RECHT VAN SPREKEN VAN RIK WOUTERS
Zoeken in blog

Inhoud blog
  • PUIG DE SANT ANDREU [gedicht]
  • WIJZIGINGEN
  • JURYVERSLAG I.V.M. TWEEDE PRIJS POËZIEPRIJS VAN DE STAD HALLE 2003
  • TWEEDE PRIJS POËZIEPRIJS VAN DE STAD HALLE 2003
  • KWETSBAAR EN VERSTOTEN TUSSEN BROKSTUKKEN [essay]
  • 13DE POËZIEPRIJS VAN DE STAD TONGEREN [poëzieprijs]
  • FLAPTEKST VAN "GEBRUIK MAKEN VAN WOORDEN EN ONGEDATEERDE BRIEVEN"
  • GEBRUIK MAKEN VAN WOORDEN EN ONGEDATEERDE BRIEVEN [2000; dichtbundel]
  • KAFTONTWERP VAN "HET WOORD HERTALEN" EN "WAT STILTE GENOEMD WORDT" (+ illustratie)
  • WAT STILTE GENOEMD WORDT [1996; dichtbundel]
  • HET WOORD HERTALEN [1996; dichtbundel]
  • LAWAAI IS TEDERHEID [1987; dichtbundel]
  • EERSTE LITERA-ONDERSCHEIDING 1984 [poëzieprijs]
  • RIK WOUTERS IN ZIJN POËTISCHE EIGEN TIJD
  • RIK WOUTERS, IK-DICHTER VAN DE WERKELIJKHEID.
  • NAUWELIJKS ADEMEND VERHEFFEN WOORDEN ZICH [1982; dichtbundel]
  • IK ZEG TOT JE [1979; dichtbundel]
  • PUBLICATIES IN BOEKVORM
  • COPYRIGHT
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Mijn favorieten
  • Halle in de literatuur
  • Louis Thevenet
  • seniorennet
  • Archief per maand
  • 12-2011
  • 03-2008
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 12-2006
  • 10-2006
  • 08-2006
    Zoeken met Google


    Blog als favoriet !
    Gastenboek

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    anarchie in woord en daad
    "Xarnego" vroeg me om een titel te zoeken voor deze webblog die alles wat Rik Wouters aan poëzie in dichtbundels gepubliceerd heeft, de literaire onderscheidingen waarmee hij bedacht werd, en de aandacht die literaire critici aan zijn poëzie besteed hebben, in chronologische orde wil groeperen. Soms zijn lichte veranderingen die echter niets aan de inhoud veranderingen, aangebracht. Ik heb geopteerd voor “RECHT VAN SPREKEN”. Mij komt echter geen enkele eer toe: ik heb gewoon de titel van een essay van Guy van Hoof, vriend van de dichter, over Wouters, dat in boekvorm verschenen is en op deze blog zal verschijnen, genomen. Hopelijk neemt van Hoof het me niet kwalijk. Omdat Wouters zo graag met ondertitels werkt, heb ik er ook maar een ondertitel aan toegevoegd: “anarchie in woord en daad”. De ondertitel verwijst naar 2 zaken. (1) Op Wouters’ adreskaartje staat in de linkerbenedenhoek dat hij “anarchist”, “artiest en dichter” en “catalanist en flamingant” is. Wouters is niet alleen met zíjn literatuur bezig. Ga maar eens kijken op http://blog.seniorennet.be/halle_literatuur waar een poging wordt gedaan om alles over “Halle in de literatuur” openbaar te maken. (2) Kunstenaar kan men slechts zijn indien woord en daad samenvallen. Kan dit voor een dichter die zonder het woord geen daad zou kunnen plegen, moeilijk zijn?! Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is. (geschreven door:) Andreas WANDERS
    11-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.RIK WOUTERS, IK-DICHTER VAN DE WERKELIJKHEID.


    Rik Wouters, een collega, heeft me voor enkele weken zijn bundel "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich" ter recensie toegestuurd. In het colofon lees ik dat het werkje "in de lente van 1982 in een oplage van 100 genummerde en door de auteur gesigneerde exemplaren" is verschenen. Of er dus nog exemplaren te verkrijgen zijn, moet aan de dichter zelf worden gevraagd: R. Wouters, Impeleer 60, 1600 St.-Pieters-Leeuw. En nu even voorstellen.
    Wouters komt uit zijn bundel als een manifest ik-dichter. Niet alleen is het eerste gedicht een "Gedicht voor mezelf" (dus hemzelf), maar zijn bovendien van de 20 poëzievruchten die de bundel in totaal rijk is, nog 6 andere als directe ik-gedichten te karakteriseren. Met directe ik-gedichten bedoel ik stukjes waarin de dichter zijn eigen innerlijke wereld openbaart door zichzelf in het gedicht in de ik-persoon te laten optreden. Misschien vind je mijn typering "manifest ik-dichter" op basis van een 7/20 verhouding wat te scherp. Ik haast me echter om eraan toe te voegen dat de meeste andere gedichten een heel nabije aanwezigheid van hun schepper laten voelen, een zo nabije dat je bijna wel van indirecte ik-gedichten kan gewagen. "Wat is binnen die 13 dan de verhouding?" zul je wellicht vragen. Wel, boven was ik niet zo precies toen ik schreef "de meeste andere gedichten": het gaat gewoon om alle andere gedichten.
    Een beschrijving nu van de manier waarop de dichter zich zo sterk bij een lectuur.laat voelen, levert ons dé karakterisering van het soort poëzie we in "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich" krijgen. De dichter vertrekt in 16 van de 20 gedichten van een waarneming van een sterk individueel geregistreerde concrete werkelijkheid als dusdanig. Dat betekent dat hij in zijn gedichten een hem persoonlijk opgevallen realiteit rechtstreeks beschrijft, wat maakt dat we hem als lezer heel nabij voelen (we kijken namelijk heel voelbaar door zijn ogen heen). Die nabijheid wordt echter versterkt door een verfilming van de werkelijkheid die heel sterk geïndividualiseerd wordt, namelijk door het gebruik van hoogst originele beelden (we kijken dus door Wouters' ogen wat zowel het object als de wijze van waarneming betreft). Daar blijft het niet bij! Wouters manifesteert zich gedurende de hele loop van het gedicht bovendien nog meestal door een voortdurende commentaar bij en beoordeling van de werkelijkheid. Die manifestatie wordt natuurlijk ten top gevoerd waar hij in twee gedichten met een rechtstreekse vraag aan de lezer eindigt. Hieronder twee voorbeelden: het eerste gedicht, een stukje zonder vraag; het tweede met:

         (de fransklinkende fazant) nacht. en elk raam is zwart. 
         toch zont het plein languit en in overvloedig licht. 
         straatverlichting. voor de rest donkere gevels. of toch niet. 
     
         aan de overkant van het plein 2 verlichte ramen: 
         een laatste pils voor het slapengaan, een ultieme verdoving. 
         het binnengaan een plotse verwarring. weerkaatste gezichten. 

         spiegels. ze geven alles prijs. net als dronken woorden. 
         alles wordt geopenbaard: een apokalyptisch tafereel. 
         spiegels verbergen niet zoals binnensmondse woorden wel.

    …

         (de toren van de halse basiliek) 
         dagjesmensen kijken 
         naar de trotse toren 
         die onaantastbaar prijkt 
         hoog boven de kronkelende straatjes. 
         hij wordt ten top gedreven 
         door mannelijke gotische lijnen 
         en bekroond met de barokke lantaarn. 
         galmgaten strooien het beiaardgeklingel 
         als het rennen van lichtvoetige kinderen 
         over de roestkleurige daken. 

         marktkramers en winkeliers 
         horen niet de kleurige klanken 
         van de zingende beiaard 
         en zien niet de statige schoonheid 
         van de machtige toren. 

         enkel een meisje van amper 12 
         met grote zachte ogen 
         kijkt bewonderend omhoog 
         en neuriet het liedje mee. 

         wie (wat) maakte de andere mensen blind?

    Het valt je wellicht op dat het hier tweemaal om een zogenoemd "indirect" ik-gedicht" gaat. Van de 16 gedichten waarin van een concrete buiten-de-dichter-liggende werkelijkheid wordt uitgegaan, zijn er namelijk slechts 3 directe ik-gedichten. In die 3 is door de directheid van het ik de aanwezigheid van de dichter natuurlijk optimaal.
    Voor we vertellen wat nu in die 4 andere gedichten, alle vier ik-stukjes waarin niet van een waarneming van een concrete buiten-de-dichter-liggende realiteit wordt vertrokken, gebeurt, dient nog aangestipt, dat de dichter zijn aanwezigheid doorheen de waargenomen realiteit en plus affirmeert door die realiteit voor de lezer herkenbaar te maken. Hij laat bijvoorbeeld vijf gedichten waarin hij van een beschrijving van een werkelijkheid in Halle uitgaat, voorafgaan door een titeltje "Halle weggeborgen in de Zennebocht" en voegt er zelfs nog een persoonlijke noot aan toe: "(vijf gedichten opgedragen aan Ghislain Laureys)". In die vijf gedichten zijn de eerste woorden van Wouters dan bovendien nog telkens een kenbaar maken van wat in Halle er nu juist sprake is. Elders treedt de dichter expliciet tot bij de lezer door in een voetnoot aan te geven dat het om een waarneming van een schilderij in eigen bezit gaat (plus vermelding van de naam van de schilder en zelfs beschrijving van wat er op het doek staat). Dus 16 "ik-gedichten" zeker en wel in verschillende schakeringen.
    Over de vier stukjes waarin niet van buiten-dichter-werkelijkheid wordt vertrokken, kunnnen we kort zijn. De dichter beschrijft er rechtstreeks een gevoel (2x), een handeling (1x) of steunt zich op een algemene werkelijkheid (1x). Wat echter telkens weer opvalt, is de beschrijvende stijl. Met andere woorden de ingrediënten "waarneming" en "beschrijving" zijn ook hier voorhanden; hier in deze wellicht sterkst geconcentreerde ik-poëzie. Een voorbeeld, mijns inziens een mooie tekening voor het bewust binnentreden van de dichter in de wachtkamer van zijn muze. 

         met een staf vol tovertekens 
         gedichten in een vreemde taal 
         trek ik een cirkel om me heen 
         en zet mijn koptelefoon op 
         waarin stilte speelt 

         zo stil 
         zo mysterieus 
         speelt de stilte 
         een melodie 
         die inspireert

    Maken we het bilan op, dan stellen we vast dat in "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich." naast twee categorieën ik-gedichten drie categorieën /ik+concrete werkelijkheid/-gedichten voorkomen: ten eerste de stukjes die expliciet beschrijvend inzetten en geen expliciet ik-personage kennen, ten tweede de stukjes die expliciet beschrijvend inzetten en wel een expliciet ik-personage kennen en ten derde die die een expliciet ik-personage kennen, maar geen expliciete beschrijving.
    Wat vertelt ons deze vaststelling nu uiteindelijk? Een schrandere vraag, maar toch niet zo een moeilijke. Het feit dat in alle 20 gedichten de ik-persoon Wouters en de concrete werkelijkheid waarmee deze ik-persoon geconfronteerd wordt, zo helder aanwezig zijn, bewijst ons dat we hier op en top met een realiteitsgebonden en uit de realiteit beeldende dichter te maken hebben. Een realist tout court, zowel naar inhoud als naar stijl (een heldere en verstaanbare taal, beschrijvend en commentariërend, suggestief). En kan nu de opmerking worden gemaakt, dat ieder dichter uiteindelijk realist is, omdat ieder dichter tenslotte vanuit de realiteit (zij het nu ik-realiteit of buiten-ik-realiteit) schept, dan kenmerkt het realistische bij Wouters zich precies daardoor, dat de ik-realiteit meestal (in 80 % van de gevallen in deze bundel) doorheen een sobere, nuchtere, maar persoonlijk beschreven buiten-ik-realiteit geboden wordt. De ik-realiteit is als het licht dat door een brandraam de kerk binnenvloeit; de buiten-ik-realiteit is het brandraam.
    "Wouters-realist" betekent evenwel niet dat Wouters 20 keer gefotografeerd heeft! Boven wees ik al op de originaliteit van zijn beelden en bovendien; is er de manifestatie van de ik-persoon Wouters alsdusdanig, een manifesta,tie die alle fotografie banvloekt.
    En tenslotte, denk nu ook weer niet dat de ikheid twintigmaal zo opdringerig is, dat ons lezers geen eigen interpretatie meer wordt gelaten... Laat mij ook "open" eindigen, namelijk met de meerzinnigheid van de dichter zelf: 

         GEDICHT VOOR MEZELF 
       
         als de wind takken afkraakt 
         en zand opstuift 
         als de regen dammen breekt 
         en oogsten vernielt 
         als de droogte akkers verdort 
         en in tweeën splijt 
         als het vuur huizen platbrandt 
         en mensen verdeelt 
       
         als ik eindelijk nog eens 
         een gedicht schrijf, 
         zal niemand er naar kraaien 
        
         dat hoeft ook niet

    Verschenen in: Initiatief, jg. 3, nr. 18, mei 1984, p. 46-49.

    F. CROMBEZ


    06-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NAUWELIJKS ADEMEND VERHEFFEN WOORDEN ZICH [1982; dichtbundel]


    aan mijn meter en grootvader, 
           mijn ouders,
           mijn schoonouders,
           Lieves grootouders.




    [TITELLOZE ‘CYCLUS’]





    GEDICHT VOOR MEZELF

    als de wind takken afkraakt
    en zand opstuift
    als de regen dammen breekt
    en oogsten vernielt
    als de droogte akkers verdort
    en in tweeën splijt
    als het vuur huizen platbrandt
    en mensen verdeelt

    als ik eindelijk nog eens
    een gedicht schrijf,
    zal niemand ernaar kraaien

    dat hoeft ook niet





    HALLE WEGGEBORGEN IN DE ZENNEBOCHT [cyclus]
    (vijf gedichten opgedragen aan Ghislain Laureys)





    (halle) stad van de gotische basiliek waarvan het grauw
    te grauw is. de handelshuizen van het marktplein
    beletten veel bedevaarders het zwangere godshuis
    (mariahuis) binnen te treden. de mond van de maagd
    is geen lach meer: ook zij gelooft niet langer in overtuiging

    de ogen van de vrouwen geen kleurrijk vuurwerk
    zoals gesluierde meisjes uit tunesië
    die elke rimpel in hun schaamteloos lichaam verbergen.
    dof klinken ze zoals het ritme van de tamtam
    aangegeven door de vinger loze leprazanger

    trager de mannen loom door bier en te veel dromen.
    hun gevoelloze huid proeft al jaren niet meer
    de kussen van het nichtje dat nieuwjaar wenst.
    enkel een bruine meisjesborst brengt nog schittering
    in hun stoffige en gedoofde ogen





    (stadhuis) nauwelijks ademend verheft het zich
    boven de bloedende druiven op straat.
    het geurt naar renaissance en ruikt naar frans.
    huisdeuren en gouden raamopschriften
    zijn zonder tijd. geen besef ervan.
    het justitia-beeld van godebski
    probeert vergeefs recht en tijd levend te houden.

    Godebski: 19de eeuws Russisch beeldhouwer die de beelden
    "waarheid" en "rechtvaardigheid" van het Halse stadhuis maakte.





    (de toren van de halse basiliek)
    dagjesmensen kijken
    naar de trotse toren
    die onaantastbaar prijkt
    hoog boven de kronkelende straatjes.
    hij wordt ten top gedreven
    door mannelijke gotische lijnen
    en bekroond met de barokke lantaarn.
    galmgaten strooien het beiaardgeklingel
    als het rennen van lichtvoetige kinderen
    over de roestkleurige daken.

    marktkramers en winkeliers
    horen niet de kleurige klanken
    van de zingende beiaard
    en zien niet de statige schoonheid
    van de machtige toren.

    enkel een meisje van amper 12
    met grote zachte ogen
    kijkt bewonderend omhoog
    en neuriiet het liedje mee.

    wie (wat) maakte de andere mensen blind?





    (de fransklinkende fazant) nacht. en elk raam is zwart.
    toch zont het plein languit en in overvloedig licht.
    straatverlichting. voor de rest donkere gevels. of toch niet.

    aan de overkant van het plein 2 verlichte ramen:
    een laatste pils voor het slapengaan, een ultieme verdoving.
    het binnengaan een plotse verwarring. weerkaatste gezichten.

    spiegels. ze geven alles prijs. net als dronken woorden.
    alles wordt geopenbaard: een apokalyptisch tafereel.
    spiegels verbergen niet zoals binnensmondse woorden wel.





    (karnaval)

    1
    marktkramers en schreeuwende venters
    verkrachten het marktplein, die sacrale plaats,
    waar straks zotskappen en cynici
    hun dagelijkse gareel
    met plezier zullen afleggen

    2
    de levenloze stad
    nog op zichzelf geborgen,
    de lijkwitte stilte
    wordt verscheurd
    door een onwezenlijke lach

    confettigewijs
    zwelt het lachen aan
    tot een atoomontploffing:
    karnaval viert weer eens
    springtij

    3
    de uitgelopen clown
    staat voor de spiegel
    zijn neus verlopen tot roze
    zijn wit verdwenen
    en zegt zijn gedicht op





    LOSSE GEDICHTEN [afdeling]





    DE SCHEEPJES IN DE BAAI VAN HAMMAMET

    er liggen veel scheepjes gemeerd
    aan de verlaten kaai
    in de baai van hanmamet

    verloren in het zand ligt
    een vis met de zon te spelen
    zijn ogen glazend naar de kim

    vissers zijn er niet. ook zij lopen
    gekleed in boernoes door de medina.
    met tapijten is meer te verdienen

    ‘s nachts varen ze uit.
    niemand mag weten dat ze nooit
    een wonderbare visvangst hebben





    BRUSSEL

    de toren van het stadhuis
    verbergt zich achter stellages.
    de renaissance-huizen
    verschuilen zich achter roestige gevels.
    een brandweerladder
    vleit tegen het broodhuis aan.

    waar is de bloedige tijd
    van alva en egmont?





    met een staf vol tovertekens
    gedichten in een vreemde taal
    trek ik een cirkel om me heen
    en zet mijn koptelefoon op
    waarin stilte speelt

    zo stil
    zo misterieus
    speelt de stilte
    een melodie
    die inspireert





    DE SCHREEUW VAN EDVARD MUNCH

    een rat knaagt gangen
    in mijn lijf. ook mijn stembanden
    worden opgepeuzeld.
    als dessert. schreeuwen
    doe ik contesteren
    maar zelfs versterkers helpen
    niet. ik word niet gehoord.
    mijn mond een holte
    waarin mijn tong beweegt
    waaruit geen klank komt.
    klankloos schreeuw ik.
    gedachten schieten voorbij
    aan lichtsnelheid
    kunnen zich niet verwoorden.
    mijn oordeel is geluidloos.





    terwijl de pick-up
    de beatles’ all you need is love draait,
    braakt de radio het bericht
    van weer een nieuwe joodse vergeldingsactie
    door de luidspreker





    BRUSSEL VOOR DE PROVENCE RUILEN

    door mijn stenen venster kijk ik uit
    over een koningsmausoleum bekruisde naalden
    de olierivier hersenloze dwergen:
    ik walg ik voel me helemaal afknappen

    een bijtende rioolstank drukt me
    tegen de metaalkoude grond.
    mijn hoofd raakt zoek in de modder:
    ik kots de rottende aarde onder

    mijn afgetakelde lichaam laveert toch nog
    tussen noord en zuid stad en dorp
    dood en leven, lavendel

    lavendel, door een zachte vrouwenhand
    overal uitgestrooid, wint de strijd:
    de wip helt zuidelings over




    LEGERDIENST IN SOEST, DUITSLAND

    het bier in de pint daalt
    de geur van krokante frieten
    vult het kalme café
    de beatles spelen op de achtergrond

    toch voel ik me zonder haar
    hopeloos alleen





    mijn tranen schitteren niet in zonlicht
    en bevuilen mijn wangen niet.
    ik ween slechts achter gesloten ogen.
    ik probeer mijn lome verdriet
    zo goed mogelijk te verbergen.

    ik verkleed me in lach
    en beantwoord elk lachsalvo met lach.
    ik vlucht weg in de liefde,
    in poëzie (ja, ik noem dit poëzie)

    de pijn wordt slechts erdoor verergerd
    bij elke stekelige herinnering,
    bij elke trilling van mijn stem.




    VLAANDEREN

    voor dit land
    van 4 seizoenen
    op 1 enkele dag
    zal ik vechten
    tegen windmolens
    en addergebroed





    DE SEIZOENEN [cyclus]




    LENTE

    de lente is nog stil. schuchter.
    enkel het vallen van de regen.
    zelfs vogels schuilen onder dakgoten.

    toch vergrootglaast het dubbele raam
    een zonderlinge zonnestraal
    die het tafelblad warm kleurt.

    op tafel: een franse golden in een mand.
    teken van vernieuwd leven
    dat slechts dood aahter zich laat:

    een vettige witte made





    ZOMER

    rondslenteren op de openluchttentoonstelling
    positie innemen ten opzichte van sculpturen

    "het belang van licht en schaduw
    is zeker niet te onderkennen"
    zegt een schijnbaar ingewijde wat verder
    tegen zijn knikkende volgelingen

    later op het terras observeer ik
    het spel van licht en schaduw met mijn pils





    HERFST

    de zomer is achtergelaten.
    onwetende stralen
    prikken door de mist
    veranderen mijn kamer
    in clair-obsur.
    de wijn op vervondels schilderij
    bevat enkel nog de bodem;
    aardappelen en bloemkool
    blijven onaangeroerd.
    de boeken in de kast
    krommen kouwelijk hun rug.

    Henk Vervondel: een schilder uit Diest van wie ik een schilderij bezit (2 kommen, aardappelen, bloemkool en een halflege wijnfles in donkere, maar zachte kleuren).





    WINTER 
         voor mijn grootmoeder

    omstreeks 19.30 uur schakelt ze
    de 2de hands zwartwit TV aan
    wacht angstig op de weerman
    die gelukkig weer geen sneeuw voorspelt

    blijgezind ontkleedt ze zich
    en sukkelt de trap naar boven op





    [TITELLOZE ‘CYCLUS’]





    DE HOOP" (een schilderij)

    traag boort het kanaal zich
    onder de spoorwegbrug
    door het doek op de ezel

    in de mist loopt een aak
    tegen de dorre oever lek
    hijst hopeloos verloren
    zijn witte vlag

    het dampende water
    verdwijnt in een draaikolk.
    een stuk wrakhout
    waarop "de hoop" staat,
    drijft doelloos erop

    bloed kleurt de hemel roze


    05-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IK ZEG TOT JE [1979; dichtbundel]


    voor lange blonde haren





    1974

    niet in 1956 ben ik geboren
    -de burgerlijke stand geeft mijn geboortedatum
    slechts subjectief weer-
    maar in 1974 -16 januari 15.00 uur
    om precies te zijn-
    toen ik voor het eerst
    je handen vasthield
    je honinglippen smaakte
    me verborg in je haar

    niet in 1956 ben ik geboren
    maar in 1974 -16 januari 15.00 uur
    om precies te zijn-
    toen ik voor het eerst jou was





    WAT BEN IK?

    wat ben ik
    wat doe ik
    wat weet men over me
    wie weet wat over me
    wie begrijpt me
    wie wil met me zijn
    wie heeft mijn gedachten
    ze zijn gestolen
    zij heeft ze gestolen
    lange blonde haren
    men weet ervan
    mijn mond begeert
    haar lippen
    ik lach bier
    bevruchting op straat
    er was vroeger
    er is nu
    zij is mij
    is zij mij
    zij mij





    ik ben niets dan onder je handen

    het ontwaken
    een slagroomkus
    en naakt je borsten
    (nog niet gezoogd)
    parelen verder zweet dan
    maar gewone warmte

    parelen van genot
    je huiverende tepels
    en in 1 seconde
    oneindigheid
    ik weer betast je trotse naaktheid

    afrodite, je
    steelt weer mijn ogen
    vingers - oren - lippen
    ik die weer uitstort
    over jou mijn liefste
    woonloze buik
    en je echte mooizijn
    dat zelfs sneeuw niet verwoest

    je naakte tepels je naakte lichaam
    op mijn kamer in een nis staat
    eindelijk





    LIEFDE

    haar liefde voor mij
    is een onwerkelijke droom
    van aantrekken en afstoten
    die eens zal eindigen
    in een bodemloze put

    of als een siamees





    KLAAGLIED

    ik ben alleen
    ik mis je
    verlangen naar je naakte lichaam
    alleen mis ik je
    gisteren vandaag morgen
    altijd
    hopen naar later
    je wordt verlangd
    je doet verlangen
    ik verlang
    de naakte aanraking
    het somse eenzijn
    begeren naar je naaktheid
    ik mis je





    ik slaap in haar hart
    koekehart
    op het rustige onrustige ritme
    van haar hartslag





    geef je hart in mijn handen
    laat me er binnentreden
    opdat ik het zou leren kennen
    laat me het liefkozen
    opdat het van me zou houden
    laat me het gedag zeggen op straat

    lieve hart
    laat me tegen je zeggen
    dat ik enkel haar heb





    LIEVE

    ik lach je lichaam
    tot een perfect marmeren beeld
    -niet zomaar een beeld
    maar voelend nemend gevend-
    en mijn tranen doordrenken
    je naakte schoonheid
    met bewondering,
    liefde





    AAN LIEVE DIE VROUW WIL WORDEN

    en door het nachtelijk gordijn
    kom je transparant naar me gelopen
    en leg je je hart bloot

    we tekenen liefde
    in smeltende sneeuw

    dan neem ik je met woorden
    en ooh zeg ik
    en wat ben je mooi
    met je goudblonde haren
    verloren in de wind
    en als je vingers me beginnen smaken
    en ijswater ijn keel verandert
    met gentianen
    is er lust

    muziek omlijst fluwelen woorden
    en vermurwen in een onwezenlijke zoen
    de stilstaande hangklok
    je lippen worden mij
    onze tong begeert
    donkerrood licht

    we spelen hinkstap
    en door muren banen we
    naar morgen en overmorgen
    en slapeloze nachten

    mijn ogen fotograferen
    lieve die is lief
    wat is lieve?
    liefde draagt over bergen
    en tussendoor woorden





    BEZETENHEID

    hoe meer ik je zie
    hoe meer ik je voel,
    hoe eerder ik je wil bezitten
    innig en voor altijd





    TO MY LOVE ON THE EIGHTH OF JULY

    lieve je bent lief als je lacht
    lieve je bent lief als je vrijt
    lieve je bent lief als je slaapt
    lieve je bent lief

    ik leef van mond tot mond
    en adem in mijn slaap
    om te ervaren
    het allerprilste geluk
    dat achter de droom ligt

    ik weerspiegel me
    in je rozige tepels
    maar onaantastbaar
    ben je soms ver weg
    als de nood het hoogst is
    om 1 te zijn
    liefste

    maar er is ook nog morgen
    en overmorgen
    en de dag na overmorgen

    weet je
    ik ben ook maar een mens
    de begeerte is soms groot
    om jou te zijn:
    de geboorte van dit gedicht
    de geboorte van ons kind
    mijn wedergeboorte

    je hebt gevraagd om lief te zijn
    vandaag en morgen en altijd
    en met je te leven
    in tweezaamheid

    ik speel geen spel
    nee ik speel liefde
    ik zie je
    in bodemloze woorden
    bij me blijven voor altijd





    GODIN
         voor 16 januari 1974

    en dan plots komt ze
    uit mijn koffie wolken gekropen
    en verandert in 1 handomdraai
    mijn lichaam
    in bron van levenslust
    en als ze dan weer
    mijn eenzame handen kust
    weet ik dat ik meer ben
    dan een vervloekte dichter





    tijdloos ben je
    -ik bedoel niet: wezenloos-
    maar het leven is zo kort
    té kort om met jou
    mijn dromen op te bouwen,
    werkelijk en waarneembaar
    wat rest me dan nog
    buiten mijn dromen toe te vertrouwen
    aan wat wezenloos papier? 





    IK ZEG TOT JE

    ik zeg tot je : bloem
    ik zeg tot je: meisje van mijn dromen
    ik zeg tot je: schoonheid

    ik zeg tot je: roos
    van mijn dromen
    je schoonheid zo broos
    betovert me

    ik zeg tot je: liefste
    ik zeg tot je: verlaat me nooit
    ik zeg: ik zeg zoveel 


    03-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PUBLICATIES IN BOEKVORM

    1. POËZIE

    -Ik zeg tot je. Panther Paperback, Dilbeek. 1979.
    -Nauwelijks ademend verheffen woorden zich. Iambe, Molenhoek (Nederland). 1982.
    -Lawaai is tederheid. Yang, Gent. 1987.
    -Het woord hertalen. tien jaargetijdengedichten. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1996 [als dubbeldichtbundel, samen met "Wat stilte genoemd wordt". Casitacahier 1. Kaftontwerp: Rik Wouters].
    -Wat stilte genoemd wordt. Cataloniëgedichten. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1996 [als dubbeldichtbundel, samen met "Het woord hertalen". Casitacahier 1. Kaftontwerp: Rik Wouters].
    -Steeds heimwee en stilten vol hedonisme. Bij doeken van René Devedeleer. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997 [Brochure. Casitacahier 7].
    -een tweekoppig wezen ben ik. een anarchistisch gedicht over overleven, woordenmacht en permanente schending. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999 [in "het verboden evangelie van de dichter", samen met een essay over de poëzie van Rik Wouters door WANDERS, Andreas: kwetsbaar en verstoten tussen brokstukken. Het ontnomen woord en de doorgelichte dichter. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1996. Casitacahier 4. Kaftontwerp: Rik Wouters].
    -xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999 [Casitacahier 7. Kaftontwerp: Rik Wouters].
    -gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven. is dit de stad van komen en blijven?. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 2000 [Casitacahier 8].

    2. POËZIE EN PROZA

    -elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998 [Casitacahier 3. Kaftontwerp: Rik Wouters].
    -zeg niet. dat democratie voorgoed dood is. Xarnego, Halle. 2003 [Met proza. Xarnegoschrift 1. Kaftontwerp: Rik Wouters].

    3. ESSAYS
    -schaamteloos en puur als ik ben. Over de dichtbundel Jagen van Nicole Van Overstraeten. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997 [Casita de la soledad-cahier 1].
    -De doorlichter van woorden die anders betekenen. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1992-1997). -xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997 [Bijdragen over poëzie in het algemeen, gedichten van Jan Vanhaelen, Nicole Van Overstraeten en Pieter Delen en cultuur n kunst in Halle. Casita de la soledad-cahier 2].
    -Woord én daad van Guy van Hoof. Zijn apocriefe evangelie. Xarnego, Halle. 2005 [Xarnegoschrift 2].


    02-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.COPYRIGHT


    © Bij de auteurs.
    Alles uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden, op voorwaarde van voorafgaande, schriftelijke toestemming van de auteur.


    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!