1980-06-29, op zee
Dag Vader en Moeder, het is dringend
Ze spraken vandaag over een boek en ik zou dat boel dolgraag in levende lijve bezitten om het eventueel te lezen ook nog. Titel : The Supertanker. Ik weet niet of het in het Nederlands vertaald is. Zo ja, graag de vertaling. Auteur : Mosterd. Of zijn naam op zijn Engels geschreven wordt weet ik niet. mustard
(Noël Mostert, Supership, 1974?, ISBN13: 9783811831100)
En of hij soms een Amerikaan zou zijn weet ik ook niet. Hij is/was Canadees. Onderwerp : in de machinekamer van een groot schip, een mammoet tanker, wat toen mammoet heette gebeuren onregelmatigheden ivm de veiligheid en de uitbating van het schip. Dat wordt ontrafeld. Daarna worden de slechten gestraft en de goeien gaan naar de hemel, vroeg of laat. Misschien is er wel een proces bij. Lekker. Dat boek zou ik graag hebben. Maar omdat ik er zo weinig van weet en er onmogelijk meer kan van te weten komen, zal het speurwerk worden, vrees ik.
Nu dacht ik zo, bij mijn eigen, ik heb 1 vader en 1 moeder en die zitten vlak bij de bron, en die kunnen misschien al beginnen speurneuzen terwijl ik rustig busy ben met varen op de woelige baren. Arrè vooruit, doetanekeer voor mij afteblift.
Er is voor de moment zoveel mist dat ge buiten geen hand voor de ogen ziet, laat staan een ander schip. Om de drie minuten laten ze boven de misthoorn, de scheepstoeter gaan gedurende drie seconden. Hier is geen kat in de buurt, maar reglementen zijn reglementen, zelfs en vooral op volle zee. Plezant voor de mensen die aan de facing slapen, maar een ervaren zeebonk geeft nooit toe dat zij/hij last heeft van de scheepshoorn. Dat gelamenteer is goed voor passagiers, maar wij, wij kunnen daartegen newaar. Vooral ik, ik slaap aan de achterkant. De achterkant is een woord voor walmensen hoor, onder zeelieden spreken we over ‘the poop’, de poep, maar ik hou mijn scheepsjargon zo wat in, anders wordt het onleesbaar voor ulle.
Goed, die mist dus. De ’pitein komt de brug niet meer af. Hij heeft er al twee dagen geslapen, op de seat. Gemakkelijk voor mij, ik moet zijn bed niet opdekken. Zijn humeur verbetert er niet op, maar dat is een ander probleem.
Verder is den ottomatik kapot -automatische piloot was stuk en moet er met de hand gestuurd worden. Dat heet ‘wiel lopen’. Ik heb in beter weer ook eens een uurke wiel gelopen, met iemand naast mij, en het is stom-vervelend werk. Ge kunt zo maar niet varen waar ge wilt en het duurt precies uren eer een schip luistert. Hoe ze met zo’n log vehikel zonder schade door Panama en Suez geraakt zijn begrijp ik niet meer. Ik leef deze dagen in diep ontzag voor de Matrozen, de Stuurlieden en de Pitein, voor allen die Het Wiel mogen bedienen. Tot hen spreek ik nu met eerbiedige fluisterstem. Wanneer ik hen goeiemorgen wens maak ik weer een kniksje met de knie, zoals ons geleerd werd bij de nonnen.
Elke maaltijd ga ik met de frikoo -het eten- van de Pitein naar de brug. Dat is vijf trappen. Gelukkig doet hij regime, -is op dieet- en dat scheelt een stuk. Bij de vorige Piteins was de plateau afgeladen vol. Zijn trainingsfiets -hometrainer- staat nu ook op de brug. We hadden er in Japan een fietsbel moeten voor kopen.
Als ze in Long Beach geen spare parts -wisselstukken- leveren, blijft heel het departement dek wiel lopen tot we in Europe zijn. Dat is nog een maand varen. Prettig vooruitzicht. Maar als de mist opklaart dan ben ik al tevreden. Heel belangrijk voor het schip hoor, als de stewardessen maar tevreden zijn, dan varen we goed.
Overdrijven is ook een vak, hé?
Ik kijk elke morgen door den hublot -de patrijspoort- om te kijken wat voor weer het is. Het is elke dag eten-op-de-brug-weer. Ik hou de mist al even goed in het oog als den ouwe himself.
Dag Ma, dag Pa, ik stop ermee, ik ga nu iets anders doen. Wat weet ik niet, nog niet. Eerst ga ik eens kijken of ik ergens kan buurten.
|