Herinneringen aan mijn geboorteland Ik werd in 1938 geboren in het toenmalige Nederlands-Indië, in Batavia. In 1956 ben ik met mijn ouders, broer en zuster naar Nederland gerepatrieerd. De verhalen op deze weblog gaan over herinneringen aan mijn LAND VAN HERKOMST.
(Door op de foto's bij de artikelen te klikken worden deze enigszins vergroot)
04-10-2008
De toekang bami
De toekang bami
Ach, elke Indo kent hem wel, de toekang bami, die met zijn karretje laat op de middag of vroeg in de avond de straten afstruint, op zoek naar klanten.
En ik was een regelmatige klant. Niet dat ik thuis te weinig eten kreeg, maar zoals bijna elke Indo-in-de-groei had ook ik s avond wanneer de schemering viel, zon trek in iets lekkers.
En de toekang bami kon voor je een bordje iets lekkers bereiden voor het geld, dat je net die middag had verdiend door het verkopen van lege flessen aan de toekang botol. Geld moet rollen, ja toch? Is goed voor de economie van het land.
Dus, wanneer de schemering viel en in de kampong achter het huis de bedoek (grote trom) klonk en de gelovigen werden opgeroepen tot gebed, dan zat ik in de tuin op het bankje onder de cherryboom en wachtte .
Zodra ik in de verte het tok tok hoorde , wist ik dat hij in aantocht was. Het voor de toekang bami kenmerkend geluid dat ontstond door het slaan met een stokje op een uitgehold stuk hout deed je maag krioeken van de honger.
" Krioek, krioek" klonk het ter hoogte van je navel. Echt honger had je niet, dacht je, maar wat zo n geluid ( tok, tok) toch i je lichaam te weeg kon brengen .. Voer voor (liefst Indische) psychologen .
Natuurlijk liep ik dan naar de poort en keek de straat in, want stel je voor dat de man ongemerkt je huis voorbijliep. Maar gelukkig, in de verte zag je in het schemerdonker al een bewegend lichtje naderbij komen en hoorde je weer wat luider dan daarnet het tok tok. Ik wachtte hem op en wenkte naar hem. Hij knikte en parkeerde zijn karretje aan de kant van de weg, want in de Vliegveldlaan (Jalan Garuda) waar we woonden waren geen trottoirs.
Hij had onder zijn karretje een opklapbare poot uitgezet, zodat de kar nu stevig stond en ik deed mijn bestelling. " Bami goreng dengan oedang (garnalen)", want je kon ook bami goreng met kip bestellen, maar kip at ik al vaak, dus ..
De toekang bami zette zijn wadjan (wok) op het vuur waar hij nog even in porde en dan met een kipas (bamboe waaier) de vlam wat aanwakkerde en deed dan wat olie in de pan.
Ik had mijn bestelling geplaatst dus excuseerde ik me om snel even in huis een bord te halen. Maar ik was net zo rap weer terug want ik wilde niets missen van het hele bakritueel.
Toen de olie warm genoeg was deed de man wat voorgekookte garnaaltjes in de olie en wat fijngehakte knoflook. Het rook meteen zo lekker Ik begon al te ngiler (watertanden).
Daarna werd een handvol fijnesneden groenten (selderij, katjang polong, peultjes en taugé) toegevoegd en tenslotte tilde de toekang bami een deksel op dat in zijn kar een vierkant gat afsloot en verdween met zijn arm in dat gat om er met een handvol gekookte bami weer uit te komen en dat in de wadjan te gooien. Ik vraag me nu pas af hoe lang het geleden was dat hij daarvoor zijn handen had gewassen ., maar toen waren dat vragen die niet bij je opkwamen ..
Hij roerde de bami goed los en zorgde dat alles goed door elkaar werd gehutseld. Dan nog op smaak brengen met wat peper en ketjap asin. Ik gaf hem mijn bord waarop hij de bami schepte en het geheel nog lardeerde met bawang goreng ( gebakken uitjes) en rawit (kleine spaanse pepers) in zuur.
Ik gaf hem het geld en hij wenste me nog een " selamat makan" .
Nou, ik makande heel selamat op het bankje in de tuin onder de cherryboom en genoot van mijn bami goreng, van de schemering en van de straatgeluiden. Morgen maar weer lege flessen zoeken en verkopen aan de toekang botol
04-10-2008 om 17:44
geschreven door rene persijn
10-09-2008
Zijt gij het die komen zou?.....
Zijt gij het die komen zou?.....
Na de tweede wereldoorlog woonden we in Batavia op Vliegveldlaan 56, Kemajoran.
Mijn vader was een tijdje ouderling geweest in de gemeente van de Pniëlkerk (Haantjeskerk) vlak bij Pasar Baroe. Daar ging ik ook op zondagschool..
Elk jaar op het Kerstfeest werd in de kerkdienst op kerstavond een lekenspel opgevoerd.
De regie was in handen van zuster Abels, een diacones van de gemeente.
Op een dag vroeg ze aan mijn broer Johan ( voor mij Boengke ) en aan mij of we mee wilden doen in het kerstlekenspel van dat jaar. Dat wilden we graag, want het leek ons wel spannend.. Ik zei direct Ja, omdat ik wist dat ook Maaike Ripassa mee zou doen en ik zag haar wel zitten .Ze zou de rol van Maria krijgen en in stilte hoopte ik die van Jozef te krijgen. Maar helaas, ik zou één van de herders worden. Minder eervol, maar het vooruitzicht van de vele repetities met Maria / Maaike stemde me toch blij.
Boengke kreeg de rol van Johannes de Doper, die Jezus in een latere fase van diens leven zou ontmoeten bij de Jordaan en , omdat hij er niet zeker van was of Jezus inderdaad de lang verwachte en voorspelde messias was, hem de vraag zou stellen: "Zijt gij het die komen zou of hebben wij een ander te verwachten? "
Boengke zegde toe mee te doen al voelde hij zich eigenlijk al een beetje te volwassen voor een kinderlekenspel. Hij werkte immers al en hoorde dus tot de wereld der volwassenen. Hij had onlangs een baan gekregen bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland (zie ook het artikel " Stoomvaart Maatschappij Nederland" op deze weblog) en ook al zijn eerste salaris ontvangen. Hij had voor zichzelf een groot en blinkend horloge gekocht met een stalen band, die net zo hard glom als het horloge.
Maar goed, hij zou de rol van Johannes op zich nemen en hij leerde driftig die woorden "Zijt gij het die komen zou of hebben we een ander te verwachten?", woorden die nu niet bepaald behoorden tot zijn dagelijkse Indische vocabulaire .
Toen hij de woorden uit zijn hoofd kende werkte hij aan zijn houding tijdens het spreken en de intonatie. Voordat hij de woorden uitsprak ging hij in een licht spreidstand staan, strekte zijn linkerarm schuin omhoog en wees daarbij als het ware naar de hemel en bulderde: "Zijt gij het die komen zou of hebben we een ander te verwachten?". Ik kreeg er kippenvel van .
Ik hoefde in mijn rol gelukkig niets te zeggen.
Eindelijk was het zover. Kerstavond. We verkleedden ons in de consistoriekamer van de kerk. De kerk zat al vol en er stond een grote kerstboom met heel veel witte lichtjes.
Het spel begon en de mensen keken ademloos toe. Ik speelde, vond ik zelf, met overtuiging mijn rol. Maria vond ik adembenemend.
Toen moesten de inmiddels volwassen geworden Jezus en Johannes de Doper opkomen. Boengke zag er echt uit als een woestijnprofeet. Een staf in de hand en een ruige mantel om met wijde mouwen. Een aangeplakte baard maakte hem haast onherkenbaar.
Toen Jezus op het toneel verscheen, hief Johannes zijn arm op en riep met bulderstem:
"Zijt gij het die komen zou of hebben we een ander te verwachten?"
Plots hoorde ik gegrinnik in de kerkbanken en ik zag hoe veel toeschouwers hun lachen niet konden bedwingen. Ik volgde hun blikken en zag toen waarom zij zo moesten lachen. In het stemmige licht van de kerstboomverlichting zat aan de pols van de uitgestrekte arm van Johannes de Doper een nieuw en kolossaal horloge als een schoolvoorbeeld van een anachronisme te fonkelen!
10-09-2008 om 10:09
geschreven door rene persijn
09-09-2008
de TOEKANG BOTOL
de TOEKANG BOTOL
Wie in Indië ( en zeker in Batavia) kende hem niet, de toekang botol, de opkoper van lege flessen.
s Middags, vaak als de zon nog hoog aan de hemel stond, liep hij langs de stoffige straten en liet schallend zijn roep horen: " Botol "
Zijn beroep bestond bij de gratie van het feit dat er nog geen glasbakken bestonden en zelfs nog geen statiegeld werd geheven bij het kopen van een flesje met inhoud.
Hij was vaak de redder in nood voor menig Indische jongen, die platzak was en toch iets wilden kopen, djadjan (snoeperijen) of zoals dat bij mij vaak het geval was, een stripboek van Dick Bos (zie ook het artikel " Dick Bos, de held uit mijn jeugd" op deze weblog).
Meestal wandelde ik s middags na schooltijd, als mijn moeder haar middagdutje deed, langs de straten van Kemajoran, de wijk waar we na de oorlog woonden op zoek naar lege flessen. Vaak vond ik ze gewoon langs de kant van de weg, zowel in de grote straten als in de kampongs in Kemajoran.
Als je een lege eau de colognefles vond dan was je de koning te rijk, want die brachten het meeste geld op.
Als je tijd en zin genoeg had ging je de huizen af vroeg je aan de mensen die daar woonden of ze lege flessen hadden, die ze kwijt wilden. En aangezien de meeste, veelal oudere Indische dames verzot waren op de geur van eau de cologne ( 4711 of Boldoot) gebeurde het niet zelden dat ik bij zo n persoonlijke benadering een lege eau de colognefles kreeg.
Zo n fles erbij en Dick Bos was nabij!.....
Had je genoeg flessen verzameld, dan was het wachten op de toekang botol, die de flessen van je opkoopt.
Natuurlijk moest er flink worden onderhandeld, want hij wilde zo min mogelijk betalen, maar jij wilde een nieuwe Dick Bos of een portie gado-gado met lontong.
Als je beiden tot een akkoord was gekomen wat betrof de gewone flessen, dan liet je meestal als een soort verrassing als laatste de eau de colognefles zien. Surprise!. Want je wist dat de toekang botol daar een goed prijs voor wilde geven.
Had je het geld in je zak, dan was het meestal snel op de fiets springen en naar Pasar Baroe rijden voor een nieuwe Dick Bos, die ze daar verkochten in een stalletje links achter in de marktloods aan het einde van de Pasar Beroeweg
En met het geld van de eau de colognefles kon er (op weg naar huis en met je nieuwe aanwinst in je zak) ook nog wel een portie gado-gado met lontong af.
09-09-2008 om 16:55
geschreven door rene persijn
De nieuwe schoenen van neef Leo
De nieuwe schoenen van neef Leo
Na de oorlog met Japan woonden mijn ouders met hun 3 kinderen in Batavia (Djakarta/ Jakarta),
Ons adres was: Vliegveldlaan 56 ( na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 werd de straatnaam veranderd in Jalan Garuda).
Op een keer kwamen mijn neven Leo en Rudy uit Soerabaja bij ons logeren. Zij waren zonen van oom Coen, een broer van mijn vader.
Eigenlijk heette neef Leo, die in 1931 in Koedoes werd geboren, voluit José Leonardo. Een mooie naam, vond ik.
En Rudy, geboren in 1933, heette officieel Rudolf Alexander.
Neef Leo vertelde ons dat hij sinds kort een baan had en dat hij al enkele malen loon had ontvangen. Verder vertelde hij dat hij van zijn laatst ontvangen loon speciaal voor zijn logeerpartij bij ons nieuwe modieuze schoenen had gekocht. Hij had ze aan en liet ze met trots zien. Ze waren zwart en glommen heel mooi. Ze hadden ook een elegante vorm. "Heel mooi, Leo" zei ik dan ook uit de grond van mijn hart.
Na het eten zou ik Leo en Rudy wat van de omgeving laten zien. Aangezien ik zelf graag door de kampong achter ons huis zwierf, stelde ik Leo en Rudy voor door de kampong naar de markt te lopen. Ze vonden het prima en dus liepen we naar de kampong. Het had die ochtend flink geregend en in de kampong lagen er op de paadjes nog wat plassen en de grond was tamelijk drassig.
"Tabeh, sinjo" riepen de inwoners van de kampong me toe . Ik liep trots naast Leo met zijn glimmende zwarte schoenen.
Plotseling bleef Rudy staan en keek achterom. Leo en ik stonden ook stil en vroegen Rudy wat er aan de hand was. "Kijk", wees Rudy, "er lopen kippen achter ons aan, een hele tijd al".
Hij had gelijk. Er volgden ons een paar magere kampongkippen. Ze pikten daarbij driftig op de grond en bleven toen bij de schoenen van Leo staan. Zij pikten nu driftig naar zijn zolen. Leo vroeg: "Wat heb ik nou aan mijn schoen hangen" en bekeek de zolen van zijn schoenen. Wat bleek? Deze waren niet van leer of rubber gemaakt, maar kennelijk van geperste rijstschillen ( de schillen die overblijven bij het pellen van de rijst worden vaak in plakken geperst en voor eenden- en kippenvoer gebruikt. De plakken hebben iets weg van zachtboard). Door het regenwater waren de zolen week geworden en zo liet Leo een spoor van rijstschillen achter, voer voor de hongerige kippen.
"Waar heb je die schoenen gekocht? " vroeg ik aan Leo. "Op de pasar in Soerabaja en ze waren nogal prijzig", antwoordde hij sip.
"Dan ben je behoorlijk bedonderd ." zei ik.
"Dat zie ik"antwoordde Leo.
Aangezien hij nu praktisch op zijn kousen liep trok hij zijn schoenen, of wat er nog van over was, uit en ook zijn kousen en liepen we maar naar huis. Leo op blote voeten.
Die avond zijn we nog met vader gympies wezen halen voor Leo bij de Bata, want je kunt beter op goede gympjes lopen dan op en paar mooie zwarte glimmende schoenen zonder zolen, ja toch?
09-09-2008 om 14:51
geschreven door rene persijn
Kepitings vangen
Kepitings vangen
(Krabbenvangst)
Toen we nog in Kemajoran (een wijk van Batavia) woonden lag aan de weg naar de haven Tandjong Priok een tamelijk moerassig gebied, Antjol (nu Ancol) met vele "empangs" (meertjes).
En die meertjes wemelden van de kepitings (krabben.
Hendrik Jellema, die bij ons inwoonde, was toen (in 1950) 25 jaar en ik 11. Hij viste graag en ik ging graag mee. Toen hij me vroeg of ik mee wilde gaan op kepitingvangst zei ik uiteraard geen neen. Hij ging altijd op de brommer en ik zat dan achterop. Op die dag dus ook. We hadden een plunjezak meegenomen om de vangst in te doen, want je hebt bij de krabbenvangst al snel een heleboel gevangen, aldus Hendrik, de eraveren kepitingvanger.
We gebruikten een speciale techniek. Hendrik had bamboe stokjes gemaakt van ongeveer een pink dikte en 1 meter lengte. Aan één van de uiteinden hadden we touwtjes gebonden van ongeveer 1,5 meter lang. Dit werden onze "kepitinghengels". Op de vismarkt op Tandjong Priok gingen we naar de afvalhoop, waar vissen, die niet meer geschikt waren voor consumptie, werden gedumpt. We verzamelden (met een zakdoek voor de neus voor de stank) in een grote blik wat visjes en palingen en reden toen naar Antjol. Daar bonden we aan elk touwtje van een kepitinghengeltje een klein visje of een stukje paling.
Het aas werd in het water gegooid en het andere uiteinde van de hengel in de oever van het meer gestoken. Zo liepen we het hele meer rond. Als je weer terugkwam bij de eerst geplaatste hengel, dan kon je met een schepnetje in de hand al meteen kijken of je beet had. En aan heel veel "hengels" zat al een krab te bungelen.
Eén van ons hield de krab boven het netje en de andere opende de schaar waar het beest het aas mee vast hield en dan viel de kepiting in je net. Als het net vol was gooiden we de krabben in de plunjezak. Thuis zouden ze dan worden gekookt en door het hele gezin worden opgepeuzeld njami, njami
We waren ongeveer anderhalf uur bezig geweest en de plunjezak was al aardig vol. "Zullen we naar huis gaan? , vroeg Hendrik. "
"Ok" zei ik en we knoopten met een stevig touw de plunjezak dicht.
We stapten op de brommer en ik gooide met een zwierige zwaai de plunjezak over mijn schouder. De bodem van de zak rustte achter mij op de bagagedrager, dus ik kreeg niet het volle gewicht van de volle plunjezak op mijn schouder. En daar gingen we, met een rijke buit op weg naar huis. Dat wordt straks smullen geblazen!
We hadden ongeveer 5 minuten gereden, toen ik plots een felle pijn in mijn linkerbil voelde. "Stop!" schreeuwde ik luid en Hendrik remde geschrokken uit alle macht. "Wat is er?" vroeg hij toen we waren gestopt. Ik wees op mijn linkerbil. Hij keek en begon hard te lachen. Eén kepiting had dwars door de plunjezak en mijn broek heen zich in mijn bil vastgebeten.
Hendrik bevrijdde me van de scharen van de hongerige krab en we reden verder naar huis.
Thuisgekomen werden de krabben gekookt. Met een wreed genoegen heb ik de grote krabbenscharen gekraakt en met een triomfantelijke grijns het vlees eruit gezogen, want mijn linkerbil, waarop een blauwe plek zat, deed nog steeds zeer Zo, ik zal jullie leren!
09-09-2008 om 14:27
geschreven door rene persijn
20-07-2008
De Tjiliwoeng
De Tjiliwoeng
We hebben ze op school in Indië moeten leren, de rijtjes met namen van bergen, eilanden, rivieren. Zo kenden we de namen van de rivieren Tjiliwoeng, Tjitaroem, Tjimanoek enz. uit het hoofd. Maar de Tjiliwoeng (nu: Ciliwung) kenden wij, Batavianen, niet alleen vanuit het aardrijkskundeboek, maar ook van ZIEN, van RUIKEN en van VOELEN, ja toch?
We kennen als Anak Betawi (Kind van Batavia) zeker allemaal wel de gekanaliseerde Tjiliwoeng tussen Noordwijk en Rijswijk, waar het altijd druk was met mensen die hun kleren wassen of zelf een bad nemen in het bruine water. Verderop doet iemand, hurkend op een stenen trapje dat naar het water voert, een grote boodschap in het water. Adoeh, zucht je dan, alles ken dese .
En de Tjiliwoeng op Meester Cornelis. Gegrift in het geheugen.
In de Tjiliwoeng heb ik ook de eerste beginselen van het hengelen geleerd. De vangst bestond meestal uit lilihs, zoetwatermeervallen [zie ook het artikel " Daar bij de waterkant op deze weblog].
De Tjiliwoeng ontspringt vlakbij de Poentjak (Puncak), ook bekend bij veel Batavianen, die in het weekend in de bergen en koude neus wilden halen en stroomt zeewaarts naar het Noorden via Buitenzorg (Bogor) met de bekende Plantentuin naar de Baai van Batavia, stromend langs de weg van Goenoeng Sari naar Priok.
Nadat de VOC zich in 1609 in het toenmalige Jacatra aan de Tjiliwoeng vestigde werden al snel huizen aan de Tjiliwoeng gebouwd.
Nadat Jacatra was vernietigd en aan de monding van de Tjiliwoeng een nieuwe vestiging werd gesticht noemde J.P.Coen haar Nieuw-Hoorn (naar zijn geboorteplaats), maar de Heren XVII besloten de plaats Batavia te dopen, een erenaam voor Holland die refereerde aan de dappere, vrijheidslievende Batavieren: de mythische voorvaderen van de even dappere en vrijheidslievende Hollanders ten tijde van de Tachtigjarige oorlog.
Batavia groeide uit van een fort en wat huizen aan de Tjiliwoeng tot een drukke volle stad, ontworpen volgens een rationeel, geometrisch patroon met grachten, straten, pleinen, kerken, een stadhuis.
Maar de Tjiliwoeng bleef de levensader van de stad.
Tjiliwoeng, ik weet het. Zij is niet te vergelijken met de Bengawan Solo in Midden-Java, de rivier waar een lied over is gemaakt. Maar voor mij blijft de Tjiliwoeng gegrift in mijn herinnering, niet alleen als de levensader van Batavia, maar ook als die van mijn jeugd in Nederlands-Indië.
20-07-2008 om 09:54
geschreven door rene persijn
19-07-2008
Djagoeng bakar,adoeh enak sekali!!..
Djagoeng bakar,adoeh enak sekali ..
(Geroosterde maïs, wat heerlijk!)
Welke Anak Betawi kent die verkopers van djagoeng bakar (geroosterde maïs) niet. Ze zaten met hun houtskoolroostertje en hun maïskolven aan de kant van de straat. Bijvoorbeeld op pasar Senen, op pasar Baroe, aan het Koningsplein of zo maar in een willekeurige straat. Ook in de Vliegveldlaan (later Jalan Garuda) , waar we toen woonden, zat er zon man voor een Chinese toko. De baas van de toko had er alle belang bij, dat de man daar voor zijn winkel zat. Immers als iemand een maïskolfje had gekocht was de kans aanwezig, dat hij of zij daarna nog de Chinese winkel bezocht en al kluivend op de kolf ook nog iets anders bij de Chinees kocht.
Het rook altijd zo lekker als je langs de maïsverkoper liep. Ik kreeg steevast trek van de geur alleen al. En dan voelde ik snel in mijn broekzakken of er nog wat centen in zaten, genoeg om zon heerlijke geroosterde maïskolf te kopen . En als dat inderdaad het geval was, dan ging ik bij de man in de buurt op mijn hurken zitten (djongkok) en bestelde een geroosterde maïskolf. " Dengan garam, pak" (Met zout, pak). Hij knikte dan terwijl hij met zijn kipas (waaier van bamboe) het vuur van de rooster nog even aanwakkerde.
Dan nodigde hij me uit om zelf een kolf uit te zoeken uit de grote bak die bij hem stond, die hij dan van me overnam en van de schutbladeren ontdeed. Daarna bestreek hij de kolf met wat zoutwater met behulp van een kwastje (meestal van kokosvezels) en legde die dan op het vuur.
Af en toe draaide hij de kolf om en bestreek die nogmaals met zoutwater. Ik zei hem dan, dat ik de maïs het lekkerste vond als die goed donker geroosterd waren. Weer knikte de man, want je kon het krijgen zoals je het hebben wil. De klant is koning ook bij hem.
Als mijn maïskolf klaar is, lekker bruin geroosterd, betaal ik de afgesproken prijs en neem ik de djagoeng bakar dankbaar en gretig in de hand om er lekker aan te knabbelen.
De eigenaar van de Chinese warong staat in de deuropening van zijn winkel. Ik zwaai naar hem. Vandaag koop ik niets bij hem, helaas, want mijn geld is op .
19-07-2008 om 13:22
geschreven door rene persijn
18-07-2008
In de kampong
In de kampong
Batavia was in de jaren 50, toen we daar nog woonden aan de Vliegveldlaan, een stad van nieuwe wijken (Kebajoran Baroe) en moderne gebouwen, maar ook van kampongs. Ook achter de Vliegveldlaan lagen de kampongs met hun nauwe straatjes van verharde grond en hun huisjes van hout of bilik (gevlochten bamboe) met daken van oude dakpannen, golfplaat of atap (palmbladeren). In de kampong heb ik leren fietsen omdat ik daar geen last had van ander verkeer, maar wel aandacht kreeg (en vaak ook aanmoedigingen en aanwijzingen) bij mijn eerste pogingen om de fiets van mijn moeder, die dan haar middagslaapje deed, onder controle te krijgen.
De kampong, waar de tijd scheen stil te staan en men nog tijd en aandacht had voor elkaar.
Ik was daar heel graag en maakte vaak een praatje met de bewoners, die me niet zelden uitnodigden om wat te drinken of te eten. Daar proefde ik ook voor het eerst het gerecht dat de kampongbewoners met een vorm van zelfspot sajoer orang miskin noemden, "groentegerecht voor de armen".
De verzuchting " What is in a name?" gaat wat mij betreft zeker voor deze sajoer op. Ik vond en vind de sajoer orang miskin één van de lekkerste gerechten bij de witte rijst. Een sajoer van kangkong, tahoe, tempé en lombok idjo (groene pepers). Voor de armen .. maar met een rijke smaak!
In de kampong leerde ik ook de allerkleinste boengs kennen, de nazaten van Europeanen met vaak alleen nog hun Europese namen die naar hun afkomst verwezen , maar volkomen geïntegreerd in het kampongleven. Vaak zonder werk en dikwijls uit noodzaak scharrelaars geworden, die allerlei spullen kochten en met (kleine) winst weer verkochten en hun vele vrije tijd invulden met vliegeren (met glasdraad), hanengevechten houden of sleutelen aan een oude auto die ze ergens voor een prikje op de kop hadden getikt. Daarbij rookten ze kretek of zware Van Nelleshag.
Hoewel ze nog Europese, vaak Nederlandse, namen hadden, konden ze doorgaans niet meer met officiële papieren aantonen dat ze Europeaan waren. Veel van hen bleven dan ook achter toen enkele jaren later de repatriëring van de Indische Nederlanders begon (zelf vertrokken we in 1956 naar Nederland), omdat zij niet konden bewijzen dat ze Nederlander (of andere Europeaan) waren.
De allerkleinste boengs, nog lager op de sociale ladder dan de kleine boengs, die tenminste nog een baantje hadden als lage ambtenaar of laaggeplaatste employé bij een groot bedrijf.
Deze allerkleinste boengs, zo noem ik ze maar gemakshalve, woonden meestal in een kampong, hadden een Inlandse vrouw en een rijtje kinderen en geen uitzicht op een regelmatige en goedbetaalde baan, veelal omdat ze ook de opleiding daarvoor misten.
Nu ik hier in Nederland sinds 2003 bezig ben met mijn stamboom ( zie ook mijn weblog: http://blog.seniorennet.be/renepersijn2006/ ) en in mijn Indisch verleden graaf denk ik heel vaak aan hen, de allerkleinste boengs,die in Indonesia zijn blijven wonen en geen enkele kans meer hadden om naar hun vaderland te gaan, maar wiens voorvaderen, evenals de mijne, eens vanuit hun geboorteland naar het verre Oosten trokken, misschien met de gedachte daar fortuin te kunnen maken.
Allerkleinste boengs, saluut!
18-07-2008 om 17:08
geschreven door rene persijn
17-07-2008
Laan Trivelli( anno 2008: Jalan Tanah Abang II)
Laan Trivelli ( anno 2008: Jalan Tanah Abang II)
Toen we vanuit Cheribon (Bersiapkamp) in Batavia kwamen wonen, kwam Hendrik Jellema bij ons inwonen. Hij verhuisde ook mee naar de Vliegveldlaan.
Zijn ouders( vader en stiefmoeder) en nog thuiswonende broers en zuster woonden toen op de Laan Trivelli, waaraan ook de Prinses Julianaschool stond.
In Laan Trivelli waren de huizen relatief groot met garage en paviljoen ( zowel garage als paviljoen werden vaak ook bewoond). Hier woonden na de oorlog meestal grotere gezinnen of meer gezinnen in één huis. Ook de familie Jellema was tamelijk kinderrijk (in die tijd bestond het gezinuit vader en moeder Jellema, Hendrik, Victor, Bas, Raul, Paul, Otto en Meitie.
We kenden de familie Jellema al uit de tijd dat we (tijdens de oorlog met Japan) bij opa en oma van den Broek in Cheribon woonden toen onze vader in Japan was krijgsgevangen.
In de Laan Trivelli was in de tijd van de oorlog met Japan ook de ingang van het beruchte Tjidengkamp, een Japanse interneringskamp voor vrouwen en kinderen ..
Vanaf april 1944 stond het kamp onder commando van kapitein Kenichi Sonei, die verantwoordelijk was voor veel gruweldaden. Na de oorlog werd Sonei gearresteerd, en op 2 september 1946 ter dood veroordeeld.
Laan Trivelli (Tjideng-buurt) lag ten Westen van het Koningsplein. Als ik daarheen fietste reed ik vanaf Koningsplein-West ter hoogte van het Hoofdkantoor van Politie westwaarts de Museumlaan in en reed dan zo rechtdoor naar Laan Trivelli.
Laan Trivelli, Laan de Bruin Kops, Laan de Riemer en Gang Thomas verbonden de Tanah Abang met Tjjideng-Oost. en liepen vrijwel parallel aan elkaar.
Tussen Laan Trivelli en Laan de Riemer lag Kebon Djahé (met de bekende passar) en ten Zuiden van laan de Bruin Kops lag het complex van de BPM (Bataafse Petroleum Maatschappij).
In Laan de Riemer vestigden in 1902 de Vrijmetselaars een school, daarbij het startsein gevend voor hun werk in Batavia.
Deze school verhuisde later naar Koningsplein-Oost en werd bekend als de CAS (Carpentier Alting Stichting) ( zie ook het artikel "Fietsend naar school" in deze weblog)
17-07-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
16-07-2008
Hoera, de rantang!
Hoera, de rantang!
Welke Indo die zich zijn of haar jeugd in het toenmalige Nederlands-Indië nog herinnert, heeft niet een herinnering, in welke vorm dan ook, aan de onvolprezen RANTANG (zie foto), de etensdrager.
Soms werd de rantang gebruikt om eten te halen in de waroeng makan ( eethuisje) of bij de Chinees als de kokkie afwezig was en moeder geen tijd (of zin) had om te koken. Ook kwam wel eens één of andere kookgrage tante (hoeft niet persé familie te zijn) langs om ons de resultaten van haar kookexperimenten te laten proeven. "Tjoba ja, of lekker dese ." (Proef maar eens of dit lekker is).
Toen we na de oorlog in Batavia woonden aan de Vliegveldlaan hadden we maar één baboe, omdat bedienden toen schaars en duur waren. Meestal waste ze de kleren en kookte ook nog, wat voor de oorlog in menig Indisch gezin de taak was van de kokkie.
Een djongos (huisjongen) hadden we al helemaal niet meer. Om maar te zwijgen over een kebon (tuinjongen). Neen, na de oorlog was het behelpen en zelf de handen uit de mouwen steken ..
Toen we een tijdje geen baboe hadden, omdat de vorige wegens familieomstandigheden ontslag had genomen en we nog geen vervangster hadden sprak mijn moeder af, dat we warm eten zouden laten brengen, d.w.z. eten-halen-buitenshuis. Meestal gebeurde dat bij een wat oudere Indische dames, die eten kookte en bij wie je een abonnement kon nemen voor een dagelijkse warme maaltijd. Je moest dan opgeven voor hoeveel personen de maaltijd was bestemd en wat je persé niet wilde eten. Dat laatste was in ons gezin geen probleem, want we vraten van alles.
Het eten werd dan elke dag op hetzelfde tijdstip aan huis bezorgd en dat gebeurde met de rantang.
Als de rantang kwam was het gauw even kijken wat er vandaag weer op het menu stond. Dat was elke keer weer een aangename verrassing. In de onderste (grote) pan zat meestal de rijst. De kookmevrouw (nu zouden ze haar een cateringdame noemen) gaf er meestal een sajoer bij, een sambal goreng en een droog gerecht, zoals empal, gereh, kroepoek, lalap.
De rantang roept bij mij sindsdien altijd gevoelens op van: verrassing en lekker smullen.
Leve de rantang!
16-07-2008 om 08:32
geschreven door rene persijn
20-06-2008
Als de avond valt..................
Als de avond valt........
Batavia, de 50-er jaren. Vliegveldlaan in de wijk Kemajoran. Later werd de straatnaam omgedoopt tot Jalan Garuda. We woonden op nr. 56. Een huis met een open voorgalerij.
Als het begon te schemeren, dan zat ik graag in een gemakkelijke stoel in de voorgalerij of als het mooi weer was op de bank in de voortuin. Gezellig schemeren. In de woningen wordt het licht zo lang mogelijk uitgelaten. Niet alleen uit zuinigheidsoverwegingen, maar om langer dat schemergevoel vast te houden. De schemering in Indië had een speciale sfeer.
De meeste vaders zijn dan al thuis van het werk en hebben na het mandiën (baden) zich meestal in pyjama omgekleed, de huisdracht bij uitstek van veel Indische mannen . Vaak zit men dan ook op de voorgalerij of in de tuin met een drankje en een zware shag.
Vanuit de kampongs in de buurt hoor je het specifieke geluid van de bedoeg (bedug), de trom, opgesteld in de missigits (Islamitische bedhuis) die de gelovigen oproept tot hun avondgebed, het Maghrib-gebed, het gebed bij de ondergang van de zon.
De schemering is ook de tijd voor de kalongs (Pteropus vampyrus), de grote vleerhonden, om uit te vliegen en de dichtstbijzijnde mangaboom op te zoeken voor een fruitmaaltijd.
En de kleine vleermuizen gaan op jacht op de eveneens uitzwermende tjapoengs (libellen).
En in de regentijd is de schemering ook de tijd voor de larons, de vliegende termieten, om het licht van lampen en kaarsen in de huizen op te zoeken (zie ook het artikel "De jacht op muskieten en larons" op deze weblog).
De sfeer die de schemering brengt nodigt ook uit om met huisgenoten en/of buren in de tuin wat te ngobrollen (klessebessen), waarbij het shagje of de kretek (kruidnagelsigaret) niet mag ontbreken.
In de Vliegveldlaan hoor je in de schemering, die overigens maar kort duurt, ook al vrij vroeg het geluid (tok-tok-tok) van de eerste bamiverkoper, die langs de huizen loopt met zijn karretje op zoek naar klanten.
En weldra wordt de fijne geur van de melati s (Indische jasmijnen) overdonderd door de hongermakende geur van satés die op de rooster liggen te bruinen. Bij de buren heeft de satéverkoper klandizie gevonden en is hij nu bezig een maaltijd te bereiden in hun voortuin . De rook kringelt in onze richting de tuin is en hoewel we zelf net het avondeten op hebben, weet ik dat het niet lang zal duren of ik zal linksaf de Vliegveldlaan aflopen op zoek naar en warong makan (eetstalletje) om de lekkere trek te stillen .
20-06-2008 om 13:58
geschreven door rene persijn
19-06-2008
De kapper knipt en knipt!!.
De kapper knipt en knipt......
Af en toe moesten we uiteraard naar de kapper. Ook in Batavia in de 50-er jaren. Het liefst had je hetzelfde kapsel als dat van de helden van het witte doek in die dagen, zoals Clarck Gable ( o.a.: Muiterij op de Bounty, Gone with the wind), John Wayne ( verschillende western-films), Errol Flynn (o.a. als Robin Hood met Olivia the Havilland).
Althans, daar droomde je van
En ik denk wel, dat het mogelijk was om in de dure kapsalons in de stad jezelf een dergelijk kapsel aan te laten meten. Maar de kapper waar mijn broer Boengke (eigenlijk: Johan Marcus Polydor) en ik altijd naar toe gingen had zijn zaakje in de Vliegveldlaan, niet ver van ons huis vandaan. Nu ja, zaakje .. Hij had een stoel onder een waroeboom (`Hibiscus tiliaceus`) geplaatst, een spiegel aan een spijker in de boom gehangen en er stond nog een hoog tafeltje met zijn kappersbenodigdheden en zie daar . de kapper .
Uiteraard vroeg je hem om je een filmsterkapsel te geven en bracht je voor alle zekerheid nog een kauwgumfoto mee van je idool. Maar eigenlijk wist je van te voren al, dat je de toekang tjoekoer (de kapper) jou op dezelfde manier zal knippen als al die voorgaande keren, namelijk rechttoe- rechtaan en van achteren hoog opgeknipt (met de handtondeuse).
Maar ja, je bleef dromen en hopen en proberen, ja toch?
Je wachtte dan op een bank gezeten je beurt af. Op de grond lagen plukken haar van de vorige klanten. Af en toe kwam een familielid van de kapper uit zijn huisje in de buurt om het haar bij elkaar te vegen en af te voeren.
Meestal stond naast de kapper nog een stalletje met bijvoorbeeld ijs of drankjes, doorgaans van een familielid van de kapper. Duurde het wachten je te lang, dan bestelde je een drankje bij die buurman, had die ook wat inkomsten.
Als je aan de beurt bent, krijg je zodra je op de stoel bent gaan zitten, een doek over je schouders die de kapper met een veiligheidsspeld vastzet. Dan vraagt hij hoe je het haar geknipt wilt hebben, maar zoals al eerder door mij opgemerkt, het beantwoorden van die vraag heeft weinig zin. Maar ja, je hoopt telkens weer (tegen beter weten in) dat je straks als John Wayne naar huis gaat .
De kapper gebruikt zoals elke kapper kam en schaar en daarna een handtondeuse om het haar op te knippen. Daarna de "finishing touch" met een scheermes, die hij eerst scherp maakt aan een leren band.
Is het kapsel naar je zin ( wat kun je anders zeggen dan " ja, want je haren zijn er al af!) dan pakt hij een waterspuit en spuit daarmee je haren nat. In de spuit zit homemade reukwater, gemaakt van water waar doorheen het sap van de bloemblaadjes van rozen is gemengd. Het ruikt trouwens wel lekker, dat moet gezegd worden . Dan smeert hij nog een dot Brylcreme door je haar en kamt het in model.
Ik kijk in de spiegel en droom verder over Clarck Gable, John Wayne en Errol Flynn .
19-06-2008 om 17:56
geschreven door rene persijn
Obat-obat
OBAT-OBAT
Natuurlijk waren er artsen in Nederlands-Indië, uiteraard werd de dokter ook eens geconsulteerd door ons gezin, maar daar was ook mijn oma, de Madoerese oma Katie, die voor elk ongemak wel een obat of jamu (medicijn) had. Die haar kennis over geneeskruiden niet uit boeken had (ze kon niet lezen, noch schrijven), maar door overlevering en ervaring.
Zo maakte ze, als we last hadden van diarree steevast een mengsel van geraspte koenirwortel (kurkuma of geelwortel) en fijngestampte bladeren van de jamboe klutuk (guava). Dat mengsel werd met water aangelengd en door een doekje geperst en het sap kregen we dan te drinken. Het smaakte vies maar werkte uitstekend!
En als ik koorts had zei ze dat de koorts goed was voor het lichaam en dus niet mocht worden onderdrukt. Daar gaf ze dan ook niets voor . Wel gaf ze me ter verkoeling kompressen van fijn geraspte laboe air (Lagenaria vulgaris), een soort pompoen. Vooral de kompressen op het hoofd waren weldadig . Alleen daarvoor zou je al koorts willen hebben!
En kreeg je bij het eten van vis per ongeluk een graat in je keel. Geen nood, hoofd achterover en mond open en oma perste wat druppels uit een jeroek nipis (lemoen) in je keel om de graat zacht te maken en een balletje gekookte rijst doorslikken en de (nu zachte) graat verdween in je maag. Zo simpel was dat .
Later begreep ik, dat mijn oma als kenner van geneeskrachtige kruiden in de lange traditie stond van Indonesische kruidenkenners. Medicinale kruiden waren en zijn ook in de handel verkrijgbaar, zoals in de "warong jamu" (kruidenwinkel), maar ze werden ook in speciale fabrieken verwerkt en eventueel gemengd en in de handel gebracht. Bekende merken waren: " Nyonya Meneer" en " Jago " (Haan).
De fabriek van de jamu s van "Nyonya Meneer" staat in Semarang en aan de Jalan Raya Kali Gawe vind je tegenwoordig (opgericht in 1984) het kruidenmuseum Nyonya Meneer, waar je meer te weten kunt komen over de geschiedenis van de jamu (Indonesische kruidenmedicijn). Het gebruik van jamu gebeurt al sinds de oudheid. De jamu wordt uit verschillende producten gemaakt (volgens heel oude recepten). Bepaalde jamuprodukten zijn ook te gebruiken om gezond en fit te blijven en hebben dus een meer preventieve werking.
Zo gebruikte mijn oma zelf een poeder die ze maakte van de witte kern van de zwarte zaadjes van de soldatenbloem (Catharanthus roseus). Ze vermaalde de kern en mengde dat met water. Het " zalfje" smeerde ze dan elke avond op haar gezicht en hals. Dat hield de huid soepel en gaaf tot op hoge leeftijd.
Mijn oma maakte ook wel eens een obat, die we elke dag moesten drinken, zoals de obat tegen malaria, een aftreksel van takken van de klimplant Broto Wali of Anta Wali (Tinospora crispa Miers).
Die drank was ontzettend bitter, en het was geen pretje om het spul elke morgen te moeten drinken, maar . we hebben al die tijd dat we in Indië woonden nooit malaria gehad!. Alsnog .. Terima kasih, oma Dank u wel!
19-06-2008 om 14:46
geschreven door rene persijn
Wajang wong
Wajang(Wayang) Wong
Nadat wij ( mijn moeder, broer en ik) uit het Bersiap-kamp in Cheribon kwamen en in Batavia werden herenigd met onze vader, die tot dan toe krijgsgevangen had gezeten in Japan, zijn we uiteindelijk (tot 1956) gaan wonen in de Vliegveldlaan. In dat huis( nr.56) waren meerdere gezinnen gehuisvest in verband met het schrijnende woningtekort in het Batavia van na de oorlog.
Zo woonde er ook nog een Javaans gezin. Soegito was een broertje van de heer des huizes in dat gezin en ongeveer van mijn leeftijd.
Toen Soegito volgens Islamitisch gebruik moest worden besneden werd er een groot feest georganiseerd. Naast het gebruikelijke lekker eten ( waar ik natuurlijk flink aan mee deed) en de vele drankjes en hapjes die er de hele dag werden geserveerd was er s avond ook een wajang-wongvoorstelling.
Wajang wong is een bepaalde soort wajang (wayang).
Maar eerst iets over wajang in het algemeen.
Wayang is het Javaanse woord voor schaduw of schim .
Hoewel de wajang meestal refereert aan het schimmenspel met behulp van leren poppen (wayang kulit) wordt het woord daarnaast ook gebruikt voor andere vormen van het wajang- of wayangspel, zoals wayang golek (met driedimensionale poppen), wayang krucil of wajang kroetjil (met platte houten poppen), wayang gedog, een wajangspel met levende acteurs die allemaal een masker ( van: kedhok = masker) dragen en de wajang wong, zoals ik die zag ter gelegenheid van de besnijdenis van Soegito.
Wajang wong is een wajangspel met mensen ( wong is Javaans voor mens), een vorm van toneel met levende acteurs, opgevoerd in de stijl van een wajangspel. Ook de dalang (poppenspeler) van het schimmenspel is aanwezig, maar zijn taak bij de wajang wong is de begeleiding van de muzikanten en het markeren van de overgangen tussen de diverse scènes met zogenaamde soeloek-gezangen.
Soeloek (suluk) is hier afgeleid van sa-uluk (met stemheffing). De gezangen zijn meestal religieus en bespiegelend van aard.
In tegenstelling tot bij de wajang gedog dragen de acteurs bij de wajang wong geen maskers.
Het verhaal bij de wajang wong moet wel gebaseerd zijn op de Ramayana of Mahabharata.
De Ramayana is een groot epos uit India, het verhaal over prins Rama en zijn vrouw Sita. De Ramayana is al duizenden jaren oud en behoort tot de beroemdste werken aller tijden.
De Mahabharata is een groot religieus en filosofisch werk, eveneens uit India. Samen met de Ramayana vormt het de belangrijke culturele hoeksteen van het Hindoeïsme.
Rechts van ons huis was een open veld en daar werd het toneel gebouwd van bamboe en hout, zodanig dat onze voortuin als zaal fungeerde en we op banken en stoelen konden zitten en genieten van het schouwspel. Er was geen muur tussen ons huis en het open veld naast ons, want die was al een tijdje geleden omgevallen en niet meer herbouwd (Wat vaker gebeurde in het Indië van na de oorlog!) .
Ik ging naast mijn vader zitten, omdat hij een echte kenner was van de wajang en hij me af en toe kon toefluisteren waar de scène van dat moment over ging. Immers alleen op die manier had ik er wat aan om naar de voorstelling te kijken en te luisteren, wat ik dan ook (met open mond) deed. En tijdens de voorstelling besefte ik nogmaals hoe rijk de Javaanse cultuur was en hoe bevoorrecht ik was om een kind te zijn van zowel de Europese als de Javaanse wereld.
19-06-2008 om 10:34
geschreven door rene persijn
17-06-2008
Daar bij de waterkant!!
Daar bij de waterkant.......
In Batavia, waar we na de oorlog woonden, kon je goed vissen. Als beginneling begon ik eerst te vissen in de kali (de gekanaliseerde Tjiliwoeng) aan de Postweg Noord. Aan de overkant van het kanaal lag de Schoolweg Noord.
Om op de Postweg Noord te komen moest ik van de Vliegveldlaan via de Marinelaan, de brede Goenoeng Sari oversteken en het zgn. kippenbruggetje (voetgangersbrug) over.
Ik ging dan op de fiets met mijn hengeltje, mijn vismand (voor de vangst) en een doosje tjatjings (pieren).
Aan de Postweg Noord aangekomen zocht ik een rustig plekje, als dat tenminste te vinden was, want in de kali gebeurde van alles. Vrouwen (en ook mannen) wasten er hun kleren, anderen baadden in het bruine water en weer anderen deden er hun kleine en grote behoefte. Aan de kalikant verveelde ik me nooit.
De vangst bestond hier voornamelijk uit "ikan lilih", van die vette zoetwater meervallen. Waarschijnlijk waren ze (denk ik nu) zo vet omdat er veel fecaliën ronddreven in het bruine water en die dieren daar wel pap van lusten.
Maar tja, daar stond je toen niet bij stil. Je was blij met elke lilih die aan je haak hing en van daar in je mand verdween. Thuis gekomen maakte de baboe van de lilihs dan lekkere pepesan, goed heet.. En dan smullen (!) : warme rijst met de pepesan en dan het liefst met je vingers eten uiteraard. Kon je die na afloop ook nog aflikken
Later, toen ik een meer gevorderde henglaar was, ging ik mee met mijn vader, oom Coen ( een broer van mijn vader), die toen tijdelijk bij ons inwoonde, en Hendrik Jellema, een huisgenoot, naar zee om te vissen. Meestal gingen we vissen op een pier. Hier werd met stukjes paling gevist of met garnalen. Die haalden we eerst op de visafvalberg op de vismarkt van Antjol. Nier meer geschikt voor consumptie, maar ideaal om te vissen.
Op een keer, toen we weer op de pier visten werden we verrast door een storm.
De golven werden steeds hoger en er kwamen schuimkoppen op. Mijn vader zei: " Laten we maar naar huis gaan" . We pakten onze spullen bij elkaar en op dat moment sloeg een grote en sterke golf een deel van de pier weg, zodat er een bres ontstond waardoor het water heen golfde.
Om over de pier weer naar het strand te komen moesten we dus een eindje door het water waden, namelijk in dat gedeelte waar de pier was weggeslagen. De golven werden steeds wilder en de wind onstuimiger, we raakten door de golven die over ons hen sloegen ook wat spullen kwijt, waaronder de vismand met de gevangen vissen. Met veel moeite en inspanning kwamen we gelukkig nog aan land, namen snel plaats in de jeep, die mijn vader van zijn werk te leen had gekregen en reden huiswaarts, zonder vis ..
17-06-2008 om 20:25
geschreven door rene persijn
Adoeh, die katapult !!
Adoeh, die katapult
Tja, het was in Indië een ultieme jongensdroom voor iedere Indische jongen, die net uit zijn tjelana monjet was gegroeid : het schieten met een zelfgemaakte katapult! . De tjelana monjetof apenbroek was een typisch Indisch kledingstuk voor kinderen, meestal met een grote zak voorop waar je heel veel in kon stoppen!). Was je eigenlijk al te groot voor zo n tjelana monjet, dan bleef je die toch vaak nog dragen, juist omdat die grote zak er zat. Daar kon immers je katapult in en ook de munitie ( stenen).
Een katapult bestond uit twee armen (meestal een vorkvormige tak) waartussen een elastiek is opgehangen waarin zich een leertje bevindt. Hiermee kunnen steentjes worden weggeschoten.
Het maken van zo n katapult werd vaak van vader op zoon of van oudere op jongere broer overgedragen.
Mijn eerste katapult maakte ik van een vorkvormige tak van een Djamboe Kloetoek-boom. ( Gujava of psidium guajava).
Het hout werd ontdaan van de bast en goed glad geschuurd. Toen ik het V-vormige hout had gladgeschuurd hield ik het even boven een vlammetje om er zo van die bruine vlamvlekken op te krijgen ( die staan stoer immers ..).
Aan de bovenkant van de twee armen maakte ik met een zakmes (gekocht op Pasar Baroe) een inkeping en bond de uiteinden van het elastiek (geknipt uit een oude fietsband) om de armen, zodanig dat ze in de inkepingen zaten en dus niet konden glijden.
In het midden van de karet (elastiek) werd een stukje leer bevestigd. Daarin kwam straks de munitie ( speciaal uitgezochte stenen).
Toen de katapult klaar was moest er uiteraard eerst mee worden geoefend.
Ik liep naar de overkant van ons huis, waar een groot veld was met alang-alang (tropische grassoort met stugge, scherpe bladeren, kan meer dan 1 meter hoog worden). Er liep een paadje door het veld naar een klapperboom. Eerst maar oefenen op deze boom. Toen het raken van de stam van de boom geen probleem meer was,werd een spijker in de boom geslagen en daaraan een kaleng (leeg blikje) aan een touw bevestigd. Dit blikje werd het volgende object waarop geschoten moest worden.
Wanneer je in staat was om met een air van nonchalance de kaleng acht van de tien keer te raken, dan ging je op jacht. Hierbij was dan de katapult het wapen.
Je prooi varieerde van de mangas ( niet die in je in eigen tuin, maar bij de buren!) tot kalongs ( vleermuizen) of grendo s, de vliegende honden of vleerhonden ( Acerodon jubatus).
Bij de manga s (in Nederland zegt men: mango) ging mijn voorkeur uit naar de boom in het midden van de kampong achter ons huis. Dat waren van die harde, groene mangga s die vaak werden gebruikt in de roedjak (schijfjes onrijp fruit in een hete saus van Javaanse suiker). Gewoon met wat fijngemaakte tjabe rawit (kleine groene pepertjes) met wat zout in je handpalm om de mangga in te dippen, was ook heerlijk .
17-06-2008 om 15:35
geschreven door rene persijn
Topeng monjet of tandak bedes
Topeng monjet of tandak bedes
In het Batavia van na de oorlog ( we woonden tot 1956 aan de Vliegveldlaan, Kemajoran) hoorde je af en toe, vooral in de straten in de buurt van kampongs een eentonig getrommel. Doek doek doek-doek-doek. En dan wist je, dat er een voorstelling werd gegeven van topeng monjet/ monyet, ook wel tandak bedes genoemd. Monjet of monyet is aap en topeng is het Indonesisch woord voor masker. Topeng monjet is een vertoning waarbij een (meestal) kleine aap allerlei kunsten vertoont op commando van zijn baas. Meestal loopt aan het begin van de voorstelling het aapje gewoon rond langs de toeschouwers die in een kring om de aap en de dresseur zijn gaan zitten. Dan roep de dresseur zoiets als Monjet pake topeng ( = aap doet een masker om) en dan pakt het aapje en maskertje uit de hand van zijn baas en zet het voor. Vervolgens zegt de dresseur bijvoorbeeld monjet ke pasar ( = aap gaat naar de markt) en dan pakt het beest een mandje, draagt het aan zijn arm en loopt ermee rond. En de hele voorstelling wordt begeleid door eentonig tromgeroffel door de dresseur. Soms krijgt het aapje ook een pakje of een jurkje aan, gaat het op een stoeltje zitten en springt het door een hoepel. Als de show is afgelopen laat de dresseur de aap met een centenbakje rond gaan om de omstanders te vertederen ( ) en zo geld binnen te halen.
Er werd verteld dat in Oost-Java een dorpje Wates ligt, in de regio Blitar waar veel inwoners zich bezig houden met het vangen en trainen van een bepaald soort aapjes voor de topeng monjet . Een aapje dat in Wates is getraind brengt veel geld op bij de apendresseurs in Batavia, die met het diertje hun dagelijkse kost verdienen.
17-06-2008 om 09:45
geschreven door rene persijn
14-06-2008
De jacht op muskieten en larons
De jacht op muskieten en larons
Toen ik op de HBS (CAS, Koningsplein, Batavia) zat lazen wij tijdens de lessen Nederlands behalve proza uiteraard ook veel poëzie. De leraren Nederlands, waaronder de heren Stam en Nas, brachten door hun enthousiasme bij vele leerlingen hun liefde voor poëzie over , zo ook op mij. Zo lazen we ook een gedicht van de Zuidafrikaanse dichter A.D. Keet. Dit gedicht, getiteld Muskietejag ( Mukietenjacht) heb ik eens voor de klas gedeclameerd, omdat ik het een grappig gedicht vond, niet alleen vanwege de taal (Zuid-Afrikaans), maar ook vanwege het onderwerp: de jacht op een vervelende muskiet.
Het gedicht van A.D.Keet gaat als volgt:
Muskietejag
Jou vabond, wag, ek sal jou kry, Van jou sal net 'n bloedkol bly Hier op my kamermure. Deur jou vervloekte gonsery, Deur jou gebyt en plagery Kon ek nie slaap vir ure.
Mag ek my voorstel, eer ons skei, Eer jy die doodslag van my kry - My naam is van der Merwe. Muskiet, wees maar nie treurig nie, Wees ook nie so kieskeurig nie, Jy moet tog ééndag sterwe.
Verwekker van malaria, Sing maar jou laaste aria - Nog een minuut vir grasie. Al soebat jy nou nòg so lang, Al sê jy ook: ek is nie bang, Nooit sien jy weer jou nasie...
Hoe sedig sit hy, O, die kreng! Sy kinders kan maar kranse breng, Nóu gaan die vabond sterwe... Pardoef! Dis mis! Daar gaan hy weer! Maar dòòd sal hy, sowaar, ek sweer - My naam is van der Merwe
De inhoud van dit gedicht sprak me aan, kwam me bekend voor. Immers, in Batavia, stad aan zee, had je s avonds nog al veel last van muskieten. Je sliep niet voor niets onder een klamboe en voordat je onder dat dak van muggengaas kroop ging je eerst nog op jacht naar muskieten, bijvoorbeeld met de sapoe lidi ( van jou sal net 'n bloedkol bly hier op my kamermure ) of .. veel effectiever met de flitspuit ( Verwekker van malaria, Sing maar jou laatste aria ) De flitspuit, de bij Indische mensen van tempo doeloe zo bekende handspuit, waarmee men in huis door FLIT (insectendodende, vernevelbare vloeistof voor huiselijk gebruik) te vernevelen insecten en dus ook muskieten doodt. Opmerking: FLIT is een merknaam en de flitspuit is naar dit merk genoemd.
En naast al deze voorzorgsmaatregelen stak je voor alle zekerheid ook nog een obat njamuk aan, de in spiraalvorm verkocht insectenwerende pyrethrine. Je plaatst de spiraal op een speciaal standaardje of gewoon om de hals van een lege fles, steekt hem aan en de obat njamuk smeult de hele nacht en houdt de muskieten op een afstand.
Vond ik de muskieten alleen maar lastig, plezier had ik wel met de komst (na een fikse regenbui) van de larons, de gevleugelde termieten, dier na een regenbui uit de grond kruipen en naar het licht toevlogen. Deze laatste eigenschap, daar maakte je handig gebruik van. Je plaatste een emmer water in de voorgalerij, legde een smal latje op de emmer, zette op het latje een kaars en stak die aan. Vervolgens deed je het licht uit, zodat alleen de kaars nog licht gaf. De larons vlogen dan direct naar het kaarslicht toe, hun vleugeltjes verschroeiden en ze plonsden in het water in de emmer. Had je er al voldoende verzameld, dan schepte je de larons uit het water om ze vervolgens te frituren. Heerlijk knapperig en vet .njami njami .
14-06-2008 om 16:47
geschreven door rene persijn
De betjak, HET vervoermiddel in het Batavia van na de oorlog
De betjak, HET vervoermiddel in het Batavia van na de oorlog.
Toen we nog in Batavia woonden (tot maart 1956) was de betjak nog een veel gezien vehikel in de stad (nu verboden in de binnenstad). Deze driewielige fietstaxi, waarbij de passagiers voor de bestuurder zitten,was het vervoermiddel bij uitstek als je ergens heen moest en je geen zin had om te lopen of omdat de afstand te groot was om te voet te gaan . Zo huurden we altijd een betjak om naar het museum (Koningsplein), naar de dierentuin of naar de bioscoop te gaan. Betjaks met of zonder passagiers doorkruisten de straten van de stad en je hoefde slechts voor je eigen deur te staan en een betjak aan te roepen, die op dat moment geen passagiers had te vervoeren. Uiteraard moest er eerst worden getaward ( tawarren=afdingen). Dat was een hele sport, waarbij je niet te snel moest instemmen met het door de toekang betjak ( de bestuurder) voorgesteld bedrag, maar desnoods dreigt naar de concurrentie te stappen. Betjaks genoeg immers! Meestal wordt dan al gauw een veel lagere prijs genoemd. In een betjak kunnen twee, soms ook drie passagiers worden vervoerd, als ze niet al te groot of dik zijn, want dan begint de toekang betjak al bij voorbaat te kreunen en kun je beter meerdere betjaks huren voordat de pas gesloten deal eenzijdig wordt geannuleerd.
Is de deal gesloten, dan kan worden ingestapt. Afhankelijk van het weer wordt al dan niet met een dak van zeildoek gereden. Regent het, dan worden ook de zijkanten en de voorkant van de passagiersruimte bedekt met zeildoek, waarin meestal een raampje van doorzichtig mica is aangebracht.
In de regentijd, als de straten in de wijk Kemajoran, waar we woonden, blank stonden, dan huurden wij, kinderen, vaak een betjak om ons door de straten te laten rondrijden. Dat was een happening op zich! Het geluid van de wielen die door het water kliefden, het water dat aan alle kante hoog opspatte je waande je in een soort motorboot . Meestal wisten we hiervoor wel een toekang betjak te strikken, die het zelf ook leuk vond, want het was zwaar trappen door het water! Als we geluk hadden, dan werden we gereden door de betjakbestuurder Amat , die mijn ouders al kende van de tijd voor de oorlog, toen we nog in een ander huis woonden in dezelfde wijk. Deze man had bovendien ook nog een oogje op onze baboe Tjemiel, dus was hij altijd schappelijk in zijn prijs, vooral als we Tjemiel vroegen om voor ons een deal te sluiten.
Op een zondag zouden we naar de dierentuin gaan. We huurden, na flink tawarren, 2 betjaks. In de voorste zat mijn moeder en broer Johan, in de tweede betjak mijn vader en ik, terwijl zusje Yvonne bij mijn vader op schoot. Toen we een tijdje hadden gereden maakte de bestuurder van de betjak waar mijn moeder en broer in zaten in een tamelijk scherpe bocht een verkeerde manoeuvre, waardoor het voortuig omkiepte en op zijn zij kwam te liggen. Mijn broer was al snel uit de betjak gekropen en terwijl mijn moeder om hulp riep greep mijn broer naar mijn moeders tas. Waarom help je mij niet eerst overeind? vroeg mijn moeder verontwaardigd aan haar oudste (en dus meest verantwoordelijke .) zoon nadat ze zelf met veel moeite uit het voertuig was gekropen. Waarop die laconiek antwoordde: Eerst moet je tas met het geld veilig zijn, anders kunnen we niet naar de dierentuin. En als kleine broer (adik) vond ik toen dat grote broer (boeng) gelijk had ..
14-06-2008 om 16:00
geschreven door rene persijn
Het stond in de kranten geschreven!!
Het stond in de kranten geschreven....
Toen we in Batavia woonden ( van na de oorlog tot maart 1956) was mijn vader geabonneerd op de Javabode en later op de Nieuwsgier. Voor school moest ik voor het vak Geschiedenis en dan in het bijzonder voor het project History in making (docent: Van den Berg) vaak artikelen/foto s uit de krant knippen ( zie ook het artikel De eerste AA-conferentie op deze weblog). Daardoor werd ik (achteraf gezien: heel positief) gedwongen de krant goed te lezen. Natuurlijk sloeg ik daarbij de stripverhalen niet over, al droegen die niet bij aan een verhoging van de kwaliteit van je intellectuele bagage .(aldus de pedagogen ). Zo was er de spannende strip Flash Gordon (tekenaar Alex Raymond), die de spannende avonturen liet zien van Flash Gordon en zijn genootschap, bestaande uit Dr.Hans Zarkov en Dale Arden op de planeet Mongo. En uiteraard ook Tekko Taks (Henk Kabos), Tom Poes en Kappie van de maarten Toonder Studios. Leuk om te zien vond ik ook de kale, maar slimme Henry, getekend door Don Trachte.
Maar genoeg over de strips. Ik moest immers de kranten lezen voor History in making, dus ik moest mijjn aandacht vooral richten op de actuele politieke en culturele gebeurtenissen van die dagen. En die vond ik volop in die twee dagbladen, de Nieuwsgier en de Javabode.
De Nieuwsgier De Nieuwsgier was eigenlijk een ex-kampkrant. In augustus 1945, vlak na de Japanse capitulatie, verscheen het gestencilde nieuwsbulletin de Tanah Abang Bode . Onder leiding van journalist J.G. Gleichman (overleden in 1990) werd dit nieuwsblad dagelijks in het kamp Tanah Abang (Batavia) op een stencilmachine gedraaid en verspreid. In september 1945 verandert de naam in Nieuwsgier, een blad dat al snel uitgroeide tot een opinieblad. In 1948 verschijnt de Nieuwsgier, Ochtendblad voor Indonesië, in gedrukte vorm in krantenformaat. J.G. Gleichman bleef hoofdredacteur tot 1949, toen hij overstapte naar het Nieuwsblad voor Sumatra, waar hij van 1950 tot 1955 werkzaam was. In 1949 / 1950 was Jaap Joppe hoofdredacteur van de Nieuwsgier.
De Javabode. De Javabode, Algemeen Dagblad voor Nederlands(ch)-Indië was een voortzetting van het Bataviaasch Advertentieblad (1851-1852). Verschijningsjaren Javabode : 1852-1942, 1949-1957 In 1932 werd Henri Carel Zentgraaff (1874-1940), die tot dan in Soerabaja woonde en werkte als freelance- journalist, hoofdredacteur en directeur van de Javabode.
In beide kranten kon ik voldoend materiaal vinden voor het History in making-project, zoals uitvoerige verslagen en fotoreportages over de eerste A-A- (Aziatisch-Afrikaanse) conferentie in Indonesia in 1955 , het proces tegen de Nederlandse zakenman Leon Nicolaas Jungschlager, die in 1954 in Djakarta werd gearresteerd onder beschuldiging van het op touw zetten van een samenzwering met het doel de Indonesische regering omver te werpen. Maar ook verslagen van de Tour de France, zoals die van 1955 met bekende namen als Fransman Louison Bobet (Fransman, winnaar in dat jaar), de Luxemburger Charly Gaul, de Belg Stan Ockers en de Nederlander Wout Wagtmans. En natuurlijk ook de voetbalverslagen, maar die werden ook gevolgd via de radio. Door de speaker hoorde je dan namen als Abe Lenstra, Faas Wilkes, Kees Rijvers.
14-06-2008 om 13:41
geschreven door rene persijn
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek