Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Foto
Foto
Verhalen
Dagboek van een Labrador
07-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

6 .Terug naar het asiel ? ( tweede deel )

Van al dat gepraat krijg ik dorst.
Ik slenter naar de keuken.
He, wat ruik ik hier ?
Ik kijk op het aanrecht en zie er lekkere kalfssneetjes liggen.
Hmm, dat lust ik wel
Het is nu of nooit denk ik.
Eerst ruik ik even, ik wil wel eens proeven.
Ik lik en neem een hap.
Wat is dat lekker zeg !
Het sap druipt langs mijn kin.
LIK, LIK !
Ik eet vlug het eerste sneetje op.
Ik ga me eens even rekken, ja hoor, er ligt er nog één !
Met mijn poot haal ik het tweede stuk vlees op de grond en het smaakt me
heerlijk
Op dit ogenblik komt mijn baas de keuken in.
Hij wordt paars van woede.
‘Rot beest !’ brult hij ‘jij hebt mijn vlees gepikt.
Hij loopt de garage in en komt terug met een zweepje.
Hij klopt op mijn rug.
Ik jank en jank alsof ik word doodgedaan.
Michaël en mama komen de keuken in gelopen.
‘Wat is er hier aan de hand ?’
‘Jouw rotte hond heeft mijn vlees gepikt’ brult papa.
Michaël ziet de stok in papa’s hand.
Hij neemt die af en breekt hem stuk op zijn knie.
‘Er zijn andere methodes om dat dier het stelen af te leren’ zegt hij.
Papa’s ogen worden zwart van woede.
Mama staat er stil bij.
‘Nu is de maat vol !’ zegt hij.
‘Ik heb er meer dan genoeg van.

Ofwel gaat dat beest buiten, ofwel ben ik weg !’
Hij gaat in zijn bureel, de deur valt met een smak dicht en alles wordt muisstil.

Ik kruip met hangende pootjes in mijn nest.
Niemand bekijkt me.
Ik weet dat ik me nu heel stil moet houden.
Ik hoor mama praten.
Ze wil mij morgen terug naar Veeweiden brengen.
Moet ik echt weer naar het asiel ?

Het was toch geen goed idee om éérst te eten, honden eten altijd na hun baasjes !
Ik ruik geen eten.
Er wordt niet gekookt !
Ik blijf stil in mijn schuiloord.Ik durf niet te slapen.
Ik wacht en wacht !

Als Michaël buiten gaat kijk ik hem schuchter aan.
‘Ze zal haar lesje wel gehad hebben’ troost hij mama.
Hoe het verder moet zullen we morgen wel zien.

Het is al pikdonker als ik papa voorbij zie schuiven.
Hij bezoekt het kleine plaatske.
In de keuken neemt hij een nieuwe fles wijn.
Hij heeft zeker nog dorst, want hij heeft niet gegeten.

De nacht duurt lang, zeer lang.

Zoals altijd komt mama eerst beneden.
Ze streelt me even maar ik loop weg .
Mijn rug doet pijn !
Ik wil niet eten, want ik ben bang, ik krijg geen hap door mijn keel.
Mama eet ook niet veel.
Ze drinkt alleen wat thee.
Ze zit er wat bleekjes bij.
‘Hoe gaat het aflopen Zezette ?’ vraagt ze .
‘Misschien neem ik je seffens mee’.
Papa komt de keuken binnen.
Hij zegt niets, maakt koffie en drinkt die op zonder één woord.

Als dat maar goed afloopt denk ik.

Na een poos vraagt mama : ‘Zal ik Zezette mee naar Antwerpen nemen ?’
‘Boef,’ zegt papa, ‘laat ze maar, voor mij hoeft het niet !’
Oef, dat was op het nippertje !
Er valt een pak van mijn hondenhart !

Ik mag blijven !
Ik zou papa wel een likje willen geven, maar mijn hondenverstand zegt dat het nu niet het goede moment is
Ik lik eventjes de hand van mama en die geeft mij een knipoogje.
‘Tot vanavond’ zegt ze.
Ze neemt haar handtas en vertrekt naar haar werk.
Ik ga voor het raampje staan en kijk tot ze de straat uit is.
Nadien ga ik rustig onder de bank liggen.
Papa gaat naar boven, hij is ook moe.

We slapen samen een gat in de dag !

07-06-2006 om 00:00 geschreven door oma

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
>> Reageer (0)
06-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

6. TERUG NAAR HET ASIEL ?

Mooie liedjes duren niet lang.
Vandaag is het gebeurd .
Ik verveel mij dood.
Ik ben op zoek naar iets om te spelen.
Mama blijft zo lang weg.
Papa kijk boven T.V. .
Ik ben aan de deur gaan luisteren.
Eerst dacht ik dat er iemand bij hem op bezoek was.
Toen hoorde ik de stem van de man op de T.V.
Wat moet ik nu doen ?
Ik slenter wat door het huis.
Onder de vestiairkast vind ik een schoen van mama.
Ik mis haar zo.
Die schoen ruikt zo lekker.
Ik voel dat hij van mama is.
Eerst lik ik er aan. Dan bijt ik erin . En verder en verder …
Hoe lang ik op de schoen heb geknabbeld weet ik niet .

Plots gaat de deur open en mama komt binnen.
‘Wat doe jij nu’ roept ze, ‘ dat zijn mijn beste schoenen, stomme hond.’
Oei,oei, nu ben ik plots een stomme hond.
Begrijpt zij dan niet dat ik lief voor haar wil zijn en enkel een beetje met haar
schoen wou spelen ?
Mensen kunnen soms hard zijn !

Papa kan er helemaal niet om lachen.
Ik krijg een trap , en vlieg de tuin in.
Van het lekkere eten krijg ik niks.
Ik ben gestraft.
Het zijn droge brokken. Ik eet er een beetje van, ik ben dik genoeg, één dag zonder eten is helemaal geen probleem !

Ik lig onder mijn bank en pruts een beetje aan het behang.
Hé , dat is leuk ! Het papiertje wordt groter en groter.
Ik vind het een prettig spelletje.
O, kijk nu eens aan, er zit nog een ander papiertje onder.
Dat haal ik er ook maar af.
Ola ik hoor voetstappen, zou ik dat wel mogen doen ?
Ik zal maar vulg op de papiertjes gaan liggen, dan merkt niemand iets.

Vandaag is de baas eerst beneden.
Waarom vloekt hij nu weer ?
Hij ziet het behang in de gang liggen.
Hij roept mama en het ziet er niet pluis uit.
‘Kijk nu toch wat die stomme hond nu weer heeft uitgehaald’ roept hij.
Nu begint ze al het papier van de muur te trekken.
Hoe kon ik nu weten dat het verboden is om papier te plukken.

Ik vlieg de garage in. De deur blijft op een kier, maar ik durf me niet te bewegen.
‘Ja,’ zegt mama, ‘nu moeten we de gang maar weer eens behangen, er is nog papier in de kist.’
‘Allemaal goed ,’ zegt papa , ‘maar wie is ‘we’ ?’
Mama lacht en samen eten ze hun toast !

Het is druk. Papa loopt heen en weer.
Hij haalt de ladder uit de garage , neemt een emmer met water en doet er poeder in. Terwijl hij flink roert wordt het water juist pap.
Papa gaat naar de tafel en knipt van een grote rol papier lange panden.
Wat gaat hij nu inpakken ?
Met een dikke kwast smeert hij de pap op het papier.
Dan klimt hij op de ladder , en plakt het papier tegen de muur .
Moet ons huis ingepakt worden ?
Nu zie ik het , dat is behangen, de muur is terug gemaakt, hij is weer mooi !
Er ligt een stuk papier met pap op de grond.
Ik wil daar wel eens van proeven. Hum, niet slecht.
Ik ga ook eens van de emmer met pap likken, dat zal toch wel mogen .
Ik lik en lik, want ik vind het smakelijk.
Domme hond, wat haal je nu weer uit’ zegt papa, ‘seffens ben je ziek !’
Ik voel me inderdaad niet al te best.
Ik lig onder de keukentafel en die begint zo wat te draaienµ Mijn maag doet pijn, en ik denk dat ik ga kotsen. Ik wil nog naar buiten om wat gras te eten maar te laat …
Mijn baas kan er helmaal niet om lachen. Hij ziet groen van woede.
Mama komt thuis.
Ze kan niet direkt binnen, want de ladder staat nog voor de deur.
Neem die vieze hond mee, zegt papa, nu heeft ze weer de behangerslijm zitten likken. Zie ze daar nu, lijkbleek !

Mama legt een deken in de wagen, en daarboven een plastiek. Ik moet daarop .
Samen rijden we weg.
Ik voel me kotsmisselijk, maar ik slik en slik.
We komen aan een groot huis. ‘Hier woont de veearts’ zegt mama.
Die veearts duwt op mijn buik en ik krijg een lekker drankje. O wee, het drankje is maar juist binnen, en alles wil eruit !
Ziezo, zegt de arts, veel last gaat ze er niet meer van hebben, enkele dagen diaree en alles is achter de rug.
Met die jonge dieren beleeft men soms rare dingen.

Ondanks alles voel ik me lekker in mijn nieuwe thuis.
Ik ben nooit alleen.
Mama gaat werken.
Papa blijft bij mee.
Hij leest in boeken of werkt in de tuin .
Op woensdag voel ik mij altijd het best. Dan komt mijn vriend op bezoek.
Ik lig al een ganse dag op hem te wachten.
Ik hoor zijn auto in de straat , en blaf hem vrolijk goede dag.
Hij is vroeg vandaag, zegt mijn mama.
Samen met papa gaat hij in de salon.
Zij praten over hun reizen.
Ze spreken over Indianen.
Indianen zijn mensen met geschilderde gezichten en met pluimen op hun hoofd .
Ze kunnen met hun snelle paarden heel vlug lopen door de uitgestrekte prairie.
Dat heb ik allemaal op T.V. gezien !
‘Ja’, zucht mijn baas, ‘ik droom nog altijd om daar eens te komen’
‘Misschien kunnen we er wel eens samen naartoe zegt Michaël’.
‘Weet je wat’ , papa , ‘ik breng je al een computer, ik leer je e-mailen, zo kan je
dan praten met je indianen’ .
Dat is een goed idee.
Papa gaat even naar de keuken , hij bereidt het eten voor .
Mama zit aan de tafel en legt de laatste hand aan haar schilderij : ‘Jézus Super Star’. ‘Ik vind het mooi, mama’ zegt Michaël. ‘Wanneer maak je eens een olieverf schilderij ?’
‘Ik weet niet of ik daar al aan toe ben’ zegt ze, ‘ik heb daar nog te weinig tijd
voor, later misschien.’
Ze legt het schilderwerk op het bureel, ik weet dat ik daar niet mag aankomen.
Samen gaan ze in de zetel zitten en nemen een drankje.
Ik krijg natuurlijk lekkere hapjes.
Ze praten over ballet
Ik spits mijn oren want ik ken niks van ballet.
Ik hoor dat mama een grote danseres is geweest.
‘Ja, ja’ zegt papa , ‘ze was een echte ster !’
Wat ? Heeft mama in de sterren gedanst ?
Daar wil ik alles over weten !
Ik kruip dicht bij hun voeten en spits mijn linker oor .
Zij is tot 1971 sterdanseres gebleven.
Ik denk niet dat ze in de sterren danste, want ik hoor dat ze in veel landen zijn geweest.
Het was een mooie tijd zegt papa.

(wordt vervolgd)

06-06-2006 om 00:00 geschreven door oma

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (0)
04-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

4. IK WORD GROOT.

 

De dagen volgen elkaar op.De sneeuw verdwijnt. De zon wordt warmer, er verschijnen katjes aan de bomen. De blaadjes komen te voorschijn. De narcissen bloeien in de tuin.

Elke morgen wacht ik op mijn mama. We ontbijten samen. Dan maken we een wandelig.

Mama vertrekt naar haar school. Ik krijg een botje om op te knabbelen.

Dan komt mijn baas te voorschijn. Soms ontbijt hij. Eerst leest hij zijn krant. Dan werkt hij in zijn bureel. Ik mag hem niet storen.

Ik loop wat door de tuin, of slaap onder de bank. Soms verveel ik me. Dan wil ik weer alles stuk bijten. Ik knabbel wat op mijn beentje, of speel met mijn oude pantoffel. Van de stoelen blijf ik liever af, anders …

Ik wil hier helemaal niet weg, ik voel me hier als een princes. Een Zezette als princes !

Wanneer de baas zijn potten klaar zet om te koken weet ik dat mijn mama komt. Ik wacht op haar voor het raam. Als haar auto de straat inkomt blaf ik vrolijk. Dan draait de baas het vuur hoog, want hij weet dat mama er is.

Na het eten kijken we samen T.V.. Ik mag in de zetel bij mama. Soms mag ik op haar schoot, daar lig ik zeer graag.

Nu het volop lente is werkt papa in de tuin. Ik mag meehelpen, maar ik stoor hem liever niet. Als hij met de machine lawaai maakt ben ik altijd bang. Dan blaf ik zo luid ik kan.

Gisteren is er iets ergs gebeurd. We zijn buiten in de tuin. Mama, papa en ik. Er komt weer die rode auto in de straat gereden. Er komt een vrouw uit en die prutst aan elke brievenbus. Ze steekt er briefjes in . Wanneer ze aan de onze komt blaf ik zeer luid tegen haar. Ze roept tegen papa : ‘hou die straathond bij, of ik neem hem mee naar Boom om ze te laten opeten !’ Dat is iets teveel ! Papa wordt zeer boos. ‘Hou even je mond’ zegt hij, ‘dat beest doet niets !’ Mama wil mij binnenhalen als plots die rode auto achteruit komt gereden om ons aan te rijden. Nu wordt papa nog bozer.  Hij wil naar de vrouw gaan, maar mama houdt hem  Op hetzelfde ogenblik spuwt de vrouw in mama’s gezicht. Die loopt binnen om zich te wassen en neemt me mee.  Ik ben er niet helemaal gerust in. Zal ik papa gaan helpen, en die stoute vrouw eens goed in haar kuiten bijten ?

De deur is dicht. Ik ben niet dom. Van voor het raam in het bureel kan ik alles goed zien.Ik hoor hoe papa roept, aan zijn bewegingen zie ik dat hij nu pas goed boos wordt. ‘Die mensen zijn echt brutaal,’ zegt papa wanneer hij binnenkomt ‘We kunnen Zezette maar beter binnenhouden als zij in de straat zijn.’

Mama gaat werken.

Ik blijf nog lang voor het raam staan kijken, maar er is niemand te zien.

Het wordt Pasen.

Ik hoor mama aan papa vertellen : ‘Volgende week moet ik met de school mee naar Parijs.  Kan jij voor Zezette zorgen ?’  Papa antwoordt : ‘ dat zal dan wel moeten zeker. Ze is gelukkig nogal kalm bij mij. Ik heb er helemaal geen last van.’

‘s Avonds komen Luk en Helly op bezoek. Tess is er niet bij. Ze spreken met mama en papa in ‘t salon. Als ze naar huis gaan hoor ik papa zeggen : ‘Breng hem dan maar hierheen, ze kunnen beter samen zijn, dan moet ik niet elke dag weg en weer.’

Wat heeft dat nu te betekenen ?

De volgende morgen is mama zeer vroeg op. Ze draagt een koffer. Na onze dagelijkse wandeling, gaat ze weg. ‘Au revoir, Zezette’ zegt ze, ‘braaf zijn bij papa !’

Ik ben een beetje triestig, en lig de ganse dag onder de bank. ‘s Avonds krijg ik honger, maar ik ruik niets De baas heeft niet gekookt.

Ik krijg een handvol hondenbrokken met een beetje vlees. Omdat ik grote honger heb eet ik alles netjes op. ‘Brave hond,’ mompelt papa, ‘eigenlijk heb ik met jou niet veel last.’

Oei, het is al ochtend. Wie  blaft daar voor de poort ?Het zijn Helly met Tess. ‘Voilà, hier zijn we !  Ik breng zijn kom voor het eten mee. Je weet het wel hé Louis, alleen ‘s avonds een bakje korrels en een halve doos vlees. In de loop van de dag alleen water.’ ‘Ja, ja ,’ zegt papa ‘daar zorg ik wel voor.’

Joepie, eindelijk een speelkameraad. Ik ben al wat groter en sterker geworden. Nu kunnen we heerlijk samen ravotten en spelen. ‘Kom Tess, we gaan even buiten kijken.’ Het is heerlijk zonnig weer. Tess is weer moe, hij wil slapen. ‘Hé, slaapkop, sta eens vlug recht ! Kom we gaan wat leut maken. Ik snuffel aan zijn snuit, lik zijn oor, allé Tess, ben jij een man ? Hef eens even je poot op, ik ben toch een meisje !  Wil jij met mij niet vrijen Tess ? Ruik ik niet lekker ? Weet jij niet hoe je dat moet doen ? Ik zal het je eens tonen. Kom, spring maar op mijn rug …’

Niets aan te doen. Er is in die hond geen beweging te krijgen. Dan pak ik het wel anders aan.

Ik begin wild te blaffen en in de tuin rond te lopen. Ja, nu wordt hij ook wakker.  Hij wil mij te pakken nemen, maar nu zal hij toch rap moeten zijn. Hij loopt en gromt van plezier. De droefheid in zijn ogen gaat weg. ‘Jij kan mij lekker niet nemen, Tesske !’ ‘Dat zullen we wel eens zien Zezetteke !’ We rollen als twee verliefde zottekens door het gras. We nemen grote sprongen.

In onze vlucht merken we niet dat we verschillende bloemen ontworteld hebben. Het kan ons niet schelen.

We zijn verliefd !

Tess gromt en gromt. Hij blinkt van geluk. Zullen we nu eindelijk paren ? Daar heeft hij geen kaas van gegeten.

Moe van al dat gestoei gaat hij gewoon op zijn buik liggen. Val nu dood !
Al bij al was het een prettig spelletje.

Misschien is hij nog te jong !

Wie het helemaal niet prettig vindt is papa. ‘Moet ik daarom zo hard mijn best doen om die tuin netjes te maken ?’ brult hij.  ‘Kijk dat nu aan. Er is precies een wervelwind gepasseerd, of een orkaan die alles vernielde. Je mama zal er zeker niet om lachen !’ Ik begrijp zijn boosheid niet.

Na het eten gaan we toch maar rustig liggen. Voor het slapengaan maken we nog een wandeling, en we wachten op de volgende dag.

Vandaag probeer ik een laatste keer om Tess te versieren. Hij vindt me wel leuk, maar tot vrijen komt het niet.  Ik ga het hem zelf eens voordoen. Niets aan te doen, ofwel is die hond stom, ofwel voelt hij niets voor meisjes. Moedeloos geef ik het op.

We krijgen van papa ieder een beentje. Ah, ik zal eens vlug het beentje van Tess afpakken.  Het lukt mij nog ook. Even later heeft Tess het botje toch terug te pakken. Wat doet hij nu ? Hij graaft een diepe put en verstopt zijn beentje erin. Nu kan ik het niet meer nemen. Dan knabbel ik maar rustig mijn eigen botje op.

Helly en Luk komen Tess halen. ‘Wat hebben die honden uitgespookt’ roept Luk. ‘Boef,’ zegt papa, ‘nu weet ik weer wat doen.  Ze hebben het best naar hun zin gehad !’
Voordat ze naar huis gaan drinken ze nog een glaasje wijn. ‘Wat doet Tess in de tuin ?’ vraagt Helly. ‘Hij graaft ginds een diepe put.’ Tess komt met zijn beentje binnen. Ah, hij is toch niet dom !
5. DE HONDENSCHOOL.

 

Vandaag is het zover.

Na het eten mag ik voor de eerste keer naar school !Mama neemt me mee met de wagen. Ik zit rustig achterin. Er zijn veel auto’s op de baan. We draaien een rustige weg in en aan een groot hek stoppen we.
Héla, ze zal mij hier toch niet achterlaten ?

Ik ben zenuwachtig. We stappen een zaaltje binnen. Ik ben zo hevig, mama struikelt bijna over de stoelen, ze kan mij amper houden.

Er zijn veel honden in de zaal. Iedereen blaft op zijn manier. Tess is er ook. Hij is kalm.

De trainer vertelt hoe onze baasjes met ons moeten praten. Dat is prettig om horen.

Na die uitleg mogen we buiten oefenen. Mijn mama oefent met mij. Ze laat mij wandelen en zegt dan ‘assis’. Doordat ze aan de lijn rukt weet ik dat ik maar beter ga zitten. Bravo zegt ze.

Dan zegt ze : ‘coucher !’ Ze duwt mij op mijn buik. Dus coucher is lig ! Na enkele keren lukt dat aardig.

Na de les drinken we nog iets in de cantine, en dan rijden we naar huis.

Voortaan moet ik op de wandeling om de haverklap gaan zitten en liggen. De buurvrouw denkt dat mijn naam ‘assis’ is, maar die kent natuurlijk geen frans !

De tweede les is moeilijker. Iedere baas krijgt een bal. Ze moeten het balletje weggooien en de hond aanleren om het balletje voor hen op te halen.

Achter het balletje lopen vind ik zeer plezant.Maar het balletje afgeven ? Warom ? Dat zie ik helemaal niet zitten. Het is juist zoals op de voetbal. Daar lopen die mensen ook achter de bal, en als ze hem hebben schoppen ze die weer weg !

Ik ben niet gek hoor. Ik neem dat balletje in mijn bek, en geef het lekker niet terug. ‘Ja,’ zegt de hondenleraar, ‘je zult er nog werk aan hebben !’

Mijn mama kan wel mensen leren dansen, dus zal ze mij ook wel kunnen opleren. Ik geef het balletje aan mama. Wat denkt die leraar wel !

Nu moet ik elke dag de oefening met het balletje doen.

Soms lukt dat heel aardig. Als ik geen zin heb, komt er niets van in huis. Zo ben ik nu eenmaal ! We gaan elke week naar de school. Ik doe goed mijn best. Ik ben een propere, brave hond ! Iedereen is tevreden !

Vandaag geeft men les over : ‘het eten van de hond’Zouden we nu lekkere hapjes krijgen ?  Vergeet het maar ! De meneer van de hondenschool heeft een groot lichtmachine.  Daarmee tovert hij allerlei hondenbrokken op de muur. Hij vertelt aan de baasjes wat ze best te eten geven aan hun dieren.
Ik zie geen vlees, geen kippenhartjes, geen lever …

Alleen droge brokken en water.

Ik hoop dat mijn mama niet goed oplet. Stel je voor !

Misschien krijg ik nu het lekkere eten van papa niet meer.

De meneer vindt mij wel dik voor mijn leeftijd.

Weet ik veel ! Ik voel mij best gezond. ‘Misschien heeft hij te weinig beweging’ zegt hij. Ah, wat meer ‘balletje’ spelen, dat zie ik wel zitten. !

Tijdens de koffie krijg ik van mama geen koekje. Lap, het begint al !

Waarom moeten die grote mensen altijd over eten praten ?

Naast ons zit een meneer met een scheper.

Hij is wel mooi, die hond, maar zo mager.

‘Krijgt uw hond alleen maar die brokken ?’, vraagt mama. ‘Natuurlijk niet’, zegt de heer, ‘hij eet de rest van ons eten en ‘s morgens krijgt hij een boterham met vlees’.
Dat klinkt al wat beter.

‘Ik wandel wel zo’n vijf kilometer per dag’ vertelt de heer. ‘Misschien houdt die beweging hem in conditie. Maar je moet je geen zorgen maken. Labradors hebben nu eenmaal de neiging om vlugger dik te worden.’

04-06-2006 om 00:00 geschreven door oma

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
>> Reageer (0)
02-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.Tess
Klik op de afbeelding om de link te volgen

3. TESS.

 

Het herfst-zonnetje schijnt door het raam.

Toch is alles nog stil.

Rijden hier geen auto’s in deze straat ?

Wonen hier geen mensen ?

Zijn mijn baasjes nog boven misschien ?

Ik zal eens vlug gaan kijken.

Ik klim de trap op, dat gaat vlug !

Boven vind ik de deur van de badkamer open, niets te zien.

Ik blaf en jank eventjes, zo roep ik mijn baasjes.

Achter een gesloten deur hoor ik stemmen.

Ik krab aan de deur en grom.

Ik hoor de stem van de baas : ‘maak die deur vlug open voordat die stomme hond alles kapot krabt.’

Mijn mama komt naar buiten.

Ze is zeer mooi.

Haar lange haren hangen op haar schouders.

Ze kijkt mij bestraffend aan.

‘Je mag niet aan de deur krabben’ zegt ze.

Hoe kan ik ze anders wekken ?

Als ik beneden aan de trap blaf kunnen ze mij niet horen.

Met hangende oortjes stap ik naar beneden en wacht aan de keukendeur.

Na een poosje komt mama eraan.

Haar haren zijn weer kort opgestoken.

Ze draagt een bril en is mooi gekleed.

Samen gaan we de keuken in.

Ze maakt het ontbijt.

Hmm … lekkere toast met kaas.

Dat lust ik wel.

De deur van de keuken gaat open en vrolijk loop ik de tuin in.

Ik mag helemaal alleen op ontdekkingstocht.

Ik kan nergens buiten.

Gans de tuin is afgezet met een groene draad.

Daar kan ik niet doorheen.

Er overspringen is ook onmogelijk want hij is te hoog.

Aan de voorkant is de toegang tot de tuin afgesloten door twee hekjes.

Daar kan ik goed op steunen om de straat te bekijken.

Er zijn inderdaad weinig auto’s. Het is hier zeer rustig.

Juist wanneer ik beslis om naar binnen te gaan, komen er mensen aan met een mooie hond.

Wie zou dat zijn ?

De mensen bellen aan.

Mijn mama maakt de voordeur open.

Nu moet ik eens vlug gaan kijken.

‘Bonjour’ zegt ze.

Het zijn Luk en Helly. ‘Jullie zijn vroeg voor het aperitief’ zegt de baas. ‘Maar juist goed, dan kunnen jullie eerst kennis maken met onze hond.’

‘Ah, een Labrador,’ zegt Helly, ‘dat is een verassing !’

Ik kijk haar van verre aan, want naast haar staat een grote hond.

Het is geen labrador, het is een gold ad river !

Ik vind hem wel mooi !

Hij heeft een mooie vacht met lange gekrulde haren.

Zijn haren zijn beige en bruin gevlamd.

Hij is groot, en sterk.

Zijn gespierd lichaam wordt gedragen door vier dikke poten.

Hij heeft een zeer mooie lange dikke staart.

In zijn dikke ronde kop staan donkere ogen.

Die ogen kijken mij droevig aan.

Wat heeft hij, is hij ziek of heeft hij verdriet ?

Is hij misschien ook door mensen achtergelaten in het dierenasiel ?

Mijn baas komt de keuken in.

Plots is Tess, want zo noemt de hond, één en al leven.

Hij kwispelt met zijn staart, en loopt vrolijk naar de baas.

Hij strekt zijn kop en rug, en laat hem door de baas strelen.

‘Louis, is de beste vriend van Tess’ zegt Luk.

Nu begrijp ik het.

Ik ben een ‘Chien Jaune’, een ‘Zezette’, omdat Tess, de lieveling van mijn baas, mooier is dan ik !

Dat vind ik helemaal niet leuk !

Ik ga even aan Tess snuffelen, en kruip verdrietig in mijn nest.

De bezoekers gaan naar het salon.

Ze drinken rood water, maar dat is eigenlijk wijn.

Tess ligt als een bloemzak op de mat.

Hij beweegt niet.

Als ik voorbij kom heft hij zijn kop en kijkt mij apatisch aan.

Hij schijnt helemaal niet in mij geïnteresseerd.

Ben ik te jong voor hem ?

Ben ik echt te lelijk ?

Ik zoek troost bij mijn mama.

Ze streelt zacht met haar warme hand mijn kop.

Dat doet deugd.

Ik kijk haar liefdevol aan.

‘Waar komt die hond vandaan ?’ vraagt Helly.

Mijn mama vertelt haar alles.

Ook van mijn lief rose buikje.

Ah, wil jij mijn buik eens zien ?

Vlug neem ik mijn geliefde houding aan.

Helly lacht.

‘Nu begrijp ik waar haar naam vandaan komt !

‘Zezette’ past helemaal bij haar !’

Mijn baas en Luk praten met elkaar.

Mijn mama haalt hapjes in de keuken.

Dat zie ik wel zitten.

Ik sta naast haar met mijn neus in de lucht.

Tess slaapt rustig verder.

Ruikt hij de hapjes niet ?

Als iedereen een hapje heeft, geeft mama mij een stukje.

Hmm… lekker !

Helly zegt : ‘dat zou je beter niet doen.

Zo maak je er een ‘bedelhond’ van.

Ze zal altijd komen snuffelen en om eten vragen terwijl jullie eten.
Wanneer je dan op restaurant gaat is dat dik vervelend.

Ze bedelen dan ook aan de tafels van andere mensen.

Tess doet dat helemaal niet.

Hij blijft rustig onder tafel liggen, en de gasten weten niet eens dat we een hond bij ons hebben.

Honden opvoeden is niet gemakkelijk.

Je kan best met mij meegaan naar de hondenschool.

Daar leren ze hoe je je hond kan africhten en gedragingen kunt aanleren.

Jonge hondjes moet je immers leren luisteren.’

Mijn mama ziet dat wel zitten.

Ze spreken af om samen naar de hondenschool in Londerzeel te gaan.

Tess ligt inderdaad te slapen.

Kijkt hij daarom misschien zo droef, omdat hij al dat lekker eten mist ?

Vooraleer ze weggaan geeft mijn baas stiekem een lekker hapje aan Tess.

Ah,ah, ligt daar de basis van hun vriendschap ?

Gaat ook de liefde van een hond door de maag ?

Ik lig in mijn nestje.

Mijn mama maakt met een penseel en verf tekeningen op een blad.

Ik mag haar niet storen.

Als ik met mijn kop tegen haar arm duw is ze boos.

De baas ligt op de zetel en snurkt.

Daar mag ik ook niet langs lopen want dan wordt hij wakker.

Het leven is niet altijd gemakkelijk voor een hond.

Ik denk aan Tess.

Waarom is hij zo mooi ?

Als ik nu eens veel slaap en veel eet, zouden mijn haartjes dan ook niet lang en mooi worden ?

Mama kan ze misschien wat bruin schilderen ?

Als ik mooi ben, zal ik ook iedereens vriend zijn.

Waarom is elke hond niet even schoon ?

Het zijn altijd de mannetjes die het mooiste zijn !

Moe van al dat denken val ik in een diepe slaap.

Ik schrik op van de bel.

Het is mijn vriend Michaël.

Ik spring vrolijk tegen hem aan.

Hij streelt mijn kop en buik.

Ik voel me heel blij.

De tafel in de eetkamer is mooi versierd.

In de keuken ruikt het zeer lekker, de baas roert in zijn potten.

Mijn ogen blinken van verlangen.

Nu en dan krijg ik een stukje zwoer, een balletje, of een stukje kip.

Mama vetelt over het bezoek van Tess.

Het doet deugd aan mijn hondenhart te horen dan Michaël mij wel mooi vindt.

‘Ik vind Tess helemaal geen hond ‘ zegt hij. ‘Het is meer een braaf kalf !’

Uit dankbaarheid leg ik mijn kop op zijn knie, en kijk hem lief aan.

Terwijl de familie eet houd ik mij koest.

Ik lig braaf te wachten onder de salontafel.

Mijn neusje doet wel pijn van al die lekkere geurtjes, het water komt mij in de mond.
Waarom moet de baas toch telkens zo lekker koken ?

02-06-2006 om 00:00 geschreven door oma

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (0)
01-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2 Een nieuwe thuis.

2. EEN NIEUWE THUIS.

 

Het is zaterdag, en bezoekdag in het dierenasiel.

Er komen veel mensen door de grote poort.

Ze babbelen er lustig op los.

Niemand kijkt naar mijn kooi.

Ze slaan het eerste paadje in richting kattenkooien.

Waarom kijken die mensen nu naar de katten ?

Ik vind katten domme dieren.

Ze kunnen enkel miauwen en om eten zagen.

Ze kunnen niet eens blaffen of janken.

Kijk, daar komen twee dames aan.

Ze dragen een mandje in de hand.

Val nu omver, er zit een kat in die mand.

Kan dat beest niet zelf lopen ?

Waarom moet die nu gedragen worden ?

O, wacht eens, mag die mee naar buiten ?

Wat dom van die dame om zo een stomme kat te kiezen.

Die versta niets en kan ook niets.

Waarom kiezen ze mij dan niet.

Ik blaf zo hard ik kan, maar niets aan te doen, niemand bekijkt mij.

Kwam Michaël en Jan maar terug, ik zou wel lief kijken.

Het is al na de middag.

Ik heb mijn eten nauwelijks aangeraakt.

Ik mis mijn baasjes vreselijk.

Ik sta nog altijd op uitkijk.

Plots komen er twee mensen mijn richting uit.

Ik vind dat die dame wel vriendelijk kijkt.

Ik heb haar precies nog al eens gezien.

Of zijn het haar ogen ?

Ze blijven voor mijn hek staan.

Ik zeg ze vriendelijk goeiedag.

Ik blaf zachtjes, en kwispel met mijn staart.

‘Kijk’ zegt de dame, ‘dat is best een leuke hond.’

‘Hij is zo jong en zo mooi.’

‘Ja,’ antwoordt de man, ‘jong is hij wel, maar hij lijkt meer op een varkentje dan op een hond.’

‘Bekijk zijn buik eens, juist een biggetjesvacht, en zijn rug zo geel, echt geen kleur voor een hond.’

‘Ik zie hem wel zitten’ zegt de dame, ‘ik wil al zo lang een hond.’

‘Ik wil hem best meenemen.’

Hoor ik dat goed ?

Wil die dame me meenemen ?

Maar Michaël komt mij halen !

Wat moet ik nu doen ?

Natuurlijk komt de man van het asiel al aangestapt.

Hij heeft echt een neus voor geld.

Als hij nog maar denkt dat iemand mij wil kopen is hij daar.

De dame vraagt of ik te koop ben.

Natuurlijk ben ik te koop.

‘Hij is toch niet ziek ?’ vraagt ze.

Natuurlijk ben ik niet ziek.

‘Hij moest weg bij zijn baasjes omdat hij een vaas stuk heeft gemaakt en aan de meubels knabbelde.’

‘Kunnen wij hem dan wel nemen ?’ vraagt de man.

‘Is dat wel een goede beslissing ?’

‘Hij zal ook bij ons alles stukbijten !’

‘Dat is niet waarschijnlijk’ zegt de asielbaas.

‘Enkel wanneer die beesten lang alleen zijn, vervelen ze zich en willen ze wat knabbelen.

Je kan ze natuurlijk ook iets geven om op te bijten, en dan blijven ze van de kussens en de meubelen af.’

‘Zie je wel’ zegt de dame ‘jij bent thuis, we hebben een grote tuin, hij zal het wel leuk vinden bij ons.’

‘Het is een ‘zij’’ zegt de baas.

O, dat wisten ze nog niet.

Ik ga vlug op mijn rug liggen en laat ze mijn buik zien.

Ik kwispel vinnig met mijn staart, maar ik hou die mensen met mijn twee ogen in de gaten.

‘We zullen er eens met Michaël over spreken’ zegt de man.

Hoor ik de naam Michaël ?

Ik spring op en begin vrolijk te blaffen : ‘hé, mensen, Michaël ken ik wel, daar wil ik best mee naartoe !’

‘Michaël is hier gisteren geweest, en die vindt de hond best te doen’ zegt de dame.

‘Ja,’ zucht de man, ‘als het zo zit zullen we hem maar meenemen.’

Hij stapt met de baas naar een gebouw.

De dame blijft nog wat bij me.

Ik kom bij haar aan de tralies staan, en geef haar een poot.

Ik lik ook even haar hand, en dat vindt ze best leuk.

‘Ik vind je wel een mooie hond zegt ze, je zult het goed hebben bij ons.’

De man komt terug en de baas heeft een lijn bij.

Hij doet de lijn om mijn hals en laat mij uit de kooi.

‘Neem jij hem maar’ zegt hij tegen de man, want met die jonge hondjes weet je maar nooit.’

Wat wil hij daar nu mee zeggen ?

Denkt die domme baas, dat ik bij hem wil blijven wonen ?

Zou ik misschien op zoek gaan naar mijn oude baasjes ?

Ik weet helemaal niet waar die nu zijn.

Neen, ik wil best met deze mensen mee.

Mee naar Michaël en Jan.

Mee naar een huis met een tuin.

We stappen samen door de grote poort.

Ik kijk niet om naar mijn kooi, ik wil die vlug vergeten.

We stappen in de auto.

‘Ga maar achterin bij je hond zitten, misschien bijt hij anders alles kapot.’

De dame komt naast mij zitten.

Ik kruip heen en weer en wil niet gaan zitten.

Ik ben veel te gelukkig.

Ik blaf van blijheid, maar de man wordt zenuwachtig.

‘Houd dat beest stil’ roept hij.

Oei, oei, straks brengt hij mij terug.

Ik ga vlug liggen, met mijn kop op de schoot van mijn dame.

Ze streelt mij zacht en ik geniet ervan.

Ik zal het best met haar kunnen vinden.

Ik kijk door het raampje van de auto.

Hier ben ik nog nooit geweest.

Er zijn veel auto’s op de baan, er staan veel huizen langs de weg.

Nu rijden we in een donkere kelder.

Oef, ik ben blij dat het weer licht wordt.

Na een poosje draaien we van de baan af.

We komen in een rustige straat met mooie huizen.

Elk huis heeft een mooie tuin.

Dan stopt de auto.

De man neemt de lijn vast en trekt mij uit de auto.

Ik vind het hier best mooi !

Dit is nu mijn nieuwe thuis.

Ik voel mij direkt op mijn gemak.

Ik snuffel aan alles wat ik tegenkom.

Ik heb het best naar mijn zin.

‘Laat je hond maar eens in de tuin’ zegt de baas.

Ik voel al direkt wie mijn baasje zal zijn.

Ik ben de hond van de dame.

Zij wordt mijn mama !

Samen met haar loop ik de tuin in.

Het is een grote tuin.

Er zijn grote bomen, bloemen en gras.

Ik ga van de pret in het gras rollen, en lig nog maar eens op mijn rug met mijn pootjes omhoog.

Wat prettig, mijn mama streelt over mijn buikje.

Dat doet goed !

‘Houd daarmee op’, roept de baas, ‘ze heeft misschien wel vlooien !’

Vlooien, wat is dat ?

Als ik rechtsta schud ik mijn vacht.

‘Hoe zullen we haar noemen ?’

‘Daar moet ik niet lang over denken’ zegt de baas ‘ZEZETTE’ natuurlijk !’

‘Waarom Zezette ?’ vraagt mijn mama

‘Ze gaat om de haverklap op haar rug, ze geniet er nog van ook, dus het is een echte ‘ZEZETTE’ zegt de baas.

Mijn mama reageert niet, of het nu Zezette is of Diana, het kan haar niks schelen.

Ze is blij met mij, ik ben haar hond, en daar is ze dankbaar om.

De baas begint aan het eten.

Het ruikt wel lekker .

Mijn mama zoekt in de garage een eetkom en een drinkkom.

Het zijn mooie, blinkende kommen.

Als ik erin kijk kan ik mezelf zien.

Maar ik wil mij niet spiegelen in mijn kom, ik heb dorst en honger.

Ik blaf, en mijn mama begrijpt me.

Ze geeft me vlug wat fris water en dat smaakt heerlijk.

‘Ah, ze kan toch proper drinken,’ zegt de baas ‘dat is toch al iets waard.’

Hmm, dat vlees ruikt lekker.

Ik ga eens snuffelen, maar dat is geen goed idee.

‘Als ik kook moet je niet komen snuffelen’ zegt de baas.

‘Kom,’ zegt mijn mama, ‘hier is uw nest.’

Ik vind het wel een aangenaam nest.

Onder de pianobank ligt een zacht kussen.

Het is mooi en warm.

Ik wil braaf zijn, en ga een poosje liggen.

De geur van het lekker eten prikkelt mijn neus.

Ik hoor de borden en bestekken rammelen.

Ik denk dat mijn nieuwe baasjes gaan eten.

Er wordt gebeld.

Ik schrik op en begin hevig te blaffen.

‘Stil maar’, zegt mij, mama, ‘het is Michaël.’

Ja hoor ! Michaël komt binnen en ziet mij direkt.

‘O, was dat de verassing’ roept hij blij !

‘Ze is lief he mama ! Jan, mijn vriend, vindt haar ook het einde.’

Ach, zo zit dat. Jan is de vriend van Michaël, dus die woont hier niet.

Ze zitten samen aan tafel.

Ze eten smakelijk.

Ik kijk verlangend naar hun bord.

Ik durf niet te bedelen, want dat mag niet.

De baasjes eten altijd eerst, daarna krijg ik te eten.

Ik drink een beetje water.

‘Die hond heeft precies dorst’ zegt Michaël.

‘Heeft ze al een naam ?’

‘Papa noemt haar ‘Zezette’ !’

‘Dat vind ik een leuke naam !’ roept Michaêl.

Na de begroeting van gisteren vind ik wel dat die naam haar past’.

Ik weet niet precies waarover ze het hebben.

Eén ding weet ik wel.

Mama is opgestaan en heeft min kom gevuld met lekkere brokjes vlees, aardappelen met saus en smakelijke groenten.

Het is een echt feestmenu.

Ik eet alles op tot het laatste stukje.

Ik lik mijn kom netjes proper want dat is beleefd.

Dan drink ik nog eens van mijn fris water en ga ik rustig onder de bank liggen.

‘Ze ziet er braaf uit’ hoor ik nog net zeggen en dan val ik in een droomloze slaap.

Hoor ik iets ?

Waar ben ik ?

Ah, ja, ik weet het weer.

Michaël streelt mij even en zegt : ‘dag Zezette tot morgen !’

‘Kom goed thuis’ zegt mijn mama.

Dus, Michaël woont hier niet.

Ik woon hier met de baas en met mijn mama.

Ik mag mee in het salon.

De baas drinkt rood water.

Mijn mama drinkt ook rood water.

Ze vertellen en spreken in een taal die ik niet begrijp.

Ik wil ook eens van dat water proeven, maar mijn mama zegt ‘assis !’

Wat wil dat zeggen ‘assis’ ?

Ik blijf aandringen maar ze duwt me neer.

Ah, nu versta ik het : ‘assis’ betekent ‘zit’.

Waarom zegt ze dan niet gewoon ‘zit !’ ?

Grote mensen kunnen soms toch raar doen.

Waarom spreken ze altijd in een andere taal ?

‘Kom, we gaan slapen,’ zegt de baas.

Mijn mama neemt mijn lijn en samen gaan we nog eventjes de tuin in.

Achteraan in de tuin mag ik mijn piske en mijn kakske doen.

Dat is gemakkelijk !

Nu kan ik ook rustig gaan slapen.

Ik wil mee de trap op, maar dat mag niet.

Ik moet onderaan de trap onder de bank slapen.

Ik wil dat niet begrijpen, maar er is niets aan te doen.

Ik mag van de baas de trap niet op.

Dan kruip ik maar in mijn nest en droom van een mooi kasteel met een grote tuin vol konijntjes.

01-06-2006 om 00:00 geschreven door oma

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
>> Reageer (1)
31-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Klik op de afbeelding om de link te volgen Dagboek van een Labrador  (1)

I WAT VOORAF GING.

Mag ik me even voorstellen ?

Ik ben Zezette.

Eerst had ik een andere naam. Die ben ik vergeten..

Wat er bij mijn eerste baasjes gebeurde ben ik niet vergeten, ik ga het u vertellen.

Ik woon in een mooi huis.

Ik heb een zeer mooie mand om te slapen.

Mijn baasjes zijn lief , ze spelen met mij en strelen me.

Bert, de kleine peuter, trekt me bij mijn oren, maar dat doet geen pijn.

We ravotten samen over de tapijt en dat vinden papa en mama goed.

‘Kijk, hoe goed ze samen kunnen spelen’, zeggen ze dan.

Dan kijk ik ze lief aan en iedereen gaat rustig slapen.

Mijn baasjes gaan elke dag vroeg weg naar hun werk.

Ik blijf alleen.

Ik verveel me in dat grote , stille huis.

Dan zoek ik een kussen om wat te knabbelen.

Dat kussen is mijn konijn.

Ik trek, sleur , schud en knabbel tot er niets dan flarden overblijven.

Als mijn baas thuis komt is hij erg boos.

Ik krijg een stamp en vlieg in de garage.

Als mama aankomt met kleine Bert jank ik heel luid.

‘Ik wil eruit ! Ik wil spelen !’

‘Kom,’ zegt mama ‘ het is voor jou niet leuk om zo alleen te zijn, maar kussens stukmaken dat kan toch niet !’ ‘Speel wat braaf met Bertje in de tuin, dan maak ik lekker wat eten voor ons allemaal.’

In de tuin spelen, dat zie ik wel zitten.

Eerst maak ik een grote plas, en dan hollen we door de tuin en rollen we door het gras.

‘Zal hij naar die kleine niet bijten’ vraagt papa bezorgd.

Waarom zou ik ? Bertje is toch mijn vriendje !

Het eten ruikt lekker.

In mijn nieuwe kom krijg ik lekkere hondenbrokken en vlees.

De rest van Bertjes’bord komt ook nog in mijn kom terecht.

Nu nog eventjes wat drinken en dan kunnen we lekker slapen.

Waarom mag ik nu niet in de kamer van mijn vriendje slapen ?

Die grote mensen houden er ook zo’n vervelende gewoontes op na .

Dan kruip ik maar in mijn mand en droom vlug van echte konijntjes !

Vandaag verveel ik me weer.

Ik zoek een konijn , maar al de kussens liggen te hoog.

Een pantoffel van papa. !

Ja dat is leuk, daar kan ik nog langer op knabbelen, want die is zeer sterk.

Ik sleur nog aan het laatste stukje als de deur opengaat.

Oei, oei, er gaat wat zwaaien.

De ogen van papa kijken me zeer boos aan.

Ik krijg een trap tegen mijn kukuke, en vlieg de garage in.

Ik hoor papa tegen mama brullen : ‘nu gaat het te ver, ze moet weg !’

‘Och,’ zegt mama ‘ ze is nog jong, en jonge hondjes bijten graag alles stuk, we zullen ze nog een tijdje houden en dan zien we wel of het beter gaat.’

Die avond krijg ik geen eten.

Ik slaap in de hoek van de garage, want ik ben gestraft.

Blaffen durf ik niet, want papa is zo boos !

De volgende dagen houd ik mij koest.

Ik slaap veel.

Soms zoek ik iets om te knabbelen, maar ik vind niks !

Dan begin ik maar aan de meubelen.

Als ik de sleutel in de deur hoor, ben ik altijd zeer blij.

Met mijn kwispelende staart kom ik mijn baasjes begroeten.

Ik ben uitgelaten en spring vrolijk tegen ze aan.

Maar o wee…

In mijn zottigheid kom ik te dicht bij Bertje en hij valt om.

In zijn val trekt hij het tafelkleedje mee en de mooie vaas valt al rinkelend in duizend stukjes op de grond.

‘Nu is de maat vol !’

Ik mag met de auto mee.

Leuk zeg !

Ik kom aan een groot gebouw en hoor heel veel honden blaffen.

Zou het hier een speeltuin voor hondjes zijn ?

Vader houdt mij aan de lijn.

Ik ben er niet helemaal gerust in.

Als we de grote ijzeren poort binnenstappen, zie ik overal hekken.

Daaracher staan , liggen , of zitten honden en katten.

Ze maken heel veel lawaai.

Een grote man stapt op ons toe.

Vader praat met hem. Zouden ze over mij vertellen ?

Ik voel dat de lijn aan die man wordt doorgegeven.

Die man brengt me naar een hok.

Ik bekijk mijn baasjes .

Zonder om te kijken gaan ze door de grote poort weg.

Ze vergeten mij mee te nemen

Ik blaf zo luid ik kan.
Ik hoor Bertje wenen, maar ze keren niet weer.

Vergeten ze mij echt ?

Ik wacht en wacht , blaf en roep, maar ik blijf alleen achter.

Zullen ze mij straks komen halen ?

Uitgeput van het blaffen ga ik in een hoekje zitten.

Het wordt al donker.

Ik durf niet slapen, want ik wacht op mijn baasjes.

Ik sta aan het hek en rek mij zo goed ik kan.

Ik kan de grote poort zien.

De grote man vult mijn kom met brood en koffie.

Ik lust geen brood, en zeker geen ‘ koffiebrood.’

Ik drink alleen een beetje water .

Dan sta ik weer op wacht.

Ik denk aan mijn baasjes.

Vooral aan mijn vriendje Bert.

Waarom laten ze mij alleen ?

Ook een hondenhart is niet van steen !

In stilte pink ik een traantje weg.
Ik buig mijn kop en verstop mijn ogen , ik wil niet laten zien dat ik treurig ben.

Wat hoor ik ?

Voetstappen !

Zou de grote man nu weer eten brengen ?

Iemand komt door de grote poort.

Is het mijn baas ?

 

Voor mijn hok staan twee jongens.

‘Kijk Michaël , daar , dat is nog een jonge hond .’

‘Je hebt gelijk , Jan.’

Ik rek mij uit zo hoog ik kan.

Mijn buikje druk ik tegen de tralies en ik kijk en blaf.

‘Hé, jongens zien jullie mij ?’

‘Kunnen jullie mijn baasjes niet roepen ?’

Michaël blijft staan.

Hij kijkt me aan met vriendelijke ogen.

‘Kijk’vraagt hij aan zijn vriend, ‘is dat geen lief hondje ?’

‘Bekijk zijn buikje eens !’

‘Zo zacht , en zo rose , ik vind hem wel mooi.

Hoe oud zou hij zijn ?

Waarom kijkt hij zo droef ?’

O, kijk ik droef ?

Daar ga ik gauw wat aan doen.

Ik blaf eens vrolijk en kwispel met mijn staart.

Vinden jullie mijn buikje mooi ?

Ik zal het jullie eens goed laten bewonderen

Ik ga op mijn rug liggen met mijn vier pootjes omhoog.

Langzaam beweeg ik mijn staart heen en weer.

Ik hou nartuurlijk vanuit mijn ooghoek de jongens in de gaten,want ik wil niet dat ze weggaan.

De jongens vinden mij leuk.

‘Zo’n hond zou ik wel willen’ zegt Michaël

‘Zou hij te koop zijn ?’

‘Hij is mooi he,’ zegt de grote man.

‘Ja, we vinden hem best aardig’ zegt Michaël.

‘Is hij hier al lang ?’

‘Juist toegekomen’ zegt de grote man, ‘slechts één nacht nog maar.’

‘Is hij soms ziek’ vraagt Jan.

‘Helemaal niet’ zegt de man ‘ hij is jong en vol vitaliteit.

Hij is alleen een beetje te speels , en daarom kunnen de eigenaars haar niet in huis laten terwijl ze gaan werken.’

‘Het is een meisje.’

‘Dat hadden we wel gemerkt lachen de twee vrienden, en hoe een meisje ! !’

‘Kunnen wij die hond kopen ?’

‘Ja natuurlijk !’

‘Wel, we denken er nog even over na en je hoort nog van ons.’

‘Denk maar niet te lang’ zegt de man, ‘zulke dieren zijn vlug weg .’

Wat doen ze nu ?

Waarom gaan ze weg ?

Moest die man nu roet in het eten gooien, het ging juist zo goed.

Ik wil best met Michaël meegaan.

Ik voel mij nu al goed bij hem .

Zou hij nog terugkomen ?

Ik blaf nog eens heel luid.

Aan de poort kijkt hij nog éénmaal om .

 

De grote man brengt een kom met hondenbrokken.

Ik heb wel honger, maar ik kriijg geen brok door mijn keel en laat het eten staan .

 

31-05-2006 om 00:00 geschreven door oma

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
>> Reageer (2)
30-05-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom op mijn blog
Vandaag heb ik een nieuwe blog aangemaakt. U bent van harte welkom !
Ik zal u in verschillende afleveringen mijn boek ' Dagboek van een Labrador' laten lezen.
Het is een echt gebeurd verhaal. Wat er speciaal aan is moet je zelf maar ontdekken; Tot gauw ???
oma

30-05-2006 om 16:20 geschreven door oma

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
>> Reageer (0)


Archief per dag
  • 26-06-2006
  • 24-06-2006
  • 22-06-2006
  • 19-06-2006
  • 18-06-2006
  • 16-06-2006
  • 15-06-2006
  • 14-06-2006
  • 13-06-2006
  • 12-06-2006
  • 11-06-2006
  • 09-06-2006
  • 08-06-2006
  • 07-06-2006
  • 06-06-2006
  • 04-06-2006
  • 02-06-2006
  • 01-06-2006
  • 31-05-2006
  • 30-05-2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Inhoud blog
  • 15. KIKI
  • 14. Feest in de straat
  • 13. Ik krijgt bezoek
  • 12. Vakantie derde deel)
  • 12. Vakantie (tweede deel)
  • 3.Tess
  • 2 Een nieuwe thuis.
  • Welkom op mijn blog


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!