Zalig.
Zalig zij, die mij aanvaarden, ook al ben ik dan bejaard.
Die mij in mijn daaglijks leven, zorg en ongemak bespaart.
Zalig zij,die het beseffen dat ik ze niet zo goed versta.
En die het gewoon negeren als ik een stommiteit bega.
Zalig zij, die mij vergeven als ik niet hun naam meer ken.
Die me heel goed laten merken dat ik nog onmisbaar ben.
Zalig zij, die willen helpen als het misgaat met mijn werk.
Die me gaarne vergezellen om te bidden in de kerk.
Zalig zij, die niet gaan schelden als ik het tafelkleed verschroei,
Die de andere kant uitkijken, als ik met mijn koffie knoei,
Zalig zij, die niet steeds zeuren:.......loop een beetje recht.
Me niet voor de voeten gooien: Hebt U dat al niet gezegd?
Zalig zij,,die voor me zorgen ook al duurt het jaren lang.
Me vertroetelen en vertroosten, als ik eenzaam ben en bang.
Zalig zij, die van me houden ook al ben ik hun tot last
En die op me blijven passen, ook als't hun eens ooit niet past
Zalig zij,die met mij samen nog eens teruggaan in de tijd
En die met me blijven praten,ook al ben ik de draad eens kwijt.
Zalig zij, die me als mens zien met mijn vreugde en mijn pijn
Die me heel goed laten voelen dat ik niet eenzaam hoef te zijn.
De auteur is mij onbekend
|