de reputatie van de allereerste stewardessen
Wanneer juist de koopvaardij ook met stewardessen begon te werken en niet met enkel stewards weet ik niet, ergens in de jaren zestig als ik me goed herinner, maar er werd gezegd dat de eerste stewardessen prostituees fin de carrière waren. Mogelijk om nog iets of wat sociale zekerheid te verwerven, denk ik nu, achteraf bekeken. Hun taakomschrijving aan boord vonden ze niet bindend, of op zijn minst bespreekbaar. Met alle gevolgen voor het onderhoud binnen het kasteel, de huishouding en de sfeer aan boord natuurlijk.
Achteraf bekeken vraag ik me af waarmee ze betaald werden. Op zee hadden de zeevarenden weinig baar geld en in haven waren er jongere dames beschikbaar aan wie ze het voorschot-in-haven zouden besteden.
’k Zag al een huishouding met twee Zwarte Lola’s ipv twee stewardessen. Daar had ik niet bij willen zijn. Nog niet als vlieg aan de wand.
Maar dat verhaal nam ik toen voor echt want het was vóór mijn tijd en alles wat voor mijn tijd gebeurd was én waar mondelinge getuigenissen van circuleerden hoorde bij de Kleine Geschiedenis van de Gewone Mensen. Dat was toen al mijn dada. Ik ging ’s avonds soms naar de mess-matrozen om verhalen van anciens te horen. Als de mannen aan het kaarten waren verdween ik weer, als ze niet kaartten kreeg ik er soms ene op zijn praatstoel en dat was genoeg. Zijn verhaal maakte andere los en ik hoorde van die paar veteranen onder de matrozen verhalen en verhalen, waarover ik dom genoeg niks genoteerd heb. Geen letter.
Al die verhalen gingen over schepen die tot het type General Cargo hoorden. Dwz dat de lading bestond uit stukgoed, gemengde lading, zakken, kratten, vaten, kisten, paletten, rollen staalplaat, bobijnen staaldraad … die lading zeevast zetten was de job van de stouwer. Heel belangrijke job. Hij was de man die moest zorgen dat de lading niet begon te schuiven op zee. Zelf vaarde de stouwer niet mee, hij was havenarbeider. Een general cargo ligt natuurlijk langer in haven dan een bulkcarrier of een tanker of een containerschip. En veel van die verhalen speelden zich in verre havens af. Verhalen om met gespitste oren naar te luisteren.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Havenarbeider
Nu, om over de eerste stewardessen verder te vertellen. Of Yvonne ze ooit meegemaakt heeft weet ik niet, maar zij hamerde er wel op dat we de juiste werkkledij moesten dragen. En het juiste schoeisel! Schorten en lage schoenen, beroepskledij. Dat tenue was inderdaad gemakkelijk en dus belangrijk, heb ik later op andere schepen gemerkt aan de collega’s die er anders over dachten. En ooit schoot me ook een raad van een lerares Frans te binnen: met de juiste BH en met het juiste parfum kan men alles dragen. En dat is ook zo, dan lijkt zelfs de meest vormeloze overall op een drapage.
’t tenue van een kok
Toen Yvonne na vier maanden afmonsterde en vervangen werd, zag ik bij Henri iets veranderen. Hij bleef soms dagen ongeschoren, in een tijd dat de stoppelbaard nog niet in de mode was. Hij droeg niet meer de witte bakkerspantalons waar Yvonne haar fierheid uit haalde, maar de grijs-witte pied de poule broeken die na verloop van tijd een beetje vormeloos om zijn lijf hingen. En zijn schorten, de voorbinders, wisselde hij niet meer tweemaal per dag. Kortom, als zijn vrouw weg was, vielen haar maatstaven ook weg. Eigenlijk zag hij er uit als een doorsnee scheepskok, maar dit was mijn eerste schip dus kon ik nog niet vergelijken. Tot dan toe dacht ik dat alle koks, door de aard van het beroep, er dag-in-dag-uit netjes en zelfs picobello uitzagen. Latere schepen heb ik gezien, beseft en begrepen dat het zeer zelden zo was. Chefs die de netheid in de keuken doortrokken naar netheid op hun persoon waren eerder uitzonderingen. Jammer dat ik dit er moet bij vertellen, maar het is zo.
de vervangster, mijn tweede collega
De nieuwe collega hanteerde absoluut niet dezelfde maatstaven, de criteria die ik ondertussen als de maatstaven ‘van het huis’ was gaan beschouwen. Bleuke dat ik toen nog was. De nieuwe collega was ook vooraan in de 50, dus van dezelfde leeftijdscategorie als mijn enig en uniek voorbeeld, maar ik stond vrij vlug alleen met de maatstaven.
Een voorval dat me bijgebleven is, is de boter. Tot dan toe werden de blokje boter van 250 gr in drie gesneden, en per vier personen werd zo’n reep van ongeveer 80 gram op tafel gezet in een rechthoekig schoteltje. Na elke maaltijd werd de boter afgeruimd en in de frigo gezet, zo wordt ze minder snel ranzig. De restanten werden in een rechthoekig schoteltje verzameld en de volgende maaltijd werden werden nieuwe reepjes boter op tafel gezet. Ongeveer 20 minuten voor de service kwam iemand van ons die schaaltjes op de tafels zetten, zodat de boter smeerbaar was wanneer de service begon. Er moest trouwens toch brood gesneden worden ook, dus dat ging in één moeite door.
Na een aantal dagen vulden de restantjes het rechthoekig schoteltje. De inhoud van dat schoteltje werd opnieuw in drie reepjes van 80gr verdeeld en zo op tafel gezet. Dus geen verspilling, bij ons werd geen boter ranzig!
Een van de eerste dagen met de nieuwe collega merkte ik dat de boter van het ontbijt nog altijd op de tafels stond, ze was niet afgeruimd. Een verstrooidheid natuurlijk, dacht ik. Neenee, geen verstrooidheid. Medam vond het niet nodig om de boter af te ruimen en later weer op tafel te zetten. Dat was dubbel werk. En zij sneed de boters ook niet in drie repen, zij legde in elk botervlootje een pak boter van 250g. Met alle verschillende messen die aan tafel in elk botervlootje gingen zag het klompje er uit als een terrein dat gebombardeerd was door broodkruimels. Smakelijk. Het mens had gewoon geen notie van service, van dienstverlening. Het was om van te huilen. En dit ging nog enkel over de boter.
Op een dag had ik haar nodig omdat ik wou vragen of ze efkes kon komen helpen met iets, iets dat ik waarschijnlijk niet alleen kon, een matras omdraaien of zo. ’t Waren toen nog van die zware matrassen hé. ’k Vond haar niet, ik liep alle cabines langs, ook die in mijn sector, en ik vond haar in de cabine van de 3de mecanicien. Daar zat ze boven op de schrijftafel, een sigaret in de ene hand, een glas whisky in de andere en de blik op oneindig …
Ten eerste : men gaat niet zitten in een cabine die werkterrein is. En al zeker niet bovenop een tafel. Ten tweede : whisky in de voormiddag? De eerste service moest nog beginnen! Het was nog geen 11h20, wil dat zeggen. Ten derde : wat deed ze in een cabine die in mijn sector lag?
En toen vielen een aantal puzzelstukken op hun plaats. Het verhaal was waar. Dat geverfd haar, sigaret, whisky, bovenop een tafel gaan zitten … zij was een Zwarte Lola. Ik was zwaar teleurgesteld. Niet omdat zij nog ergens een broodwinning zocht, ik was zwaar teleurgesteld dat na Yvonne het leven zo iemand op mijn pad gebracht had. ’k Herinner me zelfs haar naam niet. Met het poetswerk en de boter en al die andere dingen zou het dus nooit goed komen. Haar idee van dienstverlening situeerde zich op een gans ander plan dan de koopvaardij bedoelde. Tot zover de feiten.
Iets later kwam de schok van het besef : niet iedereen in deze wereld is een Yvonne. Dat ik vanaf nu zonder haar zou verder moeten. Dat ik er alleen voor stond, alle komende schepen, alle komende jaren. Het was een enorm verlaten gevoel. Wat moest ik doen? Wat moest ik doén? We zien wel. Rug recht, diep ademhalen, vooruit kijken en verder werken. Meer kon ik niet doen.
In 1992 heb ik haar nog eens opgebeld, 14 jaar later. Toen ik mijn naam zei wist ze onmiddellijk wie ik was. ’k Moest zelfs de naam van het schip niet vermelden. Ik belde haar om te zeggen dat ik ging trouwen (met LM) en om haar te bedanken voor de ‘stage’ die ze mij had doen doorlopen, dat zij aan de basis lag van mijn beroepsleven. Want dat was mijn broodwinning ondertussen geworden, mijn beroep.
|