Inderdaad de lente staat voor de deur en hoe beleefde onze voorouders die dag ? En wat werd er niet allemaal verkondigd ? Ik probeer er u een korte schets van te geven. Vroege werd beweerd wanneer de wind uit het westen blies, dan zou men een zacht voorjaar krijgen. - Als de spinnewebben zich op de velden vertoonden, dan kwam er pest in de zomer. Als het in de lente met een koele morgen nevelachtig was, en er zich dauw vertoonde boven 't westen, dan zou het die dag regenen. Ging de zon op- of onder met zoele warmte en een duistere lucht, dan zou het regenen of donderen. En zou wisten ze vroeger voor bijna alles wel iets. Het volksvermaak in die tijd dan, dat spitste zich rond deze tijd van 't jaar vooral toe rond den doel of de wip. Het boogschieten vierde toen echt hoogtij. De schuttersgilden die meest in alle dorpen bestonden, hadden St. Sebastiaan of St. Joris tot patroon. Men schoot met een handboog of een kruisboog. Het doelschieten gebeurde in de lengte, naar een plaats waar men het middelpunt, wit of de roos moest treffen. Het wip of gaaichieten gebeurde in de hoogte naar vogels of gaaien, die op een lat gestoken waren. De middenvogel, oppergaai, stond op de spil, dan had je twee zijgaaien en daaronder nog een aantal grote en kleine vogels. Bij het prijsspel koos de overwinnaar, de koning, een koningin. De hovelingen, dat waren diegene die de zijgaaien troffen, een hofdame, en dan trok de stoet rond de gemeente om duchtig op de gezondheid der overwinnaars te drinken. Koning was men voor één jaar, en wie er driemaal de oppervogel schoot werd keizer. Meestal bestond de prijs uit teljoren waarin de eretekens : boog en pijl, alsook de naam van de maatsschappij en het jaartal gebakken waren. Boogschieten gebeurd nog altijd, zij dan wel met veel moderne bogen en meestal binnen. In mijn streek te Opdorp-Buggenhout wordt er nog wel naar een staande-wip geschoten. Daar leeft die oude traditie nog altijd voort.
|