10. NAAR DE ARDENNEN.
Ik ruik de lente !
Daar is de zon !
De katjes staan al aan de bomen.
De eerste bloempjes laten hun kleur al zien.
De katers lopen achter de poesjes aan.
Tess komt ook bij mij op bezoek, maar ik heb er geen zin in !
Als ik ga wandelen vind ik het wel leuk om met Tommeke te stoeien !
Na de wandeling mag ik met mama en Colette met de auto mee.
Ik ben er niet helemaal gerust in.
Gaan ze me weer bij die dokter brengen ?
Na een enkele tijd zie ik in dat we op een grote baan rijden met veel autos.
Nu weet ik het, hier is geen huis van de dokter !
Ik leg mij rustig neer en wacht.
Na een uur rijden stopt mama de auto.
We stappen uit en gaan ergens iets drinken.
Ik krijg een fris bakje water van de mevrouw.
We rijden weer verder.
Na een korte tijd komen we aan het huis van Pierrot en Nicole.
Hier wordt hard gewerkt.
Er wordt getimmerd en geklopt.
Colette en mama gaan boven stenen kappen.
Ik wil ook naar boven !
Het is moeilijk op die ladder, maar het lukt toch !
Als het werk klaar is wil ik ook naar beneden , maar
ik durf helemaal niet !
Ze vinden een stevige plank, en achterwaarts trekken ze me omlaag.
Nooit ga ik nog op een ladder naar boven !
Dan maken we een wandeling : mama, Colette en ik !
Als we even buiten zijn kom ik twee Waalse hondjes tegen.
Die willen met ons mee.
Ik vind ze best aangenaam en stoor er mij niet aan.
Na de wandeling rijden we terug huiswaarts.
Ik ben zeer flink in de auto, daarom mag ik mee gaan eten in het restaurant.
Ik krijg eerst een beetje water en lig zeer stil onder de tafel.
Van mama krijg ik wel enkele hapjes, hmm
lekker !
Het is al laat wanneer we thuiskomen en mijn maag gromt van de honger.
Ik krijg lekkere brokjes met een flinke portie vlees.
Moe, maar gelukkig gaan we slapen.
|