Welkom op mijn BLOG!
Een hond heeft een baas, een kat heeft personeel!
In memory: Snuf en Snuit. Helaas beide gestorven.
Onderstaande plaatjes heb ik in draw gemaakt.
Mijn dochter Sylvia 50 jaar
Haak- en brei-werk
Deze potjes
aangekleed
en gevuld met
bloemen.
Voor Pasen
heb ik weer leuke dingen
gemaakt voor de
dagopvang.
Pasen is een fijne dag om
eiermandjes te maken of
een kuikentje die uit zijn
schilletje komt.
theeservies2014 zelf gemaakt.
theeservies2014 zelf gemaakt.
Nog meer certificaten.
Sharika's fantasie wereld!
05-06-2012
vlindertje-2
Vlindertje In een schittering gevlogen terugvallen naar een oud ritueel deel je momenten van herinneringen tot het vormen van een kleurrijk geheel die mijn hart steelt zonder mededogen .©:onbekend
22-05-2012
reuzen
Reuzengoed. Er waren eens 3 reuzen, Met lange dunne neuzen Ze lagen netjes op een rij, te slapen in een groene wei. Toen kwamen zachtjes zonder roepen, Drie dwergen op hun blote voeten Ze legden stilletjes, tis heus, een knoop in elke reuzenneus. Ik weet niet wat ze dachten, Maar een der reuzen lachtte En d'anderen lachten heel hard mee, Want reuzen zijn zo kwaad niet ,nee. copyright:onbekend
25-04-2012
't Broekje
't Broekje
Er was eens een haveloos ventje
Dat vroeg aan z'n moeder een broek
Maar moeder verdiende geen centjes
En vader was wekenlang zoek
Ach, moedertje geef me geen standje
Er zit in m'n broekie een scheur
De jongens op school roepen: "Jantje
Jouw billen die zien we d'r deur"
De moeder werd ziek van de zorgen
Lag stil en bedrukt in een hoek
Geen mens die haar centen wou borgen
En Jantje vroeg toch om z'n broek
Toen heeft ze haar rok uit getrokken
De enigste die ze bezat
En maakte van stukken en brokken
Een broek voor haar enigste schat
Nu konden ze Jantje niet plagen
Nu waren z'n billen niet bloot
Maar voor hij zijn broekie kon dragen
Ging moeder van narigheid dood
Ze stierf van 't sjouwen en slaven
Vervloekt en verwenst door haar man
Toen Jantje haar mee ging begraven
Toen had 'ie zijn broekie pas an... copyright: onbekend
31-03-2012
intratuin
Ons uitje naar Intratuin. Klik op het plaatje voor de hele foto
23-03-2012
vlindertje vlieg
Vlindertje Vlindertje, wat ben je keurig,Met je vlerkjes blauw en rood. Nee, ik zal je heus niet vangen, Want dan ga je immers dood ! Vlieg maar rond, naar alle kanten, In de mooie zonneschijn. Ik zou, als ik in je plaats was, Oók niet graag gevangen zijn ! © onbekend
13-02-2012
ouder worden
Hoezo, ouderen niets meer waard?
We zijn een fortuin waard.
We hebben zilver in onze haren
Goud in onze tanden
Gas in onze darmen
Stenen in onze nieren
Lood in onze schoenen
Kalk aan onze nagels
Staal in onze heupen
plastic in onze knieen
Vol met dure medicijnen
Lijken we wel op goudmijnen
Een mens met zoveel mineralen
Is met geen miljoen te betalen.
Daarom ga ik fier door Â’t leven.
En neem kritiek op als een spons
Want door al die rijkdom
Drijft de economie nog steeds op ons.
---------
28-01-2012
peter olie
P eter olie is een rakkerB ij de hand en altijd wakker A an zijn vriendjes op de kaden T oont hij graag zijn heldendaden M et wilde haren, rode konen Z al hij weer een kunst vertonen H ij zal nu eens laten blijken D at hij op zo'n schip durft kijken M aar hij duikelt in het waterA ls hij boven komt, veel laterH eeft hij geluk en grijpt kordaatE en oliekan van de A utomaatW ind en stroom voeren hem meeO ver de eindeloze zeeZ onder eten, zonder drinkenA ltijd bang, dat hij zal zinkenE indelijk drijft hij naar het strandE n zo komt hij weer aan landM aar hij meent daar iets te horenP eter schrikt als nooit te vorenA chter hoge palmbomenZ iet hij boze mannen komenZ wart als roet met scherpe sperenH oe kan P eter zich verweren?H ij moet mee naar K oning O joD ie spreekt tot zijn mannen mooi zoI k eet hem op, dat kleine knaapjeD adelijk na mijn middagslaapjeH oe P eter huilde om zijn lot,D e mannen stoppen n'm in de potO m hem als een kip te bakkenO p een vuur van dikke takkenW at geluk voor onze guitH et hout is nat en het vuur gaat uitE n P eter vraagt den zwarten manN aar zijn petroleum-kanH ij krijgt de kan en keert hem omJ a, P eter is nog niet zo domA ls door de olie 't vuur gaat brandenK lappen de zwartjes in hun handenD e kleine man, die zo iets kanM ag dan direct weer uit de panT er ere van die wonder-brandW ordt hij K oning van het land
H ij wordt verwend en goed bediendM aar elke dag denkt onze vriend:W at zou ik graag naar moesje gaanH oe kom ik ooit weer hier vandaan?E n omdat hij wil ontsnappenL aat hij mannen bomen kappenE n voor den kleinen blanken manW ordt een vlot gemaakt, dat varen kanO mdat hij K oning is geweest,M aken zij een heel groot feestH ij krijgt fruit en water meeZ o vaart P etertje naar zee.D agenlang is hij aan 't varenE n moe van in t verre starenA ls hij eindelijk in 't verschietE en grote ESSO tankboot ziet
D ie boot heeft hem met volle krachtN aar N ederland teruggebrachtD aar wachten hem zijn P a en M aM et zijn vriendjes aan de ka.A lle mensen staan versteldA ls hij zijn avontuur verteltE n telkens tot besluitR oept P eter lachend uit:D e oliekan zal ik bewarenD ie redde mij van veel gevarenE n mijn beste vriend voortaan op straatI s de olieman van DE AUTOMAAT
11-01-2012
ketelbinki
Ketelbinki Toen wij van Rotterdam vertrokken Met de Edam, een oude schuit Met kakkerlakken in de midscheeps En rattennesten in het vooruit Toen hadden wij een kleine jongen Als ketelbink bij ons aan boord Die voor de eerste keer naar zee ging En nooit van haaien had gehoord Die van zijn moeder aan de kade Wat schuchter lachend afscheid nam Omdat hij haar niet durfde zoenen Die straatjongen uit Rotterdam
Hij werd gescholden door de stokers Omdat hij al de eerste dag Toen wij maar net de pier uit waren Al zeeziek in het foc'sle lag En met jenever en citroenen Werd hij weer op de been gebracht Want zieke zeelui zijn nadelig En brengen schade aan de vracht Als-ie dan sjouwend met zijn ketels Uit de kombuis naar voren kwam Dan was het net een brokje wanhoop Die straatjongen uit Rotterdam
En als-ie 's avonds in zijn kooi lag En na het sjouwen eind'lijk sliep Dan schold de man die wacht te kooi had Omdat-ie om zijn moeder riep Toen is-ie op een mooie morgen 't Was in de Stille Oceaan Terwijl ze brulden om hun koffie Niet van zijn kooigoed opgestaan En toen de stuurman met kinine En wonderolie bij hem kwam Vroeg hij een voorschot op zijn gage Voor 't ouwe mens in Rotterdam
In zeildoek en met roosterbaren Werd hij die dag op 't luik gezet De kapitein lichtte zijn petje En sprak met grogstem een gebed En met een één twee drie in Godsnaam Ging 't ketelbinkie overboord Die 't ouwetje niet durfde zoenen Omdat dat niet bij zeelui hoort De man een extra mokkie schoot-an En 't ouwe mens een telegram Dat was het einde van een zeeman Die straatjongen uit Rotterdam --------
08-12-2011
Piggelmee
In het land der blonde duinen En niet heel ver van de zee, Woonde eens een dwergenpaartje En dat heette "Piggelmee".
't Waren heel, heel kleine mensjes En ze woonden - vrees'lijk lot, Want ze hadden heel geen huisje - In een oude keulse pot.
Voor de zon en voor de regen - Nooddruft had hun dat geleerd - Hadden zij die stenen pot met d' Opening naar de grond gekeerd.
Toen een gat er in geslagen, Klein, maar groot genoeg toch voor Hun zo kleine dwergenlijfjes En daar kropen zij dan dóór. <?
't Vrouwtje zorgde voor het eten Maar.... dat eten moest er zijn, "t Ventje ging dus daag'lijks jagen Schoot een haasje of konijn.
Met een heel, heel klein geweertje, Dat gaf niet zoo'n grooten klap En dan ging hij op zijn klompjes, Met zijn konijntje vlug op stap.
Zo nu wist dat dwergenpaartje Zich te schikken in zijn lot En zij leefden vele jaren In hun omgekeerden pot.
Toen, wie had dat kunnen denken? 't Onverwachte komt altijd, Door een onverwachte tijding Werd hun hart door hoop verblijd.
Op een mooie zomermorgen Lazen z' in de "Dwergenkrant" Dat er was .... een "tovervischje" Komen zwemmen naar het strand.
't Vischje dat, met staart en vinnen Vlug zich door de golven sloeg Kon je alles, alles geven, als je 't hem maar need'rig vroeg.
Doodstil werd het op dien morgen In den ouden keulschen pot, Want de beide dwergjes dachten Aan hun droef en arm'lijk lot.
...Need'rig vragen...alles krijgen... Alles en... zij hadden niets. ..'n Vischje, dat..zoo mooi kon toov'ren.. Toov'ren?..."manlief, zei je iets?"
"Ik?-Neen"-"Zou je.. manlief..durf je Niet eens naar dat vischje gaan?" "Vrouwtje lief, dat doe ik zeker, Vóór je 't zei, dacht ik er aan."
"En,... wat wou je hem dan vragen, Als je heusch dat vischje sprak?" "...'t Allereerst, dunkt mij, een huisje Met schoorsteen en dak,"
"n Huisje, ècht, een heuschlijk huisje? Durf je dat te vragen man? Zoo een huisje met een deurtje Waar je echt in wonen kan.
Ik, nog éénmaal in een huisje! Mensch? wie had dat ooit beleefd," En haar kleine oogjes glimmen Van de vóórpret die ze heeft.
En... Des morgens in de vroegte 's And'rendaags ging Piggelmee, Klossend op zijn kleine klompjes Door de duinen naar de zee.
"Vischje!" riep hij reeds van verre Met zijn handjes voor den mond, "Vischje", kan ik je eens spreken, Zwem je hier in d'omtrek rond?
En toen klonk er plots als antwoord Uit de verre, wijde zee, Zacht en zilver stemgeluidje: "Riep je, ventje piggelmee?"
"Ja ik! Ja IK!" riep het ventje En hij trilde van genot; "Vischje, och geeft mij een huisje, 'k Woon maar in een steenen pot."
Ga maar! Ga maar! riep het vischje 'Geven kost mij niemandal, Ga maar gauw naar huis m'n ventje, Want je huisje staat er al."
En... vergetend te bedanken Liep het dwergje, dol van pret Naar.. zijn pot, waar die stond, was Nu een huisje neêrgezet.
Uit één van de vele raampjes Riep zijn vrouwtje, o! zoo blij, "Piggelmee! wat zeg je dáár van? Kijk eens hier, hier wonen wij."
Piggelmee zag met verbazing Nu zijn keurig huisje staan En hij wilde door het deurtje Als een heertje binnen gaan.
Maar zijn vrouwtje kwam naar buiten "t Huisje is wel aardig, maar 't Zou je binnen niet bevallen, Want het is nog lang niet klaar."
"Je moet daad'lijk op je klompjes Nog eens naar de zee gaan, man, Want een huisje zonder meubels, Kijk, wat hebben wij daar an!"
"Vraag het vischje een paar stoelen En een tafel en een bed, En... gordijnen voor de raampjes, Want dat staat zoo keurig net.
En nog meer, wat wou ik zeggen, Ja zoo véél nog, ga maar vast Er moet nog een spiegel wezen En ook nog een linnenkast."
Vrolijk fluitend, op zijn klompjes, Ging het dwergje Piggelmee Weer naar't strand en riep van verre: "Vischje! Vischje! in de zee!"
Onbeweeg'lijk bleef de verte, Niets te zien in zee en lucht, Dan een eenzaam strandpluviertje, Dat zijn heil zocht in de vlucht.
Toen kwam weer dat stemgeluidje, Zilverzacht uit verre zee: "Riep je nu weer m'n baasje? Riep je, dwergje Piggelmee?"
"Ja ik!" riep verheugd het dwergje, "'k Dank je voor het huisje wel, Maar ik wou zoovéél nog hebben, Meubels en gordijnenstel."
"Ga maar! Ga maar!" riep het vischje, "'t Geven kost mij niemendal, Ga maar gauw naar huis m'n ventje, Want je meubels staan er al."
Toen het dwergje thuis kwam, vond hij Druk zijn vrouwtje in de weer Met het boenen van de meubels En zij sprak als d'eersten keer:
"Man, je moet nog weer terug gaan, Want het vischje is zoo goed, Vraag voor mij wat mooie kleêren, En een mantel en een hoed.
Voor je zelf een flink paar schoenen Want, zooals je zelf wel ziet, Met die klompjes aan je voeten Pas je in ons huisje niet.
En....ofschoon hij nu wat moe werd Ging het dwergje Piggelmee, Klossend op zijn kleine klompjes Wéér naar 't vischje in de zee.
Gaarne liep hij door de duinen Maar het werd hem nu wat saai, Boven hem vloog hoog een zeemeeuw, Vóór hem een Vlaamsche gaai.
"Vischje!" riep hij reeds van verre, "'k Zou't niet wagen weer zoo gauw En zoovéél te komen vragen, Maar ik moet wel voor mijn vrouw.
Kijk, ze wil wat kleêren hebben En een mantel en een hoed, En voor mij een flink paar schoenen, "'t Vischje," zegt zij, "is zoo goed"
"Ga maar!" riep opnieuw het vischje "Och! ik kén de vrouwtjes wel, Je zult thuis reeds alles vinden Ga maar heen en loop maar snel."
En het dwergje thuis gekomen Vond zijn zijn vrouwtje reeds gekleed, Zich bekijkend in den spiegel En ze sprak:...."Het doet mij leed"
"Piggelmee, je moet teruggaan, Want ik kan met goed fatsoen, Nu niet uitgaan, als ik weg ben Wie zal hier den boel dan doen?
Ga het vischje nu nog zeggen. Dat ik niet meer heb den tijd Om te boenen en te koken, Dat ik hebben moet een meid."
Piggelmee keek nu zijn vrouwtje Voor het eerst gramstorig aan, Maar hij durfde niets te zeggen En... enfin... hij zou maar gaan.
Onderweg dacht hij nog telkens Aan zijn stulpje van weleer En... dat hij het nu zoo goed had, Maar... hij floot geen liedje meer.
"Vischje!" riep hij reeds van verre "Vischje, vischje, in de zee!!" "Roep je weêr?" vroeg nu het vischje "Roep je, dwergje Piggelmee?"
"Ja ik!" riep beklemd het ventje "Och! mijn vrouw heeft nu geen tijd Om haar huisje schoon te houden Zegt ze, en.... ze vraagt een meid."
't Vischje gaf niet daad'lijk antwoord, 't Was als of het even dacht, Maar toen klonk wéér 't stemgeluidje: "Dwerg dat heb ik wel verwacht."
"Ga naar huis, je zult er vinden Alles netjes aan den kant En een meisje vlug en helder, Ook een uit het dwergenland."
Piggelmee, vermoeid van 't loopen Ging naar huis, zijn vrouwtje was Ook zoo even thuis gekomen, Maar niet bijster in haar sas.
"Piggelmee, je moet teruggaan, Daad'lijk, 'k ben er op gesteld, Onderweg wou ik wat koopen, 't Was zoo mooi, maar.. 'k had geen geld."
Ga het vischje nu nog vragen, Om wat geld, een vollen zak, 'k Moet toch ook de meid betalen, Dáárna, neem je je gemak."
't Ventje ging met loome schreden Nog een keer naar 't vischje heen, 't Was intussen laat geworden, 't Strand lag éénzaam en alléén.
Voor zijn voeten sloop een wezel Azend op een duinkonijn, En het ventje schrikte even, Want och! hij was zelf zoo klein.
"Vischje!" riep hij reeds van verre "Vischje, vischje, in de zee!!" "Riep je?" klonk het nu weer vroolijk, "Riep je? vriendje Piggelmee?"
"Ja ik!" riep verruimd het ventje, "Ja! mijn vrouwtje stuurt mij weer, want zij moet de meid betalen En wat koopen en zoo meer."
"In ons huisje is nu alles Wat gemak en vreugde biedt, Zegt mijn vrouwtje, maar dat ééne, Geld zegt zij, dat heeft ze niet."
"Ga maar!" riep nu plots het vischje, 't Geven kost mij niemendal, Daar had ik om moeten denken, Ga naar huis, het is er al."
't Vischje ging nu naar de diepte, 't Ventje ging naar huis, 't werd nacht, ....In het aardig dwergenhuisje, Was een zak vol geld gebracht .
Lange tijd was 't heel gezellig, En Piggelmee die was veel thuis. Maar zijn vrouw nu, werd ontevreden, ontevreden over haar nieuwe huis.
"Ga, naar 't vischje" sprak het vrouwtje, 'k wil wonen in een kasteel, Als een adelijke dame, En luisteren naar muziek van-minnestreel.
Zo ging ons ventje schoorvoetend, Naar het vischje van de zee, "Vischje, vischje" riep hij in de golven, "Vischje, vischje" riep hij naar beneé.
Het vischje kwam weer boven, Vroeg'an Piggelmee wat 't nu weer was?, "De vrouw wil deftiger wonen, Met een kasteel is ze in heur sas."
Je wensen zijn vervuld heer Piggelmee, Het betekent voor mij niet veel, "Ga naar nu snel naar huis toe, Je zult aanschouwen je vrouw in heur kasteel
Rap ging nu ons dwergje huiswaarts, door de duinen, reeds zag hij van verre, De machtige torens van het kasteel Met daken blinkend als de sterre.
Maar helaas, wat is op aarde Blijvend, ook tevredenheid Wijkt zoo vaak voor nieuwe wenschen Wordt verdrongen door den tijd.
Op een morgen sprak het vrouwtje, "Het gaat niet naar mijn zin, Ga naar het gulle vischje, Adelijke dame zijn is mij te min."
"Zeg hem dat ik wil regeren, Als een koningin heel machtig, Dat de mensen voor me buigen, Dat vind ik pas prachtig!"
Wederom moest hij gaan lopen, Ons vriendje Piggelmee, Weer een wandeling maken, Naar het vischje in de zee.
En aan vischje voor z'n vrouw, Een gunst gaan vragen. Ze was steeds ontevreden, Schijnbaar alle dagen.
Weer liep Piggelmee door het duin, Kwam bij de zee weer aan, En wilde nu het vischje roepen, Zijn vraag voorzichtig stellen gaan
Nu werd plotseling het water Vlak nabij een rimp'lig vlak, Waar het glazend toovervischje, 't Zilv'ren snuitje bóven stak.
Ditmaal was 't zilveren vischje, Piggelmee 's vragen voor, Stuurde hem naar zijn ontevreden vrouw, Die regeerde, en zich krabde achter heur oor!
Zóó...'t is vele maanden later Zien we vriendje Piggelmee Daag'lijks weer zijn wand'ling maken Naar het vischje in de zee.
Dan een "dit" en dán een "datje" Altijd was het voor zijn vrouw En altijd als hij terugkwam, Had vriend Piggelmee berouw.
Eéns, het was zoo koud dien morgen, Moest onze arme Piggelmee, Hij wou juist wat langer slapen, Toch naar 't vischje, toch naar zee.
De vrouw wilde heersen over aarde, Over oceaanen en de diepten der zee, Wilde het vischje als bediende, Zij vond het een machtig idee.
Piggelmee stampte met z'n voeten, Hij durfde niets te zeggen, En moest met tegenzin toch gaan, En 't vischje deze vraag voorleggen
En... het kraagje van zijn jasje, Voor de koude hóóg nu dicht, Gong het arme Piggelmeetje Naar de zee, met bang gezicht.
"Vischje, Vischje," klonk het angstig, Over 't water als een kreet. "Vischje," 'k moet je weêr wat vragen En dat doet nu echt mij leed.
"Vischje, ik wou heusch niet komen, Want ik dacht wel, dat wordt mis, Wederom is het mij vrouw, Die nu wel zéér ontevreden is.
Plots'ling kwam er op het water Nu een breede rimpelkring, Wijl het anders kalme vischje Nu heel boos aan 't spart'len ging.
En zijn antwoord klonk heel driftig Als uit dicht geschroefde keel: "Dwerg, ga daad'lijk naar je vrouw toe Zeg haar dit: zij eischt te veel,"
Zeg haar, dat ik haar zal straffen, 't Spijt mij wel voor jou m'n vrind, Ga naar huis en ga eens kijken Hoe je dáár den toestand vindt."
Langzaam aan verdween de rimpel Die op 't water zichtbaar was, 't Vischje dook en... als een spiegel Werd de wijde waterplas.
Piggelmee stond nog te kijken Toen, in 't naad'rend avonduur Ver in zee de zon ging zinken Als een bol van laaiend vuur.
Diep verslagen ging hij henen, Angstig nu voor dreigend leed, Hoog in 't blauw verdween een reiger Met een aak'lig schorren kreet
Sloffend liep hij door de duinen En zijn schoentjes wogen meer Dan hem ooit zijn klompjes wogen In de dagen van weleer.
Toen hij meende, dat hij thuis was Keek hij als beteuterd rond, Want de keulsche pot stond dáár weer, Waar zoo straks het kasteel nog stond.
En zijn vrouwtje zat te huilen "Piggelmee, wat vrees'lijk lot, Weer, nu weêr te moeten wonen In dien ouden keulschen pot
05-12-2011
zwavelstokjes
Zwavelstokjes. Tijdens kerstmis lag een meisje te kleumen in de wintersneeuw. Het gebeurde lang geleden, zeker langer dan een eeuw. Zij warmde zich aan zwavelstokjes in die ijzig koude nacht. Droomde van een prachtig kerstfeest, niemand die toen aan haar dacht. Ook nu zwerven er nog kinderen. Zwavelstokjes verkopen ze niet, maar ze zijn net zo ontredderd, vaak verteerd door zwaar verdriet. Handel volgens de kerstgedachte. Wees barmhartig, wees kordaat . Schenk een gedeelte van uw rijkdom aan deze kinderen van de straat Ik wens u warme dagen toe. Rika
27-11-2011
Vandaag
Vandaag is de dag hij komt maar één keer. Want morgen is vandaag allang niet meer.
18-11-2011
houten figuren
Klik op de foto
14-11-2011
Taal der ogen.
Slechts de taal der ogen, is over de hele wereld hetzelfde!
Over mijzelf
Ik ben
rika , en gebruik soms ook wel de schuilnaam
sharika en rikja .
Ik ben een vrouw en woon in
lelystad (nederland) en mijn beroep is
huisvrouw .
Ik ben geboren op 02/03/1937 en ben nu dus
87 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computeren-kaarten borduren haken en mijn sites onderhouden..
Foto gemaakt in 2010
En dit is mijn man Jan die alles voor mij doet. -----------
De liefste man ben jij voor mij de liefste die er is toen ik aan jou mijn hart verloor sloeg ik de plank niet mis Ik houd van je ogen en je haar van het kuiltje in jouw kin maar 't is ook om je warme hart dat ik je zo bemin.
Onze kinderen. Twee kinderen waren voor ons bedacht, hun geboorte was voor ons een pracht. Hen groot brengen dat was een kunst, maar voor ons een ware gunst.
Nu zijn zij het huis uitgevlogen
en is er stilte om ons heen
We hebben veel met elkaar gepraat
en veel met elkaar meegemaakt.
Nu genieten zij en wij van onze vrijheid
het is goed zo, want zo is het leven.
Wat waren wij een leuk span
Van links naar rechts:
Jan-Els-Rob-Gre-Rika
Mijn lieve moeder en
geweldige vader
en mijn broers en zusters
allen zijn mij voor gegaaan.
mijn vader. Wat mis ik hem.
Mijn overleden moeder. Ik mis haar nog steeds.
Allemaal overleden..... maar ik mag nog even op deze wereld blijven.
Sites de moeite waard om even te kijken.
Onder gesneeuwd. januari 2011
Onze nieuw apartement .
Ook Snuf ging mee naar het nieuwe huis. Helaas nu gestorven.
Je kan de richting van de wind niet veranderen, wel de stand van de zeilen.
Geluk hangt af van wat men kan geven, niet van wat men kan krijgen.
Voldoening lig in de inspanning niet in de verworvenheid. Volledige inspanning is volledige zege. Gandhi
Zie mijn creaties van mijn brei-aanval.
Mei was de dag van de Fancy fair in de Hoven. Hier mijn stalletje :
Certificaten P.C. Award's vrienden
Haak- en brei-werk
Compositie voor Kerst 2013
Gehaakt of gebreid
verschillende dieren
door mijzelf.
twee beren 2013 zelf gemaakt.
onderzetters-2014 zelf gemaakt.
Dekentje gemaakt voor een poppenmoeder.
das-rood Laat de winter maar komen.
das-grijs. Winter? Heb ik geen moeite mee!
Ik maak plannen
of ik het eeuwige leven hebt.
En ik leef alsof ik er morgen uit stapt.