Foto 1941 SERVICE VAN HINDELOOPEN
Menig Elfstedentochtrijder zal bij zijn aankomst in Leeuwarden zeggen: Bij de vele momenten, die mij op dezen tocht getroffen hebben, zal de ontvangst te Hindeloopen onvergetelijk blijven. En dan zullen andere tocht- en wedstrijdrijders hem of haar bijvallen, en de service van Hindeloopen zal nog vele malen het onderwerp vant gesprek zijn èn stof tot veel vrolijkheid geven. Wat was dat dan toch, die service van Hindeloopen? Stel u voor, dat u, in Hindeloopen komende, moest klunen, een grasveldje over, een schuin oploopend straatje op, over een 25 meter balsteenen, om bij den contrôlepost te komen!De wachtenden hadden al bij voorbaat medelijden met de rijders, vooral met hen die op Noren reden. For jin méénsken es 't gin dwaaen, dât siz iek jimme. West het wie dwaaene? Wie nimme te gaaere een opt skoolder, en wie drèège him nei de controle tô! En wie helje n karretjen. En wie helje n krot. Wij hoorden dit aan, en lachten eens. Want we weten: Sizzen is neat, mar dwaen is n ding, ook in Hindeloopen. Maar toen we ons, na de afstempeling op t ijs, van de zes eerstaankomenden, in café De Zwaanhadden terug getrokken, merkten we al spoedig, dat het meenens was.
11.51 Een karretje over de balsteenen reed. Daar kwam De Vries, de winnaar van 1933, getrokken door zijn rivaal van dat jaar, IJpe Smid, den post binnen. Vlug afstempelen, een sprong op IJpe's schouders, hup! op de wagen, en weg naar 't ijs! Is dat service of niet? Daar kwamen twee jongens, die op hun schouders een forschen rijder torsten. Even klunen door de gelagkamer, afgestempeld.... Hup, opgetild en weggedragen! Van toen af was er geen houden meer aan! Op fietsen, op karretjes, op aanhangwagens van fietsen.... Op handen gedragen kwamen ze binnen! Alleen het krotoftewel de kinderwagen bleef tot onzen spijt achterwege.t Voorbeeld van de heeren der schepping werkte aanstekelijk.k zie nog die vier meisjes (van pl. m. 1000 weken) sjouwen met dien rijder, die zich, volgens zijn zeggen, voelde, of hij in de wieg lag. Na deze ontboezeming kon geen der vier een stap meer doen, en het slachtoffer werd zachtkens op de balsteenen neergevlijd. Moet ik nu verder loopen vroeg hij verschrikt. 0, néé, héér. Mar wie mutte ééven uutlakje, wie kenne naat mear. En toen zeulden ze gevieren den rijder postwaarts. Op het ijs werden de rijders reeds aangeroepen., aangegrepen, omarmd, opgetild, weggedragen, nog voor ze wisten, wat er met hen gebeuren ging. Ziet ge, dat is de spontaniteit, dat is de sportiviteit, dat is medeleven, dat is de Elfstedensfeer. Want winstbejag zat hierbij niet voor. Uitte een rijder zijn dankbaarheid door een kleinigheid te geven, dan werd dit meestal afgewimpeld met een: Néé héér, dèr dwaaene wie 't naat fôr, jimme mutte mar gauw opsèète. Bleef dan de rijder aanhouden, dân werd het aanvaard, maar t was de bedoeling niet. Ze hadden er graag een beetje kou voor over. Want koud was het! We zien nog dien rijder uit Hengelo z'n tanden zetten in een sinaasappel, die hij, sappig en wel, van den start had meegenomen.t Zou niet gaan. Eén klomp ijs was het. Daarom echter niet getreurd. Een sprong in t aanhangwagentje.... En weg was hij. Bleef de rijder even zitten voor een hartversterking, dan werd er geduldig gewacht, of men ging om een nieuw vrachtje. Zoo ging het in Hindeloopen tijdens den Elfstedentocht 1941, van s ochtends kwart voor 11 tot s middags 5 uur. Is het wonder, dat de service van Hindeloopen nog lang stof tot veel gepraat en gelach zal geven?
Bron: Uus Likje Wraald. Ingestuurd door Gauke Bootsma
|