1999-09-18 ~ tegen de kaai, Port de Fos, Zuid Frankrijk
We liggen sinds gisterenmorgen 03h tegen de kaai. En iets na 09h stond ik gelaarsd en gespoord helemaal klaar om aan de wal te gaan. Dat ik het fototoestel niet bij had heb ik achteraf pas gemerkt en me wel honderd keer beklaagd in alle talen. Er was een meneer aan boord voor de lading en die zou me meenemen naar de Carrefour in Port de Bouc, waar ik pasfoto's ging laten maken voor mijn Luxemburgs zeervaartboek. De rederij in Antwerpen gaat er een opsturen. Het zou wel een maand kunnen duren, maar dan heb ik het toch al voor als we nog eens in Nigeria en soortgelijke contreien komen. En een tanker komt al eens in Nigeria hoor. Zin of geen zin.
'k Was alvast te voet gegaan, hij zou me onderweg oppikken. De weg naar de poort loopt over een havendam, is lijnrecht, lang, saai en erg warm. Er was geen zuchtje wind, geen spietje schaduw, er was noch boom noch struik ... dus ook geen zangvogeltje om me gezelschap te houden.
In de Carrefour van Port de Bouc was ik op een uurtje klaar met alles. Terwijl ik op de pasfoto's sta te wachten valt mijn cent dat ik ons fototoestel niet bij heb. Niet dat die Franse GB op de foto moest maar ik had nog een ganse dag tijd en Fos sur Mer (dorp) en Fos Plage zagen er de moeite uit. Er is ook Fos Ville, de nieuwe stad, dat zijn woonwijken die gebouwd zijn in '60-'70 als huisvesting van de mensen die Port Fos zijn komen bouwen. Maar daar wou ik niet naartoe. 'k Heb gevraagd naar een bushalte en daar heb ik wat staan wachten. Aan het routeplan dat daar uithing geraakte ik maar niet aan uit. Enkele minuten later kwam een ouder meneerke met een slepend been erbij zitten. Bonjour madame, zei hij. Beleefd volk hè, de Zuid-Fransen. Bonjour monsieur, dus. Er kwam nog een madame bij. Of ze ook wou zitten, het meneerke schoof al wat op. Nee danku, ze wou niet zitten, ze ging met haar lading ijsroom in de schaduw van het bushokje staan. En dat de bus niet lang meer zou weg blijven. Dat werd allemaal gezegd in dat melodieus Zuiders Frans, het was persies vakantie. Twintig minuten later en een half levensverhaal verder was de bus er. Dat vond ik ineens jammer voor het levensverhaal, maar die madame haar ijsroom moest dringend naar huis hè. De chauffeur was een vriendelijke man, zo van die naturelle vriendelijkheid als de Indiërs in Khor Fakkan (UAE) -tekst 288 Misschien vindt de man buschauffeur zijn wel de meest fantastische job die er bestaat en was hij daardoor zo zonnig. Ofwel is iedereen in de Camargue zo zonnig, dat kan ook.
Op de bus zat al één meneerke, die was zo oud als wij allemaal samen, een Metusalem. Terwijl we wachtten op het vertrekuur vroeg de chauffeur hem een liedje te zingen. En daarna nog een, maar dan in het Grieks. En toen vertrokken we. - Ziet ge zei de chauffeur, als gij zingt vertrekt de bus vanzelf. Metusalem droeg een jeanspet en een lila sweater. Dat zal denkelijk zo moeten van zijn achterkleindochter. Hij hield niet meer op met zingen. Chinese liedjes kende hij ook. Had hij ooit gevaren misschien? Wij drie applaudisseerden, de chauffeur hield zijn handen aan het stuur. Metusalem toonde waar hij vroeger ging vrijen, toen stonden al die gebouwen er nog niet. En zijn zoon ook, voegde hij er aan toe. Haja, zoons moeten ook gaan vrijen, anders geraakt een mens niet aan een achterkleindochter.
Er stapte een jonge madame op. Ze gaf de chauffeur een hand en zei verbaasd tegen de dame met de ijsroom : wat doet gíj hier? Ze neemt de bus, antwoordde die bengel van een de chauffeur. Iedereen hier, voegde Metusalem er plezant aan toe. En dat alles met dat mooi Zuiders accent.
Ik ben er van overtuigd dat het de Zuiderse zon is die maakt dat de mensen zich zo geen zorgen maken over de problemen die ze hebben en geen problemen maken over de zorgen die ze nog zullen hebben. We stapten met drie uit aan dezelfde halte, in een tuinwijk met veel groen. - Mooie bloemen, zei Metusalem. 'k Had drie kleurrijke grote bloemen gekocht (in een soort nylon) en die staken voor de helft boven uit de caddie. De chauffeur wenste ons nog allemaal een prettige dag verder en zei tegen Metusalem : Dat heeft u deugd gedaan hè, een beetje zingen. Ge ziet er al weer beter uit. Zijt ge nu weer in form? - Ça m'a remonté le moral, bedankte Metusalem hem. Een buschauffeur als sociaal werker/entertainer. Vindt men die bij ons ook?
Het meneerke met het been toonde waar het bushokje was en wij wensten mekaar bon appétit want het was bijna middag. Toen ik daar een minuut of tien stond te koekeloeren kwam er iemand langs en vroeg ik of zij wist om hoe laat er een bus komt. Geen bus hier, maar men mag hier wel autostop doen. Duim omhoog dan maar (waar is de tijd). Dat hokje was geen bushokje, het was een abri, een schuilhokje. Tegen de harde zon misschien.
Daar stond ik dan, op de juiste weg, maar er reden geen bussen. Na 20 minuten liften gaf ik het op. Stilstaan in de blakke zon is niks voor mij. Te voet op weg dan maar, we zien wel. Op naar Fos sur Mer! Na een 100m hield het voetpad op en kon ik met de caddie over grind naast de rijweg, met één wieleke in de goot. Eigenlijk is het geen caddie, het is een handbagage op kleine plastic rollertjes, gemaakt voor egale vloeren in luchthavens. De rollertjes hebben serieus afgezien gisteren. Had ik maar iets met echte wieltjes gehad. In een pompstation heb ik twee flesjes water gekocht. Eentje voor direct en eentje voor later. Terwijl ik langs de kant van de weg mijn flesje sta leeg te tutteren hoor ik ineens iemand op de vingers fluiten. Ik was de enige voetganger in al dat geraas, dus 't zou wel tegen mij zijn, maar wie? En waar? Aan de overkant (vier baanvakken en een middenstrook met vangrails) stond iemand aan de bezinepomp met zijn benzinedop te wuiven naar mij. Ja meneer, heel vervelend wanneer men er de dop niet goed op krijgt, 'k weet het, maar ik kan u niet komen helpen, want u staat dáár en ik sta hiér, begrijpt u? Het was de man van de lading van deze morgen! En of ik dié richting uit moest, richting Fos. Ja natuurlijk, dié richting, anders zou ik toch aan uw kant lopen hè. Iets later stopte hij aan mijn kant, richting Fos. De man kwam nu pas van kantoor en was blij dat hij kon gaan slapen, hij was al aan het werk sinds de dag ervoor. Ik zei hem dat hij door de hemel gezonden was. Als dat zo was, dan zou hij zeker goed slapen zei hij. (Zijn de mensen hier echt allemaal zo olijk en zonnig?) Hij zette me af in Fos sur Mer, dicht bij het Crédit Lyonnais waar ik 's morgens geld gewisseld had.
'k Ben naar de remparts du village geklommen, de resten van de vesten rond het dorp. Fos is gebouwd op de enige heuvel in de wijde omtrek. De Camargue is vlak hè (Rhônedelta). Daardoor ziet men Fos van ver liggen. -toen nog wel Halverwege ben ik het kantoortje van Toerisme binnengestapt. Daar waren ze ook zo zonnig en vriendelijk en behulpzaam. Stes Maries de la Mer ligt hier maar een 30 km vandaan! Alleen gaat geen openbaar vervoer daar naartoe. En dat ik mooie bloemen bij had. Ja die waren wel kleurrijk en ze staken ook een eind boven de caddie uit. 'k Heb aan de dames verteld dat ze in de Carrefour te koop zijn à 10FF/pièce. En ik heb drie mooie postkaarten gekregen, zomaar gratis en voor niks.
Verder naar de Remparts ofte La Hauture: 11de eeuw en vroeger. Er waren diepe ronde graankuilen in de gele rots uitgeslepen en iets hoger ondiepe smalle sigaarvormige graven in de steen uitgeslepen. De twee dateren wel van totaal verschillende periodes. Het kerkje is van de 13de eeuw, met gedeeltes uit de 11de. De kerk was gesloten. Gelukkig heb ik dat aan die Duitsers in het Engels gevraagd, want het waren Nederlanders. En die spreken Pas de Français. Een beetje verderop bij de uitkijktoren stond een rugzak in de schaduw. De eigenares zat op het bankje te picknicken met een radiootje aan. Ik denk dat ze een jaar of tien ouder is dan ik. Ziet ge dat het nog wél kan, dacht ik. Ooit geraak ik zo eens in Compostella. Niet om er te zijn, maar om er naartoe te stappen. -dat is er nooit van gekomen Er kwam een politiewagen langs gekropen. Wat komt die op zo'n vredige plek hierboven zoeken? Ook picknicken?
Dan ben ik weer de heuvel afgedaald met mijn caddie op rollertjes over de kasseitjes. Het waren zeer smalle straatjes, Middeleeuws hè. Hoe is die politiewagen hier doorgeraakt? 'k Hoorde een auto naar boven klimmen, oei. Is hier wel plaats voor twee, ik met de caddie en die auto? Het autootje was iets groter dan de caddie en had twee wielen meer. Alle auto's van Fos zijn klein tot piepklein. Wie een gewone auto wil moet ergens anders gaan wonen of hem beneden aan de heuvel laten staan, daar is een parking.
Er is één krantenwinkel. Daar hebben ze postkaarten. Ze zeiden dat ik mooie bloemen bij had. Carrefour, 10FF/pièce! 'k Ga aan de Carrefour een percentje vragen denk ik, voor mijn promotietoer. In het postkantoor ben ik postzegels voor 1 brief gaan kopen en dan ben ik de postkaarten gaan schrijven in een koel café. De huizen staan hier zó dicht bijeen dat de zon geen kans krijgt om ze op te warmen. En smalle straatjes zijn ook strategisch nuttig : de vijand kan niet als troepenmacht oprukken. Ze moeten erdoor in ganzenpas, één voor één dus.
'k Had geen bic bij. 'k Heb die van de bazin mogen lenen. 's Morgens had ik nochtans een bic in mijn tas gestoken. Bij de cargo control room had de cargomeneer een plannetje getekend voor mij en ik heb daar zelf het een en ander bijgeschreven, met mijn eigen bic. En toen ... gaf ik hem die bic, alsof het de zijne was. Hij nam die aan en stak hem weg. Later in zijn auto wou ik opnieuw iets noteren en ik zag dat ik geen bic bij had. Tiens? Ik dacht nochtans ... Ik vraag hem een bic. Hij haalt een zwarte bic tevoorschijn, bekijkt die eens en zegt : tiens, quel drôle de modèle. Ik vond daar niks drool aan, van dat model hebben wij er wel twaalf liggen in de cabine. Nu nog elf, want ik heb hem onze bloedeigen bic nog maar eens 'terug gegeven'.
|