkt de Vader aan de
mensen het eeuwig leven.
Toen Jezus en de
leerlingen zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar Hem toe
die voor Hem op zijn knieën viel en zei: Heer, heb medelijden met mijn zoon,
want hij is maanziek en lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of
in het water. Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet
genezen.
Jezus antwoordde: Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang
moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng
hem bij me.
Daarop sprak Jezus de demon op strenge toon toe. Deze ging uit de jongen weg,
en vanaf dat moment was hij genezen.
Later kwamen de leerlingen naar Jezus toe.
Eenmaal met Hem alleen vroegen ze: Waarom konden wij die geest niet
uitdrijven?
Hij antwoordde: Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als
jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg
zeggen: Verplaats je van hier naar daar! en dan zal hij zich verplaatsen.
Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.
Gebrek aan
geloof maakt het de leerlingen onmogelijk om de zin te ontdekken van de
wonderen in Christus' zending. Zijn werken zijn niet enkel gebaseerd op
wonderen, maar vooral op de aanwezigheid van zijn Geest. Deze bewerkt het
geloof en doet alles zien met de ogen van God.
Twijfel is niet het tegendeel van geloof, maar een wezenlijk bestanddeel
ervan. Moest het geloof een zomaar vanzelfsprekende zaak zijn zou de mens niet
groeien. Juist doorheen twijfel maakt God ons sterk en volwassen, leert Hij ons
geloven, los van gevoelens, maar enkel gericht op Hem, vanuit zijn aanwezigheid
in ons.
Geloof is tegelijk een gave én een act van de mens.
Het is gave omdat de mens niet zou kunnen geloven zonder dat God zijn Geest in
ons hart heeft gelegd. Het is de Geest die ons naar God zal wenden, Hij zal ons
leren bidden, Hij zal dat in ons doen.
Maar geloof is ook een act van de mens. De mens moet kiezen om te geloven, hij
moet het willen, hij moet willen meewerken met de Geest. De mens kan namelijk
ook 'nee' zeggen, en dan zal God zich in de meeste gevallen ook nederig
afzijdig houden. Hij respecteert de vrijheid van de mens. Dat afzijdig houden
is echter geen passief gebeuren van God. In alle deemoed zal Hij in al zijn
liefde blijven aankloppen aan de deur van ons hart, tot we opendoen en Hem
welkom heten. Hij dorst naar ons.
Geloof is een houding van overgave. Ik 'geloof' is een beweging van de mens naar God toe,
nadat God een beweging heeft gedaan naar de mens toe. Het is op zijn
uitnodiging, zeg maar door de inwoning van de Geest, dat wij kunnen zeggen: 'Ik
geef mijn hart aan U'.
Wie dit nederig kan, in een diepe stille overgave, in een werkelijk bewustzijn
dat God hem in zich wilt opnemen, zal de genade van groei ontvangen. Het kan
gepaard gaan met een stille ervaring van 'alleluja', maar het kan evengoed
gepaard gaan met woestijn, met een zwijgen van de Heer, wat ons kan doen
twijfelen. Hier is God de liefdevolle opvoeder. Trouw en discipline zijn hier
de sleutelwoorden om deze tijd van woestijn in liefde te kunnen aanvaarden,
gelovend dat God met ons, de Kerk, de wereld, bezig is.
Laat ons niet ophouden dagelijks te bidden, ook al zegt het ons bij
momenten misschien weinig.
In mijn visioen zag ik
dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed
was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit
vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en
stroomde voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal
tienduizenden stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend.
In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand
kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem
geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en
naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een
eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit
te gronde gaan.
Zijn kleed
was wit als sneeuw.
Uit
het evangelie volgens Marcus
9, 2-10
Zes
dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg
op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante,
zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op
aarde voor elkaar zou kunnen krijgen.
Toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus.
Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: Rabbi, het is goed dat wij hier zijn;
laten we drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia. Hij
wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd.
Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: Dit
is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!
Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij
hen stond.
Toen ze de berg afdaalden, zei Hij tegen hen dat ze aan niemand mochten
vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn
opgestaan.
Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel
af wat hij bedoelde met deze opstanding uit de dood.
Jezus neemt
drie van zijn leerlingen mee naar de berg Tabor. Zij mogen als het ware een
blik vooruit werpen, Jezus als God ervaren en zien waar dit alles op zal
eindigen: zijn verheerlijking.
Soms overvallen ons
bepaalde gebeurtenissen waarvan wij slechts achteraf de diepe zin ontdekken. Zo
hebben de drie uitverkoren leerlingen, Petrus, Jakobus en Johannes, het
Tabor-gebeuren ervaren. De verblindende helderheid waarmee Jezus hen zijn waar
gelaat van God laat zien overrompelt hen zo, dat zij dit mooie moment willen
vasthouden. Zij voelen zich op hun bestemming. Waarom nog verder gaan? Zonder
de pijn en het lijden van Goede Vrijdag zouden zij Pasen willen vieren. In deze
voorafbeelding van zijn verrijzenis gunt Jezus ons een blik achter de schermen
van onze eeuwige toekomst. Maar met Hem moeten wij ook de weg naar Jeruzalem
gaan, de weg van een consequent geloof tot het uiterste.
Maar de HERE zei tegen hem: "Beoordeel een man niet op
zijn uiterlijk of zijn lengte, want dit is niet de man die Ik bedoel. Ik beslis
op andere gronden dan u! De mensen beoordelen iemand naar zijn uiterlijk, maar
Ik kijk naar zijn gedachten en hoe hij innerlijk is.
Wat halen zij zich toch in het hoofd! Is Hij, de pottenbakker, niet veel
belangrijker dan de potten die Hij maakt? Zult u tegen Hem zeggen: "Hij
heeft ons niet gemaakt?"
Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die
verborgen lag in een akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn
vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen.
Ook is het met het koninkrijk van de hemel als met een koopman die op zoek was
naar mooie parels. Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot
hij alles te verkopen wat hij had en die te kopen.'
De twee korte parabels die Mattheüs hier weergeeft, de parabel
van de schat in de akker en de parabel van de parel, willen het gedrag van de
gelovigen illustreren. In blijde hoop en niet uit vrees voor de straf moeten
zij zich van alles ontdoen om het rijk te verwerven.
Het is
met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een
akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij
alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen.
Wie werkelijk van God houdt
wil ten volle leven voor Hem. Hij wil alles geven om Gods liefde te kunnen
beantwoorden. Dit geven geeft vreugde; een vreugde die haar wortels vindt in
God.
In wezen gaat het hier over
dezelfde vreugde van de wijzen toen zij in het oosten de ster ontdekten die hen
naar de koning der Joden bracht: "Op het zien van de ster werden zij
vervuld van overgrote vreugde.
Het is de vreugde die het hart van Jeremia overstroomde: Zodra uw woord mij
bereikte, Heer, verslond ik het, het was mijn vreugde, het maakte mij
zielsgelukkig."
Laten wij ook alles geven aan
de Heer, ons hele hart, ons hele zijn. Het zal van ons vreugdevolle mensen
maken in de diepe religieuze betekenis van het woord. We zullen immers dragers
zijn van de vreugde, de vrede, de liefde van de Heer.
Herinneren we ons de woorden
van Jezus uit het Johannes-evangelie: "Nu kom Ik naar u toe, en Ik zeg
dit terwijl Ik nog in de wereld ben, opdat zij vervuld worden van mijn
vreugde."
Laten we dragers worden van
Gods vreugde dooronze overgave aan Hem.
Maar allen die Hem wel aanvaard hebben, heeft Hij het recht
gegeven kinderen van God te worden. Door geloof in Zijn naam worden zij opnieuw
geboren, natuurlijk niet als mens, maar geestelijk uit God.
Jezus hield de mensen
deze gelijkenis voor:
Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand
meenam en in zijn akker zaaide. Het is weliswaar het kleinste van alle zaden,
maar het groeit uit tot de grootste onder de planten. Het wordt een struik, en
de vogels van de hemel komen nestelen in de takken.
Hij vertelde hun een andere gelijkenis: Het koninkrijk van de hemel lijkt op
zuurdesem die door een vrouw met drie zakken meel werd vermengd tot alle meel
doordesemd was.
Al deze dingen zei Jezus in gelijkenissen tot de menigte; Hij sprak uitsluitend
in gelijkenissen tot hen. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet:
Ik zal het woord nemen en spreken in gelijkenissen; Ik zal bekendmaken wat
sinds de grondvesting van de wereld verborgen was.
De parabels van het mosterdzaadje
en van de gist duiden op het povere begin van het koninkrijk en op de grootse
toekomst die het beloofd werd. Het groeit, langzaam maar zeer beslist. Het
doordringt heel het leven als een gist.
God heeft ons in zijn goedheid geplant met de bedoeling een boom te worden met
uitgestrekte takken waar vele vogels in kunnen komen rusten.
De mens is zowel boom als vogel. We mogen boom zijn voor elkaar en we mogen ook
in elkaars takken komen rusten.
Vraag
is: zijn we die boom ook werkelijk voor elkaar... Mag iedere medemens (niet
enkel degene waarvoor we sympathie voelen maar ook degenen waarmee we het
moeilijk hebben) in onze takken komen rusten... Of zeggen we: nee, enkel hij en
zij, maar zeker niet die daar, of die ginder. Dit laatste kan een keuze zijn,
maar het is niet echt evangelisch te noemen. Een christen opent zijn hart voor
ieder, hoe menselijk de natuurlijke voorkeur ook is. Een christen zou dit in
naam van Jezus moeten kunnen overstijgen en zijn hart openen voor ieder, ook
voor hem of haar waar we niet zo van houden (om welke reden ook).
Hoe
lopen we over straat, hoe kijken we naar onze collega's, onze broeders of
zusters in de gemeenschap,... Kijken we naar hen met de ogen van Jezus, gaan we
hen beminnen met het hart van Hem, of gaan we weer die keuzes maken van die wel
en die niet.
Laten we elkaar ontmoeten met en in de liefde van de Heer; elkaar opnemend,
elkaar de vrede wensend, elkaar vergevend.
Zovelen
in deze wereld verlangen naar dergelijke mensen. Velen zijn vogels die moe zijn
van het vliegen. Ze vinden geen boom waar ze kunnen tot rust komen, niemand die
hen echt wil. Ze moeten al naar bepaalde centra vliegen om wat warmte en
voedsel te krijgen.
Laten we als christenen toch bomen zijn voor elkaar, bijzonder voor hen die moe
zijn van het vliegen.
Op een keer
kwam iemand uit Baäl-Salisa Elisa opzoeken. Hij bracht twintig gerstebroden
voor de godsman mee, gebakken van meel uit de nieuwe oogst, en een zakje vers
graan.
Elisa droeg zijn bediende op dit als maal aan de profeten voor te zetten. Toen
de bediende protesteerde dat het beslist niet genoeg was voor honderd personen,
zei Elisa nogmaals: Zet het de profeten voor, ze zullen er een maaltijd aan
hebben. Want dit zegt de Heer: Ze zullen ervan eten en nog overhouden ook.
Toen zette zijn bediende het de profeten voor, en zij aten ervan en hielden nog
over, zoals de Heer had gezegd.
Het mirakel dat door Elia wordt
verricht, heeft een drievoudige betekenis: God vertrouwt aan de mens zijn eigen
meesterschap over de wereld toe; de armen moeten te eten krijgen; en wat de
mens eigenmachtig voortbrengt is slechts een aankondiging van de overvloed van
de eindtijd.
Uit het evangelie volgens Johannes
6, 1-15
Jezus ging
naar de overkant van het Meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte
mensen volgde Hem, omdat ze gezien hadden welke wondertekenen Hij bij zieken
deed.
Jezus ging de berg op, en ging daar met zijn leerlingen zitten. Het was kort
voor het Joodse pesachfeest. Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die
menigte naar Hem toe kwam, vroeg Hij aan Filippus: Waar kunnen we brood kopen
om deze mensen te eten te geven? Hij vroeg dat om Filippus op de proef te
stellen, want zelf wist Hij al wat hij zou gaan doen.
Filippus antwoordde: Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om
iedereen een klein stukje brood te geven.
Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: Er is hier wel
een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen maar wat hebben we daaraan
voor zoveel mensen?
Jezus zei: Laat iedereen gaan zitten.
Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend
mannen. Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood
onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zoveel als ze wilden.
Toen iedereen volop gegeten had zei Hij tegen zijn leerlingen: Verzamel nu de
overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.
Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf
gerstebroden die men had gegeten.
Toen de mensen het wonderteken dat Hij gedaan had zagen, zeiden ze: Hij moet
wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.
Jezus begreep dat ze Hem wilden dwingen om mee te gaan en Hem dan tot koning
zouden uitroepen. Daarom trok Hij zich terug op de berg, alleen.
Zoals Mozes in de woestijn, en later de profeet Elisa, heeft ook Jezus
door een broodvermenigvuldiging kunnen zorgen voor het volk dat 'honger' had. Hier in het
Johannesevangelie wordt de broodvermenigvuldiging ook verteld als een
voorafbeelding van de Eucharistie, waardoor de gelovigen met Gods genade in één
gemeenschap verbonden worden.
Jezus hield de menigte deze gelijkenis voor:
Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn
akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het
graan zaaien en vertrok weer.
Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid
te voorschijn.
De knechten kwamen de heer des huizes vragen: Heer, hebt u soms geen goed zaad
op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?
Hij antwoordde: Dat is het werk van een vijand.
De knechten zeiden tegen hem: Wilt u dat wij er het onkruid tussenuit wieden?
Hij antwoordde: Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan
lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer
het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: Wied eerst het onkruid, bind het in
bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn
schuur.
Wij
zijn geneigd om er maar onmiddellijk de zeis erin te zetten wanneer wij rondom
ons kwaad vaststellen. De Heer is zo niet. Hij laat het onkruid met de tarwe
opgroeien tot de oogst. Wij riskeren door onze houding met het onkruid van het
kwaad ook de tarwe uit te trekken. De Heer is geduldig en geeft nog een kans
tot herstel.
Wanneer wij kwade mensen zouden
verwijderen, verwijderen we heel die mens, ook het goede in die kwade mensen,
dat tot dan toe misschien weinig kans kreeg om te ontplooien. Jezus'
barmhartigheid bestaat er juist in elke mens altijd opnieuw kansen te geven om
het kwade achter te laten opdat het goede ten volle tot bloei zou kunnen komen.
In zijn overgrote liefde geeft God ons
de vrijheid om te kiezen tussen goed en kwaad. En laat ons eerlijk zijn: soms
laten we ons leiden door kwaad, kiezen we er zelfs voor, soms heel subtiel,
maar wel reëel. Moest God ons telkens verwijderen... wat zou de wereld
dunbevolkt zijn.
Jezus kent de zwakheid van de mens,
van ieder van ons. Hij kent onze neigingen tot zonde. In het hart van die
neigingen wil Hij tot ons komen, ons ten diepste aanraken, om ons te genezen,
te bevrijden, op te tillen in zijn licht.
Jezus sprak tot zijn
leerlingen:
'Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier:
bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt
hij die het kwaad zelf is en rooft wat hun in het hart is gezaaid; bij hen is
op de weg gezaaid.
Het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen
en het meteen met vreugde in zich opnemen. Het schiet echter geen wortel in
hen, oppervlakkig als ze zijn. Worden ze vanwege het woord beproefd of
vervolgd, dan houden ze geen ogenblik stand.
Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen,
maar bij wie de zorg om het dagelijkse bestaan en de verleiding van de rijkdom
het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft.
Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en
begrijpen. Zij dragen dan ook rijkelijk vrucht, deels honderdvoudig, deels
zestigvoudig, deels dertigvoudig.
Jezus
verklaart zijn leerlingen de parabel van de zaaier. Het gaat erom dat iedereen
in zijn hart een stukje goede grond bereidt dat ontvankelijk is om het goede
zaad, het woord van God, op te vangen. Tegelijk is het een uitnodiging voor ons
om rotsachtige plekken en doornen te ontdekken en op te ruimen.
Laten we Gods Woord ontvangen als Gods
Woord.
Dat het diep mag doordringen in ons hart, dat het daar wortel mag schieten, en
tot groei en bloei mag komen.
Laten we niet enkel het Woord aanhoren, maar laten we ook dat Woord worden. Ja,
laten we worden wat we horen.
Kom, laten we niet moeilijk doen, God
niet plat redeneren.
Maar laat ons bidden, eenvoudig, onze handen en ons hart geopend.
Kijk naar Hem, Hij kijkt naar jou, zowel in tijden van vreugde als in tijden
van dorheid.
Geef je, laat je door Hem omhelzen.
Dan leef je, leef je in Hem, leeft Hij in jou.
Jubel, Sion, en verheug je, want ik kom in
jouw midden wonen spreekt de HEER. Er komt een tijd dat vele volken zich bij
mij zullen aansluiten. Zij zullen mijn volk zijn, en bij jou, Sion, zal ik
wonen. Dan zullen jullie inzien dat de HEER van de hemelse machten mij naar
jullie gezonden heeft Zacharia 2:14-15
Want in Hem woont het hele wezen van
God in een menselijke gedaante. In Christus bent u dus volmaakt, want Hij is de
hoogste heerser en autoriteit over elke andere macht.
De HEER zal je voortdurend leiden, hij zal je
verkwikken in dorre streken, hij maakt je botten sterk en krachtig. Je zult
zijn als een goed bevloeide tuin, als een bron waarvan het water nooit opdroogt
Het hart is het meest
bedrieglijke ding dat bestaat. Het is door en door slecht. Niemand kan ooit
precies weten hoe slecht het is! Behalve Ik, de HERE! Ik doorzoek alle harten
en toets de meest verborgen gedachten, om zo ieder mens het loon te geven dat
hij verdient, afhankelijk van zijn daden en levenswijze.Jeremia 17:9-10HTB
'Verzamel voor jezelf geen schatten op
aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel
schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen
dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog helder is, zal heel je
lichaam verlicht zijn. Maar als je oog troebel is, zal er in heel je lichaam
duisternis zijn. Als het licht in jezelf verduisterd is, hoe groot is dan die
duisternis!'
Onze aandacht is niet zelden verdeeld omdat wij dikwijls
alles willen, en daardoor vergeten we soms het voornaamste. Het is onze taak
steeds onze inzichten uit te zuiveren om schatten te verzamelen voor het Rijk
Gods.
Op de dag van ons sterven zullen we maar één
ding kunnen meenemen en aanbieden: namelijk de liefde die we betoond hebben
tijdens ons leven.
Uit het evangelie volgens Matteüs 6, 7-1 'Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voorprevelen
zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord
zullen worden. Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig
hebben, nog vóór jullie het Hem vragen.
Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in
beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook
jullie vergeven. Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je
misstappen evenmin vergeven.5
eEén zaak blijkt duidelijk in het gebed dat
Jezus ons leerde: Wij kunnen slechts oprecht bidden tot de Vader als wij de
kinderen van diezelfde Vader, onze medemensen, steeds weer opnemen en
vergiffenis schenken.
Het christelijk gebed is een geheimnisvol leven met God, een deelnemen aan de
kern van zijn wezen, aan zijn goddelijke, drieëne Liefde.
In het gebed mogen we aanzitten aan de tafel van de Drieëne God, mogen we
drinken van zijn Liefde zoals een kind drinkt aan de borst van zijn moeder.
Heel bijzonder uit zich dat in de woorden die de Heer ons zelf aanleert in het
'Onze Vader'.
Doorheen dit gebed zal Hij ons opnemen in zijn Liefde opdat we zelf Liefde
worden. Hij in ons.
Het
is goed het 'Onze Vader' doorheen de dag in de stilte van ons hart met
regelmaat te prevelen, te zingen, te overwegen. Meer dan we vermoeden brengt
dit gebed ons in zijn leiding over ons leven.
en.
Onze Vader,
die in de hemelen zijt,
geheiligd zij uw Naam.
Uw Rijk kome,
uw wil geschiede
op aarde als in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
En leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.
Want van U is het Koninkrijk,
de kracht en de heerlijkheid,
in eeuwigheid.
Amen.
'Let op dat
jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om
door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet.
Dus wanneer je aalmoezen geeft, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars
doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik
verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als je aalmoezen geeft,
laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Zo blijft je aalmoes
in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor
belonen.
En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de
synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik
verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden, trek
je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het
verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor
belonen.
Wanneer jullie vasten, zet dan niet zon somber gezicht als de huichelaars,
want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik
verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie vasten, was
dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het
vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in
het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
De christelijke praktijken onderhouden om op te vallen bij anderen, is
niet de juiste mentaliteit. Dan doen wij het voor onszelf en niet voor God of
voor de anderen. Het radicalisme van het evangelie wil niet opvallen. Het
handelt alleen vanuit een diepe overtuiging van een waarachtig godsgeloof, en
dat werkt in stilte
Het innerlijke gebed verrichten we in ons
binnenste, op elke plaats, op elk moment, zo dikwijls als ons hart zich in
vrijheid tot God verheft. Het is een gehoor geven aan de woorden van Jezus 'Als jullie bidden, trek je dan in
je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is.' Ons huis is in ons hart, ons
hart is de plaats, heel ons lichaam is de tempel waar we Gods lof mogen zingen.
We dragen het overal mee, en we kunnen er ons op elk moment, ook te midden van
lawaaierige mensen of tijdens de drukte van het werk, in afzonderen en zonder
woorden onze geest tot God verheffen.
Dit kunnen we heel bewust beleven, maar
in zekere zin ook onbewust Zonder het verstandelijk te beleven kunnen we bij
God vertoeven, van Hem drinken, van Hem ontvangen. Het is de Heilige Geest die
onze ziel verheft en doet neigen naar God.
De Jizreëliet
Nabot had een wijngaard die grensde aan het paleis dat koning Achab van Samaria
in Jizreël bezat.
Sta mij uw wijngaard af, zei Achab tegen Nabot. Hij ligt naast mijn paleis;
ik kan hem goed gebruiken om er groente te verbouwen. Ik zal u er een betere
wijngaard voor teruggeven, of ik zal u, als u dat liever hebt, de prijs ervan
in zilver uitbetalen.
Maar Nabot zei tegen Achab: De Heer verhoede dat ik de grond die ik van mijn
voorouders heb geërfd aan u zou afstaan.
Achab ging terug naar zijn paleis, woedend en terneergeslagen omdat Nabot tegen
hem had gezegd dat hij hem de grond die hij van zijn voorouders had geërfd niet
zou afstaan. Hij ging op zijn rustbed liggen, met zijn gezicht naar de muur, en
weigerde te eten.
Toen kwam zijn vrouw Izebel naar hem toe en vroeg: Wat is er gebeurd, dat je
zo mismoedig bent en niet eten wilt?
Ik heb met de Jizreëliet Nabot gesproken, antwoordde hij. Ik heb hem
gevraagd mij zijn wijngaard te verkopen. Of, als hij dat liever had, kon hij er
een andere wijngaard voor terugkrijgen. Maar hij weigerde zijn wijngaard aan
mij af te staan.
Daarop zei Izebel: Wat? Jij bent toch de koning van Israël? Sta op en eet wat,
dat zal je goeddoen. Ik zal ervoor zorgen dat jij de wijngaard van Nabot
krijgt.
Uit naam van Achab schreef Izebel brieven, verzegelde die met het koninklijke
zegel en stuurde ze naar de oudsten en aanzienlijksten in de stad waar Nabot
woonde.
In die brieven stond het volgende: Kondig een vastendag af en zet Nabot
vooraan wanneer het volk samenkomt. Laat dan twee mannen die nergens voor
terugdeinzen tegenover hem plaatsnemen en hem beschuldigen van godslastering en
majesteitsschennis. Daarop moet u hem buiten de stad brengen en stenigen.
Nabots stadsgenoten, de oudsten en aanzienlijksten van zijn woonplaats, deden
wat Izebel hun had opgedragen in de brieven die ze had gestuurd.
Ze kondigden een vastendag af en lieten Nabot vooraan zitten toen het volk
samenkwam.
Twee mannen namen tegenover hem plaats en beschuldigden hem ten overstaan van
het volk van godslastering en majesteitsschennis. Daarop werd hij buiten de
stad gebracht en gestenigd.
Ze stuurden Izebel bericht dat Nabot door steniging ter dood was gebracht.
Toen Izebel hoorde dat Nabot dood was, zei ze tegen Achab: Je kunt de
wijngaard die de Jizreëliet Nabot je weigerde te verkopen in bezit nemen, want
Nabot leeft niet meer, hij is dood.
Al is ze zeer oud, het is een zeer actuele geschiedenis die van koning
Achab en de kleine man Nabot. Wanneer deze kleine man de grote koning net ter
wille is, laat hij hem uit de weg ruimen om zijn eigen voordeel te doen. De
geschiedenis herhaalt zich dagelijks, wellicht ook in ons eigen leven
de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs
5, 6-10
Broeders en zusters,
wij blijven altijd vol goede moed, ook al weten we dat zolang dit lichaam onze
woning is, we ver van de Heer wonen.
We leven in vertrouwen op God; wat komen gaat is nog niet zichtbaar. We blijven
vol goede moed, ook al zouden we ons lichaam liever verlaten om onze intrek bij
de Heer te nemen.
Daarom ook stellen wij er een eer in te doen wat God wil, zowel in dit bestaan
als in ons bestaan bij Hem.
Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat
ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan,
of het nu goed is of slecht.
Het christelijk leven is nu reeds deelname aan het
leven van Christus, maar het brengt nog niet de volledige eenheid met Hem tot
stand. Iedere gelovige beleeft deze onvolkomenheid in zichzelf. In afwachting
dat hij Christus ten volle zal aanschouwen, is het de bedoeling dat hij alles
in het werk stelt om te doen wat God wilt.
Koning Achab stuurde boden naar alle stammen van Israël en liet
ook alle profeten bij de Karmel bijeenkomen.
Daar sprak Elia het volk als volgt toe: Hoe lang blijft u nog op twee
gedachten hinken? Als de Heer God is, volg Hem dan; is Baäl het, volg dan hem.
De Israëlieten zeiden niets.
Toen zei Elia: Ik ben de enige profeet van de Heer die nog over is. De
profeten van Baäl zijn met vierhonderdvijftig man. Breng ons twee stieren. Zij
mogen als eersten een stier uitkiezen. Laten ze die in stukken snijden en op
een brandstapel leggen, maar ze mogen het hout niet aansteken. Ik zal de andere
stier gereedmaken en op een brandstapel leggen, maar ik zal het hout niet
aansteken. U moet de naam van uw god aanroepen, en ik zal de naam van de Heer
aanroepen. De god die antwoordt met vuur, is de ware God.
Heel het volk stemde met dit voorstel in.
Begint u maar, u bent met velen, zei Elia tegen de profeten van Baäl. Kies
maar een dier en maak het gereed voor het offer. Roep dan de naam van uw god
aan, maar steek het hout niet in brand.
De profeten namen een van de twee beschikbare stieren en maakten die voor het
offer gereed. De hele morgen lang riepen ze Baäl aan: Baäl, geef ons antwoord!
Maar het bleef stil en niemand gaf antwoord, hoe ze ook dansten en sprongen
rond het altaar dat daar was opgericht.
Toen het middaguur aanbrak, begon Elia hen te honen: Roep zo hard u kunt! Hij
is toch een god? Hij heeft zeker iets anders te doen. Ik denk dat hij zich even
moest afzonderen. Is hij soms op reis gegaan? Misschien slaapt hij, en moet u
hem wekken!
De profeten riepen uit alle macht en brachten zichzelf, zoals hun gewoonte was,
met zwaarden en lansen verwondingen toe tot het bloed over hun lijf stroomde.
In vervoering bleven ze schreeuwen, maar ook toen het middaguur allang voorbij
was en het uur voor het graanoffer aanbrak, was er nog steeds geen enkele
reactie gekomen: het bleef stil, niemand gaf antwoord.
Elia zei tegen de Israëlieten dat ze naar hem toe moesten komen. Toen ze bij
hem waren komen staan, bouwde hij het verwoeste altaar van de Heer weer op. Hij
nam twaalf stenen, evenveel als het aantal stammen van Israël, de nakomelingen
van de zonen van Jakob, tot wie de Heer had gezegd: Israël is je nieuwe naam.
Met die twaalf stenen maakte hij een altaar ter ere van de Heer, en daaromheen
liet hij een geul graven met een lengte van tweehonderd el. Hij stapelde het
brandhout op, sneed de stier in stukken en legde die op de brandstapel. Toen
zei hij: Vul vier kruiken met water en giet die over het offer en het
brandhout uit. Toen dat gebeurd was, liet hij het nog een tweede en een derde
keer doen. Het water liep over het altaar heen en de geul eromheen kwam vol
water te staan.
Toen het uur voor het graanoffer was aangebroken, trad de profeet Elia op het
altaar toe en zei: Heer, God van Abraham, Isaak en Israël, vandaag zal blijken
dat U in Israël God bent, en dat ik U dien en dit alles in uw opdracht gedaan
heb. Geef mij antwoord, Heer, geef antwoord. Dan zal dit volk beseffen dat U,
Heer, God bent en dat U het bent die hen tot inkeer brengt.
Het vuur van de Heer sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout,
stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op.
Alle Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen: De Heer
is God, de Heer is God!
Een krachtproef tussen Elia de
profeet van de éne, ware God, en de profeten van Baäl laat ons zien hoe wij
moeten volhouden te geloven. De goden die wij onszelf maken kunnen niets en
zijn slechts schijngoden.
'Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe
kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt
weggegooid en vertrapt.
Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan
niet verborgen blijven. Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder
een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht
geeft voor ieder die in huis is. Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen,
opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.
De leerlingen van Christus worden het zout van de aarde en het
licht van de wereld genoemd. Zoals het zout het voedsel smaak geeft, moeten zij
de wereld de smaak van de liefde geven. Deze zorg om het Rijk Gods zal hen van
binnenuit stuwen tot getuigenis, tot een licht zijn voor de Het licht waartoe Jezus - het licht dat in wezen Hijzelf is -
ons vandaag oproept moeten wij laten schijnen doorheen al ons doen en laten,
doorheen de gehele totaliteit van ons leven.
Het schijnen van het licht is geen doel op zich, het is eerder een logisch
gevolg van de liefde waaruit we leven en waarin we staan.
Jezus sprak tot zijn
leerlingen:
'Ga op weg en verkondig: Het koninkrijk van de hemel is nabij.
Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf
demonen uit.
Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!
Neem in je beurs geen gouden, zilveren of koperen munten mee, schaf je voor
onderweg geen reistas aan, geen extra kleren, geen sandalen en geen stok, want
een arbeider is het waard dat er in zijn onderhoud wordt voorzien.
In elke stad en in elk dorp waar je komt, moet je uitzoeken wie het waard is je
te ontvangen; blijf daar dan tot je weer verder gaat.
Groet de bewoners van het huis dat je binnengaat.
Laat jullie vrede over dat huis komen als het dat waard is, maar als het dat
niet waard is, laat dan die vrede naar je terugkeren.'
Jezus zegt, wanneer Hij zijn
leerlingen de wijde wereld instuurt om te verkondigen: 'Groet de bewoners van het huis dat je binnengaat. Laat jullie vrede over
dat huis komen als het dat waard is, maar als het dat niet waard is, laat dan
die vrede naar je terugkeren.'
Iemand van harte groeten was gebruikelijk
in die dagen te Israël. Als conventionele groet wenste je met je groet de ander
een algemeen welzijn toe. Maar omdat de groet hier met name genoemd wordt,
heeft deze een diepere betekenis. Vrede is niet slechts een formele wens, maar
in naam van Jezus brengen de apostelen de sjalom, de vrede van God, wat wil
zeggen: het volle heil van God.
Laten we ook elkaar zo ontmoeten, laten
we ook zo elkaars huizen betreden, het gebouw op ons werk, onze school, enz.
Laten we doorheen onze blik, onze zin voor broederschap, doorheen woord en daad
de Vrede van de Heer elkaar toewensen. Niet formeel, maar diep gemeend, van
harte, biddend dat Gods Vrede de levensstroom mag zijn van ieders mensenhart.
Er
kwamen enkele Sadduceeën naar Jezus toe; volgens de Sadduceeën is er geen
opstanding uit de dood. Ze vroegen Hem: Meester, Mozes heeft ons het volgende
voorgeschreven: Als iemand sterft en een vrouw achterlaat, maar geen kinderen,
moet zijn broer die vrouw bij zich nemen en nakomelingen verwekken voor zijn
broer. Er waren eens zeven broers. De eerste nam een vrouw en stierf zonder
nakomelingen; de tweede nam haar tot vrouw, maar stierf ook zonder
nakomelingen; en met de derde ging het net zo. Geen van de zeven kreeg
nakomelingen. Het laatst van allen stierf de vrouw. Wiens vrouw zal ze dan zijn
bij de opstanding, wanneer ze opstaan uit de dood? Alle zeven zijn ze immers
met haar getrouwd geweest.
Jezus antwoordde: Dwaalt u niet? U kent blijkbaar de Schriften niet en evenmin
de macht van God. Want wanneer de mensen uit de dood opstaan, trouwen ze niet
en worden ze niet uitgehuwelijkt, maar zijn ze als engelen in de hemel. Wat betreft
de opwekking van de doden, hebt u in het boek van Mozes in het gedeelte over de
doornstruik niet gelezen dat God tegen hem zei: Ik ben de God van Abraham, de
God van Isaak en de God van Jakob? Hij is geen God van doden, maar van
levenden; u dwaalt vreselijk!
Hoewel wij ons
niet kunnen voorstellen hoe het verrezen leven eruit zal zien, daarom moeten
wij het feit van de verrijzenis zelf nog niet loochenen. Met menselijk vergelijkingsmateriaal
komen wij hier niet veel verder. Daarbij komt nog dat onze God geen God is van
doden, maar van levenden. Dit is wezenlijk voor onze godsdienst.
Wanneer iemand overleden is, durven wij nogal eens snel zeggen: 'Ach, hij (of
zij) is nu bij haar man (of vrouw). Ze zullen nu samen gelukkig zijn in de
hemel bij God'.
Vraag is of ze inderdaad als man en vrouw (als gehuwd koppel) daar in de hemel
zijn.
Wanneer twee mensen huwen, beloven ze elkaar trouw 'tot de dood
ons scheidt'.
In de hemel is er een heel andere orde wat betreft dat
samen-zijn. In de hemel zijn we als engelen, leert Jezus ons vandaag. Daar gaat
het over een blijvende gemeenschap met de Vader. We weten absoluut niet hoe dat
er concreet zal uitzien. En eigenlijk is dat ook niet belangrijk.
Eén ding weten we zeker: We zullen ontvangen worden in die diepe barmhartigheid
die de Vader zo eigen is. Het is een eeuwig leven waarnaar we mogen verlangen,
een eeuwig leven dat ons beloofd is.
Wie nu (hier dus op aarde) de Heer ten diepste volgt, zal diep
in zijn hart reeds een voorsmaakje proeven van dat eeuwig leven, in de zin dat
hij zich bewoond zal weten, geleid naar datgene wat hem te wachten staat
Enkele hogepriesters, Schriftgeleerden en oudsten stuurden
enkele Farizeeën en Heroïnen naar Jezus toe om Hem een ongeoorloofde uitspraak
te ontlokken.
Toen ze bij Hem gekomen waren, zeiden ze tegen hem: Meester, we weten dat U
oprecht bent en dat U zich aan niemand iets gelegen laat liggen. U kijkt
niemand naar de ogen, maar geeft in alle oprechtheid onderricht over de weg van
God. Is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet? Moeten we
betalen of niet?
Maar omdat Hij hun huichelarij doorzag, antwoordde Hij: Waarom stelt U me op
de proef? Laat me eens een geldstuk zien.
Ze gaven Hem een munt en Hij vroeg hun: Van wie is dit een afbeelding en van
wie is het opschrift?
Van de keizer, antwoordden ze.
Toen zei Jezus tegen hen: Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan
God wat God toebehoort.
En ze waren met stomheid geslagen.
Politiek engagement is 'in' in onze dagen. Ook ten tijde van
Jezus waren er mensen die Hem in deze richting wilden drijven. Hij was
(waarschijnlijk) niet echt tegen een politiek engagement, maar Hij oriënteerde
deze inzet in het plan van zijn Vader, zijn zending. Wij moeten onderscheiden
wat van God is en wat van de mensen
'Geef
wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.
Als we deze
uitspraak op onszelf betrekken, moeten we ons afvragen: 'Wat staat er in mijn
hart? Van wie is die beeldenaar? Wat is het opschrift? Van wie ben ik?'
Dan zouden we moeten kunnen zeggen: ik ben van God, en alleen van Hem.
En de wereld dan? Die is ondergeschikt aan God. Alles mag als het maar van God
mag.
We moeten de waarde van de dingen niet afmeten aan de waarde die ze voor de
mensen hebben, maar kijken of ze geldig zijn voor God. We moeten de eer van de
mensen laten voor wat ze is, maar ons bekommeren om de eer van Hem wiens
beeldenaar wij dragen in ons hart.
God, die in het verborgene ziet, die de beeldenaar ziet in je hart, die weet
dat je van Hem bent.
Jezus begon tot de
hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten in gelijkenissen te spreken:
Een man legde een wijngaard aan en omheinde die. Hij groef een kuil voor de
wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Hij verpachtte de wijngaard aan
wijnbouwers en ging op reis. Na verloop van tijd stuurde hij een knecht naar de
wijnbouwers om zijn deel van de opbrengst van hen te ontvangen; maar ze grepen
hem vast, mishandelden hem en stuurden hem met lege handen terug.
Daarna stuurde hij een andere knecht naar hen toe, die ze in het gezicht
sloegen en vernederden.
Hij stuurde nog een derde, die ze doodden, en nog vele anderen; sommigen werden
door de wijnbouwers mishandeld en anderen werden door hen gedood.
Ten slotte was alleen nog zijn geliefde zoon over; die stuurde hij als laatste
naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. Maar
de wijnbouwers zeiden tegen elkaar: Dat is de erfgenaam. Kom op, laten we hem
doden, dan is de erfenis van ons.
Ze grepen hem vast en doodden hem en gooiden zijn lichaam buiten de wijngaard.
Wat zal de eigenaar van de wijngaard daarna doen? Hij zal zelf komen om de
wijnbouwers om te brengen en hij zal de wijngaard aan anderen geven. Hebt u
deze schrifttekst dan niet gelezen: De steen die de bouwers afkeurden is de
hoeksteen geworden Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te
zien.
Daarop wilden ze Hem gevangennemen, want ze wisten dat Hij hen op het oog had
bij het vertellen van deze gelijkenis, maar ze waren bang voor de reactie van
de menigte. Dus lieten ze Hem staan en gingen weg.
In een vergelijking laat
Jezus zien hoe God heel de geschiedenis lang bezorgd is geweest voor zijn volk.
Hij is werkelijk gegaan tot het uiterste. Al diegenen die Hij heeft ingezet
hebben hun zending betaald met de dood. Zelfs zijn geliefde Zoon was hetzelfde
lot beschoren.
Al te
vaak draait ons leven rond het 'hebben', wat ons opsluit in onszelf, en waarin
de ander dikwijls een storend element vormt. Onze samenleving is maar al te
dikwijls opgebouwd op het hebben, en alles wat daarin past wordt aanvaard. De
mens die daaraan niet meedoet en ons oproept te leven uit genade, wordt
dikwijls afgekeurd.
God
echter blijft trouw aan de steen die door de bouwers van onze samenleving wordt
afgekeurd en weggeworpen.
Op deze steen bouwt Hij een nieuwe wijze van samenleven van mensen op. In Jezus
begint deze nieuwe wereld. Wie laat zichzelf en zijn omgeving inpassen in het
bouwen van God ?
De elf leerlingen gingen
naar Galilea, naar de berg waar Jezus hen had onderricht, en toen ze Hem zagen
bewezen ze Hem eer, al twijfelden enkelen nog.
Jezus kwam op hen toe en zei: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de
aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen
in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze
zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor
ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.
De Vader
roept alle naties samen, de Zoon verzamelt hen en de Geest is aan de gelovigen
gegeven door het doopsel. De Kerk wordt onophoudelijk geboren uit de Drie-ene
God
De Vader was en is van
in het begin. Hij heeft alles geschapen en alles is in Hem. Naar zijn beeld en
gelijkenis zijn wij geschapen.
In zijn Zoon is Hij mens geworden, om ons allen persoonlijk te komen
aanspreken, aanraken. In Christus heeft Hij de wereld verlost door met Hem de
liefde te gaan tot het uiterste om het licht van de Opstanding te schenken aan
ieder van ons.
De Geest heeft Hij geschonken om ons in staat te stellen de Zoon te ontmoeten,
om met Hem, in Hem en door Hem zijn heilige liefde te belichamen.
Jezus en zijn leerlingen kwamen weer in
Jeruzalem aan. Toen Jezus zich in de tempel ophield, kwamen de hogepriesters,
de schriftgeleerden en de oudsten van het volk naar Hem toe en vroegen Hem: Op
grond van welke bevoegdheid doet U die dingen? Wie heeft U het recht gegeven om
zo te handelen?
Jezus antwoordde: Ik zal u een vraag stellen; als u me daarop antwoord geeft,
zal Ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid Ik zo handel. Doopte Johannes in
opdracht van de hemel of in opdracht van mensen? Antwoord mij.
Ze overlegden met elkaar en zeiden: Als we zeggen: Van de hemel, zal Hij
zeggen: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? Maar als we zeggen: Van mensen,
wat dan? Ze waren namelijk bang voor de menigte, want iedereen hield Johannes
voor een echte profeet.
Dus zeiden ze tegen Jezus: We weten het niet.
En Jezus zei tegen hen: Dan zeg Ik ook niet op grond van welke bevoegdheid Ik
die dingen doe.
De Schriftgeleerden vragen Jezus naar zijn gezag. Hij ontwijkt
hun vragen, want het zou niets helpen als Hij zou antwoorden. Zij blijven
aandringen en staan niet open voor Gods openbaring. Om Hem echt te kunnen
ontmoeten en te herkennen als hun Messias, zouden zij meer open en ontvankelijk
moeten zijn.
Toen Jezus zich in de tempel
ophield, kwamen de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het
volk naar Hem toe en vroegen Hem: Op grond van welke bevoegdheid doet U die
dingen? Wie heeft U het recht gegeven om zo te handelen?
Wat deed Jezus dan ?
Kopers en verkopers van het tempelplein afjagen, tafels van geldwisselaars
omver werpen, stoeltjes van duivenverkopers omver gooien, verbieden iets over
het tempelplein te dragen,...
Met welke bevoegdheid ? Met
wie zijn volmacht ? 'Mij is alle macht gegeven
in de hemel en op aarde', lezen we bij Matteüs in hfst 28.
Of bij Marcus al in het eerst hfst:
'Hij sprak niet zoals de schriftgeleerden, maar als iemand die gezag heeft'.
Of elders: 'Voorwaar
voorwaar, Ik zeg u...'. Of gewoon: 'Maar Ik zeg u'.
Het is waar omdat Hij het zegt, Hij die gezegd heeft de weg, de waarheid en het
leven te zijn.
In zijn spreken, in zijn Ik, zit een inwendige zekerheid, een inwendige macht,
de macht van de heilige Geest.
Wat als Hij nu zo eens iets
doet in ons eigen hart ?
Een inwendige tempelreiniging zeg maar.
Zo'n innerlijke reiniging kan allerlei vormen aannemen.
Als we zorgen hebben kan Hij ons op een gegeven ogenblik zeggen: 'Wees niet
bezorgd, Ik ben er toch, Ik ben er voor u, Ik heb zorg voor u. Ik zal uw zorgen
met u dragen, je bent echt niet alleen in het dragen van je zorg.'
Of als het niet meer gaat, kan Hij inwendig zeggen: 'Ik ben er ook nog, je
vergeet me. Probeer innerlijk wat rustig te worden en richt je tot mij die in
je woont. Verenig je met mij opdat je rust en licht vindt in God.'
Of als we dragers van haat zijn, moeilijk kunnen vergeven, dan kan Hij
vanbinnen zeggen: 'Kom naar mij, jij die dat niet uit jezelf kunt, laat me u
tot mij nemen opdat Ik je hart van steen kan veranderen in een hart van vlees,
opdat er leven en verzoening uit mag voortvloeien. Geef je aan mij.'
Of als het gebed droog en duister is: 'Wees trouw, je dorheid dient niet tot
niets, Ik maak je enkel gratuïet in de liefde, Ik maak je volwassen in het
geloof; een geloof dat niet steunt op sentiment maar op pure liefde, op naakt
geloof.'
Enz.
Zo kan Jezus de hele dag, van
de vroege morgen tot de late avond, bezig zijn de tempel van ons hart te
reinigen.
Laten we goede luisteraars worden van ons geweten; de plek waar God ons
zichzelf wil tonen, onszelf in een spiegel plaatst, ons wil reinigen, ten
diepste genezen.
Broeders en zusters,
u weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent
vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met
kostbaar bloed, van een lam zonder smet of gebrek, van Christus. Al voor de
grondvesting van de wereld is Hij door God uitgekozen, en nu is Hij, aan het
einde van de tijd, verschenen omwille van u. Door Hem gelooft u in God, die Hem
uit de dood heeft opgewekt en Hem laat delen in zijn luister, zodat uw geloof
tevens hoop is op God.
Nu u gehoorzaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd en kunt u oprecht
van uw broeders en zusters houden; heb elkaar dan ook onvoorwaardelijk lief,
met een zuiver hart, als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk
maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levende en altijd blijvende woord.
De mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras
verdort en de bloem valt af, maar het woord van de Heer blijft eeuwig bestaan.
Dit woord is het evangelie dat u verkondigd is.
De verlossing van het uitverkoren
volk uit Egypte wordt hier gezien als een aanzet voor de verlossing van Christus.
Hij was het die als een lam zichzelf gaf tot het einde. Het is een aansporing
voor alle gelovigen om elkander te beminnen met oprechte broederliefde.
Jezus sloeg zijn ogen op naar de hemel en zei:
Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de
Zoon uw grootheid tonen.
Hij heeft van U macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die U
Hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken.
Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U
gezonden hebt, Jezus Christus.
Ik heb op aarde uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat U mij
opgedragen hebt.
Vader, verhef mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die Ik bij U had
voordat de wereld bestond.
Ik heb aan de mensen die U mij uit de wereld gegeven hebt uw Naam
bekendgemaakt. Zij waren van U, maar U hebt hen aan mij gegeven. Ze hebben uw
woord bewaard, en nu begrijpen ze dat alles wat U mij hebt gegeven, van U komt.
Ik heb de woorden die Ik van U ontvangen heb aan hen doorgegeven, zij hebben ze
aanvaard en nu weten ze echt dat Ik van U gekomen ben, en ze geloven dat U mij
hebt gezonden.
Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die U mij hebt
gegeven, omdat zij van U zijn - alles wat van mij is, is van U, en alles wat
van U is, is van mij en omdat in hen mijn grootheid zichtbaar geworden is.
Ik ben al niet meer in de wereld, Ik ga naar U toe, maar zij blijven wel in de
wereld.
Heilige Vader, bewaar hen door uw Naam, de Naam die U ook aan mij gegeven hebt,
zodat zij één zijn zoals wij één zijn.
Jezus' gebed is als het ware een
geestelijk testament. Hij roept ons op tot trouw aan onze zending: God brengen
in onze wereld. God staat aan het begin en aan het einde van ons leven.
In Christus leven betekent deelnemen aan zijn zending. Het betekent in eenheid
met Hem God aanwezig brengen in de wereld waarin we leven, tot bij de mensen
die wij doorheen de dag ontmoeten, in het werk dat we dagelijks doen.
In Christus leven betekent deelnemen aan zijn Liefde tot God en medemens,
doorheen actie en gebed.
In Christus leven betekent je leven als christen ernstig nemen, fris en
welgezind
Terwijl Apollos in
Korinte verbleef, kwam Paulus na zijn reis door het binnenland in Efeze aan.
Hij ontmoette daar enkele leerlingen, aan wie hij vroeg: Hebben jullie de
heilige Geest ontvangen toen jullie het geloof aanvaardden?
Ze antwoordden: Nee, we hebben zelfs niet gehoord van het bestaan van een
heilige Geest.
Hij vroeg: Hoe zijn jullie dan gedoopt?
Met de doop van Johannes , antwoordden ze.
Daarop zei Paulus: Johannes doopte de mensen om hen een nieuw leven te laten
beginnen en zei tegen hen dat ze moesten geloven in degene die na hem kwam, in
Jezus.
Toen ze dat gehoord hadden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus,
en toen Paulus hun de handen had opgelegd daalde de heilige Geest op hen neer,
zodat ze in klanktaal gingen spreken en profeteerden. De voltallige groep
bestond uit ongeveer twaalf mensen.
De volgende drie maanden ging hij regelmatig naar de synagoge, waar hij
vrijmoedig met de bezoekers sprak over het koninkrijk van God en hen met zijn
uiteenzettingen trachtte te overtuigen
Johannes de Doper was de voorloper van
Jezus. Het doopsel dat hij toediende was een voorbereiding op de verkondiging
van de Blijde Boodschap en de navolging van Jezus. Te Efeze ontmoet Paulus,
lang na de dood van Jezus, enkele leerlingen van Johannes die Christus nog niet
kennen. Ze zijn bereid christenen te worden en ontvangen de heilige Geest.
Zoals te Jeruzalem gaat deze gave gepaard met een pinksterwonder.
Geliefde broeders en zusters,
als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben.
Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons
en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden.
Dat wij in Hem blijven en Hij in ons, weten we doordat Hij ons heeft laten
delen in zijn Geest.
En we hebben zelf gezien waarvan we nu getuigen: dat de Vader zijn Zoon
gezonden heeft als redder van de wereld.
Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft
hij in God.
Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop.
God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem.
God blijft in ons en wij in Hem door de liefde en door het
geloof in zijn Zoon, wat een gave is van de Geest.
In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de
daden en het onderricht van Jezus beschreven, vanaf het begin tot aan de dag
waarop Hij in de hemel werd opgenomen, nadat Hij de apostelen die Hij door de
heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was.
Na zijn lijden en dood heeft Hij hun herhaaldelijk bewezen dat Hij leefde;
gedurende veertig dagen is Hij in hun midden verschenen en sprak Hij met hen
over het koninkrijk van God.
Toen Hij eens bij hen was, droeg Hij hun op: Ga niet weg uit Jeruzalem, maar
blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van Mij hebben
gehoord, in vervulling zal gaan. Johannes doopte met water, maar binnenkort
worden jullie gedoopt met de heilige Geest.
Zij die bijeengekomen waren, vroegen Hem: Heer, gaat U dan binnen afzienbare
tijd het koningschap over Israël herstellen?
Hij antwoordde: Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht
heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen
zullen plaatsvinden. Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen
jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en
Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.
Toen Hij dit gezegd had, werd Hij voor hun ogen omhoog geheven en opgenomen in
een wolk, zodat ze Hem niet meer zagen.
Terwijl Hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden,
stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. Ze zeiden: Galileeërs,
wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de
hemel is opgenomen, zalop
dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.
In het boek
van de Handelingen zet Lucas het verhaal van zijn evangelie verder. Tijdens de
ontmoetingen met zijn leerlingen tussen zijn verrijzenis en zijn hemelvaart
heeft Jezus het met hen herhaaldelijk gehad over hun zending en
verantwoordelijkheid in de komst van het koninkrijk van God. Wanneer Jezus er
niet meer is, zal de Kerk onder leiding van de heilige Geest op haar eigen
benen moeten staan om haar opdracht tot een goed einde te brengen.
Uit het evangelie volgens Mattëus
28, 16-20
De elf leerlingen gingen
naar Galilea, naar de berg waar Jezus hen had onderricht, en toen ze Hem zagen
bewezen ze Hem eer, al twijfelden enkelen nog.
Jezus kwam op hen toe en zei: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de
aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen
in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze
zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor
ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.
De verzamelde menigte
keerde zich tegen Paulus en Silas, waarna de stadsbestuurders hun de kleren van
het lijf lieten scheuren en bevel gaven hen met stokslagen te straffen. Nadat
ze een groot aantal slagen hadden gekregen, werden ze opgesloten in de
gevangenis, waar de gevangenbewaarder opdracht kreeg hen streng te bewaken.
Overeenkomstig dit bevel bracht hij hen naar de binnenste kerker en sloot hun
voeten in het blok.
Om middernacht waren Paulus en Silas aan het bidden en zongen ze lofliederen
voor God. De andere gevangenen luisterden aandachtig naar hen. Plotseling deed
zich een hevige aardschok voor, zodat de gevangenis op haar grondvesten trilde;
alle deuren sprongen open en bij iedereen schoten de boeien los.
De gevangenbewaarder schrok wakker, en toen hij zag dat de deuren van de
gevangenis openstonden, trok hij zijn zwaard om zelfmoord te plegen, want hij
dacht dat de gevangenen ontsnapt waren. Maar Paulus riep hem luidkeels toe:
Doe uzelf niets aan, we zijn immers nog allemaal hier! De bewaarder vroeg om
een fakkel, rende naar binnen en viel bevend voor Paulus en Silas op de grond.
Hij bracht hen naar buiten en vroeg: Zegt u mij, heren, wat moet ik doen om
gered te worden?
Ze antwoordden: Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw
huisgenoten.
En ze verkondigden het woord van de Heer aan hem en aan iedereen die bij hem
woonde.
Hoewel het midden in de nacht was, nam hij hen mee en maakte hun wonden schoon.
Meteen daarna werden hij en zijn huisgenoten gedoopt. Hij bracht hen naar zijn
woning boven de gevangenis en zette hun daar een maaltijd voor. Hij en al zijn
huisgenoten waren buitengewoon verheugd dat hij nu in God geloofde.
Christus
laat zijn leerlingen niet in de steek: ook Petrus werd op wondere wijze bevrijd
uit een kerker. Het laatste zinnetje uit deze lezing stelt ons de vraag of wij
wel echt blij zijn in ons geloof... Of hebben wij iets verloren laten gaan van
die fristheid en de vreugde van het jonge christendom...
Paulus en Silas hebben voor zich een
duidelijke keuze gemaakt. In de gevangenis geworpen, blijven ze vertrouwen op
de belofte van de Heer. Zij nemen niet de methode over van hen die hen
gefolterd hebben. Ze gaan op hun beurt niet over tot geweld. Zij kiezen voor
het stille verzet, in de lijn van de gekruisigde Christus. In de stilte van hun
donkere cel vertrouwen zij zich aan God toe, bidden tot Hem, danken Hem omdat
ze door hun lijden iets mogen bijdragen tot het heil en het geluk van de
wereld.
Wanneer ze dan ook nog beginnen te
zingen, verstaan de gevangenen er niets meer van. Dat is vaak zo.
Waarom zingen en juichen christenen
eigenlijk ?
Wat valt er te zingen in een wereld vol haat ?
Wel, er valt te zingen omdat er een uitweg bestaat uit al het kwaad en omdat
het kwaad niet hoeft te overwinnen.
Daarom valt er te zingen !
Het wordt tijd nieuwe zangers de wereld
in te zenden met het lied van Gods bevrijding op de lippen.
Eigenlijk zouden we moeten zingen alsof het de lust van ons leven is.
Jezus sprak tot zijn
leerlingen:
'Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn
liefde: je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals Ik me
ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. Dit zeg
ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn.
Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad.
Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. Jullie zijn
mijn vrienden wanneer je doet wat Ik zeg.
Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester
doet; vrienden noem Ik jullie, omdat Ik alles wat Ik van de Vader heb gehoord,
aan jullie bekendgemaakt heb.
Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar Ik jullie, en Ik heb jullie opgedragen
om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht.
Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal Hij je geven.
Dit draag Ik jullie op: heb elkaar lief.'
'Jullie hebben niet mij
uitgekozen, maar Ik jullie'
Het is Christus die ons kiest. En door
het feit dat Hij kiest dragen wij een roeping in ons.
Dat Hij kiest, daar hebben we het doorgaans niet zo moeilijk mee, integendeel.
We kunnen er ons toe gevleid voelen. Maar dat Hij ook roept das heel andere
koek. Want roeping veronderstelt een antwoord; in dit geval een ja-woord.
Daar de mens fundamenteel vrij is (ook
voor God!) kan hij in plaats van ja ook ook nee zeggen. Wat jammer zou
zijn, want dan ontlopen we onszelf en staan we niet toe dat we onze diepste
identiteit vinden (die enkel in God te vinden is).
Wie ja zegt op Jezus roep laat toe dat Hij ons vormt. Het is geen
vanzelfsprekende weg, eerder een geheimnisvol gebeuren dat zich dag op dag
steeds dieper in ons zal voltrekken. Het is een voortdurend sterven aan ons
oppervlakkig ik (dat wilt leven vanuit zichzelf) om meer en meer tot leven te
komen in God, zijn ware ik. Wie dit klaarspeelt zal uiteindelijk zich thuis
weten in de woorden uit het boek Genesis: Ik heb u geschapen naar mijn beeld
en gelijkenis.
Gebed, biddend leven, is dé sleutel om
deze weg te gaan. Het is ons door God laten opnemen, Hem er door ons laten
zijn. Het is je laten verenigen met Christus in de liefde van de Geest om beeld
van de Liefde te kunnen worden.
Laat ons niet enkel bidden, laat ons
gebed zijn om vrucht te dragen, zoals de Heer ons vandaag zegt: blijvende
vrucht
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
'Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader Mij heeft liefgehad. Blijf in mijn
liefde: je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals Ik me
ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. Dit zeg
Ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn.
Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad. Er is
geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden.
Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat Ik zeg. Ik noem jullie geen
slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem Ik
jullie, omdat Ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie
bekendgemaakt heb.
Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar Ik jullie, en Ik heb jullie opgedragen
om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht.
Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal Hij je geven.
Dit draag Ik jullie op: heb elkaar lief.'
'Ik
heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde:
je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals Ik me ook aan
de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. Dit zeg Ik tegen
jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn.'
Een
christen is geroepen in de vreugde van de Heer te leven; niet alleen drager te
zijn van deze vreugde, maar ook uitdrager. In de vreugde verheerlijkt hij niet
enkel de Vader, maar getuigt hij ook van de diepe vreugde die de Vader, de Zoon
en de Geest met elkaar voortdurend delen. Aan de tafel van deze Drie-ene liefde
is de christen geroepen plaats te nemen om te delen in Gods vreugde.
Deze
deelname is het gevolg van het liefhebben. Of beter gezegd: het gebeurt
tegerlijkertijd. Wie in de Heer blijft en alzo liefheeft, tafelt op die moment
met de Drie-eenheid en deelt in hun vreugde. Net zoals de Vader, de Zoon en de
Geest elkaar voortdurend liefde geven en ontvangen, zo zal de christen ook
voortdurend liefde ontvangen van Hen en deze ook steeds teruggeven. De christen
zal volkomen delen in de vreugde van de Drie-ene God.
Concreet
betekent dit dat wij geroepen zijn hier op deze wereld alles en allen (allen !)
te beminnen vanuit en in de liefde van Christus, het kruis in ons dragend als
bron van genade om te kunnen liefhebben. Dan zal onze vreugde volkomen zijn...
Jezus sprak tot zijn
leerlingen :
'Wanneer de wereld je haat, bedenk dan dat ze Mij eerder haatte dan jullie.
Als jullie bij de wereld zouden horen, zou ze jullie hebben liefgehad als iets
van haarzelf, maar jullie horen niet bij haar, want Ik heb jullie uit de wereld
weggeroepen. Daarom haat ze jullie.
Denk aan wat Ik gezegd heb: een slaaf is niet meer dan zijn meester. Ze hebben
Mij vervolgd, dus zullen ze ook jullie vervolgen; maar wie zich aan mijn
woorden gehouden heeft, zal zich ook aan jullie woorden houden.
Dit alles zullen ze jullie vanwege mij aandoen, want ze kennen Hem niet die Mij
gezonden heeft.
Als jullie bij de wereld zouden
horen, zou ze jullie hebben liefgehad als iets van haarzelf, maar jullie horen
niet bij haar, want Ik heb jullie uit de wereld weggeroepen.
Wie zijn christen-zijn ter harte neemt, zal het
kruis van de Heer altijd aan zijn zijde weten. Vroeg of laat komt men immers in
conflict met de 'wereld' waar de drang naar macht en geld, status, het spel der
competitie, de verheelijking van het 'ik', heel dikwijls de overhand heeft. Het
vraagt moed om daar afstand van te nemen en te houden.
We moeten ons daarvoor richten naar de Heer diep in
onszelf, naar zijn aanwezigheid in de ander die vraagt om liefde, naar de Kerk
van waaruit ons Hij wil bevruchten met zichzelf. Deze drie zijn in wezen één.
Laten we ons geven aan de Heer, Hij geeft zich aan
ons. Laat ons één worden met Hem opdat we zijn liefde mogen worden, groeiend in
Hem.
Laat ons heel bewust mét Hem leven in deze wereld,
zonder van haar te zijn.
'Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.
Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt Hij weg, en iedere rank die
wel vrucht draagt snoeit Hij bij, opdat hij meer vruchten draagt.
Jullie zijn al rein door alles wat Ik tegen jullie gezegd heb.
Blijf in mij, dan blijf Ik in jullie. Een rank die niet aan de wijnstok blijft,
kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als
jullie niet in mij blijven.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en Ik in
hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen.
Wie niet in mij blijft wordt weggegooid als een wijnrank en verdort; hij wordt
met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand.
Als jullie in mij blijven en mijn woorden in jullie, kun je vragen wat je wilt
en het zal gebeuren.
De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht
dragen en mijn leerlingen zijn.'
Dit evangelie helpt ons het antwoord te vinden op de
vraag van de eerste lezing. Christen zijn, is ingeënt zijn op Christus, de
wijnstok. Jezus in ons en wij in Hem. Geen sprake van besnijdenis, ras, kleur,
cultuur. Geloof in Jezus: er is geen andere weg om christen te zijn.
: 'Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als
iemand in mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij
kun je niets doen.'
Als wij in de Heer blijven, en Hij in ons, zullen we dus
vele vruchten dragen.
Het zullen niet onze vruchten zijn, maar de vruchten van de Heer. Door ons heen
zal Hij zijn vruchten voortbrengen.
Wilt dit zeggen dat we onze persoon in Hem moeten
verliezen, dat we onze persoonlijkheid helemaal moeten prijsgeven ?
Vraag is waar onze persoonlijkheid te vinden is.
Het evangelie leert ons dat onze ware identiteit te vinden is in Christus. Met
andere woorden, wie in Christus leeft zal zijn ware identiteit vinden.
Ons ware ik, waarvan God gezegd heeft dat Hij het geschapen heeft naar zijn
beeld en gelijkenis, zal meer en meer tot bloei komen in de Heer.
Ons valse ik, dat leeft voor zichzelf, zal afsterven in Christus om met Hem te
verrijzen tot ons ware ik.
Dàt ik, dat leeft in eenheid met de Heer, zal vrucht dragen, véél vrucht.
'Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de
wereld die niet geven kan.
Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.
Jullie hebben toch gehoord dat Ik zei dat ik wegga en bij jullie terug zal
komen? Als je me liefhad zou je blij zijn dat Ik naar mijn Vader ga, want de
Vader is meer dan Ik.
Ik vertel jullie dit nu, voordat het gebeurt, zodat jullie het geloven wanneer
het zover is.
Ik kan niet lang meer met jullie spreken, want de heerser van deze wereld is al
onderweg. Hij heeft geen macht over mij, maar zo zal de wereld weten dat Ik de
Vader liefheb en doe wat de Vader me heeft opgedragen.'
De Heer geeft zijn vrede. Hoe ouder een mens wordt, des te meer
hij inziet dat de ware vrede en rust van het hart wellicht pas na de dood voor
ons zijn weggelegd. Toch geeft Jezus zijn vrede nu reeds. Wat er ook gebeurt in
ons leven, die vrede, die rustige zekerheid, moet steeds de bovenhand hebben
over onrust en twijfel.
De Heer vraagt niet of wij zijn
vrede willen. Hij geeft en schenkt ons zijn vrede, Hij laat haar ons na.
En een geschenk van de Heer kan men toch niet afwijzen...
Dikwijls denken we dat we Gods
vrede moeten zoeken. Enerzijds is dat natuurlijk waar, anderzijds ook niet.
Het is niet waar, omdat wat gegeven wordt niet moet gezocht worden. Gods vrede
is ons gegeven. De levenskunst bestaat erin ons te ruste te leggen in deze
vrede, om door haar opgenomen haar uit te dragen in al ons doen en laten.
Anderzijds moeten we haar ook zoeken, in de zin dat het een act van ons vraagt
om ons te ruste te leggen in haar. Dat vraagt een houding, een levenshouding,
een gebedshouding. Het vraagt liefde voor stilte, voor tijd, voor woestijn,
voor geduld.
Vanuit deze gekregen vrede mogen we
dan leven, mogen we zingen, kiezen, mensen ontmoeten, werken, ontspannen, ons
verwonderen, Wie Gods Vrede kan bewaren zal zich niet zo snel van de wijs
laten brengen. Of om het met woorden van Paulus te zeggen: niets zal hem nog
kunnen scheiden van de liefde van Christus.
Kun je je een mooier leven
inbeelden ?
Wel een makkelijker, maar geen mooier !
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
'Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Iedere rank aan mij
die geen vrucht draagt snijdt Hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt
snoeit Hij bij, opdat hij meer vruchten draagt. Jullie zijn al rein door alles
wat Ik tegen jullie gezegd heb.
Blijf in mij, dan blijf Ik in jullie. Een rank die niet aan de wijnstok blijft,
kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als
jullie niet in mij blijven.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en Ik in
hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen.
Wie niet in mij blijft wordt weggegooid als een wijnrank en verdort; hij wordt
met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand.
Als jullie in mij blijven en mijn woorden in jullie, kun je vragen wat je wilt
en het zal gebeuren. De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden wanneer
jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn.'
Met een beeld uit de wijnbouw maakt
Jezus duidelijk hoe innig Hij met zijn Vader en met zijn leerlingen verbonden
is. God is de wijnbouwer, Jezus de wijnstok en de leerlingen zijn de takken,
die de druiven dragen. Dit laatste kan maar wanneer zij verbonden blijven met
Hem. Gesnoeid door de beproeving zullen zij nog meer vruchten dragen
Jezus sprak: 'Wees niet
ongerust, maar vertrouw op God en op mij.In het huis van mijn Vader zijn veel
kamers; zou Ik anders gezegd hebben dat Ik een plaats voor jullie gereed zal
maken? Wanneer Ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom Ik terug. Dan
zal Ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar Ik ben. Jullie
kennen de weg naar waar Ik heen ga.
Toen zei Tomas: Wij weten niet eens waar U naartoe gaat, Heer, hoe zouden we
dan de weg daarheen kunnen weten?
Jezus zei: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader
komen dan door mij.
Ieder van ons zoekt zijn weg naar het ware geluk, elke mens streeft
naar waarheid, ieder wil ten volle leven. En dan horen we die prachtige woorden
van Jezus: 'Ik ben de weg, de waarheid en het leven'. Gaan we met Hem mee ?
Jezus verklaarde met
luide stem:
Wie in mij gelooft, gelooft niet in mij, maar in Hem die mij gezonden heeft,
en wie mij ziet, ziet Hem die mij gezonden heeft.
Ik ben het licht dat naar de wereld is gekomen, opdat iedereen die in mij
gelooft niet meer in de duisternis is.
Als iemand mijn woorden hoort maar ze niet bewaart, zal Ik niet over hem
oordelen. Ik ben immers niet gekomen om over de wereld te oordelen, maar om de
wereld te redden.
Wie mij afwijst en mijn woorden niet aanneemt heeft al een rechter: alles wat
Ik gezegd heb zal op de laatste dag over hem oordelen.
Ik heb niet namens mezelf gesproken, maar de Vader die mij gezonden heeft,
heeft me opgedragen wat Ik moest zeggen en hoe Ik moest spreken.
Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent.
Alles wat Ik zeg, zeg Ik zoals de Vader het mij verteld heeft.
Christus is licht, vreugde,
leven. Hij veroordeelt niet maar brengt liefde en verlossing. Zijn boodschap
brengt leven en geen dood
Jezus is het licht
dat door de Vader naar de wereld gezonden is. Wie in Hem gelooft, wie zich aan
Hem geeft, leeft en beweegt in dit licht. Hij ziet de wereld en God vanuit en
in dit licht. Hij weet zich verlost van elke vorm van duisternis opdat hij zich
weet opgenomen door het licht, door Christus zelf.
Dit is voor de mens echter geen wit-zwart gebeuren. Hoewel hij ten diepste
verlost is, zal hij moeten toegroeien naar dit licht.
Deze groei bestaat in het zich toevertrouwen aan de Heer, aan zijn leven in
ons.
In Jeruzalem werd het feest
van de Tempelwijding gevierd; het was winter.
Jezus liep in de tempel, in de zuilengang van Salomo. Daar kwamen de Joden om
Hem heen staan, en ze vroegen hem: Hoe lang houdt U ons nog in het onzekere?
Als U de Messias bent, zeg het ons dan ronduit.
Jezus antwoordde: Dat heb Ik u al gezegd, maar u gelooft het niet. Wat Ik
namens mijn Vader doe getuigt over mij, maar u wilt me niet geloven, omdat u
niet bij mijn schapen hoort. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, Ik ken ze
en zij volgen mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en
niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles
te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, en de Vader en Ik
zijn één.
Christen-zijn, Christus
volgen, kan men alleen in geloof, in overgave aan de levende Heer. Wij moeten
kiezen tussen echt geloof en schijngeloof. Geloven in het eeuwig leven
betekent, dat eeuwig leven hier op aarde reeds beginnen te leven, of anders
gezegd: nu reeds leven in de Heer. In dit evangelie wordt ook
uitdrukkelijk gezegd dat christendom niet alleen medemenselijkheid is, maar ook
medegoddelijkheid.
De herder roept en blijft roepen. Ook al zal
de roep van de Heer niet op alle momenten van het leven even duidelijk of
expliciet zijn, Hij blijft roepen. Alles zal Hij gebruiken: de stilte in ons gebed,
de bijbel, ontmoetingen, kunst, natuur, momenten van vrede en vreugde, stormen,
woestijnervaringen, eenzaamheid, ziekte,... in alles roept Hij: 'Kom, en volg
mij'.
Laten we gevoelig worden voor zijn stem. Laten
we haar liefhebben en diep koesteren.
Dat zijn stem ons van binnenuit in beweging mag zetten ons te laten opnemen in
Gods liefde.
'Ik
ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Een
huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is,
laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet
aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is een
huurling en de schapen kunnen hem niets schelen.
Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals
de Vader mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.
Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook
die moet Ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één
kudde zijn, met één herder.
De Vader heeft mij lief omdat Ik mijn leven geef, om het ook weer terug te
nemen.
Niemand neemt mijn leven, Ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om
het weer terug te nemen; dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb
gekregen.'
Omdat de schapen hem niet
toebehoren, laat de huurling hem gemakkelijk in de steek. Christus is de Goede
Herder. Hij kent zijn schapen en Hij zorgt voor hen. De Vader wil dat zijn
schapen een nieuw leven leiden. En omdat de Vader zo met ons begaan is, zal de
Zoon in alle vrijheid zijn leven geven.
Jezus
is de herder die naar God leidt. Hij brengt zijn schapen naar daar waar hun
diepste thuis is: bij God.
Mag Hij voor ons ook die herder zijn? Want laten we niet te snel denken dat wij
volledig in God leven. Allemaal hebben we in ons leven plekjes die vervreemd
zijn geraakt van God; plekjes die we, merkwaardig genoeg, soms koesteren. Het
zijn 'onze' plekjes, die we niet zomaar willen prijsgeven.
Jezus weet dat, en kent als geen ander onze angst om 'alles' prijs te geven.
Hij kent onze angst om helemaal van Hem te zijn, want... ja, dan moeten we gaan
liefhebben, ook waar het pijn doet.
'Ik ben de goede herder.
Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Een huurling, iemand die
geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in
de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt
de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is een huurling en de schapen
kunnen hem niets schelen.
Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals
de Vader mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.
Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook
die moet Ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één
kudde zijn, met één herder.
De Vader heeft mij lief omdat Ik mijn leven geef, om het ook weer terug te
nemen. Niemand neemt mijn leven, Ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven
en om het weer terug te nemen dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb gekregen.'
Liefde betekent hier wederzijdse kennis. De Vader
kent de Zoon en de Zoon kent de Vader. Op dezelfde wijze kent de herder,
Christus, zijn schapen en zijn schapen kennen Hem. Hij kent er ook nog anderen,
die Hem nog niet kennen. Ook voor hen heeft de Heer zijn leven gegeven, opdat
ze naar zijn stem zouden luisteren. Dan zal er maar één kudde meer zijn.
25 Ze vonden hem aan
de overkant van het meer en vroegen: Rabbi, wanneer bent u hier gekomen? 26
Jezus zei: Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt
gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. 27 U moet geen
moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en
eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf,
heeft hem die volmacht gegeven. 28 Ze vroegen: Wat moeten we doen? Hoe doen
we wat God wil? 29 Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij
gezonden heeft, antwoordde Jezus.
30 Toen vroegen ze:
Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u
geloven. Wat kunt u doen? 31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn
gegeten, zoals geschreven staat: Brood uit de hemel heeft hij hun te eten
gegeven. 32 Maar Jezus zei: Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u
het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood
uit de hemel. 33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en
dat leven geeft aan de wereld. 34 Geef ons altijd dat brood, Heer! zeiden
ze toen. 35 Ik ben het brood dat leven geeft, zei Jezus. Wie bij mij komt
zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst
hebben. 36 Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me
gezien. 37 Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij
komt zal ik niet wegsturen, 38 want ik ben niet uit de hemel neergedaald om
te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. 39 Dit
is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij
gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de
laatste dag. 40 Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem
gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal
opwekken.
41 De Joden begonnen
te protesteren omdat hij zei dat hij het brood was dat uit de hemel was
neergedaald. 42 Dat is toch Jezus, de zoon van Jozef? We weten toch wie zijn
vader en moeder zijn? Hoe kan hij dan zeggen dat hij uit de hemel is
neergedaald? 43 Jezus zei: Ik hoor u bezwaren maken. 44 Toch kan niemand
bij mij komen, tenzij de Vader die mij gezonden heeft hem bij me brengt, en
ik zal hem op de laatste dag tot leven wekken. 45 Het staat geschreven in de
Profeten: Zij zullen allemaal door God onderricht worden. Iedereen die naar
de Vader luistert en van hem leert komt bij mij. 46 Niet dat iemand ooit de
Vader gezien heeft alleen hij die van God komt, heeft hem gezien. 47 Waarachtig,
ik verzeker u: wie gelooft,