Dat doen bijen niet.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Zon 350 jaar voor onze jaartelling was de Griekse filosoof
en natuurwetenschapper Aristoteles ervan overtuigd dat
bijen niet met elkaar paarden, dat de koningin de koning was,
dat de werkbijen mannelijke dieren waren en die dikkerds, de
darren, jonge prinsessen. Dat werkbijen vrouwtjes waren
was voor die tijd onvoorstelbaar: vrouwen met een angel (zwaard)
die ook nog vechten, was net zo onlogisch als een man die het
huishouden doet.
Een blinde bij of een slechte observator?
Hoe vermeerden bijen zich dan? Daar had men de volgende
verklaring voor. Bijen ontstonden door middel van reïncarnatie uit
het dode lichaam van een koe. Op grond van waarnemingen was
men hiervan overtuigd. En inderdaad, als men het ongeschonden lichaam van een dode koe enige weken afgeschermd laat liggen,
komen er vele duizenden bijen uit te voorschijn. Veel later
ontdekte men dat het zweefvliegen waren, die veel gelijkenis
hebben met bijen. Het ging hier o.a. om de blinde bij, een
zweefvlieg die haar eitjes legt in de natuurlijke openingen van dode dieren. Wanneer de vliegenlarven zich uiteindelijk volgegeten en
verpopt hebben, verlaten na enige weken mogelijk vele duizenden
zweefvliegen het verteerde karkas.
Poligame paarders.
De wetenschap dat bijen niet paarden bleef tot wel twee eeuwen
overeind. Voor de latere christenen was de honingbij dan ook het toonbeeld van kuisheid. Bijen werden eeuwenlang gezien als de maatstaf voor werkijver en harmonie. Een bijenvolk was een
gemeenschap waarin het belang van het volk boven het belang
van het individu stond. Een gemeenschap van vele duizenden dieren
in dienst van de koning. De ontelbare bouwkundige afbeeldingen van
bijen en bijenkorven in en op kerken zijn een overblijfsel van deze eeuwenoude overtuiging. Het moet voor de kerkvaders een
schokkende ontdekking zijn geweest dat de heerser van het bijenvolk niet van het mannelijk geslacht was en - zo later bleek ook nog
paarde. Van het kuise leven van dit vrouwelijke individu bleef helemaal niets meer over toen men veel later waarnam dat ze polygaam was
door met veel darren te paren. De eerste waarneming dat een koningin
paarde dateert uit 1772.
|