Een afscheidsviering voor een overledene heet tegenwoordig vaak 'een dankdienst voor het leven'. De overledene wordt geroemd om al zijn of haar goede eigenschappen en diens hele leven passeert de revue. Kinderen en kleinkinderen lezen teksten of maken muziek; er zijn speeches waaruit de maatschappelijke betrokkenheid van de gestorvene blijkt. De dienst is helemaal afgestemd op de persoon wiens lichaam nu voor het laatst tussen de levenden verblijft.
Tijdens zo'n dankdienst denk ik wel eens terug aan de (katholieke) begrafenismissen van mijn grootouders in de jaren vijftig. De mis werd aangekondigd als lijkdienst. De aanwezigen volgden de mis aan de hand van een boekje dat speciaal gemaakt was voor een begrafenismis. Hier en daar stonden in de tekst stippelijntjes en je werd geacht in gedachten daar de naam van de overledene in te vullen. De pastoor noemde in de preek nog een paar wetenswaardigheden uit het leven van de gestorvene. Het was min of meer een gewone mis waarbij aan het einde de kist bewierookt en gezegend werd waarna iedereen naar de naast de kerk gelegen begraafplaats liep. De kist zonk in de aarde en de 'viering' was voorbij.
Ik vind het contrast tussen vroeger en nu nogal groot en ik vraag me af of het niet beter is hier de gulden middenweg te bewandelen. Vroeger waren anonimiteit en uniformiteit troef, tegenwoordig ligt de nadruk vooral op de uniciteit van de persoon. Het verschil lijkt me vooral een kwestie van tijdsgeest.
Danken voor het (voorbije) leven in het besef dat hier een gewoon mens de weg gaat van alle aardse stervelingen: is dat het juiste midden?
|