Links op de foto de vlag en rechts het wapen van Hindeloopen. In de lichtkrant het eerste couplet van het volkslied van Hindeloopen. Hindeloopen ligt in het ZW van de provincie Fryslân aan het IJselmeer en is één van de Friese elfsteden. Het heeft een rijke cultuur historie, een eigen dialect en een bijzondere eigen klederdracht. Sinds 1225 was Hindeloopen een zelfstandige gemeente. Met de herindeling van 1 januari 1984 verloor Hindeloopen haar zelfstandigheid. Samen met Hemeleumer Oldefaert. Stavoren en Workum vormden ze de gemeente Nijefurd. Per 1 januari 2011 fuseerde Nijefurd met de gemeenten Bolsward, Sneek, Wûnseradiel en Wymbritseradeel tot de gemeente Sudwest Fryslan.
Hoe kom ik Hindeloopen
Per boot via het IJsselmeer. Met de trein via de lijn Leeuwarden-Stavoren. Voor een route over de weg klik op onderstaande link van ANWB routeplanner en de weg naar Hindeloopen wordt u gewezen.
Het weer in Hindeloopen Een dagje Hindeloopen? Maar u wilt weten hoe het weer is. De Friese weerman Piet Paulusma vertelt u welk weer te verwachten is.
Hierboven de vlag en het wapen van de gemeente Súdwest Fryslan. De gemeente Súdwest Fryslan is op 1 januari 2011 ontstaan uit een fusie van de gemeenten Bolsward, Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel en Wymbritseradeel. Súdwest Fryslan is gelegen in Zuid West Friesland. De gemeente heeft cica 82.000 inwoners en een oppervlakte van 815,97 km2 , onderverdeeld in 433,09 km² land en 382,88 km² water. Hiermee is het qua totaal oppervlakte de grootste gemeente van Nederland. Als enkel naar de landoppervlakte gekeken wordt moet het de Noordoostpolder laten voorgaan. Voor meer over de gemeente Sudwest Fryslan verwijs ik graag naar onderstaande gemeentelijke website.
"Er bestaat geen enkele reden om niet gelukkig te zijn, maar we bedenken wel duizenden excuses. " Auteur: Bert Hendriks *** "Niets is linker dan voor rechter spelen." Auteur: Carla Pols *** De eerste dode in elke oorlog is het gezond verstand." Auteur:A. den Doolaard, schrijver. *** "Van een schouderklopje is nog nooit iemand geblesseerd geraakt." Auteur:Leo Beenhakker, voetbaltrainer. *** "Verschans u in tevredenheid, want dat is een onneembare vesting." Auteur:Epictetus *** "Dromen kan een mens alleen, maar leven kan hij slechts met anderen." Auteur onbekend *** Wees een zonnestraal, je medemensen hebben er behoefte aan." Tegeltekst *** "Ik mokte omdat ik geen schoenen had, totdat ik een man tegenkwam die geen voeten had." Chinees gezegde *** "Zo lang ik leef wil ik sterven van geluk." Auteur: Harrie Jekkers, Nederlands cabaretier en schrijver *** "Wat u weggeeft, verliest u niet." Auteur:Pater Henry de Greeve, Nederlands katholiek priester *** "Het is beter een kaars te ontsteken dan te klagen over de duisternis." Chinees gezegde *** "Wie slechts droomt over morgen, verspilt vandaag." Auteur:Billy Joel *** "De kleinste daad van vriendelijkheid is meer waard dan het grootste voornemen." Auteur: Onbekend *** "Het goede woord op het juiste moment is als een gouden appel op een zilveren schaal." Bijbeltekst *** "Van een schouderklopje is nog nooit iemand geblesseerd geraakt." Auteur:Leo Beenhakker *** Er is maar één religie. Dat is de liefde. Eigen spreuk *** "Dromen kan een mens alleen, maar leven kan hij slechts met anderen."Auteur onbekend *** "Laat Kerstmis gebeuren diep in je hart, opdat de liefde moge branden als een zon in de kerstnacht, sterk genoeg om heel het nieuwe jaar te verlichten." Auteur:Phil Bosmans *** De vloed tilt alle schepen op. Auteur: Wijlen president Kennedy *** We meten alles met onze maten. Maar wist u dat slechts 19% van de wereldbevolking blank is. Auteur onbekend *** De hoop sterft als laatste. Russisch gezegde *** Ga nooit hen zonder te groeten. Ga nooit heen zonder een zoen. Wie het noodlot zal ontmoeten, kan het morgen niet meer doen.
Ga nooit weg zonder te praten. Dat doet soms een hart zo pijn. Wat je s’morgens hebt verlaten, kan er s’avonds niet meer zijn. Auteur onbekend ***
Hylpen likje stea oen it Yselmor
mijn Welkom in Hindeloopen. Welkom bij mijn digitaal boek
mijn
Gedichten
Zie ook andere blogs in linker kolom
Ik wens u veel kijk- en leesplezier
Altijd bovenaan
Bij gebruik van gegevens van deze blog wordt naamsvermelding op prijs gesteld.
Let op! Let op!
Blog gewijzigd. In linker kolom diverse nieuwe links
Klik op bijlage voor een toelichting op Hylpen Likje Stea oen it Yselmor.
Ik droom van de zomer en warme dagen. Als ik wakker merk ik, 't is geen zomer meer. Nee, het is koud, het vriest, het is winterweer. Terwijl ik lig te denken welke maand we zijn en geniet van mijn elektrisch verwarmd bed. hoor ik buiten, een muziekcouplet. Eerst is het nog heel zacht en ver weg Maar dan komt het dichtbij, in mijn straat en hoor ik waar het werkelijk om gaat Het is het plaatselijke muziekkorps Zij spelen " Stille Nacht Heilige Nacht" Ja nu weet ik het zeker, het is geen zomernacht
Kerst, ja dat vieren we allemaal Een ieder op zijn eigen manier De ene luistert naar t kerstverhaal Een ander gaat uit of maakt plezier Maar soms is er het gemis Van een dierbare die er niet meer is Dan staat in de kamer een lege stoel Ja, dat geeft een leeg gevoel
Toch wil ik voor hen hopen en wensen Dat de kerstdagen en t nieuwe jaar Ook deze mensen iets goeds mag brengen Zo dat ook zei kunnen zeggen gelukkig nieuw jaar
De dagen zijn kort, de nachten zijn lang Maar t deert ons niet, we versieren ons huis Kappen een boom, en ontsteken een kaars We brengen licht in de nacht, we zingen het hoogste lied Over Jezus zijn geboorte, of over vrede en licht We spreken over liefde, en zeggen "open uw hart" We denken aan een ander, en staan stil bij smart Kinderen verkopen een kaars, voor zending in een ander land
Ja, in deze dagen van december Komt het goede in de mens boven
Ook wij wensen u: Prettige kerstdagen en een gelukkig nieuwjaar
Kerst, het feest van het licht Kerst, het feest van de vrede Kerst, het feest van t kind Jezus We vieren het allemaal en zingen Stille nacht, Heilige nacht. Maar, de echte vrede komt uit je hart Dan pas schijnt het echte licht Ja, dan pas kunnen we zingen, allemaal Stille nacht, Heilige nacht.
Er slentert een vrouw alleen over straat Ze kijkt naar de feestelijke verlichting Er slentert een vrouw alleen over straat Ze kijkt naar de huislijke inrichting Er slentert een vrouw alleen over straat Ze ziet de mensen zitten rond de kerstboom Er slentert een vrouw alleen over straat Ze ziet de mensen koffie drinken met room
Voor deze eenzame vrouw alleen op straat Geen feestelijke verlichting of een kerstboom Voor deze eenzame vrouw alleen op straat Geen gezellig huis of koffie met witte room Voor deze eenzame vrouw alleen op straat Geen warmte van een hoog rendement CV Voor deze eenzame vrouw alleen op straat Geen muziek of amusement van de TV
De eenzame vrouw op de koude kille straat Komt niet uit ons Nederland De eenzame vrouw op de koude kille straat Is van een ander ras en dus niet blank De eenzame vrouw op de koude kille straat Komt uit van een heel ver en warm oord De eenzame vrouw op de koude kille straat Komt uit een land waar de vrede werd verstoord
De eenzame vrouw op de koude kille straat Mag niet blijven in Nederland De eenzame vrouw op de koude kille straat Moet van t Regeer terug naar eigen land De eenzame vrouw op de koude kille straat Huilt stil van angst, pijn en verdriet De eenzame vrouw op de koude kille straat Wil niet terug naar t land dat ze verliet
De huilende vrouw op de koude kille straat Zoekt slechts vrede en doet graag goed De huilende vrouw op de koude kille straat Weet niet meer waar ze t zoeken moet De huilende vrouw op de koude kille straat Weet, in haar geboorteland wacht de dood De huilende vrouw op de koude kille straat Weet, in Nederland eet ze slechts genade brood
Deze ongewenste vrouw op de koude kille straat Weet, ik ben niet welkom in geen enkel land Deze ongewenste vrouw op de koude kille straat Neemt afscheid van geboorteland en van Nederland Deze ongewenste vrouw op de koude kille straat Is koud, verdrietig en ten einde raad Deze ongewenste vrouw op de koude kille straat Besluit op deze kerstavond tot een wanhopige daad
Henk.Smid. 25-12-2003
Iemand leren kennen is een eerste eenstap naar beter begrijpen. Koningin Beatrix
Dit gedicht stond in een bijlage van de Balkster Courant van 18-12-2008.Betreffende bijlage gaat over de jaren zestig van de vorige eeuw. Of het gedicht ook in die tijd is gescherven is niet vermeld. Ook de auteur staat niet vermeld.
Een klacht van een oude weduwe in de harde winter van het jaar 1838.
Ik ben enige jaren weduwe geweest, Ik ben bijna tachtig jaar, Maar het leven verveelt me haast, Want het wordt een wondere wereld. De oude dracht gaat helemaal weg; Ja, sommigen dragen t nog; Ik denk zo vaak wel bij mijzelf "Waar moet dat heen, O heen
Ik hoorde onlangs alweer wat nieuws Van het ijsvermaak op zee. De vrouwen met de schaatsen aan, Die reden op Kofmans reede, En Reinder Duif die goede man, Had daar een tent staan Daar dronken velen een kopje thee, En keken de baan langs Hem heugt nog, hoe we in wintertijd, Hier prikten op het ijs
Die nacht, toen sliep ik stil in 't bed, Kwaad dromend tegen de morgen; Maar ik wachtte tot de zon opkwam; Toen kleedde ik mij aan. Maar kort daarna riep Saling Jans Van prikken op de baan Door vrijsters boven vijftien jaar En op zijn Hindeloopers gekleed. Toen schreeuwde ik het uit: "Dat moet ik zien; Dat is nog naar de oude trant En van het echte soort".
Toen het tijd werd deed ik de schort (rok) over het hoofd, En ik liep naar de Oosterdijk. Daar zag toen de vrijsters staan: Wat hadden ze een bekijks
Ik vroeg toen het prikbestuur: Wie zijn dat allemaal? Mijn oudje, zei een daar heb je een lijst. Toen was ik ineens klaar. De bril zette ik op de neus, Ik ging zitten op een steen, en keek het papiertje door; Daar stonden één voor één Twee mietjes, Bietjes en Janneke Hok, Klaske, Tjerke, Hid, Jentk Liebe, Trien en Janke, Teade, En seitje van Anske Smit
Toen ging ik bij de palen staan, En het duurde niet lang, Of ik hoorde daar de trom slaan. En 't spel ging aan de gang.
In t eerst ging het niet best van streek, Ze hielden t niet in t roer, Jentk prikte eerst gewend, Hid over de ijsbaan, En Libbe in een scheur; Sietje rolde van de slede af, En mietje op Texel aan Maar bietje nam het trager op Kom ik er vandaag niet, dan kom ik morgen.
De anderen deden het meer bedaard, En prikten niet zo fel Als Janke: zij deed goed haar best, Want het lijf sprong op en neer Wat juichten ze toen om die grap, Elk lachte toen zijn best? En ik, hoe oud, ik hield het lijf. Met beide handen vast
Op t laatst toen leerden ze wat aan En gleden recht langs 't ijs, Maar Liebe en Janke konden het hardst En wonnen elk een prijs
Klein vogellijn op groene tak Wat zingt gij een lustig lied We hebben in ons hele boek Zo'on vrolijk wijsje niet O zeg, 0 zeg ons aardig beest Wie toch uw meester is geweest O zeg, 0 zeg ons aardig beest Wie toch uw meester is geweest
Zo zuiver zingt gij en zo hoog Zo keurig in de maat En het hart dat klopt bij ons vreugd Wanneer uw keeltje gaat O,zeg, o zeg ons aardig beest Wie toch uw meester is geweest O,zeg, 0 zeg ons aardig beest Wie toch uw meester is geweest
Voor zekerd is de goede god Die 't u heeft toebetrouwd Op dat gij aan der blinden hoor Zijn goedheid melden zoud O, ja wij weten aardig beest Dat god uw meester is geweest O, ja wij weten aardig beest Dat god uw meester is geweest
Ik heb deze tekst uit overlevering. Dus ben ik niet 100% zeker of deze klopt of volledig is. Eventuele aanvullingen of verbeteringen hoor ik graag.
Ik zag de mensen, elkaar verwensen O 't was een wonder 't Was een wonder, heel bijzonder hoe die mensen verwensen konden O wat erg, 0 wat erg, Ik stond er bij en ik deed maar niets Ik zag twee vrouwen, met bussen sjouwen O 't was een wonder 't Was bijzonder, heel bijzonder hoe die vrouwen schooien konden O wat erg, o wat erg, ik gaf wat geld, en ik deed weer niets Ik zag de mensen, oorlog wensen o 't was een wonder 't Was bijzonder , heel bijzonder Hoe die mensen moorden konden o wat erg, o wat erg, ik stond er bij, en ik deed weer niets Maar wij leerden, geld gireren 0 't was een wonder 't was bijzonder, heel bijzonder hoeveel wij gireren konden o wat erg, o wat erg, ik stond er bij, en ik deed weer niets Ik zag de mannen, vrouwen ramen 't was een wonder 't Was bijzonder, heel bijzonder hoe die mannen verkrachten konden wat erg.,o wat erg, ik stond er bij, en ik deed weer niets Maar VN soldaten, gingen praten 't was een wonder 't was bijzonder, heel bijzonder hoe die mannen praten konden O wat fijn, 0 wat fijn, ik stond er bij, maar ook dat hielp niet Ik heb geen woorden, voor dit moorden O 't is bij zonder dat wij mensen , hier geen grenzen aan die vechters stellen konden 0 wat spijt, 0 wat spijt, ik hielp zo graag, maar ook ik deed niets
Dit gedicht/liedje schreef ik tijdens de oorlog(en) in het voormaligeJoegoslavië. Maar het past natuurlijk bij iedere oorlog.
Zij verlieten huis en haard Lieten familie achter in verdriet Zij kwamen van overzee Wij kenden ze niet
In de nacht moesten ze hun missie klaren Motoren in de donkere nacht Vertelden dat zij waren Bezig met een gevaarlijke opdracht
Velen kwamen nimmer meer thuis En zullen nimmer onze vrijheid beleven Zij rusten nu ver van huis Zij betaalden met hun leven
Gebeiteld in een witte steen staat nu slechts een datum en n naam Of een simpel kruis alleen Voor hen die stierven zonder naam
Een stille tocht en bloemen op witte graven. Voor hen die voor onze vrijheid streden Voor hen die ons de vrijheid gaven. Voor hen die we nooit mogen vergeten
H.S. Mei 2004
De kleinste daad van vriendelijkheid is meer waard dan het grootste voornemen. Auteur onbekend.
Protestlied tegen dreigende sluiting van het gemeensschap centrum De Foeke wijze ;in Holland staat een huis
In Hielpen staat een huis, In Hielpen staat een huis ja ja Van je hela hola hop sa sa, In Hielpen staat een huis! [bis]
De Foeke heet dat huis! De Foeke heet dat huis ja ja, Van je hela hola hop sa sa, De Foeke heet dat buis! [bis]
Wij houden van dit huis, Wij houden van dit huis ja ja, Van je hela hola hop sa sa, Wij houden van dit huis![bis]
Maar aan dat huis daar knaagt een muis, Maar aan dat huis daar knaagt een muis ja ja, Van je hela hola Horeca!, Aan dat huis daar knaagt een muis! [bis]
Een hele "slimme" muis, Een hele "slimme" muis ja ja. Van je hela hola Horeca! Een hele "slimme" muis! [bis]
Vier neefjes heeft die muis, Vier neefjes heeft die muis ja ja, Van je hela hola horeca! Vier neefjes heeft die muis! [bis]
Zij knagen aan ons huis, Zij knagen aan ons huis ja ja, Van je hela hola Horeca, Zij knagen aan ons huis!bis]
Wij vragen Uw "Raad en daad" Wij vragen Uw "Raad en daad" ja ja, Van je hela hola hop sa sa, Wij vragen "Raad en daad"! (bis)
Neem nu een kloek besluit, Dan jagen wij de muis eruit ja ja, Van je hela hola hop sa sa, Dan jagen wij die muis eruit ! (bis)
Slot: Hoog is de zolder, laag is de vloer, en als uw raad ons nu niet helpt gaat de Foeke naar zijn moer (3X)
Bommenwerpers vliegen hoog in de lucht Op aarde hoor ik gekreun en gezucht Kanonnen verstoren de stilte in de nacht Men hoort niemand die nog zingt of lacht Tanks ratelen door straten van de stad Mensen verstoppen zich in n kuil of n gat Vrouwen en kinderen slaan bang op de vlucht Allen kijken angstig naar de donkere lucht Ja, dit lijken beelden uit een verleden Maar helaas, voor velen is dit heden Toch wil ik blijven hopen en streven Dat ook anderen in vrede mogen leven
Vrede.
Vrede op aarde, vrede op aard. Dat is heel veel waard. Deze wens leeft in menig hart. Toch gaat oorlog, leed en smart, nog steeds hand in hand, en het teistert menig land. Dus aan allen die t wil horen, gooi weg dat zwaard. Want vrede op aard, is echt de moeite waard.
Je familie kun je niet kiezen, maar je kun ze ook niet verliezen. Ja, familie heb je, die is er gewoon, want familie zit in je chromosoom. Het gaat te boven ons aller verstand, maar familie hebben geeft een band. Ja, soms lijkt t vreemd of iets raars, maar je roots delen geeft iets extras. Helaas, soms is er plotseling onvrede of twist, en dan verdwijnt de bloedband in de mist. De onvrede staat dan vaak centraal, En is afstand en zwijgen het verhaal. Maar komt er verdriet, rouw of pijn, dan willen we er weer voor elkaar zijn. Ja, dan spreekt de band van t bloed, en is t hebben van familie weer goed. Een uitgestoken hand wordt dan begrepen, en spreekt weer t gezamenlijk verleden. t Negatieve smelt dan als sneeuw voor de zon en is de bloedband weer waar die ooit begon Durf vast te houden die uitgestoken hand, en koester het begrip van de familieband. Ja heus, je zult t het merken keer op keer, het geeft een leven iets moois en zoveel meer.
Op foto Vlnr: Ds H de Wolf, Reitje Stallmann, Age Meines, Hinne Mulder, Feike Sjoerds, Siep Smid, 2de rij: Iege Amsterdam, Hendrik Valk, Sake Eekma, Jacob Valk, Klaas Mulder, Meine Alberts. Eind vijftiger jaren (van de 20ste eeuw) voetbalde een groep Hindelooper vetranen tegen Koudum om geld in te zamelen voor het rode kruis. Politie Alberts schreef hierover het volgende gedicht:
In lang vervlogen tijden 'k Wèet niet meer in welk jaar Kwamen mannen eens tesamen Als vroede vaadren bij elkaar. Want bij een dokter Meijer Bekend in stad en veld Was toen het idee geboren 't Rode Kruis te helpen aan wat geld. Om aan die poen te komen Werd aan voetballen gedacht En verduld na enig zoeken Voor 't voetlicht deze elf gebracht. U ziet ze hier dus op de foto Misschien herkent U ze meteen Wel zijn ze ouder wat geworden Gelukkig mist er nog niet één. Een Hendrik Valk en broerje Jacob Reitje Stallmaun en ook Smid Die staat heel aardig op de foto Net als in dienst, dus in't gelid. En dan is er een Hendrik Mulder Feike Sjoerds en Mulder Klaas Ige Amsterdam kijkt naar beneden Beziet het nog als in een waas. Dan komt Alberts en De Wolf En Age Meines en ook Sake De laatste riep steeds op het veld 'De Wolf dat ken je toch niet make.' De Wolf een hele beste kerel Die had heel grote schoenen aan Inplaats ze te binden met wat veters Had hij er een touwtje in gedaan. En tijdens de wedstrijd beste vrienden (Wij waren reeds daarvoor bevreesd) Schopte hij met heel veel kracht De grote schoen toen van zijn leest. En toen de schoen verdwenen was Zat Wolf dus met de linker En ondanks deze handicap Voetbalde hij steeds flinker. Hoe de uitslag van dit treffen was (gespeeld werd tegen Koudum) Weet ik niet meer, het ging om 't geld Dat 't Rode Kruis mocht houden. Saamhorigheid voor deze zaak Bracht ons op 't sportveld hier En de herinnering aan die tijd Was één met veel plezier.
Ja, wij allen komen en gaan Wat overblijft is een herinnering Ja, soms slechts alleen de naam Die men bij de geboorte ontving En in de archieven is blijven staan Zo ook Jelle Limmes, onze stamvader Slechts enkel zijn naam is ons bekend Hij gaf slechts zijn genen door voor later Maar wie hij was is ons onbekend Door Napolion de Boneparte zijn bevelen Kozen zijn zonen de familienaam Smid En door geboorte of huwelijk werden velen Van deze uitgebreide familie lid Jelle Smid en Sjoerdje van Dijk Ja, die zijn voor ons meer dan een naam Daarom komen wij, ja dat is een feit Als kinds kinderen steeds weer saam En al heten we niet allen meer Smid Door onze afkomst zijn we verbonden Als een kleurig familielint Het is nog steeds de naam Smid Die ons aan elkaar bindt
Durk krige fan syn baas ûntslag, dat wie fansels in hurd gelach. Oar wurk, in nije baan? Och kom, der rinne al sa folle om en hy wie al goed fyftig jier dan bin de kânsen lyts net wier. Hy koe ek nearne mei te set want hobbys nee, dy hie hy net Skrutel holp hy soms syn frou en wosk de kofjetafel ôf. Mar ja krige foar it ferstân dit rûn alhiel ut de hân. Hy makket no de bêden op set dan de keamer op e kop stof-sugje docht er eltse dei beruorret de iten-sierderij. De frou alhiel no út har dwaan, wit har gjin hâlding mear te jaan en seit nytlich: nee net Durk mar ik, ja ik bin sûnder wurk.
De wereld siddert in angstig beven En vreest reeds huiverend het uur, Waarin straks op een stenen muur Namen van slachtoffers staan geschreven.
Al is er angst voor het oorlogsvuur. Toch roept bij ieder mens het hunkerend leven Dus geniet! Het is maar kort van duur. Want de morgen zal slechts lijden geven.
Toen de nacht verdween was t koud en kil Niets kon de toekomst nu meer vervagen Ja, de mens werd van doodsangst stil Hoe kon de mens zich tot zoiets verlagen?
Toen vroeg een kind, dat wakker schrok; zeg moeder is er dan niemand om te vragen of hij de oorlog keren wil?
De dijk en de stranden zijn leeg en stil Niemand die meer zwemmen of zonnen wil De bladeren aan de bomen zijn dof Ze vallen op straat, in het aardse stof De wind waait over water en land Hij komt van de zuid-west kant De lucht is grijs en grauw De zon maakt plaats voor de kou De vogels vliegen zonder commandant Ze vertrekken naar een warmer land Ja, de zomer is voorbij, de winter is nabij
Negen maanden werd ik verwacht Maar toch nog te vroeg gebracht Het klinkt misschien raar Maar moeder was nog niet klaar Het bed was nog niet gebouwd De kamer was nog koud Maar alles was naar behoren Op 't moment dat ik werd geboren
Toelichting: Hielke Zweed was voorzitter van de ijsclub In Hindeloopen. Maar onder zijn bezielende leiding was er nogal wat oneinigheid. Maar ja, Hielke uit het bestuur zetten kwam te hard aan. Wel werd Hielke gedegradeerd tot baan commisaris. Maar helaas dat gaf ook nogal wat rumoer. Onderstaand gedicht in Friso is daar een kleine greep uit. Foto is geknipt uit een schilderij van P.vd Brug.
IJsclub
Als een stuurloos schip, met onverstand bevaren, Drijft Hielpens ijsclub op de baren. De kas is leeg, de leden weg, Wij hebben hier ook altijd pech. De kruik kan lang te water gaan, Maar als ie breekt, dan heeft de ijsclub afgedaan.
Een gedicht dat aan geeft dat de mens vaak bang is voor nieuwe ontwikkelingen.
DAAR WAAR DE KLOKKE BLEEF STILLE STAAN
O, rustig stadje Hindeloopen, Ik wens en wil het voor U hopen Dat het U beter zal vergaan Dan toen uw klok bleef stille staan. Ik las zoo juist hier een bericht Een strandbad wordt bij u opgericht Hoe zal 't nu met uw rust vergaan? Daar waar de klokke bleef stille staan Hoe heerlijk was het daar te meren, Zooals wij deden zoo veel keren, Uw rust deed steeds weldadig aan, Daar waar uw klokke bleef stille staan. Twee vissertjes belaân met buit, Liepen ook binnen met hun schuit, De stadsomroep begon te slaan, Al had de klok hier stilgestaan. 'k Zag Petrus op uw visafslag, of wat het nu dan zijn wel mag, Stille getuigen van 't vergaan, Waarmee dus ook de klok bleef staan! Een huisje met een tien er op Al stond die dan op de kop, Een brugje,waar geen koe mag gaan, Een toren, waar de klok bleef staan. De schilderkunst van Arend Roosje, op tafel stoel en menig doosje, Door hem na eeuwen nog gedaan, Al was de klok toen blijven staan. Waar nog de stads fanfara klinkt, De zonne in zee verzinkt, Zoals het eeuwen is gegaan, Daar waar de klokke bleef stille staan. O, rustig stadje Hindeloopen, Van nu af aan gaat uw klokke lopen, Een klok die mogelijk zelfs gaat slaan, al heeft hij jaren stil gestaan. Al had de klok hier stilgestaan. Wij wensen en willen hopen Dat als wij straks weer binnen lopen, Het met uw rust niet is gedaan, Uw toren en de welvaarts klok, Er nimmer stille zal staan.
Bron: Dit gedicht vond Marijke Griek, toen haar moeder Sietske Amsterdam-Bakker overleden was, bij het opruimen van het huis. Het gedicht was ondertekend door JANMAR.Tevens stond er in een ander handschrift onder dat het overgeschreven was van oude Ham, 90 Jaar. Ik op mijn beurt kreeg dit gedicht weer van Marijke Griek.
N.B. 1. Het badpaviljoen werd in 1912 gebouwd. Uit andere verhalen heb ik begrepen dat men toen verwachtte dat er door deze bouw een soort Scheveningen bij Hindeloopen zou ontstaan. Het kwam echter nooit tot grote bloei.
N.B. 2. Ik kreeg dit gedicht in 1996. Net werden er toen grote plannen ontwikkeld om de recreatie daar nieuw leven in te blazen. En net als toen waren er ook nu mensen die de rust van Hindeloopen zagen verdwijnen. Maar ook in 1996 waren er mensen die het positief zagen.
***** De wereld verandert maar de geschiedenis, zij het in andere vorm, herhaalt zich. Zo is het eeuwen lang gegaan, en zo zal het nog eeuwen lang doorgaan. ***** Henk Smid
Oeren, dagen, moanen, jieren skow as skaden oan en wei, deun by hûs of fier om fieren neat op ierd dat bliuwe mei. Op t paad dêr t w ûs befine Bliuwt gjin inkele fuotprint stean, Al it hjoed wurdt straks ferline, Mar wat dien is hâld syn lean.
In een land, heel ver land stond jij op een plantage en was de kweker zijn gage Uit de oost verzonden naar hier werd je blad gedroogd en versneden voor menselijk genot en plezier
Op foto van links naar rechts: Siep Smid, Frederik Amsterdam, Sierd de Boer, Sietske Amsterdam-Bakker, Rommie Wybrands-Bosma, Pietje Bosma-de Boer, Anton de Bruin, ???, Hennie de Bruin, rest ???
It blauwe hok
De ene sommer ies droeg un oaren kaald en weet. Mar die fan 1995 wead waarm en heet. Futloos deeng elken één sien work, of seet lusteloos ien it skat. Mar os de sonne stoong ien t West so roent een oere of acht kôôm Hielpen op pe proppen want den wéé de warmte west. De toast wéé den it doël. Ja, mennig één wéé feste klant, Ien de iend sonne uut de wiend, bie de reddingsloods op pe bank. De ène kóóm fóór de geselligheid of fóór un sigaretjen of un praetjen. Un oaren één seet stol to herkjen, of op pe ondergaende sonne to waetjen. As iek de Hielpers der so sitten soong toat iek elke keer steafest, der ien Hiepen ies ut libben go. Ja der ies ut libben poerbest.
In mijn dromen zie ik u nog gaan of mokkend voor de klas staan Knoopje los, knoopje vast en weer los Ja zeker dan was iemand de klos
Over u zijn er bij mij helaas vele vragen die ik altijd met me heb meegedragen En al zal niemand mij 't antwoord vertellen toch wil ik ze hier eenmaal stellen
Waarom was u mij slecht gezind Waarom kreeg ik geen hulp als kind Waarom was er niet de aandacht die ik van u had verwacht
Ja 'k weet, ik was niet schrander En intelligenter was steeds die ander Maar ik had u toch niet iets misdaan Waarom liet u mij alleen staan
U als meester had toch moeten weten Dat u niet met twee maten mocht meten en dat een kind aandacht nodig heeft voor het verrijken van zijn geest
Maar nu bedenk ik, ondanks dit gemok 'k Koester jegens u geen haat of wrok want al ging u vaak over de grens ook u was maar gewoon een mens
Geschreven ter gelegenheid van een reunie van oud Hindeloopers.
Heimwee
Jimme geengen ut Hylpen wei. Mar iik tink; ja, yk wet ut wol seker, jimme sên ut nei de dei, Ja, soms tolle jimme de dêgen, dot jimme wur ronne oer de Niiste of oer één fan de Hylper brêgen. Jimme hert ys pas wur ge'rust. os jimme binne yn Hylpen dot likje plakjen. Ja, dot ys fôr jimme un must. Son dei yn Hylpen ys fôr de aalde 'kunde, en fôr Hylpen, jimme likje stea. En yk tynk; nee, ek dot wet yk 'seaker, den kloppet jimme hert te'frea, Want den binne jimme wur thús.
Volgens mijn ouders en getuigen ben ik naakt en zonder zonde geboren. Compleet was ik met alle zintuigen. En ook waren lijf en leden naar behoren. En dit is zo is mij gebleken precies genoeg voor een goed leven
De ene dag is vol vertier en plezier Dan voelen we ons sterk en fier Een andere keer zijn we ziek en zwak Dan hebben we aan de hele wereld lak Soms is er ook pijn of verdriet Dan klinkt er een minder fleurig lied Ook zit het in het leven wel eens niet mee Dan roepen we allemaal ach en wee Maar als komt de man met de zeis Dan weten we allemaal: Dit is de laatste reis
Als kind is het leven een groot feest Het is mooi en lijkt eindeloos lang Je merkt geen verschil tussen stand of rang Een ieder lijkt het zelfde en is je gelijk Je merkt geen verschil tussen arm of rijk
Later merk je, het is niet altijd feest Je merkt het leven is niet eindeloos lang De één moet meer leed dan de ander verdragen Een ander veel geld kan vergaren Je ontdekt, niet een ieder is gelijk
Als je nog ouder word zie je weer het feest Je weet rang of stand is maar uiterlijke schijn En geld brengt vaak veel zorg en pijn Ja, het ware echte en mooie levensfeest,
Alaarm, alaarm! De tromme komt fan starum Starum lyt so fier yn t west Mekuren îs un stoenknest Koaldum het eindepoel Waarkum het en stompe toer, De wiske leit er twiske Hielpen spant de kròan ys ut best Fan al jin stêden en dorpen skòan
Hoi Hoi Hynke Nei Leawert óm in pinke Nei Snits óm in wyte bra Ride wy alle hynkes daa Op één nei, op twa nei Op ús likje (Japik) nei Wur us (Japik) op sitte soed Ride wy mei fôr ame's dôr Ame seit: Waa sit der fôr? Us likje (Japik), kom der ris yn En skoe ris by Yt van ame's lekkere brii Nea ame, ik mut furt Wur mustû henne? Nei de likje fanen tó Het sost der dwaen Pappen, pappen, sol yk jôn
Aalde aete sit te fiskjen Sit te fiskjen by de faart Myke pûs sit stol te waetjen Sit te waetjen by de faart Staedich geat de pylk nei ûnd'ren Haestig hellet aete op: Plóf! It fiskjen falt yn 't wetter Pûs en aete hewwe in strop
Der wied in lik faen Jó fége de stal Dê faend jó in blaa blaa bótjen Jó kaipe der in barchjen fôr Mar de barch woed naat nei skoele gaen Of jó môst him der henne drêge Dê kôm der in aald wiif mei in lange stok Dy slooch de barch al op syn rok Dot de barch see: knok-knok-knok!
Mei myn futjes Ken yk steppe Mei myn hendjes Ken yk klappe
Mei myn fûsten: rômbómbóm Slaen yk op 'e taffel óm Mei myn fynger ken yk klopje Mei in swypjen ken yk topje Mei in stokjen: tiktiktik! Mei in spèalde: prikprikprik! Au!
Kijk wat Jelle vond op zolder Fotos in een oude doos Is dat nog van voor het toerisme Van dat oude stukje Oost
Mensen, dat is een gelukkie We waren die beelden bijna kwijt We hebben weer een heel klein stukkie Van die goede oude tijd
Nu jaren later de surfers komen Kroegen en winkels vol toeristen stromen Waar eens de vissers hun netten haalden Ligt nu de pracht en praal van het duitse geld
Waar op het blauwe hok en in de leugenbank Verhalen de ronde doen van toen en nu Maar omdat we 't allemaal niet goed meer weten Daarom laat Jelle ons nu de beelden zien.
Refrein: Eens ging de zee hier tekeer Maar die tijd, komt nooit weer Zuiderzee heet nou Ijsselmeer.
Ik wil niet naar Workum En ook niet naar Sneek Ik wil niet de stad uit Nog niet voor een week Maar loop je de stad door Dan zie je een hond Die zit daar te schijten Je staat in de stront
Ik wil naar de bakker En stap op de stoep Ik kom om een tarwe t wordt een broodje poep Of ga ik te trainen En kom op de mat dan zie ik ze liggen dan ga 'k accuut plat
Je gaat voor de scholen En haalt oud papier Een doosje oppakken Dat gaat met plezier 'T zal je gebeuren Je bukt naar de grond Je hand om een doosje En grijpt in de stront
Pé schoffelt plantsoenen En maait ook het gras Hij loopt wat te praten En is in zijn sas Maar als je gaat maaien Hou dan goed je mond want voor je het weet Zit je bek vol met stront
Refrein:
Want Hielpen is poep op de stoep En stront in de straat Je bent op je hoede Vooral s avonds laat Stront aan je schoenen Je glijdt er in uit En valt op je snuit.
Een feestavond in de Foeke met veel rijm en gedichten.
Oenkondiging:
Boeren, burgers en fansem ek de bûtenlied, hear tô en sén het "Om 'e Toer" jim bêd. Oh,oh, het môôsten wy wur oen jim loeke Om jim hir te kriejen ien de Foeke. Hir barre fanniend woenderijke diengen, ja wier Wy brienge jim een oertjen fol fertier. Mar ek mei wéé moed en herrienering Omdat het wied en fan ûs geeng Wy mutte nô mar gau begonne Oars ken de iend ek jitte ûtronne.
Deklamoasje:
Dit geat oer een stee oan de epen see Mei een eigen haiven en skippen op 'e ré Die farden oer de hele wraald En elk hee wurk, joeng en aald De minsken henen 't go en wieden ryk Ien die mooie stee efter de seedyk Mar dat alles ies ferleden tyd 't ies nô de noadklokke die 't lied. Nei de handel koam ien de Sudersee de fiskersfloat D'r farden tentallen fiskers ût mei jerre boat Jé heden 't go 't koe naat better D'r wied genog ien 't saalte wetter Mar dé koam de ôfslûtdyk En gebeurt wie 't mei 't fiskers ryk Mar dat alles ies ferleden tyd 't ies no de noadklokke die' t lied. Jie heeen dé ek jitte B & W Een tênder en een gemeenteree Ien ut stêhûs ko men it jaword joan En fan een likjen oengifte dwoan Ek wied de droempel naat te haig Der kost so binnen ronne mei een vraig Mar dat alles ies ferleden tyd 't ies no de noadklokke die 't lied Foar die de see en efter die ut laand Mei ut efterlaand hee men gin baand Wied der één sâk, aald, of koast er naat foarût Den hoofde m'n naat Hielpen ût Alles geeng so ut skiende fansem Ja de meensken wieden meienem Mar dat alles ies ferleden tyd 't ies no de noadklokke die 't lied. De ferenigingen hewwe ryklek bloeit De meensken wieden mei jerre klubjen fergroeit Jeld en leden wieden d'r genog En jé toaten dit geat altyd so troch Mei sang, voetbal , volleybal en nêmje jem mar op En mei een optocht roan it eigen korps foarop Mar dat alles ies ferleden tyd 't Ies no de noadkiokke die 't lied. D.'r ies gelokkig ek jitte het oer So as de fereniging "Om 'e Toer" Dizze besteet no al wur santin jier Jout joeng en aald elk jier een soad fertier Wy hôpje dat de belangstelling blieuwe sol Den mekket "Om 'e Toer de fieuw en twientig jier wol fol Dit ies nô de kommende tyd Derom iest nô de feestklokke die 't lied. Wy wolle graaig jimme meiwurking haalde fandêr ûs beroop op dizze aalde Jô haald nô al wieken lang Us likje stee yn jer ban Ame ies her nô en leit op bod Hêt jô drôget wordt nô op de planken sot. 't Geat oer saiken len Hielpen gebart Die tyd komt naat wur, It libben geat hart.
Film:
Het drôget ame fremd fanniend Nô ûteen tyd, naat lang ferliend Der komme jer beelden foar de geest Fan dat fijne "dwoan een oar nei feest"
Playbackshow:
Ame drôget nô oer saiken Die hewwe mei de voetbalklub te maikjen It geat naat altyd even go Der wordt oer soengt dat heare jimme nô
De heilige cup:
Ame drôget,nô, hoe 't ies begont Jim sêne her wol hoe it firder ront
Zeerover en it hoertje:
Der wenje nô jitte minsken, en it heart miskien roar Die 't wierlik ôfstamme fan dit nûvere Os ame wekker wordt, ies de noad groat Jô tienkt, och heden no mut 'k jitte ek, nei de kaant fan de sloat Mar gelokkig het een genot D'r komt één mei de pispot bie 't bot.
Ode aan de po:
Even toat ik nô komt jo ut jerre kôoie Dat soed ûs iend roar ien de war gooie. Mar gelokkig jo slôpt nô wur lekker En kenjitte een keer drôgje foar de wekker.
Film:
Ame's dromen binne nô ût Wy komme nô to oan in plechtig beslût Foar de officiele saiken komt de beue ût dat oare plak Deroan hewwe wy fanniend lak Wy lete ûs naat meer troch de briebekken de les lèse Fanôf nô wolle wy wur sem boas wèse Wy hewwe sem een tènder en een beue ût seeke Die 't fan nô ôf foar us de priesen ût kin reeke Disse beue het it hir nô foar it sizzen En ijimme hewwe jim dêr mar by del telizzen.
Geschreven door: Arnold Eekma ,Wilt Kelderhuis en Jan Bosje. Reden: Een feestavond in de Foeke. Georganiseerd door Om e Toer
Prinsesse van nes laand! Dae 't wij et earst vornoamen, Dot 't jij hir, mei jijn Veer En Mem, jin Freéslaand koamen, Dae weéren wij so blie, Et heart spraaing iin ues op; Vaajk zeéwen ijen enkerm: Miin bliidschip iis un top.
't Is weér, jij viinde hir Uetwendig gin vortooning; Mar, - waes der iin gerust, Wol hearten voar de Koning En voar de Koningiin, En spruet van 't Russe bloo, Wor trog dot dizze stee Van aalds zo vuele koo.
Want voar twa hoendert jeér Dae koast men van Hiinlippen Soms heéle vloaten zaen Van de aldergraatste schippen. Jin voeren jeér op jeér Nej Narf of Riga to; Dae bloeide dizze stee, 't Geéng ieder burger goo.
Et hoegget mii jitte ek, Ho dot ues memme ate Soms un de hearne zeét En oer et zijlen praatte; Den weér er zoo vol veér! Vaaik heerde iik net ziin moend: Zo lang as 'k varde op Narf, Weér 'k altijd fiks gezoend."
No, edele Prinses! Jij koöen 't naat vorwaatsje, Dot 'k iin ues eéne taal Zo roend tjen jii zood praatsje. Mar nim et zo voar goo, Iik heb 't naat better leerd, Doch naanse wordt jii vest, As hir, meer acht en eerd.
Uut het gesprek van Tem en Fod Uut": Taalproeven van Hindeloopen
Vreénden, vreéndinnen Al wa 't hir waeze mei, Aalden of joengen, Dot nimt naat wei ; Ealk mut zijn best hir dwaan Om go de mars to slaan: Refrien
Want op en bruiloft Passet de noglikheid en iik wol leeuwe Dot ealk dit dweit. Zot alle zorg oon kaant, Zoenge wij haand oon haand: Refrien
Mar zoengen allonig Kenn wii naat mei volstaan, Doensje en spriinge Mutte we ek dwaan', En den iis'tek wol zaaik Dot ealk ris nimt en paaik: Refrien
Kom nim et gles ek no En bring et oon de moend; Leét ues no alle Driinke iin et roend; Zegen voart joenge paar! Winskje wij allegaar: Refrien
Ek wouwe hoapje, Dot et jem barre mei n Moone of neeuwgen Nei disse dei, Dot jo him den mei joan Een frisschen joengen zoan, Refrien
Kome er der nei den Jitte en stik zeks zaan, Den het et joeng ief Wol het to dwean Den iis't: haald dii'ris stol, Doe mekkest mii hest dol: Refrien
't Mut jitte weske Pisdooken,scheen en goe 't Bon iinne wale Gealt as en to 't Stof leit jitte oer de vleér, 't Bod iis jitte ek oer steér: Refrien
En komme de ealsten Moarns uet de schoele wei, Jin bringe ek wor Weinig goed mei: Want jea roope allegaer: Mem iis et jitten klaar: Refrien
Den zeit et joenge wief: Heéb iik dot zo iinziend, Iik heéb nooit boaske En vriister bleénd. Mar nee, wor praatje iik van, No heb iik ek en man : Refrien
No, goode vreénden ! Scheidwe meo zoengen uet, En winskje'we ues allen No to bitsluet: Voart en plasierge naat. Nim dizz'tied to baat! Refrien
Wol, joengeleéd ! et boaskijen iis, Zo as men hir wol zogt Iin 't earts altijd en graat vormaaik Omriingd van alle nogt. Refrein.
Mar 'd oendervimding leert ues vaaik, As dot de leefde iis bliind, En as men earst het trouwe iis, Gebrek oon enkerm viindt. Refrein.
As dot mei jim t geval 'ris waard, (Dot God vorhoede mei) Dot 'd eéne d'oore den vorjouwt: dit reéd 'k jimme allebei. Refrein.
En as men den ek zeegne word Mei borntjes laef en vroed Den het men oon dizz',kaant van t grof Al 't beste eardsche goed. Refrein.
Den word et boaskjen, joengeleéd ! En himmel op de wraald ; Den krigget men ek nooit biirouw, Al word men nog zo aald. Refrein.
Dit winskje iik den jimue to, (En 'k tink wol allegaar) Dot men van jimme eés sizze zol: Zii der 'n gelokkig paar! Refrein. Refrein:
Want ealders,zusters,broer en vreénd Ealk deelt mei iin de vreugd As wor en paar voreenge word Iin eere en iin deugd As wor en paar vooreenge word Iin eere en iin deugd.
Niejeérwinsk oon 't volk van ues veerelaand en bizoender oon de burgerie van Hiilpen. 1850.
Liik as en schad iis wor en jeér iin de ieuwigheid vorvliind. Het binne er naat en minsken stoond! En hir bleeuw men bijnei verschoond: Hebb' we ues der nei gedriind?
De cholera van kwaden aard, Weér omtrent algemeén; Men heerde hest van dei to dei, Ja, dii en dii iis ek al wei: Van ues noam er mar eén.
Der geppe soms eén om zijn veer, En hjr eé om zijn mem; En pas weér dizze ellende oer, Den steérf en zuster wor of broer, Hij de oore deis soms zem.
't Iis weér, mii trefte ek en slag(*); Mar 'k zwiege nedrig stol, En toat, al ken 'k et naat trog zaen, De schrift dii zeit doch, zo 't iik maen: Dot God dweit, dot iis wol.
Het sneuwle er buetendien en volk Iin 't zuejen, aast en noord; De blodden (**) weéren vol biischeid Van wraaik en van oproerigheid, Van oarlog en van moord.
En iin ues laand weér rest en vree, Al waard ues 't moe soms vol; Iin hoap , dat 't better worde zoed, Bleeuw ealk van ues biidaard en vroed, En zwiege derom stol.
As ealk hir ek regeerje wol, (Het de oenderviinding leerd) Dot koastet vuele minske bloo; En zelden wordt et der trog goo, Mar vaaik geheél vorkeerd.
Dot ealk den no iin 't nieje jeér Mar dankbaarheid biitoont: Den word' we vaaik van God, de Heer, Iin dizze jeérkriing meer en meer Van rampen wor verschoond.
Schiink Jii ues der to kracht, 0 Heer! En maekje ues heart biireid; Biideél ues mei Jiin Heilge Geest; Jouw, God! dot nimmen van ues vreest Voar daa of ieuwighied.
* Et verlaes van en 34 jeérige zoon,dii trouwe weér. ** De Niesbloden of Kranten. Uut Taalproeven van Hindeloopen
Oen de joengeleed worvan dot de joengeman al jieren uot ziilen west heéb
Wenneer en schipper 't laand vorlot En vutgeét van de ree, Mei voar de wiind en voar de stroom, Iis hii zo wol to vree. Den ziilt er zo et zeegat uet, Mei 't bramzeel haaig iin top; Hit peelt et laant!, en jouwt de koerts De man to roer straks op. Geet dit zo voart en moone twa, Den reknet hii al uet, Wenneer 't er waeze ken to plaats, Mei zok en riiken buet. Mar het wol no et oengelok: De wiind krimpt op mei riin; De schoaten mutte al oon et gat En 't bramzeel dot mut iin. De morszeels mutte gaauw ek vest; No nimt de zaaik en keer; Want kwalik iis de deiwacht uet, Of 't iis al heél stormweer. No drieuwt er der mei schip en good; Et weer wordt schriklik fel; Soms rieze ze eénge vutten haaig, En ploffe den wor del. Jea roope jerre Schepper oon En dwaan en noodgebed; En kort dernet bitdaarge 't weer, En weéren jea wor red. Het weér dii voeooring graat. East toaten s'to vorgaan: Derom iisno jerre earste work En dankgebed to dwaan. Zo geet et mei 't boaskjen vaaik; Want, iis joeng en bliind Den zot men graaig et zeel iin top, Meil n moaije voar de wiind. En kriigget men de slagboog tjen, Meij storm, en 't zeel mut wei, Den strijkt men naat, of al to let, Dot zogt men den dernei. Derom reed 'k alle joengeleéd: Iintieds de riffen iin! Den ken men best en bui uetstaan Van storm, mei wiind en riin. En kriigget men de slagboog mei, Zot den meer zeelen bii; Mei moai weer en en gooden wiind, Den steet et ealk wol vrii Die 't altiid ziin schip biisteért Briingt vest et goo trog zee, En kriigget nej volbroaten reis Ek wol en veilge ree.
Uut Taalproeven van Hindeloopen
Onderstaan de Nederlandse vertaling
Hoe de jonge zeilers
O winter, 0 winter. Ik wou dat u maar kwam En dat die regen en die wind wat afnamen Want alles is nu zo bedrukt en zo treurig En komt u, dan is het tenminste weer vrolijk. Want als u ons met mooi ijs vermaakt Waardoor wij dan aan het schaatsen geraken Dan is er tenminste overal wat te doen Hier zie je iemand komen en daar weer iemand gaan. Dan gaan we eens met een jongedame ergens heen En komen hier dan jongelui soms ver hier vandaan Men rijdt en men jaagt elkaar overal voorbij Ja, dan is iedereen erg vergenoegd en blij. Men gaat dan naar koudum om een bakje (koffie) te halen Want degene die eerst komt is vrij van betalen En als het ijs dan sterk is, gaan we bij de Indijk kijken Daar zien we s middags de meisjes dan priksieden. 't Gaat rechtuit naar Koudum, dat valt licht te denken De gastheer die bedient ons daar op onze wenken Want in de winter kan een zeiler het zich wel veroorloven Dan kan hij wel wat "zesdehalven" verteren. En zijn de meisjes dan soms wat verkleumd "Geef ruimte bij de haardstee, de Hindeloopers komen" Zo roept dan de man vaak, met kracht en gevoel En steekt gauw een vuur aan, zo groot als een stoel. "Ben ik anders zuinig met turf, nu kan dat er wel af Want Hindeloopen geeft mij mijn halve bestaan" En komen we '5 avonds dan van Koudum weer thuis Dan krijgen we ieder een drukker en gaan naar huis. Maar komt het vooijaar, dan gaat het los Dan lopen we over 't Oost, verlangend om te gaan En om ons dan ook naar de tijd te schikken Gaat de ene aan het stoeien en de ander aan het knikkeren. En hoe of dit zo komt, dat wil ik ook niet verzwijgen De broekzakken zijn bijna leeg Daarom als de kaag vaart, dan zijn we uit de nood En met een hoeraaije gaat ieder weer aan boord. En wil iemand zelf niet gaan schaatsenrijden Dan gaat hij maar eens op de lndijksbrug staan Daar ziet hij van alles voorbij komen Van groten en kleinen, rijk, arm en gemiddeld. Hier ziet hij er twee verschrikkelijk vandoor gaan En daar komt iemand aan, die is trots op zijn zwaaien Hier vliegen ze elkaar voorbij als twee kogels En daar dwarrelen ze door elkaar als vogels. Hier ligt er iemand, daar zit er iemand, daar staat weer iemand op En ginder daar valt weer iemand hals over de kop Hier is dan een drukte, als ik weet niet hoe En dan gaat men weer naar de Zijlroede toe. Daar zitten ze aan de kant melk te koken Ze proberen het geld van de kinderen af te troggelen Maar daar redden ze zich maar mee, ieder mag zeggen wat hij wil Mooi ijs dat geeft plezier, dat houd ik altijd vol.
Komt, aalden en joengen, waes noglik en blie Hir op dizze bruiloft, en zoeng ris mei mii, Tot eer van C. B. A. En 't joengwief F. G. H. En ealders en zusters en broers. Ealk waes no vorblied hir un dizze tied, 't Ijs hir no gin zaaik om to treuren; Mar ealk zoeng mei mii, no lustig en blie: Et zoengen dot steet ties no vrii.
Mar zoengen iis 't lang naat allonnig mei goo, Want doensje en spriinge, dot mutte we ek no, En paaikjen en driinken, en vreéndlik to kliinken Komt hir ek wol tiigge to pas. Ealk jouwt uet vormaaik zijn leeuwste en paaik: Dot smekket as prommen en bolle; En zoeng den as wij, ek lustig en blie: Et zoengen dot steet ues no vrii.
Wii winskje bij dizzen de joengeleéd no Mei gaauwens en zoon of en doatertjen to; Dot jerre bom groeije, as haembollen bloeije Tot bliidschip van ues allegaar. Den wordes van zem al meer oen enkerm Trog borntjes en liefde vorboenden, En zoenge as wii ek lustig en blie Et zongen steet jem den ek vrii.
Uut Taalproeven van Hindeloopen" Wieze: Marchand de la parapluie
In Hindeloopen werden in de geschiedenis een aantal keren ijsfeesten georganiseer op de voormalige Zuiderzee. Men kan rustig aannemen dat het er in een dergelijk jaar sprake was van een behoorlijk strenge winter. Schijnbaar is de winter van 1838, gezien onderstaand gedicht, zo'n winter geweest.
En zaaiing op et iesvormaaik to Hiinlippen iin de harde winter van et jeér 1838 van de 10deto de 15 de febrewaris
Kom, burgers, boeren, Jufvrouw, heer! Iik zol no zoenge voor dis keer, Ho dot et iin dit Jeér Hir op zee dae morke weér.
Op de earste det, en man of zaan! t Jin waaigen 't om op zee to gaan, En zeéken der en baan, Wor 't men koast to rieden gaan.
Jea kliewen op do burgen ies, Zo dat et weér en minske gries; Hest trittig vutten haaig! Ealk waard dae alliike greaig.
Om dot ek te biikiikjen, Geéng men der henne piikjen, En kladdre der ek op To de allerhaaigste top.
De twadde dei dae weér 't al raar, Want nimmen zoeg dae meer gevaar; En elk geén nei de zee, Om te rieden op de ree.
De trodde dei waan 't jitte al oen; Der weer en heerschip van fotsoen, Dii lotte en tente slaan Om de ziide van de baan,
Vorzeéke der, dii t naat weér bang, Vorscheidne leéd van de eerste rang; Om de oore deis op zee, Der to driinken en kop thee
De vearde dei dae weér 't zo vol Van minsken,slieden,uet de tol! Men reed dae om en priis 0p de scheije van et iis.
Ik zoeg men dae al rieden Mei moaije hingste-slieden, En vrounleéd on de kaant, Krekt al weér et binnen 't laand.
Veuwer en 't zegtig Friezen, Om vlugheid to bewiizen, Jin komen op et iis, Om to tiingjen nei de pries.
Dii deis waard 't naet biislisse; Dot heéb men al hest gisse; Men koast et naat oafdwaan, Want der blieuwen zegtin staan.
Dae kom et zo vol minsken, Dot wii er naat meer winsken: Acht toezend,waard er zeid, Zoeg men der roendom vorspreid.
Hir weér jitte ek zo vuele bii: Doek, hoed en pet, galanterii; Ealk schreeuwde het er koast, Oft men gin gedachtnis moast.
Der stoegen trouttin tenten, Jin jerre waar uetventten; Ealk roapte; op zee,op zee! Dot men 't heerde iin de stee.
De zegste dei weér ealk wur blie, Dae reéd men mei de burgerie, Omdot men wette moast, Wa t van jem et hardst koast.
't Weér moai te zaen, de leste twa; Jin mekken 't de iene de oore kwa: Tjeerd Roosjen voar dii keer Dii bijhelle dae de eer.
En Andries Draaier,vlug to beén, Dii kreég de premii, nommer eén, En de oore, nomer twa, Geéng oen Eeuwe Frankena.
't weér raar, ho t un jin deggen De vremd' hir henne jeggen; En, dii 't en laeflik koast, Altijd nei de burgen moast.
Het hir op zee dae kaaipe iis, Dot worde wii vest nooit nit vies; Want, nei 't iik gisje ken, Ront et iin de toezenen.
No leét 'k et hir bij blieuwe; 'k Ken alles naat bliischrieuwe; Ek word iik al hest bang, Dot miin zaaing oors word to lang.
(Wieze: Blaauwbloempje, die in het koren staat) Uut Taalproeven van Hindeloopen"
Iik weer langlesten op en beurs Vol kooleéd burgers, boeren ; Der weér en hevelsen ramoer ! Iik kijke stol et volk'ris oer Der ronne ek wol to loeren. Of 't hir soms ek akkaasje iis, Dot se immen piere kenne; Want der iis't zokke om te dwaan Et mei den vroom of oenvroom gaan, Dot mut den zo mar kenne Iik toat,het dweit en minske al, Om oon et jild to kommen! En as men't erris wol iinzogt, Ho gaauw dot hir ues tiid vervlogt, 't Geet krekt as mei de blommen, Jint moams iin 't laand to proenkjen staan Liik as en boenten wrinnde En, op eén en de zoldigg'dei Ken men vaaik ear de zonne iis wei, Jer plaats nit eés wor viinde Derom waarschouwje iik ealk as vreénd Om der vaaik om to tinken. Het healpt et ues hir iin de wraald, Men iis den joang of men iis aald, Iin rijkdom uet to blunken Eéns komt er ziiker doch en tied, Dot we alles misse mutte. Den steet de Koning wor geliik Al weér er hir ek nog zo riik, Mei de alder earearmste butte. Dwaan derom vuele goo, En mie altjid et kwaa Acht nooit et wraaldsche good Bopp' riikdom nei de daa.
Dat jongelieden, die verkeering met elkander hebben, met andere zoodanige paren een gezelschap vormen, om nu en dan een vrolijken avond of nacht door te brengen, in een daartoe afgehuurd of eigen lokaal, -- dit gebruik, dit uitgaan om te vrijen, is nog niet afgeschaft. Dat jongelingen zich naar het huis begeven, waarin zich een gezelschap meisjes bevindt, om daar met haar tot laat in den nacht vrolijk te zijn,-- daarvan heeft ROOSJEN eene even eenvoudige als natuurlijke schildering gegeven in het hierachter voorkomende vers: Hûnlipper Houmanhou of Vastenavond, met de eigenaardige woorden der volkstaal.
Om eerst toegang tot een meisje te bekomen, was het gebruikelijk, dat de jonginan eene bejaarde weduwe uitnoodigde, de baan voor hem bij het meisje en hare ouders klaar te maken. Werd hem het verlangde bezoek toegezegd, dan vond hij de vrijster op een bepaalden avond in het achtergebouw of Lytshuus hem wachten. Ten einde haar vrij te houden, gaf hij haar geld om een en ander te halen, veelal bij of door de weduwe, die daar al voor gezorgd en hiervan mede haar voordeel had. Kwam hij spoedig eens weder, dan was dit een goed teeken; maar liet hij lang op zich wachten, dan vermminderde de hoop. Zoodra dit kortgaerdjen echter door andere vrijers ontdekt werd, vonden deze er genoegen in om het paar te storen, waarom men altijd bedacht was het licht zóó te plaatsen, dat men het buiten niet kon zien, Het verzoek van den struner om toegelaten te worden, of om enkel zijn pijp aan te steken, kon soms niet worden geweigerd, dewijl eene weigering ligt aanleiding gaf tot allerlij baldadigheid en kattekwaad, gelijk op meer plaatsen in Friesland waar dit struunjeijen bekend is.
Uit: Merkwaardigheden van Hindeloopen
HOUMANHOU.
Der weéren veuwer jonge vanen Op Houmanhou oen 't bortedwaan; De ieéns zoeden 's bollebefjes bakke, En weéren oen 't busleek blislaan; Dae waard er kloppe oen de doar: Der weéren veuwer viinten voar.
Jin vriggen: ,,mei we erris opstekke? ,,Toe Jildo, Rimme, Vod en Trien ,,Ho ken jim nou zo noatig weaze, ,,Leét ues er doch mar ewen iin", De doar koam op, iin schun wol traaig, Mar ealk vaan zoeg 't alliike graaig.
De viinten geengen bii jem zitten, De eene hir en de oare der; Jea heében 't al voaroaf bliischerre, Dot ealk van jem dii kree'g zijn ker; De vanen weéren ek to vree, Zo zeét ealk op ziin rogte stee.
De buetebor die waard iinschonken, En der en goe stik soeker to, Van gaan, der waard naat meer van praatte, Et liike jem der virs to goe. De vriesters wisten jem gin ree', Dot ealk zo'n kanten vriejer hee.
De goeffe koam ek op de lappen, Ealk weér zo noglik en blie; De viinten toaten,bii zok zoengen, Der heerde ek wol het vogte bii. Ealk joeg zim jild den oen ziin vaan, Om der mei om en zoep to gaan.
Jea blieuwn naat lang, dot ijs to tiinken, Want 't liike jem der al to wol, De buetebor moast van de tafle, Jea schaainken dae de glezzen vol; No draainken ze op en goe vermaaik, En ealk dii ijoeg zijn vaan en paaik.
,,Et kortegeardijen",zeé dae de eéne, ,,Iis zijker doch en bulte nogt; ,,Et iis mar spiitig dot de tied den, ,,Iin 't aaig van ues ,zo gaauw vervlogt, ,,Want, eer dot alles rogt biigont, ,,Íis mest de naait al haal vorrond".
Zo geéng de tied al vaerdig henne, Mei goefjen, zoengen as en to; Et paaikjen waard ek naat vorjetten, Ealk deé zijn best zo goe 't er koe, Jea rekken danig oen de gang, Trog dot et gles zo geéng iin zwang.
Van 't bakken, der koast naat van komme, Der geéng to vuele tiid mei wei. ,,Stol",zee de een, ,,kiik er bij de smoeger, ,,En nim et gaas der ris voar wei, ,,Den zouwe het wol better zaen; ,,Ealk tunkt doch wol het dot iik maen?"
De deggeree' bligoast to schijnen, En Vod, jo praatte van to gaan, ,,Wol", zeéën de oore, ,,dot ken zo nit, ,,Om boerren mutte we ommers, vaan!" ,,No ja"zeé Vod, ,, dot wet iik wol, ,,Maen jimme dot 'k naat mei dwaan zol?
Dae rekken ze allgaar om boerren, Zo lang, as 't tied waard van nei hues; Ealk geéng dae mei zun vriester henne, En broat jer bii jerre ealders tues, No op de droempel jitte en paaik, En oafdeénd weér die heéle zaaik.
Mar 't eene paar koe 't naat vorjette; Jin weérne enkerm zo wol biivond, Liik as et mei et kortegeardjen Wol vaaik, ja vuele tieden,ront: Ho mennig paar komt der uet voart, Der de eéne ears nooit om de oore toat.
Jin kortegearden alle wiiken Zo vaaik,as 't jier mar waatsje koast; Mar 0! de tiid bugoast to naaikijen, Dot hii wol hest nei 't schip to moast: Want,as se schipper him mar schrieuw, Weér 't vest,dot hii naat lang meer blieuw.
Et doere ek kort:want de oore wiike Dae koam de breéf al mei de kaaig. Om dot no tjen ziin vaan to sizzen, Weér hii un 't earst wol heél het traaig; 't Weer voar him ek en tiige toer, 't Koam jer altii oerschesmis oer.
Hii zeé:,,miin vaan! no mut w' hest scheide; ,,Want,miin! de schipper het mii schreénd, ,,Dat iik eanuete oer mut komme, ,,En 'k haald him ek zo graaig to vreénd; ,,'tIis voar mii ek en besten heér, Waes derom naat to vuele oersteér."
,,O nee,miin viit! iik mut mii voegije; ,,Et zulen briingt et ommers mei? ,,Mar het zol 't mii earst noatig waéze, ,,Want doe geest hir zo vier ewei; ,,O ja,as uk er rogt om tiink, ,,Iis 't krekt of 'k trog de groende ziink."
,,O vaan! doe geest mar vaaik uet neékjen, ,,Bii ate,ame,neef of nicht; ,,Dot zol de tied wol het vorkerte, ,,Wa wet,ho dot et dii vorligt; ,,En kom iik van de heérst wur tues, ,,Het zol dot waeze en nogt voar ues!",,
Kom,derom mut we no naat treure; ,,Haald altiid mar goo moe,miin vaan! ,,En oermoarn teénde zouwe vuije, ,,Want oer-oeremoarn den mut uk gaan. ,,Van 't voarjee'r iis et den voar 't lest; ,,Mar,miin! de knoap leit ommers vest,
Dii naats dae weéren snaat heel vleurig Trog dot et heart jem zeét zo haaig: Want,als se van et scheiden praatten En oer et vutgaan van de kaaig, Den zeéten ze allebei daastol, Want den waard jem et moe zo vol.
Mar, eindlik,'t koast mem naat meer helpe: De tijd weér der,dot hii moast gaan; De tollers heeben 't goed al helle; Jo geéng stol bii "de Foeke" staan: Der weeuwdze jit ris mei de dook, En,o! de kaaig geéng om de hook.
En zommersen uetstep nei et vild op un moarn biitiid van in veer mei ziin zoon.
Lest geén 'k op en moamtiid mei eén van mijn zonen, Mei aaigmork, om him iin et vild oon te toonen, Ho 't zommers der alles weér noglik en blie. Wij stepten vrii haastig en laand menning henne; Zo koamen we al gaauw en eénd steewaarts van denne; Der geéng iik dae zitten, mijn zoon zee't bij mie.
****
'k Zeé: ,, joenge! no mutte wij roendom ues henne ,,Hir alles biikiikje, zo goe as we kenne; ,,Den valt ues voarzijker dizz' moamtiid wol ligt. De dauwe loai jitte op de gersen bij droppen, Dat blaaink iin ues aaigen as zelwere knoppen: Dit joeg voar et earst al en heerlik gezigt.
****
Et doere naat lang, dot iis ligt wol to tiinken' De zonne biigoast mei zijn stralen to biiinken; 't Roan ek al nei vieuwen, to minsten zo 'k maen. Wii kiiken roendom ues, en zoegen de blommen, Zo 't liike, ek uet jerre naaitsleép opkommen: Dot alles weér voar ues ek moai om to zaen.
****
De visken iin 't wetter jin spiillen en spraaingen, De voeglen jin pieppen, jea fluitten, jea zaaingen Mei moaje geluetten, doch ek wol ris tjoe; De lammen jin doensen en weéren zo olik, De hingsten en koebeesten weidden ek vrolik: Ealk prieze zijn Schepper, zo goe as er koe.
****
'k Zee: ,,joenge het binne dot treffende wiinken. ,,Zo heerden wii ek alle moarnen to tiinken: ,,Want graat bin we ziikerlik bop jem iin rang; ,,Wii kenne ommers Genesins eén duedijk laeze, ,,Dot ealk van jem ues oenderdanig mut waeze; ,,Dii 't naat wol mei goedens, dii mut doch trog dwang.
****
,,Dot vlogt iin de loft en dot kroept iin de zaanden, ,,Dot healt iin de vaart en dot ront in de laanden, ,,'t Steet allegaar oender de minsliike magt; ,,Dot zwemt iin de zee en dot geet op de wallen, ,,De heerschappii hebbe wij doch oer jenm allen, ,,Schoan ze ues vaaik oertreffe un graatheid en kracht."
****
,,Mar zoon! men het derom gin rogt om to tiinken: ,,Mut al et gedierte ues zo taenje op ues wiinken, ,,Het binne wii graat, der iis nimmen boppe ues! ,,Want as wii ues zem erris ernstig biikiikje ,,En ues mei de Mekker van 't al vorgeliikje, ,,0! den bin we litj en hir ek nit eés tues.
****
,,Want, wa iis iin staat om dot Wezen to schetsen? ,,Iik heb der zo vaaik al miin hersens mei bretsen, ,,En toat bii mii zem: het iis dii Schepper graat, ,,Dii 't al het we zaene iin seks deggen mekke ! ,,ik doer der nit eés hest mijn haad meer mei brekke, ,,Want 'k viid doch nooit worden, der goe to iin staat.
****
,,Mar zoon! wur voar zouwe zo haaig ek op klieuwe? ,,Wie keime ommers hir op et eardriik wol blieuwe, ,,Iin Jezus wok sizze, der iis 't iin to viinden: ,,Hij heersche oer it wetter, Hii heersche oer de wiinden, ,,Want, mei eén word sprekken weér'n ze allebei stol."
****
,,En derbij geneesde er jitte ek vuele minsken; ,,Ass' Him er om vriggen, en dot van Him winsken ,,Den haalp er de minske, het kwaal 't er ek heé; ,,Ja asse iin Him leeuwden en Him er om baaden, ,,Den roapt er soms wur iin et libben de daaden: ,,'t Geschiedde altijd aanstons, as Jezus 't mar zee'."
****
,,Hir oen iis et ommers no duedlijk to morken, ,, (Want wa deé hir ooit zokke wondere worken?) ,,Dot Hij weér Gods Zoon, - en Hii koam hir om ues, ,,m ues mar to redden, om ues to biivriejen; ,,Om ues woed er sterwe, om ues woed er lieje, ,,Om ues joeg er Him ek vriiwollig oen 't krues.
****
,,Het weér dat en liefde, dot Hij ues biitoonde! ,,Dii 't om ues to redden, him zem naat vorschoonde ,,Het leit er no ek en vorpligting op ues. ,,Wii mutte ek iin vreénschip mei ealk no vorkeere, ,,En naat vreéje, het dot ze tiinke of leere: ,,Wii heere hir boppe doch allegaar tues.
**** ,,No, zoon! et word zoetjes ek tied dot we gane. ,,As wii hir den no mar nei libje en dwane, ,,Den word dizze dei mooglik nuttig voar ues. ,,De zonne dii riest ek al haaig uet de kiimmen; ,,Lik schei derom no mar ris uet mei miin riimmen; ,,Kom, staan den mar op, en den gaan we nei hues."
De zommer wead vorbie, De heast die koom ien 't laand. Ealk dee zien best mei varren, De eene die broat koal. Of cocus,of takken, wurum oaren koamen mei zaand. In heel graat schip, mei turf, koam ut zee vorbie 't Zoal.
De winter koam,en voorré wead van alles, De Granen voor de Bakkers Jin koamen ek op 'e tied, De leste turf, diet no jitte vor de wal ies, Die blieuwt er oer, zoo praten ze al om stried.
Et wetter dot waad ies, Mar men ko toch naat riede, Want it snee, koam hir en der bie heele bulten del. Men hee no niks to As op 'e breagen glide, Of geengen den wor staan, Op 't Aest ien 't citadel.
Mar no koom it feest just oan, De bon hir ut de schoale, Jin rieden,om un pries In moai gezigt,'t krioele. 't wead aadig om te zean, Wa 't hadste dot ko dwaan. Die 't zem naat riede woat, Die blieuw tog even staan.
Mar ho kot wead de wolle, Ho kot it plezier. 't Begoan wor to teijen, En vut wead de tier. De Syl die koam epen, En 't ies geeng wor vut. Wie heejen 't leawer naat, Mar de commissaris ze 't mut.
De boaten jin vadden wor Binnen en buten. Dot joeg wor vortenst En 't dee ek vortuten. De arbeides geengen Mei fliet wor nei 't feald Der komt wor un winter Mei un heel strenge keald.
En de 't wie de vriedes en de sneuntemoans op koamen, De waed of ze alle lust jitte ontnoamen. De oastewiend die bleeste us mei kracht om 'e leden, Want workelik, der wead hest gin minsche tovreden.
Hest veertig man,zoog men mei krodden en schoppen. Want streeten en weegen, 't wead alles opstoppe. En huzen,en baimen,zoo wol bute, as ien 'e steê. 't Het alles een kleur kriege, 't koom van de snee.
En jimme! he jimme mei de winter jitte op. Of zis jimme, as iek, kom voarjier,kom op. Want alles ies no zoo bedrukt en zoo treurig. En komt et voarjier, den ies et ten easten wor fleurig.
En no goade vreanden Tienk jimme zo as lek Den geat schielik ealk Mei de schoppe nei de diek, Gin winter, gin snee, gin Ies meer mar zommer, En dot ealk de gaauw Oan de doebeltjes mei komme.
Toelichting op onderstaand gedicht "Strûners by naet".
Dat jongelieden, die verkeering met elkander hebben, met andere zoodanige paren een gezelschap vormen, om nu en dan een vrolijken avond of nacht door te brengen, in een daartoe afgehuurd of eigen lokaal, -- dit gebruik, dit uitgaan om te vrijen, is nog niet afgeschaft. Dat jongelingen zich naar het huis begeven, waarin zich een gezelschap meisjes bevindt, om daar met haar tot laat in den nacht vrolijk te zijn,-- daarvan heeft ROOSJEN eene even eenvoudige als natuurlijke schildering gegeven in het hierachter voorkomende vers: Hûnlipper Houmanhou of Vastenavond, met de eigenaardige woorden der volkstaal.
Om eerst toegang tot een meisje te bekomen, was het gebruikelijk, dat de jonginan eene bejaarde weduwe uitnoodigde, de baan voor hem bij het meisje en hare ouders klaar te maken. Werd hem het verlangde bezoek toegezegd, dan vond hij de vrijster op een bepaalden avond in het achtergebouw of Lytshuus hem wachten. Ten einde haar vrij te houden, gaf hij haar geld om een en ander te halen, veelal bij of door de weduwe, die daar al voor gezorgd en hiervan mede haar voordeel had. Kwam hij spoedig eens weder, dan was dit een goed teeken; maar liet hij lang op zich wachten, dan vermminderde de hoop. Zoodra dit kortgaerdjen echter door andere vrijers ontdekt werd, vonden deze er genoegen in om het paar te storen, waarom men altijd bedacht was het licht zóó te plaatsen, dat men het buiten niet kon zien, Het verzoek van den struner om toegelaten te worden, of om enkel zijn pijp aan te steken, kon soms niet worden geweigerd, dewijl eene weigering ligt aanleiding gaf tot allerlij baldadigheid en kattekwaad, gelijk op meer plaatsen in Friesland waar dit struunjeijen bekend is.
Uit: Merkwaardigheden van Hindeloopen
De strûners by naet
Kóm jûnges, wy solle faniend Es ferm oen it strúnen. Yk wet in heel geselskip Faniend yn t op e Toenen Kóm, eet ús earst es nei De Krim, En der in slókjen drynke. Of wol'me löuwer nei De Swan En der es mei'nerm klynke. Tynkt jimme dot naat goo, Den kriie wy mear moo. En beste klaere jeneaver, En yk traktearje as 't wêze mut. Kóm staen nó naat te sangerjen Kóm jûnges, kóm nó furt. En jé kómen op it strúnersplak, It wied alles tiaster búten. Jê keken almar óm en óm En Jê kloppen oen 'e rûten. Geart see: 'Der binne têen! Jan see: 'Leet my ris sên'. 'Waraitsjes!' rôpte Stóffel, "k Hear jerm rabbeljen ûnder elkerm': 'Wy wolle gin strúners hewwe, Wy bliuwe mei ús sem. Mar jitte degen jê jer' best Om yn 'e hûs te kómmen. Mar al jerre smeaken jooch jerm naat; Jê kôsten búten brómme. Jê waarden tyge kwaa, Jê skreauden jerm hael daa. Jê skódden oen 'e feensters En je klóppen tyge oen 'e dór.
Mar alles kôst naat hêalpe, Der seten skettels fór.
Ik ben Henk Smid en woon in Hindeloopen. Ben gepensioneerd. Mijn hobby is het verzamelen van verhalen, gedichten en allerhande beeldmatriaal van Hindeloopen. Ook maak ik af en toe zelf een verhaal en/of gedichten. Graag laat ik u via deze webblog mee genieten van mijn verhalen.
Naast mijn foto mijn logo. Op het logo de beide broers Lyme- en Jelle Liemes, beiden van beroep smid. Zij namenals eersten de naam"Smid" aan. In het logo smeden de broers Lyme en Jellede naam "Smid".
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Dropbox Indien u grotere bestanden (b.v. een leuk verhaal) van uw vaste schijf wilt sturen gebruik dan deze dropbox.
Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.
Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Eerst een raap, dan een schaap, dan een koe. Zo gaat onze Jantje naar de galg toe. *** De waarheid en niets anders dan de waarheid. Helaas, soms is het beter deze niet uit te spreken. *** De grote bult is voor de landheer. De restanten zijn voor mij. Dat is mijn winst. *** De vloed tilt alle schepen op. (Wijlen president Kennedy) *** We meten alles met onze maten. Maar wist u dat slechts 19% van de wereldbevolking blank is. *** De laatste drop is de boterknop. *** Gelijk hebben is één ding, maar gelijk krijgen is iets anders. *** Discussiëren over geloof en politiek geeft koude harten en heette hoofden. *** Arbeid adelt maar adel arbeid niet. *** Geld maakt niet gelukkig. Maar het wel hebben van geld hoeft ook niet ongelukkig te maken. *** Wie meer rechten neemt dan hem toekomt gebruikt het recht van een ander. *** Wie zijn gat uit leent moet zelf door de ribben …… *** Veel beloven maar weinig geven doet velen in vreugde leven. *** Water is net als geld. Het is oneerlijk verdeeld. *** Als het tegenzit krijgt een koe geen kalf. Als het meezit kan de stier wel kalf krijgen. *** De hoop sterft als laatste. *** Iets proberen wat mislukt is beter dan niet geprobeerd en je hele leven lang roepen, had ik het maar geprobeerd. *** Ik heb het nog nooit geweten wat goed was, want toen ik jong was wisten de ouden het. En nu ik oud ben weten de jongen het. *** Ook een afgesneden tak bot weer uit. *** Een geslonken maan wast weer tot vol. *** Loon naar werken? *** De enige manier om niet te werken is een ander voor je laten werken. *** Werken kost helaas veel vrije tijd. *** Het geloven begint, waar het weten ophoudt. *** Een wetenschap is zeker. Een geloof is wat iemand denkt zeker te weten. *** .Als de schuur vol hooi is, de kelder gevuld met aardappels en weckflessen. Het kolenhok gevuld met kolen en brandhoutverzuchtte de boer "Laat nu de winter maar komen. Ik ben er klaar voor". *** Arm of rijk, een ieder kan er heel en schoon bij lopen. *** Geen mens is onmisbaar. Maar de één wordt wel meer gemist dan de ander. *** Trouwen is houen. *** Oud worden is mooi, maar oud zijn valt niet altijd mee. *** Als je jong bent wil je elkaar niet missen. Als je oud bent kun je elkaar niet missen. *** Verliefd worden komt je over. Liefde moet groeien. Maar haat wordt gekweekt. *** Iedere baby is zonder zonde geboren. *** Brood doet wonen. *** Zolang twee kinderen vechten om een snoepje. Zolang zal er oorlog zijn. *** Kan niet ligt op het kerkhof. Wil niet ligt er naast. *** Een kromme ….. piest ook. *** Veel jonge meisjes vinden paardrijden mooi. Maar als ze zelf bereden worden vinden ze het vaak onnozel geklooi. *** Aan het erf kun je zien hoe het in huis is. *** De weg van de minste weerstand is niet altijd beste. *** De tijd zal ons leren wie gelijk heeft. *** Gelijk hebben is een ding. Maar gelijk krijgen is iets anders. *** Wie niet wil gebruikt vaak het excuus"Kan niet". *** Een meisje van een jaar of tien uit een grote stad is te logeren bij haar tante in Hindeloopen. Op een mooie dag gaan ze naar het strand. De hele middag speelt het logeetje in het water en het zand. Op een gegeven moment vraagt ze "tante, hoe laat gaat het hier dicht"? *** Wie de mens leert kennen, gaat van dieren houden ***
Neem een handvol droog en ruil zand in de hand. Knijp deze met zand gevulde hand krampachtig dicht. Gevolg; Bijna al het zand glipt u door de vingers en u blijft over met een praktisch lege hand.
Neem nu wederom een handvol zand in de hand. Knijp nu deze met zand gevulde hand niet stijf dicht. Houdt de hand ontspannen en span uw vingers niet. U zult merken dat u nu veel meer zand in de hand houdt.
In het leven gaat het vaak gelijk als met deze handvol zand. Leef krampachtig en u zult merken dat er weinig overblijft. Degene die meer ontspannen leeft, ‘t leven neemt zoals het is, zal in zijn leven meer bereiken en meer plezier beleven.