tien jaargetijdengedichten
voor Sarah die al té goed veel begrijpt
Verwacht mijn stem niet meer als die is voorafgegaan door het drinken. Verlang niet meer naar een handvol troost als ik die niet eens meer kan geven. Verlaat u niet op dit geschrift dat slechts schuw zichzelf verklaren wil.
Eriek Verpale (Op de trappen van Algiers)
De herfst kondigde zich vroeger aan dan andere jaren. Het speet me geenszins. Ik hield niet van de zomer met zijn eindeloze dagen en zijn halfklare nachten.
Hubert Lampo (De duivel en de maagd)
LENTE (april-mei)
Lente kondigt zich loom en pijnlijk aan. Winter wordt in de rug geschoten. Waar is het seizoen dat me zo dierbaar is? Met gewone woorden. Met míjn waarheid.
Licht: verblinding. Transparantie. Ademen: constante zelfopoffering. Poëzie: een nuttelozer poging nog tot verzet: dood al té dichtbij.
LENTE (mei-juni) voor Sarah zonder wie leven zinloos is
Nacht van doorgedreven spanningen. Overuren. Zon weerkaatst geen zee. Geen zwaargewogen woord. Vingers op mijn dochters lippen. Zij lacht:
het wordt zomer. Ik wacht af, angstig. Mijn ongeduldige tong probeert nog het woord te hertalen. Maar elke nacht wordt het moeilijker slapen en
ZOMER (juli-augustus)
Luisteren naar de lafheid van dit seizoen wil ik niet. Ik zoek de winterse vrede en de bewoonbaarheid van plaatsen: elke kamer is een leefbaar uurwerk.
Zomer echter: elk horloge een ruimte waarin gehaat wordt. Woord na woord wordt het leven gevoelloos ontmanteld. Hoop is ondraaglijk. Zelfs
SEPTEMBER (herfst)
Welkom is de herfst. En vol goede wil. Voor zijn schoot kniel ik en denk: zacht wordt mijn verdriet en draaglijk bijna. Rust brengend. Toch blijft
lucht té zuiderse zee zijn: taal is schreeuwerig en pijnlijk nog. Gelukkig komt eindelijk uit de verte een woord. Moeizaam. Maar overtuigend.
OKTOBER (herfst)
Dit is de maand van lange, slanke vrouwen in wie heimwee werkelijkheid dreigt te worden. Het woord is weergekeerd: jij, hét woord onder woorden. Zo heb ik je herkend, tenslotte.
In een witte nacht ben je heilzame ziekte en slapeloosheid, genezer en moordenaar. Eenzaamheid en moment. Schaduw en houvast. Ontwenning. Drank. Zo heb ik je erkend.
NOVEMBER (herfst)
Herfst. En de deuren openen zich ongevraagd. Ongehoord dit seizoen dat nooit geloofd wordt. Onbemind de winderige, steeds steelse stilte.
Onbegrepen het enige en helende woord dat ik verkondig, de zalvende aarde die mijn nerveuze vingers herkleurt tot gevoelens die afstandelijk leven.
DECEMBER (winter) voor meter
Verfijnd is dit seizoen dat winter heet, waarin we hand in hand gaan. Je leert me zachter te praten. Met tederheid. Lach is geen onhoudbare angst. Anders dan
mijn poëzie die nooit helen zal. Alleen messen slijpen en harden kan ze. En toch kan die pijn, dat gedicht je even maar voor één enkel ogenblik terugbrengen.
JANUARI (winter)
De winter van je ogen laat de nacht wit van onbesprokenheid open gaan. Je speelse stem bevrucht mijn vingers: woord na woord (Na vers. Na gedicht.).
Soms is die taal te ongenadig hard nog. Maar ja, wat kan ze anders zijn dan wapen dat zelfs met de glimlach durft te moorden. Ook winter is pijn.
FEBRUARI (winter) voor vader
Dé maand van verduldzaam duister en aanhoudende dronkenschap. Ik meen onkwetsbaar te worden: gisteren én vandaag én overmorgen. Het woord
is mijn laatste en trouwe gezel. Waarom taal aanbidden en weten dat geloof pijn alleen maar zwaarder maakt. Waarom toch zwanger zijn van poëzie?
MAART (winter)
Voor de vrouw die het koud heeft, is dit seizoen van voeten warmen niet zo onaangenaam als ze wel eens in een kwade bui beweert. Voor mij
is het glasscherven stukken weer tot spiegel te maken en van alleenzijn niet langer de eenzaamheid te voelen. Wel heimwee naar een stille lach.
|