Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
anarchie in woord en daad
"Xarnego" vroeg me om een titel te zoeken voor deze webblog die alles wat Rik Wouters aan poëzie in dichtbundels gepubliceerd heeft, de literaire onderscheidingen waarmee hij bedacht werd, en de aandacht die literaire critici aan zijn poëzie besteed hebben, in chronologische orde wil groeperen. Soms zijn lichte veranderingen die echter niets aan de inhoud veranderingen, aangebracht.
Ik heb geopteerd voor “RECHT VAN SPREKEN”. Mij komt echter geen enkele eer toe: ik heb gewoon de titel van een essay van Guy van Hoof, vriend van de dichter, over Wouters, dat in boekvorm verschenen is en op deze blog zal verschijnen, genomen. Hopelijk neemt van Hoof het me niet kwalijk. Omdat Wouters zo graag met ondertitels werkt, heb ik er ook maar een ondertitel aan toegevoegd: “anarchie in woord en daad”. De ondertitel verwijst naar 2 zaken. (1) Op Wouters’ adreskaartje staat in de linkerbenedenhoek dat hij “anarchist”, “artiest en dichter” en “catalanist en flamingant” is. Wouters is niet alleen met zíjn literatuur bezig. Ga maar eens kijken op http://blog.seniorennet.be/halle_literatuur waar een poging wordt gedaan om alles over “Halle in de literatuur” openbaar te maken. (2) Kunstenaar kan men slechts zijn indien woord en daad samenvallen. Kan dit voor een dichter die zonder het woord geen daad zou kunnen plegen, moeilijk zijn?!
Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is.
(geschreven door:) Andreas WANDERS
14-08-2006
LAWAAI IS TEDERHEID [1987; dichtbundel]
Ill never let you see The way my broken heart Is hurting me I've got my pride And I know how to hide All my sorrow and pain Ill do my crying in the rain
The Everly Brothers (Crying in the Rain)
in november als de zomer voltooid verleden tijd is en de lente in de onvoltooid toekomende wordt geschreven zullen we sterven en opnieuw geboren worden.
in november als de ochtenden lang en wazig zijn en vochtige wagens naar koud zweet stinken zal jouw ademhaling hoorbaar op hol slaan. de wind van herfstige herinneringen zal met je meezingen.
in november als nog niet klaar en al donker één zijn zullen mijn gevoelens minder breekbaar dan beton lijken. maar in het hoekje achter mijn ongenadige ogen zullen tranen de fles van zwoel geluk vullen.
vanaf november wanneer de cyclus afgerond is zullen we als ouders in het huis van sarah wonen met wie we een wereld vol gekleurde blokjes zullen bouwen.
voor mijn dochtertje Sarah
ZELFS GODINNEN STERVEN 6 gedichten vol wrede wanhoop
Dat wij tot in het merg doorwreten van hunkering naar een gaaf behoud geteisterd staan uiteengespleten laat zuilen en profeten koud.
Andries Dhoeve (Nieuwe Gedichten)
1. (een eerste nooit geschreven brief)
meter,
ook de wijzers van jouw uurwerk oud en duurzaam, én kwetsbaar zullen bruusk afgebroken worden. radeloos zullen ze me uiteenrijten en eeuwenlange wonden achterlaten.
zondermeer zal ik ze koesteren met plezier en weemoed, wanhoop. en diep in me zal een boot bloedrood, leven en dood, tegen de dorre oever lek varen,
meter (misschien dat ik je wel altijd missen zal)
2. GROOTMOEDER
vele jaren heeft ze het graan voelen rijpen en met het graan is ze meegegroeid. toch zijn haar woorden geen dorre takken in een heidens en vernietigend houtvuur.
haar stem is zacht en zoet om smaken als het fluwelig vlees van perziken. haar gelaat is grimmig en vol gleuven niet door zilt zeewater maar sober:
nooit heeft ze rome ervaren, en eeuwigheid. nooit heb ik haar rusteloos horen rouwen. vele jaren heeft ze het graan voelen rijpen: ik wil haar nog niet geoogst zien.
3.
zoals zij ligt op haar zachte zij afwezig de ogen doffer dan dood en tijd en rondom haar van tong tot oor het codewoord wordt doorgegeven
zo wil ik haar lome lippen lenen een gedicht vol eeuwigheid boetseren
4.
gisteren toen ze nog leefde en discreet danste en vele gedichten in één adem reciteerde is verloren vreugde en vrijheid geworden.
nu zijn de overgordijnen gesloten en stamelt ze nietszeggende verzen die vormelijk niet met de broze bouw van haar brakke lichaam samenvallen. de lampen van de luchter zuchten gelig.
ze belichten nauwelijks de woorden vastgeworteld in haar hart; zelfs de kaars flikkert moeizaam en ruikt naar roet zoute tranen en zuur verdriet.
woorden kan ze niet langer ontcijferen: alle herten in haar bloed zijn verdwaald in het korzelig koraal van haar hersenen.
5.
slechts je stem is echo eentonig maar eindeloos weergalmend in het woeste waaien van de nacht. vergeefs verzin ik andere gordijnen zwaardere gordijnen om je klagend kreunen je smekend stamelen buiten te sluiten.
zo is je broze beeld niet waarvan de stukken van de legpuzzel schemerig op de vloer liggen. de kunst tot reconstrueren is met je bloed stil blijven staan. een ikoon is het, je beeld. andere details gaan hopeloos verloren.
traag en moedeloos zet ik mijn masker vol ongevoeligheid en verraad op.
6. EMPORION (een tweede nooit geschreven brief)
naar jou keer ik ooit terug - misschien. dan laat ik je zonder haat zonder zorgen oude stenen voelen. daar is de vlakte zilt en rustig. waar de grieken zoet droomden zal ik jouw gedichten voor je lezen. en elke nis van de bloedende basilica zal ik versieren met vrome verzen voor jou over jou: vroeger én nu én later. dan zal je weer lachen.
daar zijn alle seizoenen lente. zelfs de begraafplaats ademt rust en liefde. geen dood.
PRENTKAARTEN
Straten schuiven in eendere straten licht schuift in eender licht mensen in eendere mensen volte in eendere leegte leven in eendere dood.
PaulRodenko (Orensnijder tulpensnijder)
ZOMAAR EEN VLAAMSE STAD
er wordt niet gelogen als de zon loodrecht staat nooit gelogen als mensen één zijn met hun schaduw. dan wordt enkel de waarheid niet gezegd zoals bij het ware en volle leven.
er wordt slechts gelogen, en dan nog in bedekte woorden, als de zware gordijnen alle licht buitensluiten, als bier schraal smaakt en naar bederf, als het schuim overheerst en over de rand loopt.
SOEST, DUITSLAND nauwelijks weergalmt in deze ommuurde stad zonder poorten het leven. is lawaai is tederheid
mensen slenteren langs gerestaureerde wallen kinderen spelen beleg (schamper wordt dit romantiek genoemd) ze denken aan vroeger: godsdienstoorlogen die volkeren in tweeën verdeelden zoals het zwaard het bebloede laken doormidden scheurde
leven is er een schotse kerktoren zonder kruis. maar het uurwerk tikt geruisloos. de klokken begeleiden geen rondedans. het water is rustig nu. levenloos zelfs. geen bloemenbootjes varen nog op het naar verderf stinkende water
hier feest men sinds lang niet meer: men slaagt slechts erin de sur-place aan te houden.
PALAMOS, SPANJE
aan de kade een bedrijvig vrachtschip tegen de heuvel een zonnende kerk. tussenin hinkstapspelende kinderen: ze hinken van schip naar kerk.
kerk. en de nauwe winkelstraat is een paternoster groentekramen waar het geborgen leven is. de gekartelde kust is volledig bezet met agaven onbeweeglijk neergehurkte wachters onverdroten en met oneindig geduld uitkijkend over de vijandige zee.
barbarossa zou terug kunnen komen. en dan. dan zullen groentekramen slechts bloederige brij zijn en kinderen niet meer van nu naar vroeger hinken.
LENINGRAD (een impressie)
het bevroren water zal geen bloed meer wenen. de dorre aarde zal geen klaaglied meer schreeuwen van mannen en vrouwen zonder naam. toch hebben hun soldaten nooit rozen in hun geweerloop gestoken. (groeien hier wel rozen, tovaritj ?)
de nauwgezet gerestaureerde hermitage denkt bijna uitsluitend impressionistisch. (de werkelijkheid werd naar siberië verbannen) de kolossale atlantiden staren tevergeefs naar de overzees-liggende toekomst die zich nooit begrijpen laat.
in de buurt van het winterpaleis wordt een dronkaard discreet weggevoerd door schichtig kijkende mannen in burger.
FROM HERE TO ETERNITY 5 gedichten over nergens en ergens
... AILLEURS
Alles is goud hier - wijl 't in Brussel regent. Ik huiver soms voor wat de wind mij zingt. Morgen wordt alles weer door 't werk gezegend: sluipen en liegen waar het brood om dwingt.
Andries Dhoeve (Gedichten 1945-1965)
1 (hier, een brabantse stad)
het ritme van het dagelijks leven is meer reutel dan onbesuisd en veelbesproken volle bierglazen legen.
erger nog de nacht die even snel voortwentelt als de hartslag van de stervende stumperd. onafwendbaar staren de glurende ogen traag en treurig naar de moordende morfinespuit binnen handbereik.
zelfs de kinderen zijn grijsaard en onmondig voor altijd. vanop de bank in het park kijken ze beotisch lachend naar polyestereenden die over gladde golfjes dobberen. de grillige kastanjelaar draagt geen vruchten meer.
het ritme van de dag is als de ratel van de leproos die alle lust en leven op afstand houdt.
2 (hier, een kuststad)
zwaar hangen ook vannacht de woedende wolken van de goden. genadeloos glimmen de stenen van de stad, strooien hun trotse tranen bol van bestoft verleden hol van hopeloos heimwee.
de luiken zijn gesloten, het bier smaakt zuur en zerp. en in mijn veelvormige vingers voel ik het steedse kotsen van mijn kil gemoed.
naast de hijgende havenmuur ligt met hoogzwangere buik een verkleumd vissersschip radeloos en verloren op zijn doffe zij.
zwaar hangen ook vannacht de woedende wolken van de goden. op de weerkaatsende stenen stuikt mijn schreeuw te pletter. mijn bloed verft de draailamp van de vuurtoren donkerrood.
3 (elders, ergens tussenin)
uurwerken hebben steeds een ander ritme een trager ritme getikt dan hier.
alle zomers zijn dagelijks gezapig en gemoedelijk als het slentertempo van een ingekort boemeltreintje. (maar .vele winters zijn toch nog krakende koelkasten en meisjes zonder blozende vraagwangen)
zo zijn mijn moerassige zomers nooit geweest: nooit at ik aardbeien met slagroom zonder de verlammende smaak van zuurheid op mijn tong. steeds liepen mijn gevoelens ongrijpbaar evenwijdig met de gladde sporen naar nergens.
daar echter kan ik de autoportieren wijdopen zetten, zonder zuchten of zeuren. daar kan ik mezelf door een fletse filter van stof van tien tot één horen tellen. men betaalt het eten al met de glimlach.
ik schijn erin te zullen slagen me grenzeloos en ongenadig god te voelen. maar ook het leven van lust en tijdloosheid is daar nog maar een uitgedroogde rozijn.
de wijzer draait merkbaar trager. of ik het verouderen stoppen kan is de vraag.
4 (daar, la fosca)
vele winters en zomers ligt het gemeerd in het zalvende zand. onverstoorbaar wordt het tot eeuwige rust gewiegd. de enge en hoge hoofdstraat is onbegrijpelijk korter dan tijd.
tijd heb ik nodig om tomeloos en traag ketsende stenen in mijn mond te gorgelen.
korter nog dan tijd is de afstand tussen kerk en thuis waarin het kruisbeeld en de stille staanklok broederlijk en broos het leven verderslepen.
vele winters en zomers al ligt het gemeerd tussen rokende rotsen en woelige golven.
tijd heb ik over om van hier naar nergens een niemandsland waarin de tergend trage deur op een kier wordt gezet en mensen zonder maskers en zakken vol reisgidsen binnendansen, te hinkstapspringen.
5 (daar, hotel ancora)
we hebben elkaar onbegrensd en ongekend kennen in dit lome land waar regen weldaad is, en wulpsheid.
er is geen vermuft vocht dat deuren kriepend klemmen doet als van het oude gebarsten en geschilferde huis. toen leefde ik lusteloos en kunstmatig: ik had nog niet ongeremd ervaren dat de dag lang duurt en tegelijk kort kan zijn. niemand kon het me leren. niemand wist ervan.
we hebben elkaar leren kennen in dit land waar zon en lucht de nieuwsgierige gevels in spaans ritme en adem gekleurd hebben.
daar gebeurt ademhalen gulzig en bewust. dag is warme choco melk en boterhammen met krenten en rijkelijk uitgesmeerde boter. nacht is een zandkasteel en maanlicht dat door de blinden als liefdesbrief binnenglipt.
LETTERWOORD
Zolang je poëzie wilt schrijven, geloof geen woord dat blinkt als water, balsemend de stank van bloed.
Clem Schouwenaars (Cantica Mea)
Leeggezogen door het letterwoord uit het grote boek (poëzie laat zich niet ongestraft tarten) werp ik een allerlaatste maal mijn netten uit. tevergeefs. de woorden glippen glibberig door de dichte mazen, laten zich niet vangen. ik laat me ontvoeren om een onbekende dood te sterven tussen zeewier en dolfijnen.
PAPIEREN REVOLUTIE
men heeft me het alfabet leren zingen op het ritme van woedende wind en laffe lucht. schuimkoppen duwen me onder (zout smaakt naar leed en eenzaamheid) ze proberen mijn gepijnigde stem te vermurwen in een gesmoorde schreeuw.
de gong van de liefde laveert niet over de bijtende zoutvlakte. geen rozen worden door de rauwe wind bijeengeblazen. geen klanken doen de kristallen toren trillen. geen affiches kondigen nog aan: de revolutie van morgenmiddag.
die van gisteren is reeds lang vergeten.
SONNET
onrustig lig ik geborgen en in foetushouding tussen zee en aarde, licht en donker. lichtbundels die mijn vliegtuig gevangen houden, verblinden me. mijn ogen wennen niet
aan het duister van de lege bunker waarin ik struikel over beenderen en rottend vlees. waanzin! waanzin! enkel schreeuwen rest me nog.
want ruw wordt de witte stok in mijn gekneusde ribben geduwd, beestachtig wordt de zonnebril
tegen mijn geschaafde gezicht gedrukt. ademloos word ik gekastreerd: een lidteken, een schande blijft achter.
zoals zij spreekt zacht en zomers geen woord breder dan het ander geen woord harder dan het ander en haar tedere tong doorgeeft en tegen oren houdt (maar niemand hoort even fris en fluwelig als zij spreekt. altijd. overal) zo spreekt de vrede niet.
de vrede heeft geen gelaat. slechts grimassen die ze opzet volgens geluiden en kleuren van de dag. de vrede is karnaval. eindeloos en eeuwig veinzen en steeds weer andere maskers opzetten.
ALLEENSPRAAK een belijdenis zonder namen te noemen
Wij hebben geen geluk gehad, want ik weet dat voortaan nooit meer in staat zal zijn om een vrouw; onvoorwaardelijk liet te hebben.
Clem Schouwenaars (De Seizoenen)
AFTAKELEN
Er is veel dat niemand weet, dat nooit velen zullen weten, willen en mogen weten. De gezonde grond mag dan nog vruchtbaar zijn. Maakt de dood het leven niet eindelozer?
Dikwijls probeert ze tederdwingend haar handen op mijn onthutsend gepraat te leggen. Langs mijn oren wil ze benauwende waarheid in mij blazen.
Kwetsend klinkt haar klaaglied, kreunend en wegkwijnend, weerloos. Woeste wolken beangstigen haar.
Haar handen grijpen hopeloos naar het passieve teken van geloof.
Mijn kreet doet glazen barsten.
ZINLOOS
En vanaf dan zag ik moeheid in haar ogen. Moeheid en verzet. Verzet tegen de kaakslag. Moeheid door te veel verloren bloed. Een lemmet gebet op hopeloze haat.
Geen hoerageroep. Achter haar rug echoot vijands kreterige lach. Zijn hakmes houwt grenzeloze gangen. Ook in mijn lijf. Ik probeer loomte te verbannen in roes.
Mijn banvloek pijnigt en voorspelt .
AVOND
Hoorbaar is de avond. En muzikaal.
Leugens paraderen niet langer; ze grimassen niet meer. Ze hebben zich verkleed. Aangepast: mistige maskers opgezet, discretere kleren aangetrokken. Maar
ze zijn er nog: onderhuids kankerend. Ze sluipen rond. Overal en nergens. Ze zijn binnenwaarts gekeerd en intens. Ze zijn onuitroeibaar.
Rustig is de avond. En zo donker.
HERFST
Herfst. En deuren openen zich ongevraagd. Ongehoord dit seizoen dat nooit geloofd wordt. Onbemind de winderige stilte die steeds steels is.
Ongeremd de slag in haar aangezicht, de zichtbare breuk tussen liefde en laster. Breuk die tot braken neigt. Winter kondigt zich weerloos aan.
WINTERMORGEN
Enkel radeloosheid is gebleven. Rauw en rusteloos zwerft ze door mijn houterige ademhaling.
Elke dag een nieuwe poging tot overleven: ten koste waarvan slaagt ze steeds weer? Anderen spreken verstikte kreten, klachten in het rustige duister van een vroege wintermorgen. Ze willen de moegeworden meanders kanaliseren de opstandige stemmen in mijn hoofd in hun afgrond, in mijn einde stoten.
Ik hoor ze niet. Ik luister geboeid naar andere stemmen, andere kwellingen.
LIEFDESVERKLARING
Je beeld is wazig. Zo ook je woorden: sober en stemmig, rustig lijkend. Rustbrengend. Onuitgesproken soms je liefde. Kan dat anders?
Je woorden worden gewikt. Maar toch. Je geurt naar leven: een ander, een vreemd parfum. Laat het zo. Laat het altijd zo blijven.
Want je ogen - vraag. nooit de kleur- je ogen blijven bij. Ze zijn jou. Altijd veel zeggend, niet veel verzwijgend.