Tekstgrootte aanpassen?
Klik op + of -

BLOG ZOOM

In deze kolom info over mijn blog en over Hindeloopen
Foto
Mijn blogs
  • Hylper volksverhalen
  • Gedichten
  • Toen en Nu
  • Geschiedenis verhalen
  • Puzzels
  • Straatnamen in Hindeloopen
  • ????
  • Eigen verhalen
  • Bijnamen in Hindeloopen
  • Foto albums
    Andere interessante links over Hindeloopen
  • Fam Blom GP TV
  • Blog van Anske Smit
  • Uw kerstkalkoen uit HIndeloopen
  • Hindeloopen 1940- 1945
  • Gesproken tekst in het Hylpers
  • Verhalen rond het IJselmeer
  • Wandeling door Hindeloopen
  • Beelden Hindeloopen van waddenacademie
  • Oud Hindelooper maakt scheepjes in de fles
  • Beelden van HWG
    You Tube filmpjes
  • Hindeloopen
  • Belslydjeien
  • IJsbergen-Kruiend ijs
  • RTN Filmpjes
  • Omrop SW
  • Gert Jan Groenedijk
  • Gerke de Jong
  • NCRV Film 1963 Deel 1
  • NCRV Film 1963 Deel 2
  • Sinterklaas intochten Hindeloopen
    Oude polygoon filmpjes
  • Noordzeevisserij
  • Film keuze
  • Bewegende panorama beelden
  • Street view
  • World Panoramic Photograhy
  • Foto
    Foto
    ****Wor iis op earde en laand to viinden-- Dot zok en koninginne het--Jo't iin jer dwaan en leeten-Altiid op rogt en oenrogt let****
    Links op de foto de vlag en rechts het wapen van Hindeloopen. In de lichtkrant het eerste couplet van het volkslied van Hindeloopen. Hindeloopen ligt in het ZW van de provincie Fryslân aan het IJselmeer en is één van de Friese elfsteden. Het heeft een rijke cultuur historie, een eigen dialect en een bijzondere eigen klederdracht.
    Sinds 1225 was Hindeloopen een zelfstandige gemeente. Met de herindeling van 1 januari 1984 verloor Hindeloopen haar zelfstandigheid. Samen met Hemeleumer Oldefaert. Stavoren en Workum vormden ze de gemeente Nijefurd. Per 1 januari 2011 fuseerde Nijefurd met de gemeenten
    BolswardSneek, Wûnseradiel en Wymbritseradeel tot de gemeente Sudwest Fryslan.

    Hoe kom ik Hindeloopen

    Per boot via het IJsselmeer.
    Met de trein via de lijn Leeuwarden-Stavoren.
    Voor een route over de weg  klik op onderstaande link van ANWB routeplanner en de weg naar Hindeloopen wordt u gewezen.

  • ANWB route planner
  • Het weer in Hindeloopen

    Een dagje Hindeloopen? Maar u wilt weten hoe het weer is. De Friese weerman Piet Paulusma vertelt u welk weer er te verwachten is.

  • Het weer met Piet Paulusma
  • Foto
    Foto
    Hierboven de vlag en het wapen van de gemeente Súdwest Fryslan. De gemeente Súdwest Fryslan  is op 1 januari 2011 ontstaan uit een fusie van de gemeenten Bolsward, Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel en Wymbritseradeel.  Súdwest Fryslan is gelegen in Zuid West Friesland. De gemeente heeft cica 82.000 inwoners en een oppervlakte van 815,97 km2 , onderverdeeld in 433,09 km² land en 382,88 km² water. Hiermee is het qua totaal oppervlakte de grootste gemeente van Nederland. Als enkel naar de landoppervlakte gekeken wordt moet het de Noordoostpolder laten voorgaan. Voor meer over de gemeente Sudwest Fryslan verwijs ik graag naar onderstaande gemeentelijke website.
  • Gemeente Súdwest Fryslan
  • Foto
    Inhoud blog
  • Twee Sinterklazen
  • Te weinig of te licht
  • Een grote boodschap van een kilo
  • Mopje?
  • Met vlooien op reis
  • SV Hielpen kampioen?
  • Het rijbewijs
  • Een verwarrende familienaam
  • Een gebit als vangst
  • Douche achter de dijk
  • Technische nieuwsgierigheid
  • De maan voorbij varen
  • De aanhangmotor
  • De Verkeerde kerk
  • Spraakverwarring
  • Een sterk staaltje
  • De verdwenen melk
  • Die goede oude tijd?
  • Een sterk verhaal
  • Zwaardgevechten
  • Klik op Bijlage Staat altijd bovenaan
  • Een wandeling over de dijk
  • Brand en storm als teken van God.
  • De penalty's
  • De groente boer
  • Douwe Brouwer
  • De vergeten fok
  • De lage (te) spoorbrug
  • De slager en de pruim
  • 2 Verhalen over vissers
  • Twee verhalen van Jan
  • Herineringen aan het (oude) station
  • Enkele reis Amsterdam
  • Een waterpas
  • De Bhagwan
  • Het roomse leven in Hindeloopen
  • Het kleine paradijs
  • De huisarts
  • Een goede buur
  • Op de pof
  • De buiten gesloten brandweerman
  • Uilke Annes van Hindeloopen
  • Een meisje van tien
  • Ut de leugenbank van 1900
  • De aak met de witte zeilen
  • Onze vriend de politie
  • Een kwestie van fatsoen
  • De Hindelooper Kaaig
  • Het schip met geld
  • Haantje de Voorste
  • De waaghals
  • Een anstige nacht
  • Een sprookje
  • Gemaal
  • Grappen
  • De postbode
  • Paarden op hol
  • Goedkope aardappelen
  • Vogelflappen
  • Een onweersbui
  • De pinksterkronen
  • Mijn visie
  • Dure grap
  • De macht der gewoonte
  • De tijd
  • Hoe waait de wind
  • Politie
  • De vlag op de tonnenpraam
  • Het herstel van een voetbal
  • Het veulen Dorien
  • De Smok
  • Verboden te vissen
  • De witte spreeuw
  • Anekdote Haanmeer
  • De slimste en de dominee
  • It Tontjen om
  • Het Workumer Nieuwland (aanvulling op
  • Slootje springen
  • Een zwevende kiezer
  • Een speciale redding
  • Hekkie
  • Windhoos
  • Een probleem van een politicus
  • Eierzoeken
  • Een waarschuwing
  • Verloting met koffie
  • Nou nou
  • Grapje
  • Een grote paling
  • Schoon
  • Drop
  • Een oud mopje
  • Wat is het nut
  • Een zwerfhond
  • Waar aan vasthouden
  • Ho maar
  • Welke trein
  • Hielke Zweed
  • Grootbeeld TV
  • En daar lagen we
  • Een droom
  • Een lekkere pruim
  • Auke Wiebes
  • Zuiderzee als vreugdebron
  • De stadsbel
  • De laatste drop is de boterknop
  • Drie verhaaltjes over koppigheid
  • Filmopnamen
  • Een scheldende haan
  • De oude schicht
  • De Pluimveehouder
  • Hondenkar
  • In octaaf flugger
  • Vrouwe justitia
  • De kostkokeploech
  • It hoentjen en in boazig wief
  • It Spoak op 'e Hon
  • Een poep verhaaltje
  • In bornegrapjen/Een kindergrap
  • Ame Gijs
  • Geld stinkt niet
  • Niet een ieder is slecht
  • Ode aan het toilet
    Foto

    "Er bestaat geen enkele reden om niet gelukkig te zijn, maar we bedenken wel duizenden excuses. " Auteur: Bert Hendriks
                       
    ***
    "Niets is linker dan voor rechter spelen." Auteur: Carla Pols
                       
    ***
    De eerste dode in elke oorlog is het gezond verstand." Auteur:A. den Doolaard, schrijver.
                        ***
    "Van een schouderklopje is nog nooit iemand geblesseerd geraakt." Auteur:Leo Beenhakker, voetbaltrainer.
                       
    ***
    "Verschans u in tevredenheid, want dat is een onneembare vesting." Auteur:Epictetus
                       
    ***
    "Dromen kan een mens alleen, maar leven kan hij slechts met anderen." Auteur onbekend
                       
    ***
    Wees een zonnestraal, je medemensen hebben er behoefte aan." Tegeltekst
                       
    ***
    "Ik mokte omdat ik geen schoenen had, totdat ik een man tegenkwam die geen voeten had." Chinees gezegde
                       
    ***
    "Zo lang ik leef wil ik sterven van geluk." Auteur: Harrie Jekkers, Nederlands cabaretier en schrijver
                       
    ***
    "Wat u weggeeft, verliest u niet." Auteur:Pater Henry de Greeve, Nederlands katholiek priester
                       
    ***
    "Het is beter een kaars te ontsteken dan te klagen over de duisternis." Chinees gezegde
                       
    ***
    "Wie slechts droomt over morgen, verspilt vandaag." Auteur:Billy Joel
                       
    ***
    "De kleinste daad van vriendelijkheid is meer waard dan het grootste voornemen." Auteur: Onbekend
                       
    ***
    "Het goede woord op het juiste moment is als een gouden appel op een zilveren schaal." Bijbeltekst
                       
    ***
    "Van een schouderklopje is nog nooit iemand geblesseerd geraakt." Auteur:Leo Beenhakker
                       
    ***
    Er is maar één religie. Dat is de liefde. Eigen spreuk
                       
    ***
    "Dromen kan een mens alleen, maar leven kan hij slechts met anderen."Auteur onbekend
                       
    ***
    "Laat Kerstmis gebeuren diep in je hart, opdat de liefde moge branden als een zon in de kerstnacht, sterk genoeg om heel het nieuwe jaar te verlichten." Auteur:Phil Bosmans
                       
    ***
    De vloed tilt alle schepen op. Auteur: Wijlen president Kennedy
                       
    ***
    We meten alles met onze maten. Maar wist u dat slechts 19% van de wereldbevolking blank is. Auteur onbekend
                       
    ***
    De hoop sterft als laatste. Russisch gezegde
                       
    ***
    Ga nooit hen zonder te groeten. Ga nooit heen zonder een zoen. Wie het noodlot zal ontmoeten, kan het morgen niet meer doen.

    Ga nooit weg zonder te praten. Dat doet soms een hart zo pijn. Wat je s’morgens hebt verlaten, kan er s’avonds niet meer zijn. Auteur onbekend
                       
    ***

    Hylpen likje stea oen it Yselmor
    mijn
    Welkom in Hindeloopen. Welkom bij mijn digitaal boek over Hindeloopen.


    mijn

    Hindelooper volksverhalen

    Zie ook andere blogs in linker kolom

    Ik wens u veel kijk- en leesplezier


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Klik op Bijlage Staat altijd bovenaan

    Bij gebruik van gegevens van deze blog wordt naamsvermelding op prijs gesteld.

    Let op!  Let op!

    Blog gewijzigd. In linker kolom diverse nieuwe links

    Klik op bijlage voor een toelichting op Hylpen Likje Stea oen it Yselmor.

    Bijlagen:
    1Toelichting in bijlage.pdf (173.9 KB)   


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee Sinterklazen

    Nieuw

    Twee Sinterklazen

    Het zal in jaren 40 van de vorige uw zijn geweest. In Hindeloopen waren twee scholen. Een cristelijke- en een openbare school. Beide scholen organiseerden natuurlijk jaarlijks een Sinterklaasfeest voor de kinderen van hun eigen school. Zoals nog steeds gebruikelijk werd dat jaren oude kinderfeest op op beide scholen op 5 december georganiseerd. En natuurlijk hoorde daar ook een rondtocht te paard door Hindeloopen bij. Nu zal er, mogelijk stilzwijgend, wel bepaalde afspraken zijn geweest over de route. Maar in een klein plaatsje als Hindeloopen (toen circa 1000 inwoners) was/is het soms moeilijk om elkaar niet tegen te komen. Op zeker jaar ging het dan ook behoorlijk mis. Beide Sinterklazen te paard kwamen elkaar tegen. En dat was in die tijd toen de term “hulp Sinterklaas’ nog niet was uit gevonden natuurlijk moeilijk uit te leggen aan de kinderen.

    Dit voorval was de aanleiding om de gangbare tegenstellingen tussen christelijke en openbare scholen op vijf december even te vergeten. Er werd toen besloten dat er in Hindeloopen één organiserend comité moest komen. Vanuit beide scholen werden hiervoor een drietal mensen benoemd die de organisatie van dit kinderfeest voor hun rekening namen. Tot vandaag de dag gaat het nog op de zelfde manier. Opgemerkt hierbij zei dat er nu nog maar één school is en dat de mensen die zitting hebben in de Sinterklaas commissie niet beslist kinderen op school behoeven te hebben. De benodigde financiën worden binnengehaald door het houden van een jaarlijkse collecte*.

    Op deze manier wordt de goede oude man en zijn knechten in Hindeloopen groots binnen gehaald en weet men in HIndeloopen, in tegenstelling tot vele grootte plaatsen, de commercie bij dit kinderfeest buiten de deur te houden.

    * Vroeger werd om de benodigde financiën te verkrijgen rond gegaan met een intekenlijst. De tactiek was dan om de mensen die door hun status een redelijk hoog bedrag in moesten tekenen eerst te bezoeken. De volgorde was dan ook doorgaans de burgemeester, dominee, schoolmeester(s) boeren en vervolgens mensen die iets meer geld hadden dan gemiddeld. Tot slot ging men bij de gewone burgers langs. Opzet bij deze volgorde           was dat men naar elkaar keek wie hoeveel geld had gedoneerd. In de jaren negentig van de vorige eeuw werd deze constructie met oog op de privacy niet meer toegestaan door de gemeente.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Te weinig of te licht

    Nieuw

    Te weinig of te licht?

    Een moeder van een liefhebber van sterke drank zou voor haar zoon een fles drank kopen. De winkelier, die moeder en zoon goed kende, adviseerde een bepaalde soort drank.

    De moeder, niet echt op de hoogte van de diverse dranksoorten, vroeg "hoeveel alcohol zit er in". De winkelier vertelde dat er 40% alcohol in zat. Antwoord van de moeder, "dat is voor mijn zoon te weinig, geef dan maar 2 flessen".


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een grote boodschap van een kilo

    Nieuw

    Een grote boodschap van een kilo

    Vroeger werd veel paling geëxporteerd naar Londen. De levende paling werd met zogenaamde palingaken vervoerd naar Londen. Ook twee Hindeloopers vissers/schippers voeren met een vracht paling naar Londen. Na het lossen van de paling gingen ze Londen in om wat van deze oude stad te bekijken.

    Op een gegeven moment zei de één tegen de ander “ik krijg behoorlijk kramp in mijn darmen”. Ik geloof niet dat ik het toilet niet haal. Net een smal steegje passerend liet hij zijn maat weten dat hij zijn behoefte snel in het steegje te willen doen.

    Zijn maat waarschuwde nog dat dat streng verboden was en hij daar een forse boete voor kon krijgen. “Nu dat risico neem ik want anders heb ik de broek vol” zo liet de man met kramp in zijn darmen weten aan zijn maat terwijl hij het steegje in liep.

    Maar helaas voordat de poepend visserman klaar was stond er al een politie achter hem. En tekst en uitleg aan oom agent hielp niet, er werd een boete uit geschreven.Vrij van kramp in zijn darmen vertelde hij zijn maat van de boete.

    Nu zei deze “ik heb je er voor gewaarschuwd”. Ja weet ik, zei de opgeluchte visserman. Maar de agent heeft me wel schappelijk behandeld. Hoezo vroeg zijn maat. Antwoord: Nu de agent zei dat het een boete werd van een “Pound”, Maar het was wel een bult van een kilo.

    Bron: Is mij verteld. Verteller had het ooit eens in een boekje gelezen. Welk boekje was hem niet meer bekent. En of het verhaal waar is of als mop bedoelt was is mij niet duielijk.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mopje?

    Nieuw

    Een godswonder

    Een mans persoon uit Hindeloopen, liefhebber van jenever, had eens stevig geborreld. Dat hij onderweg naar huis het pad moeilijk recht kon houden is te begrijpen. Waggelend over de Nieuwstad zag hij de dominee aan komen. Voor de persoon in kwestie reden om zijn ‘kennelijk staat’ proberen te verbloemen. Om zijn onzekere loop tegen te gaan greep hij zich vast aan een lantaarnpaal (De elektrische straatverlichting was er nog maar korte tijd) Zich vast houdend aan de lantaarnpaal staarde hij naar de boven hem schijnende lantaarn. Toe de dominee op gehoor afstand was genaderd zei de dronken man:

    “Dominee nu moet u toch eens kijken. Het is toch een Gods wonder. De stroom wordt gemaakt in Burgum (daar stond een elektriciteit centrale) en hier schijnt het licht”.

    De dominee antwoordde “Ik ken een nog groter wonder. De distilleerderij staat in Schiedam. En ik ruik hier de jenever”.

    Bron: Fantasie? of toch waar?


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met vlooien op reis

    Nieuw

    Met vlooien op reis

    Het zal in jaren 30 van vorige eeuw zijn geweest. Als er in Zuiderzee weinig vis te vangen was monsteren diverse Hindelooper vissers aan op diverse Noordzee loggers voor de haringvangst. Zo ook twee vissers die voeren op een Duitse logger. Nadat het haring seizoen afgeslopen was reisden deze twee vissers per trein van Hamburg naar Hindeloopen. Maar helaas toen ze instapten in de trein was deze stampvol en was er geen enkele zitplaats te vinden. Nu dat vonden de beide vissers, die gekleed waren in (schone) visserskleren, natuurlijk niet echt plezierig. De één zei tegen de ander “het lijkt er op dat we de hele reis moeten staan”. De ander antwoordde “‘wacht maar dat veranderd snel”. Hij ging met zijn rug tegen een bank staan en begon daar tegen aan te rossen zodat het leek alsof hij jeuk op de rug had. De ander die het ‘spel’ gelijk door had begon zich, net als een aap, op diverse plaatsen te krabben.

    En ja hoor, na enkele ogenblikken hadden de mannen succes. Twee keurig geklede dames vlak bij de bank waar de vissers stonden zeiden tegen elkaar. “Wij moeten hier weg, die mannen hebben vlooien”.

    Waar de dames heen gingen verteld dit verhaal niet, maar de beide vissers konden de rest van de reis zittende thuiskomen.

    Bron: Het schijnt een waar verhaal te zijn.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SV Hielpen kampioen?

    Nieuw

    Kampioenschap

    Dit historisch verhaaltje speelt in de tijd dat nog maar weinig mensen een fiets hadden en men doorgaans te voet ergens heen ging.

    De Hindelooper voetclub ‘SV Hielpen’ kon kampioen worden. In Hindeloopen was men natuurlijk zo goed als zeker van de winst zodat het kampioenschap zo goed als zeker was. Alleen de beslissende wedstrijd tegen Stavoren (circa 10 km zuidelijk van Hindeloopen) moest nog even gespeeld worden.

    De supporters (dit woord was toen echter nog niet uit gevonden) van Hindeloopen trokken dan ook, lopend in grote getale langs de zeedijk naar Stavoren. En natuurlijk zoals toen ook al gebruikelijk was werden de vele bosjes bloemen alvast meegenomen naar Stavoren. Want de zege “voor onze jongens”, zo redeneerde men in Hindeloopen, was wel binnen.

    Maar helaas voor de voetballers en supporters het pakte anders uit. Hindeloopen verloor de wedstrijd en Stavoren werd kampioen. De supporters uit Hindeloopen dropen stilzwijgend af. En om commentaar te voorkomen liep men de terugweg niet over de zeedijk, maar achter dijk langs. En de meegebrachte bloemen werden uit schaamte angstvallig op de rug gehouden.

    Bron: Uit Overlevering


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het rijbewijs

    Nieuw

    Het rijbewijs

    Vandaag is dat voor velen, vooral jongeren, maar nauwelijks meer voor te stellen. Ik heb het dan over het behalen van het rijbewijs. Gaan we echter vijftig of zestig jaar terug in de tijd is dat voor heel veel mensen een obsessie geweest. Het halen van het bekende roze papiertje, vandaag de dag een roze kaart, waarop duidelijk staat aangegeven voor welke categorieën men bevoegd is. Zo ook in Hylpen. Vele in die tijd al betrekkelijke ouderen moesten om hun dagelijkse bezigheden te kunnen blijven uitoefenen een rijbewijs halen. Zo ook veel middenstanders. Zo staat bij mij de herinnering gegrift van Ruurd Kuipers, die zich bezig hield met de handel in pluimvee en daarvoor al een Dafje had aangeschaft op een moment dat hij nog geen rijbewijs had. Vaak ging er dan iemand mee als chauffeur als hij voor de handel ergens heen moest. Ook kwam het wel voor dat hij dan zelf reed, teneinde voor het komende examen zoveel mogelijk ervaring op te doen.

    Met hem eens het volgende beleefd. We rijden op weg naar Workum met Ruurd achter het stuur. We passeren de overweg op de lange laan. Ruurd houdt de blik recht op de weg en heeft geen mogelijkheid om eens links of rechts te kijken. Als of hij in een tunnel rijdt. Ik zie op de Workumer sluis een truck met aanhangwagen aankomen van het toen der tijd in Bakhuizen gevestigde bedrijf Bult. Een combinatie geladen met biervaten en kratten, goed voor 20-25 ton. Ik zeg niets om Ruurd niet nodeloos te verontrusten. Eerst als de combinatie de Workumer molen passeert krijgt Ruurd deze in het vizier. Ik voel dat de adrenaline in zijn lichaam stijgt. Hij begint zich toch wat ongemakkelijk te voelen en camoufleert dat met de volgende woorden: Nô must oen de kaant goan aalde, oars komt het naat go mei die.

    Ik aanschouw dit met toch enige angst. Het is gelukkig goed gegaan. We zijn de combinatie met Ruurd achter het stuur goed gepasseerd. We hebben het overleefd.

    Enige tijd daarna, Ruurd heeft inmiddels het roze papiertje in zijn bezit, staat het Dafje voor zijn huis op de Nieuwe Weide. Hij is bezig enige kisten in de laadbak te laden. Uit de steeg vanaf de Oude Weide komt een andere bekende Hylper aangelopen met het shagje in de mondhoek. Het is Hanke Dikkes. Bij het huis van Ruurd aangekomen, al deze activiteiten kritisch beschouwend, en niet wetend dat Ruurd inmiddels gediplomeerd is, stelt hij de volgende vraag: “het mut dit ?”

    Antwoord van Ruurd: .” êven nei een boer in Stoarum voor het handel en den brieng iek Geert even nei de kapper yn Stoarum, iek goan den langs het stasjon, sot Geert by de kapper yn de Smidstraat en goan den oer de koebrêge wur vut. Iek hoof den naat efteruut te ryden”

    Waarop,hij Hanke vragend aankijkt, die het tot dusver onbegrijpelijk vindt. Uiteindelijk vraagt hij aan Hanke het volgende: “of woarst ek mei?”

    Waarop de laatste als volgt reageert: “van mie gin kloempe mei dy in de auto”

    Bron: Wiggert Amsterdam


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een verwarrende familienaam

    Nieuw

    De verwarrende familienaam

    Decennia geleden was er nog wel eens de mogelijkheid om een dag mee te gaan met één van de neven met de vrachtauto door Nederland. Het was dan 's ochtends vroeg uit de veren maar men wist vooruit dat 's avonds het einddoel weer Hindeloopen was. Velen hebben daar de nodige ervaringen en herinneringen wel mee. In de jaren 70 en zeker 80 is men op de buitenland toer gegaan met als gevolg dat men nu niet een dag maar een week van huis is. Bovendien is Siep van Anne nu de enige Hylper in het bedrijf en dat is dus ook al een enorme beperking in de mogelijkheden.

    Maar om kort te gaan in de begin jaren 70 is Jappe ( van Freark- Lokke ) een dag mee met Anne. De vracht was veevoer, naar alle waarschijnlijkheid geladen in Friesland, en het moest afgeleverd worden bij een agrariër in de achterhoek. Een man die, als je het zo verteld, niet tot de aller slimste gerekend kon worden. De man had een vracht veevoer besteld uit Friesland, had geplaagd door een gebrek aan geografische kennis, geen enkele notie over "hindeloopen"en stond tijdens het lossen van de vracht vertwijfeld te orakelen. Hierbij ook kennelijk de afkorting "gebr" over het hoofd ziend. Op de auto's stond duidelijk de firma naam "Gebr. Amsterdam"met als thuishaven Hindeloopen.

    Amsterdam Hindeloopen?? Waarop Jappe reageerde: "ja dat is die mensen hun naam". Nog een keer: Amsterdam Hindeloopen?? , waarop Jappe ten tweede male reageerde: "ja, zo heten die mensen". Maar er kwam zelfs daarna nog eens Amsterdam Hindeloopen?? Het werd Jappe toen teveel. Hij pakte Anne bij het schouder. schudde hem eens heen en weer en zie tegen de man: "dit is ook één".

    Uit overlevering verteld door Anne

    Wiggert Amsterdam   Joure


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een gebit als vangst

    Nieuw

    Een gebit als vangst

     Twee mannen uit Hindeloopen gingen met enige regelmaat samen te vissen op het IJsselmeer. Het doel van deze vistochten was de “baars” die op bepaalde tijden en op bepaalde plaatsen rijkelijk aanwezig waren. Het was die dag dat Jan en Piet in klein motor bootje de haven uitvoeren mooi en stil weer. Het was zo de beide heren constateerden geschikt weer om met een goede vangst thuis te komen. Er werd koers gezet naar hun vaste stek net iets boven de “Hon”. Daar aan gekomen werd eerste uitvoerig gepeild waar de overgang van diep naar ondiep water was, want daar zo wisten de beide mannen, zat doorgaans de meeste baars. Na deze nauwkeurige plaats bepaling werd het anker uit gegooid, de hengels voorzien van aas en uitgegooid. Nu was het bekend dat Piet nogal een stevige roker was en af toe geplaagd werd door flinke hoest buien. Zo ook daar in het bootje op het IJsselmeer. Piet kreeg een flinke hoestbui. Maar ja, gezien ze dat wel van Piet gewend waren was dat natuurlijk niets bijzonders. Wat echter wel bijzonder was was het feit dat de hoestbui zo hevig was dat het gebit van Piet hem uit de mond schoot en in het water plonste en voor Piet zijn ogen naar de bodem zakte. Nu het valt te begrijpen dat dit een flinke strop was en de nodige harde woorden tot gevolg had. Na bekomen te zijn van de eerste schrik constateerde Piet “we kunnen naar huis gaan maar daarmee heb ik mijn gebit niet terug”. “We kunnen maar beter proberen flink wat vis te vangen zodat we toch nog een paar centen verdienen”. Na nog een aantal baarsen boven water gehaald te hebben kreeg Jan, die altijd wel in was voor een geintje, een geniaal idee. Zonder dat Piet het merkte haalde Jan zijn gebit uit de mond en knoopte dit ongemerkt aan zijn hengel. Aan de ander kant van het bootje, zodat Piet het niet kon zien, gooide hij zijn hengel met het gebit er aan vast geknoopt in het water. Na enige ogenblikken zo gezeten te hebben tikte hij Piet op het schouder en zei “wat ik nu aan de hengel heb weet ik niet maar het voelt anders dan normaal”. Terwijl Piet gespannen toekijkt haalt Jan de buit (het gebit) boven water. Piet, stom verbaast, uit enige krachttermen die ik hier niet wil herhalen. In de vaste veronderstelling dat het zijn gebit is grist hij het gebit van het snoer en steekt het zonder ergens naar te kijken het in zijn mond. Om niets te laten merken dat hij Piet behoorlijk beetgenomen heeft kijkt Jan de andere kant uit. Maar het gebit eenmaal in mond concludeert Piet dat dit gebit niet past en dus niet de zijne is. Vergezeld van nog meer krachttermen haalt Piet het gebit weer uit mond en gooit het, voordat Jan het kan voorkomen, het terug in het water. Met weinig vis en twee lege monden keerden de beide mannen terug in Hindeloopen.

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Douche achter de dijk

    Nieuw

    Douche achter de dijk

    Rond 1960 kwam in Hindeloopen het toerisme op gang. Doorgaans waren dat Duitser vanuit het Roergebied. Niet gewend aan de schone en frisse atmosfeer was Hindeloopen voor deze mensen een welkome locatie om weer wat kleur op de wangen te krijgen.

    Vele Hindeloopers probeerden natuurlijk een graantje mee te pikken van dit opkomende toerisme. Stallen en schuurtje werden verbouwd voor de verhuur aan duitse (en soms hollandse) toeristen. Een ander ging zelf in een schuurtje wonen en verhuurde het eigen huis.

    Aan de buitenkant van Hindeloopen, nabij de zeedijk van het IJselmeer, begon een echtpaar een pension. Voor de gasten was speciaal, een voor die tijd, grote douche gebouwd. De kleinste kamertjes en een opklapbed in de kamer waren voor eigen gebruik. Toen in het hoogseizoen de vraag groter was dan de beschikbare kamers werd de oplossing gevonden in de ruime douche. Voor de beide inwonende jongens werd een zogenaamd kermisbed in de douche gelegd zodat er een kamer meer verhuurt kon worden.

    Zo rond vijf uur arriveerden de nieuwe gasten. De vrouw des huizes wees hen de slaapkamers en het vertrek waar ’s morgens het ontbijt werd opgediend. Na deze rondleiding door het huis vroeg de duitse gast “ wo ist die dusche”. Antwoordt “die ist uber die diech”. (met andere woorden, jullie gaan maar te zwemmen in het IJselmeer)


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Technische nieuwsgierigheid

    Nieuw

    De technische nieuwsgierigheid

    Personen auto's zijn vandaag vanzelfsprekend. Maar dat was niet het geval voor de tweede wereldoorlog en direct daarna. Het volgende speelde zich af in Sneek op het Hoogend bij de watertoren. Ate (grootvader) Wiggert lag daar dinsdags en vrijdags met de beurtboot vanaf 's ochtends 7.30 uur tot 's middags 14.30 uur om de benodigde goederen voor Hindeloopen te laden. Kort na de oorlog had zijn oomzegger Piet van zijn broer Haring al een auto. Op een dag komt hij langs op het Hoogend omdat hij een boodschap voor ate Wiggert had die in de roef bezig was met de papieren. Achterin zaten Haring en zijn vrouw Baukje op een manier als waren zij gezeten in de taxi. Ze werden dus gedwongen te wachten totdat zoon Piet zijn boodschap met oom Wiggert had afgehandeld, hetgeen nogal even duurde.

    Maar oom Frederik die vanaf begin januari 1945 de vaste kracht aan boord was nam gedreven door nieuwsgierigheid zijn kans waar. Hij stapte van boord, nam plaats achter het stuur, draaide aan allerlei knoppen, keek onder het dashboard etc. etc. Op de achterbank werden de passagiers kennelijk bevangen door angstgevoelens, iets wat totaal onnodig was want oom F, zoals wij hem altijd noemden had al 5 jaar zijn rijbewijs en was al met de vrachtauto heel Nederland doorgereden.

    De spanning liep zo hoog op dat het bij oom Haring het woord: "ofblieuwe" ontlokte op een nogal bitse toon. Oom F echter ging vrolijk door als een nieuwsgierige jongen, daarbij zich niets aantrekkend van dit woord. Beiden hadden kennelijk de verwachting dat ze de kans liepen binnen de kortste keren in het water van het Hoogend te belanden. Oom F ging onverstoord verder wat tante Baukje deed verzuchten: "Oh Frederik, lèvve junge, bliuw asjeblèft mei de henden van de rommel ōf".

     

    Uit overlevering mij verteld door Heije Amsterdam (1897-1984)

    Wiggert Amsterdam


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De maan voorbij varen

    Nieuw

    De maan voorbij

    Een visserman uit Hindeloopen had gehoord dat er aan de Hollands kant van het IJsselmeer goed vis was te vangen. Maar vanuit Hindeloopen was dat natuurlijk te ver weg. (het was nog in de tijd dat men onderzeil voer) Dus werd op een avond besloten naar Medemblik te varen om van daaruit de volgende dag de netten uit te zetten.

    ’s Avonds, zo tegen achten, het was al donker, voer de visser samen met zijn 12 jarige zoon de haven van Hindeloopen uit. Het was mooi rustig weer met een windkracht 4. Eenmaal op koers richting Medemblik zei de vader tegen zijn zoon “neem jij nu maar het roer over, dan doe ik een tukje in het vooronder”. Op de vraag van de zoon welke koers hij moest aanhouden zei de vader “De maan staat in de goede richting, vaar die maar achterna. Dan komt het wel goed.

    Maar na enige tijd verdween de maan even achter een wolk. Dit was reden voor de zoon om zijn vader met de volgende mededeling te roepen. “Veer, wur mut yk no henne want yk bin de moane al forbii?” (Vertaling: Vader, waar moet nu heen want ik ben de maan al voorbij?

    Bron: Uit overlevering en enige fantasie.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De aanhangmotor

    Nieuw

    De aanhangmotor

    In een ander verhaal heb ik al eens melding gemaakt van het feit dat er in Hindeloopen begenadigde zeilers waren. Om er maar enkelen te noemen de volgende: Foppe Stallmann, Piet van Haring Amsterdam. De laatste zijnde de vader van Harry Amsterdam uit Sneek , die bij de huidige generatie beter bekend is. In dit rijtje mag zeker niet ontbreken Hanke Dikkes. Deze bouwde zelfs in de schuur aan de Oude Weide zelf de houten zeilschepen. Niet alleen voor zichzelf maar ook voor derden. Een probleem in Hindeloopen is echter het volgende. Zeilen op het IJsselmeer met een open 6 meter lange zeilboot is vaak een probleem vanwege de vaak hoge golven als gevolg van de heersende westenwinden. Met een aflandige oostenwind geen probleem. Het is dus vaak dat men naar de dichts bijzijnde meren de zeilen moet hijsen. Echter om er te komen moet eerst de Indijk en het Jan Broerskanaal worden bevaren. Voor de tweede wereldoorlog moest men dat wel voor lief nemen en zo nodig laveren en/of in de lijn als de wind ongunstig was. In die tijd waren er nauwelijks aanhangmotoren.

    Echter na WO 2 kreeg Hanke de mogelijkheid een aanhangmotor te kopen van de Stallmann familie. Men werd het eens over de prijs en de koop werd gesloten. De boot waarachter deze gemonteerd moest worden lag in het slootje achter de Nieuwstad ter hoogte van de werkplaats van Roosje. De motor was al geplaatst en in de werkplaats en ter plekke kreeg Hanke de benodigde instructies voor het opstarten en het varen. Deze bestonden dus uit: openen van de ontluchting op de tank, openen van de benzinekraan , choke in de juiste stand zetten, enige keren trekken tot de motor gestart was en daarna de choke geleidelijk minderen.

    Opmerkelijk bij Hanke was het altijd als volgt. Als het spannend werd pleegde hij zich bij de communicatie te bedienen in de landstaal. Het hylpers werd dan even terzijde geschoven. Hij begon met de startprocedure zoals hem was verteld. Echter verder dan 3 a 4 keer trekken kwam hij niet. De motor draaide nog steeds niet. Hij sprak toen de volgende woorden: "alle achtereenvolgende handelingen verricht, niet doen. Wat nu? "

    Of hij daarna de motor ook nog zonder verder hulp aan de praat kreeg is mij niet bekend.

    Uit overlevering mij verteld door J E Stalmann ( 1916-1985)

    Wiggert Amsterdam                 Joure


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Verkeerde kerk

    Nieuw

    De verkeerde kerk

    Het was een regenachtige dag in Juli 2011. In de leugenbank op de haven van Hindeloopen stonden een aantal mannen het laatste nieuws uit te wisselen toen een echtpaar die met in de hand een map met papieren de leugenbank in kwam. Ze vroegen waar de doopsgezinde kerk was, want daar moest volgens dit echtpaar een datum op staan. Nu de aanwezigen wisten natuurlijk haar fijn uit te leggen waar de Doopsgezinde kerk was maar zeiden van een datum op gevel niets te weten.

    Gezien het regenachtige weer besloot het echtpaar dat de man de regen zou trotseren om te kijken of er ook een datum op de gevel was te vinden. De vrouw bleef wachten bij de mannen in de leugenbank. Toen de man weg was op zoek naar de doopsgezinde kerk kwam het gesprek weer op de datum die op de kerk zou moeten staan. Maar geen van de aanwezige Hindeloopers kon bedenken waar de datum dan zou zijn te vinden.

    Schijnbaar was het echtpaar bezig met een quiz of iets dergelijks want de vrouw haalde vervolgens een papier met een aantal vragen daarop uit de map en las deze woordelijk voor.

    Vraag 10: Welke datum staat op de doopsgezinde kerk in Workum?

    Antwoord van de omstanders: Ik weet niet of het u bekend is maar op dit moment bent u in Hindeloopen.

    Nu u begrijpt dat de vrouw toen ze haar vergissing bemerkte niet wist welke kant ze moest op kijken en de omstanders het lachen nauwelijks konden onderdrukken.

     

    Juli 2011

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spraakverwarring

    Nieuw

    Zoals bekend heeft Hindeloopen een eigen dialect. Hylpers zeggen trouwens een eigen taal.Voor buitenstaanders is dat dialect soms moeilijk te volgen. Eigen Hindeloopers leren overigens op school Nederlands. Maar soms zijn er woorden die zo ‘Hindelooper eigen’ zijn zodat men ze elders soms wel eens vergeet te vertalen.

    Ettik

    Zo gebeurde het eens dat visser en zijn zoon naar Enkhuizen voeren en daar de nacht bleven liggen. In de haven aan gekomen gaf de vader de zoon opdracht om bij een winkel een ‘Flesse Ittik’ te halen. Hij zou dan in de tussentijd wat te eten klaarmaken. Na ruim een uur kwam de zoon terug en zei “ Veer, yk bin yn alle winkels west”, mar nergens ys ‘Ittik’ te kaip. Hierop vroeg de vader wat hij dan gevraagd had. Nou natuurlijk zei de zoon ik heb gevraagd om een ‘flesse Ittik’. Antwoord van vader: “Graette suffert doe west toch wol dot ‘Ittik’ in het Nederlands ‘azijn’ is.

    Logeren in Rotterdam

    Een jongen ging uit logeren in Rotterdam. Voor deze gelegenheid had hij natuurlijk wat zakgeld mee gekregen van zijn moeder. Toen de jongen een keer alleen de stad in ging besloot hij wat van zijn zakgeld te besteden. Hij staptte een winkel binnen en vroeg om een ‘roltje sapjes’. Maar dat verkochten ze niet. Ook in de volgende winkel kreeg hij ‘nee, dat verkopen we niet’ te horen.

    Terug op het logeeradres zei hij “ik begrijp het niet, in zo’n grote stad als Rotterdam hebben ze niet eens ‘sapjes’ te koop. Na enig gelach werd de jongen duidelijk gemaakt dat ‘sapjes’ in Rotterdam ‘dropjes’ heten.

    It husjen

    Met ‘It Husjen’ wordt in Hindeloopen het toilet met een ton bedoeld (wat doorgaans achter op het erf stond) Legio zijn de voorbeelden dat dit door kinderen vertaalt werd ‘als het huisje’. Voor niet Hindeloopers werd dat dan opgevat als een klein huis. Nu u begrijpt dat dit soms tot verwarring leidde.

    Modder

    In vrouw had in een tuincentrum bloemen gekocht. Om deze thuis in potten te planten vroeg ze om een zak ‘modder’. Maar helaas voor deze vrouw ‘modder’ hadden ze niet te koop.

    Verklaring: In Hindeloopen noemt men (tuin)aarde doorgaans ‘modder’.

    Modder staat in het Nederlands echter voor mengels van aarde met vuilwater,bagger,slijk of blubber.

     

    Wat is er te redden?

    Als ergens iets is te doen vraagt men in Hindeloopen. “Wur ys it te redden”? (waar is het te doen) of “Het ys er te redden”? (wat is er te doen) Zo ook toen een groep jongemannen een dagje uit waren in Limburg. Ze hadden gehoord dat er in een bepaalde plaats een feest werd gegeven. Dus daar gingen ze op af. Maar voor ze naar het feest gingen wilden ze eerst hun kelen van wat vocht voorzien in een plaatselijk cafe. Na een aantal glazen bier werd besloten naar het feest te gaan, maar ze wisten niet de locatie van het feest. Dus vroegen ze aan de kastelein ‘waar is het te redden’. Antwoord van de kastelein “Alles is hier oke, hier valt niks te redden”.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een sterk staaltje

    Een sterk staaltje

     

    Een ouder iemand die bekend stond om zijn sterke verhalen vertelde het volgende:

     

    Ik was op de fiets naar Workum (6 km vanaf Hindeloopen) en ging in de namiddag weer terug naar Hindeloopen. Net buiten Workum zag ik wel aan de lucht dat er weinig goeds aan zat te komen. Dus trapte ik  uit voorzorg flink door. Maar al hoe ik mijn best ook deed, de inkt zwarte lucht kwam steeds dichterbij. Die bleef me zogezegd achtervolgen. Dus nog maar sneller fietsen dacht ik. En ik kan jullie zeggen ik kon de bui maar ‘net’ voor blijven. Toen ik in Hindeloopen aankwam was achterspatblad van mijn fiets nat maar ikzelf  had geen drup gehad.

     

    Bron: In Hindeloopen algemeen bekend dat dit ooit eens verteld werd door de Smôk.

    Elders in dit blog meer sterke belevenissen van de Smôk.

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De verdwenen melk



    De verdwenen melk die toch op zijn plaats stond

    In de oude kern van Hindeloopen staan nog een viertal (stelp) boerderijen. Nu worden deze boerderijen niet meer gebruikt als boerderij maar hebben inmiddels een andere functie gekregen.  De huidige bezwaren van een boerderij midden in de gemeenschap waren toen niet aan de orde.Het bracht in zekere zin ook een stuk gezelligheid en activiteit in  het stadje. Nadeel van ’t boeren  te midden van vele andere mensen, was dat er ook wel eens vreemde dingen gebeurden.  Zo gebeurde het eens dat op een ochtend de melk van boer die hij ‘s avonds buiten had gezet de andere ochtend spoorloos verdwenen was.

     

    Het was in November. De koeien stonden nog niet zo lang op stal. De melk, die zoals toen gewoon was in melkbussen werd afgeleverd, werd inmiddels één keer per dag opgehaald. (in de zomer periode werd de melk 2x per dag opgehaald) Net zoals iedere boer toen deed had ook de boer in dit ware verhaaltje de bussen met melk van de vorige avond netjes buiten gezet zodat de melk niet werd besmet met onwelriekende geuren uit de stal. De volgende ochtend gebeurden er echter raadselachtige dingen daar bij de boerderij die nabij de haven van Hindeloopen stond. ’s Ochtends rond een uur of vijf ging bij de boer de wekker af om naar de stal te gaan. Na een verkenningsronde door de stal werd de schuurdeur geopend om even rond te kijken of ook buiten alles was zo het hoorde te zijn. Na enkele verkennende blikken miste de boer tot zijn grote verbazing de melk van de vorige avond. In de vaste overtuiging dat hij de vorige avond de melk toch vlak naast de schuurdeur had neergezet keek hij nog eens en nog eens om zich heen. Maar al wat hij zag, geen melkbussen.Waarschijnlijk aan zich zelf twijfelend verdween de boer, in zich zelf pratend, weer in de stal. Maar dat duurde niet zo lang. Enkele ogenblikken later kwam de boer weer te voorschijn. En gezien hij gekleed was in een dikke jas was het doel van zijn missie kennelijk het zoeken van het “witte goud” van de vorig avond. Met ferme passen en vast van plan de verdiensten van de vorige dag te vinden stapte hij richting Nieuwstad. Maar plotseling halfweg de oprit van de boerderij bleef de boer verbaast staan  en keek achterom. Tot zijn stomme verbazing stonden vlak buiten de schuurdeur  nu wel de bussen melk waar hij naar op zoek wou. Hoofdschuddend en zichtbaar verbaast controleerde de boer of de melk er nog in zat en ging vervolgens weer naar binnen om verder te gaan met de gewone werkzaamheden. Ik denk dat de boer tot aan de dag van vandaag nog steeds aan zichzelf twijfelt.  

     

    Maar hoe zit het nu? Had boer de slaap nog niet goed uit en in eerste instantie melkbussen met de melk erin over het hoofd gezien of is een andere verklaring voor deze tijdelijke verdwijning van de melk?

     

    Verklaring:

     

    Twee (jonge) mannen uit Hindeloopen hadden op zekere avond ergens een feestje gehad. Dit feestje was nog al uigelopen en werd in de kleine uurtjes afgesloten. Ondanks het al laat was maakten de mannen, voor ze huiswaarts keerden, op de late avond of beter gezegd de vroege ochtend nog even een ommetje over de haven. Net toen ze de betreffende boerderij passeerden zagen ze dat het licht in slaapkamer van de betreffende boer aanging. De gewoontes van elkaar goed kennende wisten  de mannen dat de boer binnen enkele ogenblikken naar buiten zou komen om het weer van die dag te aanschouwen. En wetende dat de melkbussen bij de schuurdeur stonden kwamen de mannen op het idee om die melkbussen, voor de boer naar buiten kwam, te verstoppen en de reactie van de boer af te  wachten. Stil werden de melk bussen zonder dat de boer, die zich nog moest aankleden en eerst nog naar de stal moest gaan, het merkte werden de bussen van de oprit  opgehaald en achter de nabij gelegen basaltmuur verstopt. In afwachting van de boer zijn reactie verstopten ook de beide mannen zich. Toen de boer na de vermissing van de melk de stal in ging om zijn jas te halen werden de bussen door de beide mannen weer snel op de plaats gezet waar ze de hele nacht hadden gestaan.

    Bron: Waar gebeurd:

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Die goede oude tijd?

    DIE GOEDE OUDE TIJD (?)

     

     

    Wie voor een dubbeltje geboren is

    zal nooit een kwartje worden

     

    In het begin van de twintigste eeuw woonden in de in dit verhaaltje bedoelde stad ongeveer twee duizend mensen. Het waren over het algemeen visserlui, ambachtslieden, boeren en zoals men ze toen noemde vele dagloners. De meeste bewoners moesten hard werken voor hun dagelijkse bestaan. Van enige luxe was dan ook meestal geen sprake. In feite leefden velen een armoedig bestaan. Anders was dit bij de burgemeester van dit stadje. Hij was, zoals toen veelvuldig voorkwam, van adel. Uiteraard woonde hij in een groot, en voor die tijd een luxe, huis. En het werk werd natuurlijk gedaan door knechten en dienstmeiden. En een jachtopziener voor de jachtpartijen was een vanzelfsprekend­heid. Los van het grote huis, waar hijzelf met zijn huishoudster woonde, bezat hij nog verschillende huizen en een drietal boerderijen met land. Ook had hij vele gouden en zilveren sieraden en gebruiksvoorwerpen in huis. Dit alles en het feit dat  hij burgemeester was gaf hem de nodige status, respect, en het kon natuurlijk niet anders, ook de nodige macht. En dat hij trots was op zijn status en rijkdom blijkt uit de volgende anekdote.

     

    De huizen en de drie boerderijen werden verpacht. Ook leende hij af en toe wel eens geld aan burgers. Maar zoals valt te begrijpen moest, dit inclusief  rente, worden terugbetaald. Deze rente en andere voorwaarden werden uiteraard bepaald door mijnheer de burgemeester. Ook de hoogte van de pacht van de huizen en de boerderijen werd naar zijn goeddun­ken vastgesteld. Van pachtwetten en pachtbescherming had men toen nog nooit gehoord. Vaak was de pacht of de aflossing echter moeilijk op te brengen voor de pachter en de burgers. Er moest het hele jaar hard voor worden gespaard. Alles werd zogezegd met dubbeltjes en kwart­jes bijeen gespaard. Nu waren er in die tijd geen bankrekeningen e.d. waar elke week of maand een bepaald bedrag op kon worden overgemaakt. Nee, alles werd in klare munt bijeen gespaard en thuis bewaard tot men op het einde van het jaar het gehele bedrag bij mijn­heer de burgemeester kon brengen.

     

    Anekdote:

    Een boer, die veel pacht moesten betalen, hadden op het eind van het jaar 2 emmers vol kleingeld klaar staan. Hangend aan een juk bracht hij,  met zekere trots,  deze emmers vol geld bij de burgemeester. Want ondanks dat hij het geld moeilijk kon missen was  hij trots dat hij het geld weer bijeen had gekregen. Dit hield voor hem in dat hij de boerderij waarschijnlijk nog een jaar kon pachten. Maar zeker was men daar echter nooit van. Als er toevallig iemand anders bereid was meer pacht te betalen werd vaak de pacht per omgaande opgezegd.

     

    Na telling van de emmers vol geld door mijnheer de burgemeester mocht (moest) de pach­ter de emmers leeg gooien in een lege bedstee die dienst deed als een soort geldla.

     

    Of deze bedstee nu werkelijk een grote geldla was of een soort etalage waar de burgemeester zijn rijkdom  toonde laat ik aan een ieder zijn fantasie over. Wel staat voor mij vast dat, mede gelet op andere verhalen van armoede uit die tijd, de welvaart  toen slecht verdeeld was.

    Bron: Dit verhaal berust gedeeltelijk op fantasie. Maar tevens zijn er vele waarheden, welke mij uit overlevering verteld zijn, in dit verhaal verwerkt.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een sterk verhaal

    Een sterke leugen

    Na wereld oorlog 1940-1945 deed de bromfiets in Nederland zijn intrede. Die eerste bromfietsen werden doorgaans doormiddel van wieltje  aan de motor aangedreven. Dit wieltje  kon dan doormiddel van een hendel op het grote wiel van de fiets/brommer gedrukt worden. De Solex  was wel één van de bekendste merken. Deze had de moter en het aandrijfwieltje op de voorband. Diverse andere merken pasten dit principe op achterband toe.

    Een in Workum wonende visserman die  samen met een Hindelooper visser werkte had zich voor zijn dagelijks reis van Hindeloopen naar Workum en visa versa ook zo’n brommobiel aangeschaft.  Nu is bekend dat er in de leugenbank van Hindeloopen soms sterke verhalen worden verteld. Zo ook het volgende  verhaal van  deze visserman uit Workum.

    Gisteren na het werk reed ik op mijn brommer naar Workum. Een eindje voor Workum, nabij de Nieuwlander molen, merkte ik dat mijn brommer wat vreemd deed. Ik stopte en ging op onderzoek uit wat er aan de hand was. Al snel viel het mij op dat ik boogie verloren was. Dus de brommer snel gekeerd en terug richting  Hindeloopen. En ja hoor, op de nabij  haven van Hindeloopen vond ik mijn boogie op straat. Nadat ik deze er weer ingedraaid had liep de moter  weer als vanoud.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zwaardgevechten

                                   De strijd der volkeren

    Midden twintigste eeuw  waren, net als in diverse andere plaatsen, ook in Hindeloopen een openbare- en een christelijke school. En net als in andere plaatsen was, ondanks dat de kinderen veel met elkaar speelden, er een zekere competitiestrijd tussen de scholen. Ook in het kinderspel kwam dit naar voren.


    Zo was er in een bepaalde periode zogenaamde nagespeelde zwaard gevechten uit de riddertijd rond de jaren zestig zeer populair bij de kinderen in Hindeloopen. Er werden dan gevechten met houten zwaarden nagespeeld tussen de openbaren en de christelijken. Een handige jongen, die ik hier maar Klaas zal noemen, maakte in zijn vaders kleine werkschuur doorgaans de houten zwaarden. Voor 10 centen verkocht hij die dan aan de beide strijdende partijen. Wat niemand wist was dat hij de zwaarden bestemd voor de christelijken onder het handvat voor de helft  inzaagde. Het gevolg was dat hij na een gevecht weer nieuwe zwaarden aan de christelijken kon verkopen en openbaren, waar hij zelf toe behoorde, het gevecht doorgaans wonnen omdat hun zwaarden beter bestand waren tegen de zware klappen.

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een wandeling over de dijk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een wandeling over de dijk is verplaatst naar mijn blog 'eigen verhalen'. Zie mijn blogs in linker kolom.


     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brand en storm als teken van God.

    Een verhaal over een Hindeloper  visser, die in 1701 een gedicht maakte over de najaarsstormen op de Zuiderzee. Dit verhaal is afkomstig van de website van J.Spanjaard. Zie link onderaan verhaal.

     

    Hindeloopen

     

    De geschiedschrijver Andreas Tiara vertelt in zijn beschrijving van katholiek Friesland dat de katholieken van Hindelopen die in 1700 nog 10% van de bevolking uitmaakten, welgesteld waren en temidden van de protestanten in vrijheid leefden. Achter het huis van de pastoor in de Burren hadden zij een eigen kerkje ingericht en ofschoon volgens de wet dit niet zichtbaar mocht zijn vanaf de straat, hadden zij op het dak een houten klokkentorentje gezet. Voorspoed en rust kunnen nu heel gemakkelijk voor bepaalde mensen nadelig worden. Dit was het geval met de katholieken van Hindelopen, die zich geen opofferingen behoefden te getroosten om hun geloof te beleven maar ook in zekere zin

    met de gehele burgerij van het kleine handelstadje dat in de 18e eeuw tot grote bloei was gekomen. Van verschillende zijden werd men gewaarschuwd om op zijn hoede te zijn en in de trant van die tijd voorspelde men, dat Gods toorn zou komen ovèr een volk dat niet meer ijverig was. Deze ernstige woorden door dominees en priesters uitgesproken maakten speciale indruk op de vissers. Men bracht allerlei gebeurtenissen in verband met de straffende hand Gods en bij de haven werd er lang over gepraat. Vooral de sterke najaarsstormen van 1701, die de Friese kust teisterden, werden beschouwd als een geesel van God.

     

    Een visser heeft dit opgetekend in een lied, een primitief stukje volkskunst dat in de huizen aan de haard werd voorgedragen. De beschrijving begon met het verhaal van de brand in het katholieke kerkje. Reeds een week lang was het stormweer geweest: de dijken hadden het hard te verantwoorden en hier en daar sloegen de golven over de dijkrug heen het land in. De katholieken waren op zondag 16 oktober naar de kerk gegaan om voor beter weer te bidden maar ze waren nog niet genoeg onder de indruk gekomen van het geweld van de elementen. Onder de hoogmis ontlaste zich boven het stadje een hevig onweer en de bliksem sloeg in in het torentje. Maar de schout, die toevallig in de Burren was, kon de mensen nog tijdig waarschuwen en zo werd een grote ramp voorkomen. Maar laten wede dichter zelf aan het woord: Juist op des Heeren dag zoodat onze pastoor was bezig in de kerk, te stellen Gods woord voor, zoo komt daar in de kerk, een man zeer hard geloopen

    het was onze majoor en deed de kerkdeur open. Hij riep:

    ,,Kom volk kom uit! de toren is in brand!" voorwaar een groote schrik men in de menschen vand.

     

    Omdat men er zo gauw bij was, kon men een grote brand voorkomen door het klokkentorentje naar beneden te halen en daar gauw uit te maken. Maar het was nu eenmaal een zwarte zondag. God wilde de stad waarschuwen! In de nacht liep een schip vlak voor de haven vast. Aan de wal

     

    konden de mensen door het geweld van de golven de noodseinen niet horen. Toen in de vroege maandagmorgen velen op de dijk naar de zee kwamen kijken, zagen ze dit schip in nood. Ze konden echter niets beginnen omdat de zee te woelig was en de branding te gevaarlijk. Voor hun ogen zagen zij het schip jammerlijk vergaan. Aldus beschrijft onze dichter deze gebeurtenis:

     

    Zoodat wij zagen daar matroosjes in de nood en klommen daar omhoog,

    daar kon geen schuit of boot bij haar daar komen niet,

    om haar daaruit te halen en velen door den dood,

    die moesten het duur betalen, wel veertig zielen dan,

    in deze groote nood die op het water daar,

    wegbleven in de dood de anderen, die er nog, toen in het leven waren

    zijn met een stuk van het wrak,gekomen door de baren.

     

    Dit was een tweede teken van God. De zee, waarop Hindelopen betrouwde, kon zich ook tegen de stad keren en daarom moest men de stem van God beluisteren in de woelige baren. Voor zijn stadgenoten deed de visser dit in de volgende verzen: Daar hebben wij gezien, Gods wonderbare werken hoe machtig dat God is, ach laat ons toch opmerken wat middelen dat God ons kan en ook zal om ons te straffen heeft, daarvoor zoo laat ons al van zonden ook opstaan, en ons alzoo bekeeren gelijk ons pastoor het ook, des Zondags ons ging leeren ziet Nahum den profeet, het was kapittel een al in het zesde vers, de tekst was zoo ik meen.

     

    Dit gedicht dat in het begin van de 18e eeuw in Hindelopen herhaaldelijk werd gedeclameerd en gezongen, toont ons van een andere kant de culturele belangstelling van het nijvere volk uit het oude Zuiderzeestadje. In de tentoonstelling in ons museum werd gesuggereerd dat de grootste bloei van de eigen volkskunst moet gezocht worden in het begin van de 18e eeuw. Daar sluit dit merkwaardige vers zich bij aan en leert ons dat ook Hindeloopen niet is achter gebleven bij de eigen dichtkunst rond de Zuiderzee.

     

    Dit verhaal is afkomstig van de website www.spanvis.nl.
    Met toestemming geplaatst op deze website. Zie voor meer verhalen rond de Zuiderzee onderstaande link.

                       Naar www.spanvis.nl.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De penalty's

    De penalty’s

    Naast de reguliere competities, had men vroeger ook al iets wat op het hedendaagse bekervoetbal lijkt. Dit heette dan seriewedstrijden, die op een bepaalde locatie werden georganiseerd en waaruit op die dag ook een winnaar moest komen. Zo deed de voetbalclub Hylpen in de vijftiger jaren eens mee aan de seriewedstrijden in Koudum. Om toch een winnaar voor een gelijk geëindigde wedstrijd aan te wijzen werden dan aan het einde strafschoppen genomen. Vandaag zijn dat voor vijf strafschoppen vijf verschillende personen. Het moet vroeger zo geweest zijn dat deze 5 strafschoppen slechts door één speler genomen mochten worden. Uiteraard is men, indien een vrijwilliger zich aandient, dan ook wat het eindresultaat betreft volledig van deze persoon afhankelijk. Zo ook deze keer in Koudum.  De wedstrijd eindigt gelijk en er moeten strafschoppen worden genomen. In principe voelde niemand hiervoor, sommigen kropen zelfs een beetje weg, maar uiteindelijk was er één die dit karwei wel op zich zou willen nemen. Het was Hinne Mulder. Maar er was wel een voorwaarde aan verbonden. Hij stelde als eis dat hij na afloop op de schouders van het veld zou worden gedragen. Daarmee hadden de anderen weinig problemen. Zij waren bij deze situatie gevrijwaard van enige verantwoordelijkheid. Aldus geschiedde, zo is mij verteld.

    Hinne nam de bal, legde deze op de stip, liep enge passen achteruit en schoot op deze wijze 5 keer. Hierbij zo nu en dan de pet even schikkend om deze op de juiste plaats te krijgen. Echter van de 5 gingen er één naast, één over en één recht op de keeper. Of hij ook op de schouders van het veld is gegaan is mij niet bekend.

    Verteller Wiggert Amsterdam (Wiggert en Bettie)


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De groente boer

    De grienteman
    (grienteman= groente boer)

    Bij de vroegere loodsen van de Gebr. Amsterdam op de Oude Weide was altijd wel iets te beleven. Dan heb ik het niet alleen over de activiteiten, zoals transport en kolenhandel, ook kwam er altijd wel eens iemand langs voor een zakelijk gesprek of een simpel praatje. Waar naar dan altijd wel met een welwillend oor geluisterd werd. Bovendien had Jan Zoethout daar ik de kleine loods naast het huis van juffrouw van Dijk, waar hij de te verkopen aardappels in opslag had. Jan stond dan daar de auto te laden en ging vervolgens zijn weg om ze aan de man te brengen. Zo was ik eens getuige van het volgende.

    Jan is druk bezig de auto te laden en om de hoek uit de steeg komt Jelle Bootsma aangelopen met de buik vooruit.  In de voormalige slagerij van Pieter de Boer had Jelle zijn zaak gevestigd waar hij zich bezig hield met de vishandel. Jelle loopt op Jan toe en spreekt de volgende woorden in de karakteristieke Lemster taal: “Joan hest ut al jeart (gehoord) Se hewve de murdener van die 28 jierige prostituee uut Amsterdan te pakken”

    Jan: ôôh,  ôôh,

    Jelle: “en wiest wol wa de dieder is?”

    Jan:  nea, nea,

    Jelle: “een grientemen uut Fryslan

    Jan: ôôh, ôôh

    Jelle: en wyst wol werom?

    Jan: nea, nea,

    Jelle: omdat su mei ien promme mear ferstjinne as hy mei un hiele karre

    Verteller: Wiggert Amsterdam (Wiggert en Bettie)


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Douwe Brouwer

    Douwe Brouwer

    Douwe Brouwer was een zeer bijzondere man, waarmee altijd wel iets te beleven viel om het na te vertellen. Hij was tot op vergevorderde leeftijd vrijgezel, trouwde dus laat en verloor kort daarna toch zijn vrouw. Douwe woonde in een huis vlakbij de haven en had in zijn levensonderhoud voorzien met vissen op de Zuiderzee en later IJsselmeer samen met zijn broer Wim. Nog later, nadat hij met vissen gestopt was, genoot hij zoals vele anderen een uitkering van de Zuiderzee. Hij kluste er dan wat bij met hand en spandiensten bij zijn zwager Rinnert de Jager in Sneek, die een garagebedrijf had. Ik zal hem mij blijven herinneren als een man met een licht anarchistische inslag, die wel kon relativeren, maar zich niet gewaardeerd voelde. Bij dezen een aantal voorvallen en de daarbij gevoerde gesprekken.

    Medio jaren 60:

    Douwe zit op de basaltmuur op de haven te genieten van het mooie zomerweer, omringd met een aantal jongeren. Kennelijk hadden sommigen zich geërgerd aan het feit dat Douwe een in hun ogen onvoldoende bijdrage leverde aan de gemeenschap maar wel met volle teugen genoot. Een van hen maakte de opmerking dat hij maar weer eens zijn handen moest laten zwabberen. Op het Gea, waar men bezig was de voormalige scheepswerf Vos om te vormen tot een jachthaven stond een dragline een sloot te graven. Douwe wees de jongeren op deze machine en sprak de volgende woorden:

    Sên jimme die jůnge der? Hy dweit oars naat as mar een lik oan jin hendels loeke. Hy graift deis 300 m.  Doat hêwe wy in de triettiger jierren mei 300 man deent. Iek hêv ut jester jitte opmetten. Hy wurket fôr himsem, fôr my en 298 oaren.

    Einde discussie

    Eind jaren 60

    Neef Wiggert (van Frederik en Immetje ) had in die tijd een brommer met een bewust gedemonteerde uitlaat. Hij had verder de gewoonte met name in het weekend dan laat in de avond begin van de nacht een aantal keren een Hylper slagom te rijden. Daarbij uiteraard de nodige decibels producerend, hetgeen uiteraard menigeen uit de slaap hield. Op een zondagmiddag zat Douwe wederom op de basaltmuur met in zijn gezelschap enige andere Hielpers en mijn persoon. Vanuit de richting reddingloods komt neef Wiggert, toen misschien 17-18 jaar aangelopen. En Douwe krijgt hem in het vizier. Naderbij gekomen tegen hem de volgende woorden gesproken:

    Wur wiest vannoate? Iek hev dy mist. Iek looy mar te draeien op de kooye. Iek toat: wur blieuwt ur? Iek mekke my al ungerust.

    Neef Wiggert kleurde en toverde een glimlach op het gezicht. Had uiteraard een dergelijke reactie niet verwacht. Anderen daarentegen maakten zich geweldig boos en dreigden met kraaiepoten op de af te leggen route.

     

    Eind 1973

    De zoveelste oorlog tussen Israel en de buurlanden is uitgebroken. Kennelijk had Nederland te veel sympathie met Israel getoond en wordt door de olie producerende landen met een leverings boycot geconfronteerd. Door de regering den Uyl wordt de distributie van benzine ingesteld. Op een zaterdagmiddag in de leugenbank onder anderen Douwe Brouwer en Hanke Dikkes  met het bekende shagje in de mondhoek. De laatste meent ook een oplossing te hebben voor de dreiging van schaarste voor de benzine, wat toen der tijd misschien 60-70 cent per liter kostte.

    Hanke: “de benzine mut een rieksdaelder de liter koasje, den wod er wol minder rieden”

    Waarop Douwe als volgt reageerde

    Douwe: Ueh, Ueh,  den wod er naat minder, den wod er jitte fule mear ryden. Dot kest toch wol begripe? Den falst op ast ryst en dot wolle  ze allegaer graaig

     

    Zomer 1976

    Het is eens voorgekomen dat Douwe, staande voor de reddingloods, de stelling poneerde dat de meeste masten knapten met weinig wind. Onder de omstanders ging een gejuich op. Hoe kon zoiets mogelijk zijn. Waarbij Douwe nog probeerde zijn stelling te onderbouwen, wat een onhaalbare zaak was. Maar toen, tijdens het skûtsjesilen op de Veenhoop in bovengenoemd jaar, sneuvelden 2 masten. Het was hooguit windkracht 4.  Geen enkel skutsje voer gereefd, wat eerst gebeurd bij windkracht 5. Ik moest direct aan Douwe denken en het onrecht wat hem toen was aangedaan en de hoon die hem ten deel viel.  In dat jaar ging ik dagelijks naar huis en het toeval wil dat ik ’s avonds nog een boodschap in Hielpen had. Naar huis rijdend zie ik op het bankje van de reddingloods Douwe en Oom Siep zitten. Mijn eerste gedachte was dat ik Douwe over dit feit moest inlichten. Ik zette de auto aan de kant en voegde mij  bij het duo en zei:

    Wiggert: Nô Douwe, jê hewve die  altied utlakke mei dat verhoal oer de mesten. Iek hev het jo sem sient. Gin wiend en twa mesten knapt.

    Douwe: Dot hev iek toch altied seit

    Waarop Douwe andermaal zijn theorie uiteen zette, oom Siep aandachtig luisterde en instemmend knikte, daarbij de volgende woorden sprekend:

    Siep: Doe koast wol us geliek hewve

    Hierbij toch nog een slag om de arm houdend en enig voorbehoud makend. Dat pikte Douwe niet en antwoordde:

    Douwe:  Iek hev altied geliek

    Begin jaren 80:

    Op een zaterdagmiddag in het laatst van het december in de leugenbank. Het is stervenskoud en onder het gezelschap ook Douwe. Ik maak en voor hem hoorbare opmerking dat als het zo doorzet en de wind in het noordoosten blijft zitten het geheid winter wordt. Hetgeen hem de volgende uitspraak ontlokt:

    Douwe: Ueh Ueh, ut wod nooit wur winter

    Een dag  later op zondagmiddag wederom in de leugenbank en wederom Douwe aanwezig. Een van de omstanders maakt weer een opmerking over de weersprognose en stelt dat het nooit weer winter wordt. En dan hier weer de uitspraak van Douwe, kennelijk vergetend wat hij daags tevoren had gesteld.

    Douwe: Ueh, Ueh, wy hewve ut wol hend, moarns de haiven uut en iens er kwaelik wur ien komme kenne so fulle ies. As die oare ( hiermee de wind bedoelend ) nei ito oasten droait den ies ut somar gebeurd.


    Verteller: Wiggert Amsterdam (Wiggert en Bettie) 

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vergeten fok

    De vergeten fok

    De zeilsport is eerst in de twintiger jaren van de vorige eeuw bereikbaar geworden voor een groter deel van de bevolking. Daarvoor was het alleen voor de elite. Vooral de 16m2, een ontwerp van Hendrik Bulthuis uit Burgum heeft daaraan bijgedragen. Ook in de dertiger jaren waren er in Hylpen begenadigde zeilers. Ik zal er een paar opnoemen. Foppe Stallmann, Hanke Dikkes, en Piet Amsterdam, de zoon van Harring Amsterdam, die in die tijd de Hindelooper meubelzaak had. Dit in het gebouw waar nu Gauke en Gretha actief zijn. Hanke bouwde zelfs zijn eigen zeilboten.

    Ook is in de dertiger jaren het wedstrijdzeilen op grote schaal begonnen. Met name de Sneek week heeft daaraan een grote bijdrage geleverd. De Sneekweek werd georganiseerd in de derde week van augustus, waarbij dan de woensdag de topdag was. De organiserende commissie had dan de motorboot van Ate Wiggert, genaamd de Volharding, vastgelegd als commissie schip. Dit hield dan in dat Ate Wiggert zich al vroeg in de woensdagmorgen in Sneek moest melden, vervolgens de noodzakelijke zaken moest inladen, waarna vervolgens de tocht naar de Snekermeer volgde. Maar erger nog. Normaliter vertrok men dinsdagmiddag om 14.30 uit Sneek en kwam men om 17,30 uur na drie uur varen in Hylpen aan. Alleen en uitsluitend werden bederfelijke zaken nog gelost. Hierbij te denken aan vlees en ijsstaven die de slagers nodig hadden voor de koeling in de ijskasten. Alle andere zaken, zoals kruidenierswaren en meel voor de bakkers werd eerst op woensdag morgen gelost. In dit geval werd echter tot laat in de avond daags tevoren alles gelost en de volgende morgen vroeg vertrokken naar Sneek.

    Hanke Dikkes had in die tijd verkering met Stien, zijn latere vrouw, die woonde in Heeg. Hanke zou ook op de bewuste woensdag op de Sneekermeer acteren. Echter hij zag een buitenkansje, ging daags tevoren met de zeilboot naar Heeg en had met Ate Wiggert de afspraak gemaakt tijdig op een zekere plaats te zijn, zodat hij verder slepend via Sneek op de Snekermeer kon komen.  En aldus geschiedde. Echter  Tjeerd Dikkes, de vader van Hanke , wilde mede genieten van de prestaties van zoonlief en had met Ate Wiggert afgesproken mee te gaan en was dus ’s ochtends vroeg op tijd op de loswal aan de Zeilroede. Alles liep gesmeerd volgens plan en afspraak. In Heeg aangekomen met de Volharding gooit Hanke een sleeplijntje over en laat zich onbekommerd slepen. Onderweg begint hij de luiken en plunjezakken open te maken en voorbereidingen te maken voor de zeilwedstrijden. Hij is voortdurend onzichtbaar bezig in de zeilboot, opent luiken en sluit ze vervolgens weer. En uiteindelijk resulteert dit in de constatering dat hij een niet onbelangrijk stuk gereedschap is vergeten, namelijk de fok. Een stuk gereedschap zonder het welke je onmogelijk een zeilwedstrijd met goed gevolg kunt afmaken. Een schrik maakt zich van hem meester. Tjeerd Dikkes staat bij Ate Wiggert op het achterdek en hoort de volgende schreeuw:

    Hanke: “fear iek hev de fokke ferjetten” (Vader ik heb de fok vergeten)

    Tjeerd Dikkes , die zich uiteraard ten opzichte van Ate Wiggert daardoor uitermate ongemakkelijk voelde, antwoordde:

    “iek skemje my dat iek dyn faar bin”   (Ik schaam me dat jou vader ben)

    Verteller: Wiggert Amsterdam (Wiggert en Bettie)  


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De lage (te) spoorbrug

    De lage spoorbrug

    Oom  Heije, hij was een broer van Ate Wiggert, is zijn leven lang een rasechte Hylper geweest. Geboren in 1897 was hij het vijfde kind van overgrootvader en overgrootmoeder Pieter en Sietsche. Pieter Amsterdam was in 1884 begonnen met een beurtdienst op Sneek. Zij woonden tot de begin twintiger jaren in het huis van de huidige eigenaar Dirk Obbes. Nadat mijn grootouders daar introkken vertrokken Pieter en Sietsche naar het huis wat stond op de plaats waar nu Aant en Sietsche Blom wonen.

    Verder over ome Heije. Hij begon al op zeer jonge leeftijd als schippersknecht bij schippers uit Hylpen en de rest van de zuid west hoek. Zo was hij o.a. in dienst bij Frerik Blom sr, een oom van Iege en Frerik Blom. Daarna is hij nog jachtschipper geweest in dienst van Anthonie Fokker. Medio de jaren 20 van de vorige eeuw trouwde hij met tante Sientje en zij vestigden zich in Amsterdam waar hij tot eind 1962 actief was als brugwachter. Zoals gezegd is hij altijd een rasechte Hylper gebleven en in de zomer van 1963 verhuisden ze naar Hylpen. Ze woonden op de stadsweide. Ome Heije was een topper in het wedstrijdzeilen en hij deed tot op hoge leeftijd mee als fokkenist in de Sneekweek bij een zekere heer Priester in de regenbogen. Hij zat echt vol van verhalen over oude Hylpers uit het begin van de vorige eeuw en ik hing dan aan zijn lippen. Veel van die verhalen ben ik echter vergeten en daarom zijn ze ook niet meer te reproduceren. Verder had hij iets snaaks, iets ondeugends  over zich. Het volgende voorval is daarvan een voorbeeld.

    Op een zekere zondagmiddag is ome Heije met zijn zoon Piet aan het zeilen op de Morra in de 16m2.  Aanvankelijk was het mooi weer maar in het begin van de middag betrekt de lucht, het gaat al wat miezeren, de wind valt weg  en beiden lijkt het raadzaam om maar huiswaarts te keren. Echter ze beschikken niet over een aanhangmotor.  Geen probleem, ze zijn toevallig dicht bij de ingang van het Jan Broers kanaal. Toevallig komt er een kruiser vanaf de Galamadammen, die ook het Jan Broers kanaal invaart. Ome Heije zegt tegen Piet: “zwaai  maar even met een touwtje, dan neemt de man ons wel even mee”. Aldus gebeurt en beiden maken, nadat de man heeft laten weten naar Hindeloopen te willen, het zich gemakkelijk in de zeilboot gedurende het slepen. Echter bij de Kruislingsbrug aangekomen wordt het even spannend. Met uiteraard gestreken mast heeft de man toch moeite onder de brug door te kunnen. Ome Heije slaat de worsteling, die uiteindelijk lukt  met belangstelling gade. Na het passeren van deze brug zet de man koers naar Hylpen. Ome Heije ziet de situatie met het kennersoog van de vakman en er begint de volgende discussie: Ome Heije:  “hij kan niet onder de spoorbrug door”. Dan is het even een moment stil. Waarop zoon Piet kort daarop antwoord:  “nou dan mag je hem dat wel vertellen”. Waarop ome Heije weer antwoordt: “ben je nou helemaal besodemietert. Wat doe je liever peddelen , bomen of in de jaaglijn? Zoon Piet: “ja als u het zo bekijkt” Ome Heije: “hoe wil je het dan bekijken? Einde discussie

    De twee laten zich rustig door de kruiser slepen. Tot de spoorbrug. Daar begint wederom een worsteling, nu echter zonder het al door Ome Heije voorspelde resultaat. De kruiser keert terug, maakt de sleeplijn los en beiden bedanken de man hartelijk voor de bewezen dienst. Met een verdere sleep van Piet Gerlsma komen ze aan in Hylpen.  

    Verteller Wiggert
     Amsterdam (Wiggert en Bettie) 


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slager en de pruim
    De slager en de pruimende klant

    Vroeger waren er in Hindeloopen twee slagers. Circa 1960 stopte één van slagers met zij slagerij. Al snel bleek dat de slager die gestopt was moeite had om zijn vrije tijd in te vullen. En de andere iets jongere slager kreeg het, zo ook te begrijpen valt, aanmerkelijk drukker doordat zijn collega gestopt was.

    Nu, de oplossing was snel gevonden. De slager die gestopt was ging enkele dagen per week werken bij zijn ex collega. Voor beiden een prima oplossing. En ondanks dat ze vroeger concurenten waren konden ze het samen prima vinden. En dat ze beide wel 'in' waren voor grapje of geintje kwam hun samenwerking natuurlijk ten goede.

    Een vaste klant die wel hield van een stevige pruim kwam twee of drie keer per week boodschappen doen bij de slager. Nu zal het, met name bij ouderen, bekend zijn dat bij dat pruimen ook de nodige (bruine) vloeistof  vrij kwam wat dan op gezette tijden uitgespugt moest worden. En ja dat was, zo wist de pruimende klant, in een winkel waar soms wel eens  gewacht moest een groot probleem.

    Maar daar had onze pruimer een prima oplossing voor gevonden. Voor hij de winkel in ging haalde hij zijn pruim uit de mond en legde die keurig op een paaltje van een hekwerk tegenover de slagerij. Als hij dan zijn boodschappen had gehaald werd de pruim weer in de mond gedaan. Nu een prima oplossing, zo lijkt het.

    Nu dit vaste tafereel was de beide slagers, die zo ik al vertelde wel van een geintje hielden, natuurlijk ook opgevallen. Dat vroeg natuurlijk om een grap.

    Op zekere dag kwam de pruimende klant weer om boodschappen. En zo als altijd legde hij voor hij de winkel in ging de pruim op het bewuste paaltje. De slager in de winkel trachte hem, toen hij aan de beurt was, met een mooi verhaaltje af te leiden zodat hij niet naar buiten zou kijken. De andere, de ex slager, ging door achterdeur naar buiten en strooide ongezien een flinke hoeveelheid zwarte peper over de pruim  en ging na deze actie ook weer ongezien naar binnen.
     
    Nu u begrijpt de reactie van de pruimende klant denk ik wel toen hij bij het verlaten van de winkel de met peper bestrooide pruim in de mond stak. Die woorden zal ik hier niet herhalen.

    En dat de beide beide slagers krom van het lachen achter de ramen stonden te gluren zal voor u ook geen verrassing zijn zijn.

    Of die pruimende klant ook nog klant is gebleven verteld deze ware anekdote niet.



    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2 Verhalen over vissers
    Vissersverhalen

    Bij 'Geschiedenis verhalen' twee nieuwe verhalen over de visserij.

    In het ene verhaal vertelt een visserman uit 1700 over straffen van god.
    Het andere verhaal gaat over vijf generatie's Bootsma's als visserman.

    Klik hier voor het verhaal uit 1700.

    Klik hier voor het verhaal vijf generaties Bootsma.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee verhalen van Jan

    Herinneringen van Jan

    Midden in ons mooi stadje stonden vroeger de panden van de plaatselijke vracht vervoerder van de gebr Amsterdam. Als kinderen waren wij daar vaak, deels uit nieuwsgierigheid deels omdat er altijd bedrijvigheid was, te vinden. De vrachtauto`s reden af en aan, en wat konden die mannen dat goed he! Als kinderen hadden wij daar toch respect voor. Deze herinnering aan de Gebr Amsterdam bracht mij bij het volgende ware verhaal:

    De glimlach van Piet.

    Als je met zijn allen in de leugenbank stond en er een bus aankwam was het doorgaans dringen geblazen om te zien hoeveel problemen de buschauffeurs hadden om over de 'Sylsbrege' te komen. Zo ook op een mooie zomerdag toen de leugenbank vol stond met mensen . Er was net een bus gepasseerd die met veel moeite de hindernis 'Sylsbrege' genomen had en de nodige commentaren had opgeleverd. Nog druk napratend over de slechte kwaliteiten van de bus chauffeur komt Piet met een grote vrachtauto aangereden. Hij laat een heel eind voor de leugenbank het gas los om snelheid te minderen en trekt de choke zover mogelijk uit. Op het moment dat de uitlaat van de vrachtauto voor de leugenbank is geeft Piet een extra dot gas. Gevolg: Een grote zwarte walm uit de uitlaat van de vrachtauto die leugenbank enige tijd totaal verduisterd. Je kon even niets meer zien in de leugenbank.

    Terwijl ik dit op schrijf zie ik, alsof het gisteren was, nog die glimlach om de mond van Piet. Ik stikte toen van de rook maar nu nog steeds stik ik van het lachen als ik aan dit voorval denk, zo besluit Jan zijn verhaal.

    Het vest

    Middag`s vanaf kwart voor één loopt de leugenbank vol met mannen in de overal om voor ze weer aan het werk gaan nog even bij te praten en het laatste nieuws uit te wisselen. De ene draagt werkschoenen een ander is op klompen al naar gelang gewenst is bij het werk dat ze doen.
    Maar ook gepensioneerden, netjes in het pak, komen nog even langs voor een praatje.

    Ook Jaap is onder de aanwezigen. Hij draagt een gebreid vest wat ooit eens nieuw is geweest. Brandgaten van het lassen, vet van de schroefassen verbloemen het patroon wat de oorspronkelijk breister met veel moeite heeft ingebracht in het vest. Voor de meeste aanwezigen, die weten dat Jaap werk heeft waarbij schoon blijven nagenoeg uitgesloten is, is dat normaal.

    Een pas gepensioneerde man, keurig in het pak gestoken, denkt daar echter anders over. Deze man kijkt Jaap, om vijf minuten voor één meewarig aan, schud het hoofd en wijst Jaap op de gaten. "Dot lieket ek nergens op wol" (dat lijkt ook nergens op) zegt hij en pakt Jaap zijn vest beet en geeft tussen twee gaten een ferme ruk aan het vest. Ja nu was het zo u begrijpt, geen gat meer, maar een lap loshangend garen. Jaap zegt echter niets en blijft enkel ogenblikken onverstoorbaar kijken naar zijn geschonden vest en daarna naar de man in het nette pak.

    Vervolgens stroopt Jaap de mouwen van het vest, of wat er van over is, op en pakt de man ter hoogte van de biceps bij de mouw van het nette pak, en geeft daarna een geweldige ruk naar beneden zodat de mouw van het nette pak in één keer gescheiden wordt van de jas. En zonder er iets aan toe te voegen gaat Jaap aan het werk omdat de klok inmiddels één uur heeft geslagen en Jaap aan het werk moet.

    Of er daarna nog een bodemprocedure geweest is dat weet ik niet, maar dat het jasje van de man in het nette pak op de bodem van de afval container terecht is gekomen is vrij zeker.

    Of het vest van Jaap dat lot ook heeft ondergaan is nog maar de vraag want laatst zag ik Jaap en ook toen had hij een vest aan. Ik dacht toen, zou dat nog hetzelfde zijn als 30 jaar terug?

    Bron: Zoals uit de verhaaltjes blijkt komen deze verhaaltje van een Jan. Maar u weet ook dat ik in mijn verhaaltjes zelden echte namen gebruik. Of ik in deze verhaaltje echte of fantasie namen heb gebruikt laat ik aan uw fantasie over.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herineringen aan het (oude) station
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 'Herinneringen aan het (oud) station" is verplaatst naar 'eigen verhalen'
    Ook is het te vinden in de blog Geschiedenisverhalen. Zie mijn blogs in linker kolom.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele reis Amsterdam
    En ze heette Greetje.

    Een ongetrouwde en alleen wonende, alom bekende Hylper, liet zich op zekere dag niet, zoals men van hem gewend was, zien op 't Oast. (omgeving van de haven)

    Gezien deze oude vrijgezelle visserman daar dagelijks te vinden was bevreemde dit de andere vaste bezoekers van 't Oast.

    Een buurman van deze bekende Hylper wist te vertellen "hij is ook niet  thuis". "Of", zo stookte hij ongewild het vuurtje op "hij moet dood op bed liggen".

    Of het nu nieuwsgierigheid was of een stukje sociale controle laat ik hier in het midden, maar na enige tijd werd  voor de zekerheid contact opgenomen met een paar familieleden die doorgaans goed op de hoogte waren van "De Hylper"  zijn doen en laten.

    Maar ook die wisten niet waar de bekende Hylper zich ophield. En een inspectie in zijn huis leverde ook al niets op. En ja, u begrijpt dat een ieder op 't Oast zich toch wel enige zorgen maakte, want dit was tegen iedere gewoonte van de bedoelde Hylper in. Normaliter hield hij zijn familie en omwonenden redelijk op de hoogte van zijn doen en laten.

    Rond het middaguur werd het mysterie echter gedeeltelijk opgelost. De plaatselijke stationchef wist te vertellen dat de bedoelde bekende Hylper die ochtend een enkele reis Amsterdam had gekocht en op de trein was gestapt.

    Nu dat was, ondanks dat men nog niet wist wat hij in Amsterdam te zoeken had, toch een kleine gerustsstelling daar op 't Oast.

    Het waarom van een enkele reis is nog steeds een vraag, maar de bedoelde Hylper melde zich de volgende ochtend zoals gewoonlijk op 't Oast.

    En ja, u begrijpt het al: De omstanders wilden wel eens meer weten van zijn reis naar Amsterdam.

    Maar het enige wat hij vertelde was "Ze was mooi en lief en ze heette Greetje".

    Waar verhaal.

    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een waterpas

    Mijn oog is mijn waterpas

    Ten noord-oosten van Hindeloopen ligt circa 30 ha riet- en weiland  wat ontstaan is nadat in 1932 de afsluitdijk is aangelegd waardoor de Zuiderzee IJsselmeer werd. Deze landerijen worden “de Geaën”genoemd. (Gea=Fries en Hylpers voor laag land)

    In de tijd van de Zuiderzee was het daar voor kust ondiep. Bij laag water viel deze strook grond droog. Bij hoog water stond het onder water. Als zal er in die tijd daar enige begroeiing geweest zijn, het was meer een zandplaat dan een kwelder.

    Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 verdween het verschil in waterhoogten en viel deze kuststrook nagenoeg permanent droog. Alleen bij storm uit het ZW stuwde het water zo hoog op dat deze grond af en toe onder water stond.

    Doordat deze grond min of meer permanent droog viel raakte deze grond al snel begroeit met riet en andere vegetatie. Toen er na de tweede wereldoorlog behoefte was aan landbouwgrond werd in het kader van de “DUW” (Dienst Uitvoering Werken) deze grond circa 1955 in cultuur gebracht. Er werden sloten en greppels gegraven.

    Mede doordat er in de grond nog restanten zout zat en de grond - uitgezonderd de toplaag - in feite uit zeezand bestond ontwikkelden zich daar in de loop der jaren bijzondere planten – o.a. de wilde orchidee en zoutminnende planten – en ontstond er een gevarieerde plantengroei.

    Circa 1970 werd door een aantal maatregels – o.a. geen kunstmestgebruik en niet eerder maaien dan half juni - deze natuurontwikkeling versterkt. Circa 1980 werd het gebied aangewezen al natuurgebied.

    Dit alles was voor de rijksdienst van IJsselmeer polders aanleiding het gebied in kaart te brengen. Alle plantensoorten en het aantal broedende vogels werden minutieus in kaart gebracht. Ook wilde men de hoogten van het land in kaart brengen, want daar kon men weer uit opmaken op welke plaats bepaalde planten het best groeiden en waar de vogels het liefste zaten te broeden. Hiervoor had men, zoals een ieder wel eens gezien zal hebben als landmeters aan het werk zijn, om de vijftig meter een piket paaltje in de grond geslagen. Met behulp van een waterpastoestel vanaf een vast punt kon men nauwkeurig de hoogten in kaart brengen.

    Op het moment dat een man of vier met het waterpastoestel en meetlatten in de weer waren kwam de boer die het land gebruikte ter plaatse. Na zich voorgesteld te hebben vroeg hij wat het doel van de bezigheden waren. Nu dat werd hem keurig uitgelegd.

    Na deze uitgebreide uitleg over het inmeten en het waarom vroeg de boer “hoe lang denken jullie daar mee bezig te zijn”. Na enig nadenken van de man van de rijksdienst die de leiding had, antwoordde hij “ik denk dat, als het wat meezit, wij twee dagen bezig zijn”. “Tjonge jonge” zei de boer, “dat is een dure grap”. “Ik denk dat ik u wel in 15 minuten kan vertellen wat u wilt weten”. Nu u begrijpt dat dit op lachspieren werkte van de universitair geschoolde landmeters. Maar de boer, niet gelijk uit het veld geslagen zei, “geeft mij maar een kaart en zeg maar op welke punten u de hoogten wilt weten”. Na nog enig gelach kreeg de boer een kaart met op een tiental plaatsen een kruisje waar de landmeters de hoogte wilde weten ten opzichte van het punt waar het waterpas toestel stond. De boer pakte de kaart en haalde een stuk potlood uit zijn zak en ging op zijn knieën zitten. Met het gezicht aan de grond, met één oog dicht, zag hij over het wijde land.

    Dit herhaalde hij een keer of tien. En elke keer zette hij bij een kruisje op de kaart het aantal centimeters hoogte verschil. Toen hij klaar was gaf hij de ingevulde kaart aan de landmeters en zei “ga het nu maar nameten en vertel me, als jullie klaar zijn, maar eens hoeveel ik er naast zit.

    Na een week trof de boer de landmeter van de rijksdienst die de leiding had over het project weer. Zonder dat de boer er naar vroeg zei de landmeter, “ik snap er niks van, maar de hoogten die u opgaf klopten aardig. Er zaten in vergelijking met ons meetwerk geen grote afwijkingen in”.

    Nu was het de beurt van de boer om te lachen. Hij zei lachend “ja dat had ik toch al gezegd”. “Als jullie mij gelooft hadden hadden jullie 15 uur x f 20 per uur x 4 man kunnen besparen”. “Ja ja”, mompelde de man van de rijksdienst, “maar vertel mij liever hoe u dat doet”. Och zij de boer “mijn oog is mijn waterpas” en ging met een glimlach op het gezicht verder met het werk waarvoor hij daar gekomen was.

    Wat de boer tot op dit moment dat ik dit opschrijf niet heeft verteld is het volgende:

    Zoals in het begin van dit verhaal al vertelt liep dit land met storm (in de herfst) regelmatig onder water. Vaak was voor een storm het vee al van het land gehaald. Maar bij een onverwachte storm en snel opkomend water kwam het ook met enige regelmaat voor dat reeds een groot gedeelte van het land onder water stond voordat de boer het vee er weg kon halen. Gezien de hoge stukken van het land, waar op zulke momenten het vee stond, het verst weg waren en lage stukken vooraan lagen moest hij dan door het water lopend zijn vee daar weghalen. Door deze tochten door het water wist hij precies het hoogte verschil van het land.

    Conclusie: De boer zijn oog was niet het waterpas, maar het water van het IJsselmeer diende als waterpas.

    O ja, dit natuurlijk niet vertellen aan de man van de rijksdienst van IJsselmeer polders want die gelooft waarschijnlijk nog steeds dat de boer een soort waterpas in het oog had.

    Bron: Waar verhaal want de boer was ik zelf.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Bhagwan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                        De Bhagwan in Hindeloopen?

    De Indiase goeroe Bhagwan Shree Rajnees droomde er tijdens zijn leven van een commune op te zetten waar een nieuw mens zou ontstaan: spiritueel en sensueel tegelijk. Zijn commune moest een oase worden van liefde, vreugde, vrijheid en harmonie. Het zou een reis worden van verlichting en zelfontplooiing.

    In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ontstonden ook in Nederland dergelijke communes. Ook in de eerste helft van de tachtiger jaren van de vorige eeuw was de beweging van de Bhagwan, die doorgaans gekleed gingen in rode kleren, nog regelmatig in het nieuws. Dit was voor twee Hindeloopers aanleiding om eens te testen hoe snel 'het nieuws' in Hindeloopen rondgaat.

    Hindeloopen, dat in 1225 stadsrechten kreeg en daarmee een zelfstandige gemeente was, werd in 1984 heringedeeld en ging op in de nieuwe gemeente Nijefurd. Hiermee verloor 'het gemeentehuis' zijn functie en werd te koop gezet.

    Op een verjaardag visite, onder het genot van…, was dit voor een paar Hindeloopers aanleiding om eens te testen hoe snel een roddel in Hindeloopen rond ging. Er werd afgesproken dat de ene persoon, die op de plaatselijke jachthaven werkte, tijdens de koffiepauze van half tien zou vertellen dat hij had gehoord dat 'de Bhagwan' het gemeenthuis had gekocht. De andere persoon, een middenstander, zou rond half tien het zelfde verhaal in zijn winkel vertellen.

    En zoals die avond afgesproken gebeurde het. Rond half tien werd het plaatselijke wereld nieuws de wereld in gebracht. En dat dit, gezien er wisselend over Bhagwan werd gedacht, met name in de winkel de nodige discussies opleverde en als lopend vuurtje door Hindeloopen ging zal een ieder duidelijk zijn. Maar dat dit nieuws binnen enkele uren provinciaal nieuws zou zijn werd niet verwacht.

    Om half twaalf die ochtend werd een contact persoon van de provinciale 'Leeuwarder courant',  in Hindeloopen vanuit Leeuwarden gebeld. Zij vertelden dat zij hadden gehoord dat de Bhagwan een pand in Hindeloopen had gekocht, of hij daar ook iets van wist?

    Nu de bedoelde contactpersoon, die ook in het complot zat, speelde de vermoorde onschuld en zei van niets te weten.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het roomse leven in Hindeloopen
    Het roomse leven in Hindeloopen

    In mijn blog "Geschiedenisverhalen" een stuk geschiedenis over het roomse leven in Hindeloopen. 

    Klik op onderstaande link voor blog "Geschiedenisverhalen"

    "Het Roomse leven in Hindeloopen" staat dan bovenaan.

                     Klik hier voor het hele verhaal.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het kleine paradijs

    Het kleine paradijs is verplaatst naar het blog 'eigen verhalen'. Zie mijn blogs in linker kolom.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De huisarts

    De huisarts

    Een zeker persoon, met een zwakke gezondheid, bijna 90 jaar maar zogezegd niet onbemiddeld, vroeg aan zijn huisarts twee maal per week bij hem langs te komen. De huisarts had hier geen bezwaar tegen, die wilde best twee keer per week langs komen.Wel liet hij zijn patiënt, die niet voor ziektekosten was verzekerd en dus alles zelf moest betalen, eerlijkheidshalve weten dat dit natuurlijk wel financiële gevolgen zou hebben. En zo zei de huisarts verder; “medisch gezien is er absoluut geen noodzaak dat ik twee keer per week langs kom”. Hierop vroeg de patiënt; “heb ik ooit aanmerkingen gehad op uw rekening”? Nu hier kon de arts anders niks op zeggen dan dat wel in orde was. Maar schijnbaar had de arts moreel gezien toch nog wat moeite met de vele huisbezoekjes en zei; “Ja maar uw buren en familie komen toch ook regelmatig langs, die passen prima op u”. De patiënt reageerde hierop met de woorden; “Ja dat is dik in orde, maar u bent de enige die er baat bij heeft dat ik blijf leven”.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een goede buur

    Een goede buur is beter dan ......

    Een kleine boer met een stuk of 10 melkkoeien had één paard. Op een dag, tijdens de hooiing, zou een tweede paard prima van pas komen. Zijn buurman, een zogenaamde ‘heerenboer’ met wel 40 koeien had wel een stuk of zes werkpaarden. Dus daar lag, zo bedacht hij, de oplossing voor zijn probleem.

    De ‘heerenboer’ was snel bereid zijn buur te helpen en zei “neem de schimmel maar mee, dat is een prima werkpaard”.


    Maar helaas, onderweg naar het twee kilometer verderop gelegen weiland van de kleine boer, struikelde het geleende paard en raakte met wagen en al te water. Ondanks dat de boer met enige omstanders er in slaagde het paard snel op het droge te krijgen leek het niet best. Het paard kon één van zijn achterbenen niet meer gebruiken. De snel gealarmeerde dierenarts moest tot zijn spijt vaststellen dat het achterbeen gebroken was en er geen kans op herstel was. Een noodslachting was de enige optie.


    Na enige schroom en niet wetend hoe hij het zijn buurman, waar hij het paard van geleend had, het moest vertellen ging hij richting huis en buurman. Bij de buurman aangekomen vertelde hij schoorvoetend wat hem was overkomen en wat de gevolgen er van waren.

    De reactie van de buurman was “ja dat is pech hebben, nu moet je de ‘bruine’ maar meenemen want ook die hoef ik de komende dagen niet te gebruiken”.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op de pof

    Op de pof

    Het was 1938. Velen hadden geen werk en armoede was meer regel dan uitzondering. Het was dan ook vaak moeilijk om rond te komen met het beschikbare geld. De oplossing om toch in de dagelijkse levensbehoefte te voorzien werd dan ook veelvuldig gevonden in het op “de pof” kopen bij de plaatselijke middenstand.

    Als er dan op zeker moment weer geld binnenkwam kon dat in zijn geheel of in termijnen afbetaald worden. Feitelijk fungeerde de middenstand dus als bank van lening zonder rente.

    Nu ging dit bankje spelen niet altijd van harte. Maar op de pof kopen was toen algemeen gebruikelijk en zich als middenstander hieraan te onttrekken was moeilijk want dat zou gepaard gaan met klantverlies. En dat kon een middenstander, waar schrale Hans doorgaans ook keukenmeester was, zich ook niet permitteren.

    Net als altijd het geval is geweest en een probleem van alle tijden is nam niet ieder het zo nauw met zijn afbetalingsplichten. Zo ondervond ook de plaatselijk melkboer in Hindeloopen.

    Een gezin had de rekening door de tijd heen behoorlijk laten op lopen. Als de melkboer hun daar opmerkzaam op maakte werd af toe een paar gulden afbetaalt. Maar ook dat hielp niet veel. Een paar dagen later werden weer boodschappen gehaald die niet direct betaald konden worden. En op momenten dat de rekening te hoog opliep, werden in de hoop dat die niet aangesproken werden op de onbetaalde rekening, de kinderen gestuurd om de boodschappen te halen. Ja, zo modderde men maar door.

    Op zeker moment viel het de vrouw van de melkboer op dat het hiervoor aangehaald gezin al een hele tijd geen lege flessen, waar statiegeld voor gold, had terug gebracht. Zij sprak, toen de vrouw des huize een fles melk haalde, daarop aan. En ja hoor, die boodschap kwam over. Een uur later kwam ze met twee tassen lege flessen aan. De vrouw van de melkboer blij met deze indirecte afbetaling telde het statiegeld op, boekte het af van de rekening en bedankte de vrouw dat ze geluisterd had naar suggestie om de statiegeld flessen terug te brengen.

    De vrouw in kwestie bleef echter in de winkel staan waarop de vrouw van de melkboer vroeg of er nog iets was.

    “Ja zeker” zei de vrouw die de lege flessen had gebracht, “ik krijg toch statiegeld terug voor lege flessen”?

    Waar verhaal uit overlevering


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De buiten gesloten brandweerman

    Een gesloten deur

    Nadat de brandweer in Hindeloopen was opgeheven werd de oude, nog goed bruikbare, brandweerauto geschonken aan de gemeente Wloszakowice in Polen. De ex brandweermannen van Hindeloopen brachten deze brandweerauto in het weekend van 7-11 // 10-11 2008 zelf naar Polen.

    Tijdens het weekend van de overdracht werden de brandweermannen ondergebracht in kamers nabij het gemeentehuis van Wloszakowice. Alles in dit gebouw was prefect in orde zodat er naar tevredenheid genoten kon worden van glimmende schone kamers.

    Helaas de laatste avond dat de mannen naar hun kamers gingen brak één van de mannen bij het openen van de deur de sleutel af. Gepeuter met schaartjes en nagelvijltjes hielpen niet. De kamer bleef gesloten en de betreffende brandweerman kwam de kamer niet in.

    De betreffende, stevig gebouwde, brandweerman had al een paar keer voorgesteld om dan de deur maar in te trappen. "Dan kan ik het geleerde bij de brandweer eindelijk eens in praktijk brengen", zo betoogde hij. Maar daar ging de brandweercommandant niet mee akkoord. Dat konden ze, zo liet hij weten, niet maken.

    Ten einde raad werd contact opgenomen met de Pool die dat weekend de leiding had. Hij kwam gelijk met een sleutel van een andere kamer zodat getroffen brandweerman toch een slaapplaatsje had. De andere ochtend, de dag van vertrek, zou er iemand komen om de deur los te maken zodat de brandweerman in kwestie zijn in nog in kamer liggend bezittingen uit de kamer kon halen , zo werd toegezegd.

    Na een goede nachtrust op de nieuwe kamer lieten de Poolse vaklieden enige tijd op zich wachten. Maar tegen zeven uur verschenen twee vaklui met een gereedschapskist vol materialen.

    Ter plaatse aangekomen zei één van de Poolse vaklui op zijn Pools “o dat is snel gefikst” en gaf gelijk een flinke trap tegen de deur zodat het slot, met de nodige schade aan het kozijn, losbarste.

    Reactie van de brandweerman uit Hindeloopen “…… dat had ik nu zo graag zelf eens willen doen”.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uilke Annes van Hindeloopen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Onderstaand verhaal van Uilke Annes komt uit het boekje "Sagen en legenden rond de Zuiderzee".


    UILKE ANNES VAN HINDELOOPEN.

    Uilke Annes, de veerschipper van Hindeloopen ging op een avond, dicht voor Kerstmis, naar de zeedijk om ganzen te schieten.

    Och, ja, de schippersvrouw had warschippers en dus was een ganzeboutje welkom. Waarom zou Uilke dus niet zijn buks laden en er op uit trekken naar de zeedijk waar de ganzen soms bij koppels zwommen of vlogen.Vooral in de stinkhoek kon de buit soms goed wezen, hoewel men daar oppassen moest, want Jonker Hein van Paardepoot huisde daar en speelde je soms een leelijke streek.Ja, daar moest men om denken.Maar schipper Uilke was niet bang uitgevallen. Hij gooide de buks over de schouder en trok er toen het begon te schemeren met zijn trouwe hond op uit.Het beloofde een goede avond te worden. Het weer was uitstekend en de ganzen trokken, dat merkte Uilke wel. Duidelijk hoorde n ie vleugelgeklep en ganzengesnater. Het ging er nu maar om ze onder schot te krijgen.Behoedzaam sloop ie langs en over de dijk, tusschen de palen van de zeewering en behendig wipte n ie van het eene groote bazaltblok op het andere. Maar al was het weer dan ook goed en al waren de ganzen blijkbaar niet zoo ver af, er haperde toch iets.Het scheen onmogelijk de beesten onder schot te krijgen. Soms verbeelde n ie zich sterk dat ie een koppel niet alleen snateren hoorde, maar dat ie de vogels zag, duidelijk zag. Maar wanneer ie zijn buks aanlegde, waren ze verdwenen.Zoo had Uilke geruimen tijd geslopen en gekropen en het was hem nog niet gelukt iets te schieten.Dat was toch verdrietig.Het was de eer van de schipper te na. Dat had ie nog nooit gehad. Dat ie met niets thuis kwam, alla, dat kon gebeuren wanneer er geen vogels waren, maar ze waren er, dat hoorde n ie. Duidelijk nam ie het gesnater waar en het gegakkel.'t Was of de duvel er mee speelt.Plotseling herinnerde Uilke zich dat ie in de, stink­hoek was en daar was het niet te vertrouwen, wist ie.Niet dat Uilke bang was, dat niet, maar een eigenaardige rilling ging er toch over zijn rug en een oogen­blik had ie het gevoel, of al zijn haren spelden waren die hem alle tegelijk in zijn hoofdhuid prikten.Ook de hond gedroeg zich vreemd. Hij jankte angstig.Dat moest er nu nog bijkomen, dat die hond met zijn gejank de vogels wegjoeg. Dan kwam er van schieten heelemaal niets.Hou je koest hond! beet Uilke hem toe maar de hond bleef onrustig.Hoe was het mogelijk, dat ie niets zag. Hij moest er vlak bij zijn, zoo duidelijk kon ie ze hooren.Weer jankte de hond zachijes en Uilke had hem wel kunnen slaan, maar zie, waren dat de ganzen?Ja, zeker, daar had je ze, er was geen twijfel aan. Het was een heele troep. Prachtig om er in los te branden. Dat zou een goed schot wezen.Maar Uilke was geen meester over zijn geweer scheen het, want hoeveel moeite hij ook deed, hij kon het niet gericht krijgen.Dat kwam er was iets met de ganzen niet in orde. Er was een vogel bij . . . is dat een zwaan? dacht Uilke en zijn geweer zakte met de tromp naar de grond.De hond huilde zachtjes en drong zich angstig tegen de laarzen van de schipper aan.Is het een zwaan, vroeg de schipper zich nogmaals af, of vergis ik me zoo? En nu was er geen sprake meer van schieten op de ganzen.De zwaan maakte zich uit het koppel los en zwom over het water in de richting van de schipper.Uilke voelde dat ie daar niet op schieten kon.Het zou ook niet gegeven hebben. Hij had hem immers toch niet geraakt.De zwaan naderde heel vlug maar Uilke kon niet goed zien of ie zwom of dat ie vloog. En wat erger was, het was heelemaal geen zwaan, die daar in ijzing­wekkende vaart op Uilke toestormde maar iets wits, wat groeide, groeide, steeds maar groeide.In zijn angst dacht de schipper nog ,,zoo'n groote vogel heb ik nog nooit gezien; wat me nou overkomen zal." Als een bliksemflits schoot het hem in zijn bewust­zijn dat Jonker Hein van Paardepoot hier zijn domein had. Wie weet was hij het zelf niet die daar aan­stuiven kwam in de gedaante van een angstig groote witte vogel.Uilke wilde vluchten maar het scheen of zijn voet­zolen aan de keien van de zeedijkglooiing geplakt zaten. Hij kon niet van de plaats komen en de arme hond zat jankend en kermend in elkaar gedoken achter hem.

    Uilke dacht het te besterven maar gelukkig scheen het of de vreemde witte vogel zijn vaart verminderde, of ie terugging, of ie kleiner werd.Maar dat was bedrog. Want nauwelijks was Uilke een beetje op zijn verhaal gekomen, of daar kwam de vogel weer aangestoven.Nog grooter was ie dan daar straks en recht kwam ie op de schipper aan. Het water stoof op en spatte alle kanten heen en een akelig scherp sissend geluid kwam nader naarmate de vogel dichterbij kwam.Nu werd het Uilke toch te bar. Dat was gespook, daar viel niet aan te twijfelen en met een ruk keerde n ie zich om en zette het op een loopen.Maar het onheilspellende gesis achter hem kwam nader en nader en de schipper voelde wel dat ie het spook niet zou kunnen ontloopen. Hij kreeg de gewaarwording alsof het hem van achter vastgreep, op zijn rug sprong en hem de keel dichtsnoerde.Nog harder rende Uilke maar het spook blijkbaar ook want het was Uilke of ie de koude adem van de verschijning in zijn nek voelde.Schuw keek ie onder de vlucht achterom, en jawel hoor, vlak achter hem, zoodicht dat het te grijpen was, zweefde het witte gedrocht.Uilke schreeuwde luid en spande alle krachten in om het spook te ontkomen, maar dit vloog hem op hetzelfde oogenblik in suizelende vaart voorbij.

    Daar stoof het, de dijk langs, het dorp in en vlak voor het poortje waar Uilke door moest om in huis te komen, bleef het verschijnsel dreigend staan.Nu was het nog erger.Hoe zou de schipper zijn poortje doorkomen.Onthutst en geheel in de war bleef ie stokstijf staan.Maar de verschijning stond daar ook en versperde hem de weg.Wat moest Uilke beginnen. Langs een andere weg in huis komen ging niet; het poortje was de eenige toegang.De heele nacht daar zoo tegenover elkander te blijven staan was ook niet te doen midden in de winter.Hij vermande zich dus en keek scherp naar de verschijning die hem de weg versperde.En zie, hoe scherper ie keek hoe meer leek het spook van vorm te vervloeien en in grootte af te nemen. Ja, het scheen zelfs in de grond te verzinken.Dat was een goede gelegenheid om een aanloop te nemen en door het poorije te rennen.Het lukte.Wèl liep ie z'n hond onderste boven, zoodat het beest jankend een eind heen stoof, maar Uilke kwam ongedeerd binnen.Maar zonder ganzen natuurlijk.Tja, die Jonker Hein van Paardepoot ook.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een meisje van tien

    Een meisje van tien

    De dertiger jaren van de twintigste eeuw waren slechte jaren. Er was veel armoede en er moest hard gewerkt worden voor het dagelijks bestaan. In Hindeloopen waren in die tijd vele zogenaamde “koemelkers” die twee of drie koeien hadden. Om wat extra voor de melk te krijgen werd dat doorgaans uitgevent bij de deuren langs. Dit was doorgaans het werk van de vrouw des huizes en de wat grotere kinderen. Met 2 emmers aan een juk ging men dan ’s ochtends na het melken van deur naar deur bij de vaste klanten langs. Zo ook bij de familie “zonder naam”. De dochter van 10 jaar oud ging dagelijks voor vader met een emmer melk bij de vaste melkklanten langs. Maar er waren dagen dat ze, omdat vader maar twee koeien had, te weinig melk voor haar klanten. Om geen nee te hoeven verkopen was met een iets grotere boer, die maatschappelijk in hoog aanzien stond, de afspraak gemaakt dat indien het meisje te weinig melk had zij dan wel melk voor haar klanten kon kopen bij die iets grotere boer. Als marge tussen de in en verkoop werd een ½ cent afgesproken. Een prima oplossing zou men denken. Het meisje van tien kon haar klanten tevreden houden en verdiende voor het rondbrengen een ½ cent per liter en de iets grotere boer kreeg zonder extra werk toch nog iets extra’s voor zijn melk. De vrouw van de iets grotere boer, die het meisje doorgaans hielp met het overtappen van de melk, stak dan ook niet onder stoel of banken dat zij zeer ingenomen was met deze constructie.

    Doorgaans druk praten en duidelijk tellend schepte zij de melk met een halve litermaat over in de emmer van het meisje op de dagen dat het meisje onvoldoende melk had voor haar klanten. Tevens liet ze, als de gelegenheid zich voor deed, graag weten dat ze op deze manier het meisje en haar ouders, die het zo een ieder wist niet breed hadden, hielp om wat extra’s te verdienen.

    Na een aantal keren kwam het meisje echter tot de ontdekking dat zij nooit uit kwam met de melk die zij van de grotere boer zijn vrouw inkocht. Als zij 10 liter haalde bleek niet zelden dat als ze 9 liter had verkocht als haar emmer leeg was. Dit gaf natuurlijk problemen thuis als het ze bij moeder de inkomsten afgaf. Het meisje werd er opgewezen dat ze nauwkeuriger moest werken en er bij het meten van de melk op moest letten dat ze geen melk morste. Want zo liet moeder streng weten ”Zo verdienen we niets”. Maar al hoe nauwkeurig het meisje ook werkte, het probleem dat ze niet uitkwam met de melk bleef. Maar zo was het meisje opgevallen het probleem deed zich alleen voor op de dagen dat ze melk inkocht bij de boer zijn vrouw met iets meer koeien. Op de dagen dat ze genoeg had aan de melk die ze mee van huis nam klopte alles precies. Ja, en toen ging er bij het meisje een lichtje branden. De volgende keer dat ze te weinig melk had en dit aanvulde bij de vrouw van de iets grotere boer lette het meisje extra op bij het overtappen van de melk. Nu het aantal keren dat de vrouw een halve liter maat overtapte in de emmer van het meisje klopte precies met luidop tellen van de vrouw. Wat het meisje wel op viel was dat de halve litermaat nooit goed vol was.

    Maar ja hoe los je dit op als meisje van tien. De vrouw van de boer, die in hoog aanzien stond wijzen op haar bedrog, durfde ze niet. En het thuis vertellen leek haar ook niet verstandig want dat kon, zo wist ze uit ervaring, problemen geven in de kleine gemeenschap van Hindeloopen. Het kleine meisje van tien bedacht echter “wat die wijze vrouw van de in hoog aanzien zijnde boer kan, kan ik ook”. Dus in het vervolg deed ook zei bij haar klanten de halve litermaat niet helemaal vol. Deze tactiek liep prima en bij afrekening thuis klopten de inkomsten altijd perfect met het aantal liters in haar emmer waarvoor ze complimentjes kreeg van haar moeder.

    Na enige tijd begon deze verkoop tactiek sommige klanten op te vallen. Achter de schermen werd daar druk over geroddeld. Het meisje werd beticht van oplichterij en heimelijk werd zij de oplichtster genoemd. Ook de vrouw van de in hoog aanzien zijnde boer liet in het roddelcircuit weten dat deze manier van verkopen niet kon.

    Aan u als lezer te oordelen over de moraal van dit ware verhaaltje.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ut de leugenbank van 1900

    Gespreken uit de Leugenbank rond 1900

    In het begin van de vorige eeuw was hekserij en waarzeggen een hot item.

    Ook in Hindeloopen was dit op bepaalde momenten, als er iets onverklaarbaars was gebeurd, onderwerp van gesprek. Hieronder een aantal korte verhaaltjes in het Hindeloopers, uit het begin van de vorige eeuw, over deze onderwerpen.

    Mogelijk volgt nog eens een Nederlandse versie van deze verhaaltjes.

    Tjoenerie/wiersizzen/ voorspellingen

    't Is en rinige eftermidde. De liëd in 'e Leugenbank kikje de sê oer. ,,Et blieuwt pingeljen joo," zeit Reitje. ,,Nò, ik tink, om fieuw oere sol 't wol opklaerje. Den is 't leêg tie, en oean 'e kim tilt et al en likj," see Heije.

    Je kòasten 't naat eens wodde.

    ,,Sol ik et jimme res krekt sizze?" see Jappe, ,,et sol weet blieuwe of droeg wodde."

    ,,Dot is en snóade sot," see en óar. Doe bist en echte wiersiz:er." En et doerre naat lang of je wéaren tige fordepe in 'e graete forborgenheit fan 't wiersizzen. Wuruut men sèn ken, dot uut en wisjewasje soms en hele baim groeie ken. De mesten leauwden fest oean de ,,gaive" fan 't wier­sizzen; inkelten faenden et lak en larikoke.

    ,,Iek ken ek wol wiersizze," bromde Binte.

    ,,Doe? Dot woo 'k wol es héare," see Tuije.

    ,,Goo. Gaen doe mar buten 'e Leugenbank staen, dok et naat sen ken; nim getugen mei, den sol ik di sizze, hò'st dear steeste. Jimme binne allegaer getugen dot et èalik togêt."

    Oaspretsen,' see Tuije, Hi geeng mei Reitje buten oean 'e tichte kaant fan 'e Leugenbank staen op sin steelen tabaks­daze. ,,Dot rodt de graete nóait, luustere er Tuije in 't aer.

    ,,Klaer! rôap er, hò staen 'k hir nò?"

    ,,As en graete gek in 'e rin," see Binte.

    En de Leugenbank daivere fan 't lakjen.

    ---------------

    ,,Dèar binne dogs woenderlike dingen in e wraald, jin 't men mar naat bigripe ken. Wi hevve, so 't jimme wette, nest de helling fan Janbaes wenne. Dèar koamen dè jitte fule skippen op 'e helling om ze òp to kalefaeterjen: Amelaander en Wieringer ajken, snikken, jollen, jachten, praimen, bóatjes, puntkes, skouwen en alsò. Ek waden er wol nije mekke. Dot wéar den en geklop en gehaimer fan woender en geweld fan al dot timmerjen en breauwen! Min nef, di 't ek Jan heette, wéar het likj fan stik en waad broekt fòar Hansje-mìn knecht fan allegaer. ,,Jan, fier helje; pikkokje!" ,,Jan, di graete haimer uut di praim!" ,.Jan, di bak mei roengen!" Sò geeng et mar troch-en em en de joenge wist soms naat, wur et haat him stoog. Dearom kreeg hi er wol eres en fiksche klap tjin oean. Of dot fule haelp, wet ìk naat.

    Mar - het ik sizze wol - soms wéar er gin skip op 'e helling. Alles wéar den stol. En as ik en min ealdere broear iends tò bod geengen en oender 'e tekken loâien, den héaden wi op eens: ,,klop, klop, klop tik, tik, tik!" en ek wol óare geluten net as et soengen of ropen fan de timmerlied. Den see mìn éaldere broer: ,,Héarst et wol? Fortirmerie! Dèar komt gaauw wur 'n skip op 'e helling!" En et badda ek. Wa bigript dot nò?

    -------------------

    ,,Hò wéar 't mei Annemui?" De soldigste naet, dot jer man, kaptein fan 'n skoener, in de Midlaanske sê forgeeng soog Annemui him fóar jer bod staen mei de aigen fol treadden en mei de graete heupleazens fol wetter."

    -------------------

    Dot wéar en biwégoeng in Hinleppen. Oeral stogen de frouliëd bi mekem in 'e dòarren tò ret­teljen oer de tsjoenerie. De moenden geengen as 'n Lazaras­klap. De divelbander tò Wans waad drok biseeke om hjelp of ree fòar de likje bon, jin 't bitsjoend wéaren. Ien 'e Leugenbank waad dèar ek brêd en wied oer rede­kaivele.

    Tèadboer sin sèanne wéar bitsjoend. Hi kôast gin butter fan 'e mòalke krije. De divelbander hee seid, hi mòast en gloeaiend hoofizer n 'e sèanne dwaen. Dot dee hi, en 't lid op 'e seanne. Mar dè mòasten jimme 'res siënd hevve.East en gesoeas fan woender. Dè en geburrel as fan 'n kael, dot in 'e faat forsoept en de wallem bostte mei sò fule ge­weld uut alle naeden fan 't seannelid, dot 't wol like of de kwaede sem mei al sin boaze gèsten er uutflogen.

    En dè kòast Teadboer buttersèanje.

    -------------------

    Jè wéaren oean 't saedgraiven, en dèar faenden se, dèp in 'e groend, 'n hêle kwabbe frisse, libbendige eel. Iek hev er en soodje mei nei huus tò krige. Jè smekken lekker bi de earpels."

    -------------------

    Op 'n iend wéar ik mei mîn broer tò poeren, mar et wood naat fange. 'n Eendje fan uus ôaf héaden wi în 't doenker 'n geklînk în 't wetter. Wi lotten uus er stol henne drieuwe mei uus bôatje. Et wéar 'n hele skóal eelen, jin 't uut 'e greppel kòamen en jer in 'e faat rolje lotten.

    Wi healden uus bóatje er mar oender en heeën n 'n aimerie 'n fracht fan komsò.

    ------------------

    Heye fortolt, het er in 'e Twade Mienskar, en stik laand buten de stê, plak hèand hee. De skipper Hans Ages geeng er trog oer et futpad, en ticht bi de hekke wéaren trottin graauwe katten oean 't kuierjen. ,,Wur solle jimme henne, poesjes?" tòat hi bi him sem; of 't hi 't meskeen loeadop tòat, wist hi naat.

    Op eens geengen de poesjes allegaer op 'e efteste pòaten staën, jogen mekem de fôaste póat en bigòasten tò doensjen en tò soengen:

    ,Hans Ages vraagde mij:

    Poesje-me-nelle- van waar komt gij?"

    ------------------

    Jesteriënde geeng ik bi tseaster om bòadskip. En likj eend fòar mi uut ròan aalde Neeke. De 't se mi fornôam, héade ik jer suchten en jò kroepte tjin 'e têastere moere oean, dot îk jer maar naat sèn sood. Efkes dèarnej kôamjò tò fallen oer 'n stoepe. Ik wéar er dalik bi, haelp jer oereend en geeng mei jer. Dè het se mi fortold, dot jò er bi dei naat uut doer, want alle bon rope jer efternei en jòane jer allerlei skeldnemmen. Bi skimeriend ken jò de dòar naat fan 'e skeattel lete, want de joengfînten en fanen dwaen de dòar epen en kwakke allerlei smòargens in jerre gang. Jè boenzje mei de fuusten op 'e dòar en fensters en niks is jem tò erg. Dèarom skrobbet jò mòans hêl bitied jer strete en dweilt de droempel, en iends bi tjister doer ze allonnig mar om bòad­skip gaen. - Dè't ik dot héade, tòat ik: ,,èarem slôaf! Ken dèar de pelisje niks oean dwaen?" En 't is sò'n goo menske. Dot wette de mosken wol, jin 't alle dègen in 'e snee fòar jer huus de kroemels opsmulle, jin 't aalde Neeke fòar jem uutstroait. ,,Iek ken naat sèn, dot se hoenger lië, en 't is sò adig, tò sèn, dot se mi kenne!" En sood er wol een menske op 'e hele wraald wezze, di't sizze ken: ,,Aalde Neeke het mi kwa deend?"

    ,,Bihaalve jin 't se bitjoend het," see Atse. Atse wèar jitte mar en joenge, en echte wîsnòas. Dèarom see Binte: ,,As graete mensken praetje, haald doe di stol, tò dot di het frige wodt, héarste?"

    Nò see Jan. ik tòat: as di èarme Neeke min mem ofte min ame wéar, den forlaar ik mîn forstand; ik kòast alle glezzen kapot slaen en graete oengelokken bigaen; et kòast mi allegaer niks mear skele."

    ,,Den geengen ji 'n raer gat în," see Binte.,, Ik sên ji al hennekuierjen twisken de majòar en Gysbet. en de Kooldumer Eksteur er efter."

    Jan Penne forfolge: ,,Hevve jimme wol eres bitòat, dot èalk aald menske, foral di 't en likj oâs is as gewóan, fan tjoenerie biskjeldige wodde ken? Ek jimme éjene femilje, dear 't jimme fule fan haalde? 0, hò méar as ik er oer tînk, hò dudeliker as 't mi wodt: et kwa is naat de tsjoenerie, îk jouw alle tsjoenstes fri om tò dwaen het jè kenne oean mi; ik leet jem allegaer mîn glodde stiere sen!"

    ------------------

    Dèar hest nò Dirkje. Jer man is mei 't skip fut. Jo is alionnig tuus mei jerre likje bon. En alle naeten goealt et joengste. of et formodde wodt. Jò is naat nei de divelbander gênzen. want jò héaldt dot fôar soende, sò 't jimme wette. Mar forlîden wike wéar et sò erg. dot jò in daedsbinaauwd­heid uutrôap: ,,Héare, hjelp mi!" En het badde? Mei 'n graete plof klapten alle dòarren fan jer huus epen en ticht; et likje bon wéar stol, fael in 'e sleep en îs fan dot aigenblik ôaf gesoend. Nò wette wy allegaer: as er één in Hînleppen éalik en oprocht is en for naat jitte sò fule ji mar het wîs meikje sol, den is dot Dirkje. en jò het et sem fortold."

    Uit “Hinlipper fortoljes” van de Fryske Librije (1930). De auteur is S van der Kooi


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. De aak met de witte zeilen

    Vooraf:

    Om het onderstaande verhaal beter te begrijpen vooraf enige toelichting op bepaalde aspecten die in het verhaal voorkomen.

    Een aak is een schip met een ronde bodem zonder kiel. Nu worden dergelijke schepen vaak ingericht als plezierboot. Vroeger werden ze voor de visserij of ander taken gebruikt.

    De leiding van een weeshuis was meestal in handen van een echtpaar. Zij werden algemeen aangesproken als “vader” en “moeder”.

    Het breien en het spinnen van de wol was in vroegere jaren een belangrijk werk. De straat Spinhuisstraat herinnerd er nog steeds aan dat spinnen een belangrijk gebeuren was. Gezinnen die zelf onvoldoende tijd hadden daarvoor besteden dit uit aan mensen die het wel aan tijd hadden.

    “Skitlokken” zijn de vuile onbruikbaar stukken wol die rond het achterwerk van een schaap komen.

    Met Pinkster werden vroeger de straten versiert met zogenaamde Pinsterkronen. Voor een goed begrip over dit gebruik adviseer ik om eerst de uitleg over dit gebruik te lezen. Dat is op deze webblog te vinden onder naam “Pinksterkronen”. (Zie inhoud blog)

    Een “slag om” is een wandeling door Hindeloopen zodat men een soort rondje wandelt. De vrouwen en meisje wandelden dan links om en de mannen gingen doorgaans rechtsom. Het links om wandelen van de vrouwen zou, zo is mij ooit eens verteld, te maken hebben met de stand van de zon. Helemaal kan ik dit echter niet verklaren. Dus laat ik het bij deze mededeling. Maar mogelijk heeft het iets te maken met schaduw werking op het gezicht door de hoofdtooien die vrouwen droegen.

    De Aak met witte zeilen

    Hoe ze heette, ben ik vergeten. Maar laten we de vrouw, waar dit verhaal over gaat, voor het gemak maar Trien noemen.

    Trien woonde in het weeshuis bij haar zuster die daar de zogenaamde “weesmoeder” was. Trien, een zogenaamde oud vrijster, was altijd even vriendelijk en keurig netjes in de kleren. Ze verdiende een beetje geld met breien en spinnen voor andere mensen. Als het werk af , dan bracht ze dat zelf bij de mensen en bleef dan, als ze uitgenodigd werd, graag een kopje thee drinken om even te praten of wat te kletsen. Zij had dan meestal wel wat restjes garen of zogenaamde “skitlokken” in een aparte zak meegenomen. Ze zei dan “u kunt het maar na wegen. Ik houd niets achter. Ik ben oprecht”. Tijdens zo’n gesprek kon men echter wel horen, dat het niet goed in orde was met haar verstand. Maar dat was niet altijd zo geweest.

    Op een zaterdag middag had Trien wat brei- en spinwerk afgeleverd bij een vaste klant op de buren. Nadat ze bij die klant het gebruikelijke kopje thee had gedronken en de laatste nieuwtjes waren uit gewisseld ging ze weer op weg naar huis. Op ’t Oost bij de haven bleef ze, zoals gewoon als over ’t oost liep, wel drie of keer stilstaan en tuurde met haar handen boven de ogen over de Zuiderzee. Daarna vervolgde ze, in haar zelf pratend, haar weg naar huis. Toen ze voorbij de “leugenbank” kwam, die volstond met mannen, onderbrak ze haar gemoppel in zichzelf even en zei de druk pratende aanwezigen in de leugenbank vriendelijk gedag. Maar de leugenbank nog maar net voorbij hoorde een ieder duidelijk dat Trien al weer met haar zelf in gesprek was.

    Dat steeds weer over de Zuiderzee turen en het gemoppel in zich zelf vond men daar in de leugenbank maar vreemd. Dit lokte, zoals zo vaak, ook op die zaterdag de nodige reacties uit bij de mannen in de leugenbank. De nodige schampere opmerkingen over het gedrag van Trien bleven dan ook niet uit.

    Jan Pinnelikker, die deze naam te danken had aan het feit dat hij op het gemeentehuis werkte, onderbrak het toch wel enigs negatieve, gesprek van de mannen.

    Hij zei, “jullie hebben nu wel de nodige opmerkingen en kritiek over Trien, maar weten jullie wel hoe de vork precies in de steel zit”.

    Nu het zal duidelijk zijn, dat wisten de heren in de leugenbank niet. Na enige ogenblikken stilte, wachtend op waar Jan Pennelikker mee zou komen begon Jan te vertellen:

    Jan Pinnelikker verteld

    In haar jonge jaren was Trien een leuk jong meisje. Kwiek en fijn gebouwd en altijd vriendelijke en blij. Het was dan ook geen wonder dat ze in die tijd ook bij de jongens erg in trek was en vele aanbidders had. Maar hoe kwam het dan dat Trien geworden was zoals ze was zullen jullie je wel af vragen?

    Nu het begon allemaal met pinkster. De kronen tingelden en bingelden en blonken hoog in de lucht dwars boven de straat, aan een sterk stuk touw wat van de ene gevel naar de gevel van het tegenoverliggende huis gespannen was.

    De jonge meisjes van Hindeloopen gingen, in Pinkster kleren, in het mooie weer een “slag om” door de stad.

    Ook de jongens deden dat, maar dan net andersom dan de meisjes zodat ze meisjes bij ieder rondwandeling twee keer tegen kwamen en hen dus twee keer konden aanspreken.

    (Overigens gebeurde zo’n “slag om” door de stad niet alleen met Pinkster. Ook op zondag was het algemeen gebruikelijk en die mensen die het aan tijd hadden maakten ook op avonden met goed weer vaak even een “slag om”. Maar met zo’n hoogtij dag als Pinster en combinatie met de opgehangen Pinsterkronen was het toch iets bijzonders)

    Verschillende groepen hielden onder de kronen stil, en nadat ze wat heen en weer gepraat hadden, duurde het niet lang of iedere jongen had een meisje in de arm, en werd er een rondje gemaakt en gedanst onder kronen. (Dat gebruik heette “om de kronen gaan”. )

    De dag na Pinkster zag men dan ook de meisjes bij elkaar staan te praten over, “Die is met die geweest en die met die” want ook zei wisten natuurlijk wel: Daar komt vaak vaste verkering uit voort wat niet zelden uitdraait op trouwen.

    Een knappe jongen, schipper van een mooie aak met witte zeilen, had al het gauw de zuster van de weeshuismoeder ”Trien” beet en danste met haar onder de kronen. En sinds die tijd hadden zij verkering.

    En het moet gezegd worden, er was geen mooier paar in de hele stad. Hij was best oppassend en zij niet minder en altijd fleurig en netjes. Een ieder zei dan ook “ze passen precies bij elkaar”.

    Hoe lang die verkering duurde, weet ik niet. Maar op een morgen, ze hadden hartelijke afscheid genomen, stond zij op de ’t oost bij de haven en hij op de aak in de haven om hem uit te zwaaien. Zij lachte hem toe, maar het was haar wel aan te zien, dat zij verdriet had en aangedaan was door zijn vertrek. Hij, de schipper van de aak, stond aan het roer en zwaaide met zijn rode zakdoek naar Trien terwijl de prachtig mooie aak met zijn witte zeilen het zeegat als een “grote witte zwaan” uitvoer. Trien keek de aak met de witte zeilen zo lang ze kon na.

    Maar al wat ooit terug zou komen in Hindeloopen, de aak met de witte zeilen en de jonge schipper heeft Trein nog iemand anders nooit maar dan ook nooit weer terug gezien.

    Sinds de tijd dat het duidelijk werd dat er wat heel ergs met de aak met de witte zeilen gebeurt moest zijn is het bij Trein begonnen te draaien in haar hoofd. Sinds die tijd kon ze de werkelijkheid en wat er in hoofd speelde niet meer goed scheiden.

    Zo vertelde ze vorige week op een ochtend, blij en vrolijk, nog aan haar schoonzuster Libbe, die al een paar jaar getrouwd was;

    “Nu zal het gebeuren. Ik heb het vannacht duidelijk gezien. Ik wordt nu snel de bruid. Ik zal trouwen en dan zullen jullie zingen”:

    Hoog is de bruidegom, en hoog voor de bruid

    Hoog voor de Bruidegom en bruid

    Als de aak met de witte zeilen komt.

    En terwijl Trein dat vertelde, zo zei haar zuster Libbe, keek ze blij en verheugt de Zuiderzee over of ze de aak met de witte zeilen en haar schipper al aan zag kommen.

    En bijna automatisch keken de mannen in de leugenbank ook over Zuiderzee, toen Jan Pennelikker uit verteld was.

    Maar helaas er kwam niets. De aak met de witte zeilen was er niet. Trien, nog iemand anders, heeft de aak met witte zeilen en de schipper Nooit! Nooit! weer gezien.

    Na dit droevige verhaal van Jan Pinnlikker werd het stil, doodstil in de leugenbank. En zonder commentaar te leveren en zich schamend over de eerder gemaakte opmerkingen gingen de mannen één voor één huiswaarts.

    Bron: “De aak met de witte zeilen” is een Nederlandse vertaling en een vrije weergave van het gelijknamige verhaal in het Hylpers uit “Hinlipper fortoljes” van de Fryske Librije (1930). De auteur van “Hinlipper fortoljes” is S van der Kooi.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze vriend de politie

    Een sprookje of de waarheid?

    Er was eens een land waar het goed wonen was. Ja werkelijk waar, u kunt het geloven of niet, maar in dit sprookjesland wordt zelfs gezegd dat de politie je vriend is en dat de politiepet iedereen past. En als u het volgende verhaaltje gelezen hebt zal het u duidelijke zijn dat zelfs de bandiet een vriend heeft aan de politie.

    Om de criminaliteit cijfers omlaag te halen heeft men in dat sprookjesland een heel slim systeem bedacht. Als er minder diefstallen en inbraken gebeuren dan in voorgaande jaren krijgt men bij de politie als beloning meer geld, zodat men het in daaropvolgende jaar nog beter werk kan afleveren. Nu dit is toch prachtig, dat moet voor de politie in dit mooie sprookjesland wel aanleiding zijn om verschrikkelijk haar best te doen. Maar helaas, alle goede bedoelingen ten spijt, één inwoner van dit sprookjesland gelooft sinds kort niet meer in dit sprookje. En dat is toch jammer, want het leek zo mooi bedacht.

    De reden dat deze inwoner niet meer in dat sprookje gelooft is de volgende: Jarenlang had die inwoner gespaard voor een tweedehands autotje. Ze was er dan ook zeer zuinig op. Elke week een goede wasbeurt en natuurlijk elke ochtend gelijk na het opstaan even snel kijken of de auto een goede nachtrust had gehad. Maar o wat een strop, wat een pech, op zekere ochtend kwam deze inwoner bij haar autootje en zag dat het zijraam van de auto stuk was. Bij een nadere inspectie viel het al snel op dat het raam niet per ongeluk was stuk geslagen. Nee, er waren duidelijke sporen van breekwerk. Dus leek het de inwoner duidelijk dat er sprake was moedwillige vernieling en inbraak. Nadat de eerste schrik over was werd dan ook snel de politie gebeld, want ‘de politie is ook mijn vriend’ en ‘die politiepet past ook mij vast wel’ zo dacht die inwoner. En zo dacht die inwoner verder, als ik mijn vriend de politie niets laat weten kunnen zei ook niets doen.

    Maar och wat jammer nu, de politie zag geen aanleiding actie te ondernemen. De reactie van onze vriend de politie kwam er in het kort op neer dat men wel aangifte mocht doen maar dat er verder niets mee zou worden gedaan. De politie had voor dergelijke futiliteiten geen tijd. En de kans dat men de dader(s) zou kunnen vinden waren zeer gering.

    Epiloog:

    De inwoonster zag na deze reactie van onze vriend de politie geen aanleiding officieel aangifte te doen. Wat vervolgens tot gevolg had dat:

    De politie een inbraak minder op papier had.
    Het politiekorps daardoor recht had op meer geld.
    Het politiekorps het minder druk had.
    Dit een vrijbrief betekent voor de misdadiger(s)
    De inwoonster een illusie armer is.

    Naar aanleiding van een auto inbraak in de zomer van 2003


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een kwestie van fatsoen

    Een kwestie van fatsoen

    In Hindeloopen was een nieuwe dominee komen wonen. Een paar huizen vanaf de pastorie van de dominee woonde Meine Meindersma met zijn vrouw. Meine, was doorgaans wat ruw in zijn taal gebruik en, zo was algemeen bekend, moest hij niets hebben van kerkelijke- en geloofszaken. Zijn vrouw, ook niet erg kerkelijk, sukkelde al enige tijd met haar gezondheid en was bedlegerig zoals men dat toen noemde.

    Toen de dominee bijna twee weken in Hindeloopen woonde werd hij aangesproken door twee buren van Meine. Zij zeiden tegen de dominee; “wij weten niet of u het weet maar bij uw bijna buren” , wijzend naar Meine zijn huis, “gaat het niet zo goed”. “Het zou misschien wel eens goed zijn dat u daar op visite ging”. “Een goed gebed komt daar vast wel van pas.

    Nadat ze dit de dominee hadden verteld hielden zij van achter de gordijnen goed in de gaten of de dominee hun advies ook opvolgde. Nu, ze hoefden niet lang te wachten. Dezelfde middag om drie uur voldeed de dominee aan zijn plicht en ging op huisbezoek bij Meine en zijn vrouw. Pas om half vijf verliet hij de woning van Meine

    Nadat de dominee de deur van de pastorie weer was ingegaan liepen de beide tipgevers van de dominee zo snel ze konden naar Meine die nog in deur stond. Na wat onschuldig praat over het weer vertelde Meine dat dominee op bezoek was geweest. Dat was de gelegenheid voor beide buren om te informeren hoe het bezoek was verlopen. De oudste van de twee tipgevers vroeg zo onschuldig mogelijk, “en heeft hij ook gevraagd om met jullie te bidden”. Het antwoord van Meine op deze vraag was “nee hij heeft zijn fatsoen gehouden”.

    Dit verhaaltje werd mij heel lang geleden voor waar verteld.
    Dus mocht het niet waar zijn dan lieg ik "in commissie".


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Hindelooper Kaaig
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    De Hindelooper Kaaig is verhaal uit Sagen en Legenden rondom de Zuiderzee.

    DE HINDELOOPER KAAIG.

    Voor meer dan honderd jaar is het volgende gebeurd met de Hindelooper Kaaig.De Hindelooper Kaaig was het beurtschip tusschen Hindeloopen en Amsterdam. De schipper en de knechts waren stoere zeelieden en voor geen kleintje vervaard, maar ze stonden toch op een keer voor een raadselachtig geval waar ze geen weg mee wisten. Of is het misschien niet wonderlijk als men ziet dat ­de knoopen in de touwen 's morgens anders liggen dan men ze er 's avonds ingedraaid heeft? En toch was dat het geval met die Kaaig. Wanneer de schuit aankwam en aan wal lag goed en weI gooide de schipper de trossen uit en de knecht legden het schip aan de meerpalen vast met een schippersknoop in de touwen. Een echte schippers knoop, die niet los ging, wanneer men aan het touw trok. Maar wanneer ze 's morgens bij de schuit kwamen lag het aan de wal, ja, maar in de touwen lagen ouw wijvenknoopen, van die knoffelknoopen; wanneer je er aan trok gingen ze los. Was dat niet vreemd? De schipper maakte zich kwaad er over en schold op de knechts op de hartige manier waarop schippers dat kunnen doen. Was dat een manier van doen? Welke schippers knecht maakte nu een ouwewijvenknoop? De knechts verontschuldigden zich; ze konden het niet helpen. Maar de schipper haalde de schouders op. De oudste knecht echter liet het niet op zich zitten. Die wilde er meer van weten. Hij wist vast en zeker, 's avonds werden goede knoopen gelegd; er moest wat achter zitten, of de schipper het dan gelooven wou of niet. Die ouwe knecht zei niets, maar op een avond om een uur of negen stapte ie zijn deur uit en ging door de verlaten straten van Hindeloopen naar de haven waar de Kaaig lag. Behoedzaam maakte ie het luik van het vooronder los en kroop er door. Zie zoo, dacht die ouwe knecht, ik moet weten wat er 's nachts met de Kaaig gebeurd. Van te voren had ie zich er van overtuigd, dat alles wel was aan boord. De Kaaig lag behoorlijk gemeerd en met goede schippersknoopen in de touwen. Er was niets bijzonders te zien. Dus ging die knecht die nacht, inplaats van bij zijn vrouw, in het vooronder slapen. Tja, men moet er wat voor over hebben om achter de geheimenissen van ouwewijvenknoopen te komen. Toen ie dan zoo een uur of drie geslapen had, tegen middernacht dus, werd de knecht wakker door gerommel en gestommel aan boord. Het scheen of er met vaten gerold werd en of men bezig was kisten te kantelen en ook of de zeilen geheschen werden. De man ging rechtop in zijn kooi zitten en luisterde scherp en gespannen. Ja hoor, Ze heeschen het zeil, ze waren met de touwen bezig. Voetstappen hoorde ie duidelijk op het dek en het piepen en knarsen van de helmstok kon ie zeer goed waarnemen. Een oogenblik dacht ie er over op te staan maar het was hem, of ie in zijn kooi teruggedrukt werd. Voer het schip nu? Natuurlijk, dat borrelen en bruisen voor aan de boeg en langs de zijden van het schip was hem vertrouwd genoeg; daarin kon ie zich niet vergissen. Dat was het lied van het water. Het stond boven alle twijfel vast dat het schip voer, dat het zeilde. Nu sprong de angst de ouwe knecht van achter op de rug. Ja, het is gemakkelijk, bij klaar lichten dag een besluit te nemen. Om te zeggen ,,spookt het op de Kaaig? Dan ga ik daar vannacht eens slapen en uit­visschen wat er eigenlijk gebeurt. "Maar als de nacht eenmaal zwart over de wateren ligt en het gespook aan de gang is. Wanneer de hekser eenmaal de touwen losgemaakt hebben, het zeil geheschen en het schip in volle zee gestuurd. Dan komt het er op aan. De ouwe knecht durfde dan ook niet gaan kijken. Voor geen geld van de wereld. Stilletjes bleef ie in zijn kooi en haalde de deken zoo ver mogelijk over de ooren opdat ie maar niets hooren zou. Maar jawel. Niets hooren. Hooren en zien verging. Het schip voer niet, het vloog. Het scheen of er een orkaan woedde. De zeilen klapperden en flapperden en alles aan het sterke schip kreunde en steunde. Het roer piepte en knarste en de wind gierde akelig door de touwen. Het was een gehuil om er naar van te worden en zoo snel voer het schip dat je niet op je beenen zou hebben kunnen staan. Nee, die ouwe knecht kwam niet aan dek om te kijken wat er gebeurde maar hield zich stilletjes schuil. Misschien had de kaaig een half uur met die razende vaart gezeild, toen het van lieverlede stiller begon te worden aan boord. Het gegier en gehuil in het want verminderde en er voor in de plaats kwam weer het zachte vertrouwelijke murmelen en borrelen zooals de knecht dat zoo goed kende van zijn tochten bij goed weer over de Zuiderzee. En na eenige tijd trad er volkomen stilte in. Geen geluid werd meer vernomen. Geen gehuil meer van de woedende orkaan, geen gepiep en geknars, geen voetstappen en kistengekantel, zelfs geen gemurmel meer. 't Werd alles volkomen rustig. Toen dit zoo een poosje geduurd had kreeg de oude knecht weer moed. Hij besloot toch maar eens te gaan zien wat er van was. Voorzichtig ontgrendelde ie het vooronder, kroop door het luik en...... keek in de heldere verblindende zonneschijn. Hij kon zijn oogen niet gelooven, want het was toch nacht meende ie. Hij kneep zich in de beenen om te zien of ie wel wakker was, en ja, er volgde pijn, dus droomen deed ie niet. Ten hoogste verwonderd stapte ie op het dek en nu zag ie dat ie zich bevond in een hem volslagen vreemd en onbekend land. Het was klaar lichte dag en de zee lag fonkelend van goud onder de strak blauwe hemel. Voorzichtig ging ie van boord en keek om zich heen. De plantengroei was hem gansch onbekend. Hier groeiden heel andere boomen en struiken dan te Hinde­loopen en vreemde bedwelmend geurende bloemen bloeiden er in weelderige overvloed. De knecht die op zijn tijd wel eens bang was,. miste toch geenszins praktische zin. Dus dacht ie ,,ik moet een bewijs hebben." Vlug liep ie naar een oranjeboom, die vol vruchten hing, schudde die zoodat de appels rond hem heen in het gras tuimelden en stak daar eenige van in de zakken van zijn wijde pikbroek. En toen weer aan boord terug. En dadelijk in het vooronder, de grendel voor het luik en te kooi. Slapen als het mogelijk was. Niet lang lag ie onder de wol of het lieve leven van daar straks begon weer. Eerst voetstappen, gerol van tonnen, gekantel van kisten, hijschen van zeilen, piepen, knarsen, borrelen, murmelen en daarna loeien, gieren, huilen van de wind door het want, precies zooals op de heenreis. Het duurde ook ongeveer weer een half uur waarna alles geleidelijk aan stil werd. De ouwe knecht bleef nog in zijn kooi liggen, tot het aanbreken van de dag. Toen kroop ie naar buiten en zag dat ie te Hindeloopen aan de wal lag. Alles op het schip was in de beste orde, er was niets vermist of vernield. Aan niets was te zien dat het er zoo doorgegaan was 's nachts. Alleen lagen er in de touwen weer ouwe wijven­knoopen. De knecht begreep nu best waar die vandaan kwamen. Hij spoedde zich in de ochtendschemering naar huis en even voor zijn deur zag ie een vrouw een steegje ingaan. Hé, dacht ie, wat moet die daar zou je zeggen. Toen iè haar voorbijging bleef ze naar hem staan loenzen, maar hij, ook niet mis, haalde een oranje appel uit zijn zak en hield haar die voor. Op het gezicht van de appel gaf de vrouw een ijselijke gil viel flauw en was drie dagen daarna een lijk. Tja, 't is gevaarlijk werk met de duivel uit varen te gaan. Maar de ouwe knecht had het er, dank zij zijn voorzichtigheid, goed afgebracht en iedereen wist sedert dien wie de ouwewijvenknoopen in de touwen van de Hindelooper Kaaig draaiden. Dat deden de heksen natuurlijk, wanneer ze een uitstapje maakten.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het schip met geld

    Een grootvader schenkt zijn kleindochter
    “een schip met geld” op haar verjaardag.

    De volgende brief kreeg een kleindochter van haar grootvader. Deze verjaarsdagbrief was vele jaren later  voor een kleindochter aanleiding tot het schrijven van een verhaal over "het schip met geld".

    De met toestemming letterlijk ovegenomen brief

    Allereerst hartelijk gefiliciteert met je 21ste verjaardag ik hoop dat je een gezellige dag zal hebben nu ------ ik weet niet wat ik je moet geven en daarom doe ik net als Ame een rijksdaalder daar moet je maar wat voor koopen Maar dit is niet alles je krijgt nog veel meer. Op de andere bladzijde staat je een groote gebeurtenis te wachten Nu ------ nogmaals hartelijk gefiliciteert en een plezierige dag.

    Ate

    N.B Ame is hindelooper voor grootmoeder
            Ate is hindeloopers voor grootvader

    Volgende bladzijde.

    Heden den veertienden maart 1967 schenk ik aan - te - als eenige erfgenaam van - te - het gehele schip compleet met geld en met alle lusten en lasten.

    Het schip met geld

     

    Er was eens een Vader en Moeder. De Vader was schipper en ze hadden 2 kinderen. Een jongen en een meisje. Ze waren zeer arm. De kinderen moesten vaak zonder eten naar bed en ze droegen oude en vaak kapotte kleeren en ze liepen op oude kapotte schoenen en klompen. En toen op een dag gebeurde het dat ze niets meer in huis hadden. De Moeder kon geen kon geen eten meer voor hun koopen en de kinderen hadden honger zoodat ze zonder eten naar bed moesten.Toen zij de Vader ik ga met het schip weg en ik zal zien geld te verdienen.

     

    Na een paar dagen kwam de Vader terug en hij was erg blij en vertelde dat hij veel geld had verdient zoodat zij ineens rijk waren geworden want hij had een schip vol geld verdient. De Moeder en de kinderen sprongen door de kamer van blijdschap. Ze besloten om al het geld in de kelder te bewaren. Toen zij de jongen tegen zijn Vader we gaan met de kruiwagen met zakken en een schop naar het schip.

     

    De jongen en het meisje zouden de zak ophouden en de Vader zou ze dan vol scheppen. Dat gebeurde en de kinderen hielden de zak open en de vader scheppe scheppe scheppe tot de zak vol met geld was. Toen er stijf een touw om en een knoop er op en dan werd de zak in de kruiwagen gezet en de jongen ging er mee naar huis. De Moeder en de jongen sjouden de zak met geld in de kelder.Toen ging de jongen weer met de kruiwagen terug om weer en volle zak te halen. De kinderen hielden de zak weer open en de Vader weer scheppe scheppe scheppe tot de zak vol was en weer een touw  er om  en een knoop er op en de jongen bracht de zak met geld weer thuis. En zoo ging het steeds door totdat het schip leeg was. De kelder was toen vol met zakken geld. Toen de laatste zak vol was kwam er weer een touw om met een knoop er op. Toen zei die jongen deze laatste  zak wil ik niet op de kruiwagen wegbrengen maar ik wil hem op de rug sjouen. De Vader zij doe dat niet want hij is veel te zwaar. Neen zij de jongen ik doe het toch en hij zette de zak op zijn rug en ging ermee naar huis. Het is net of de zak niet meer zo zwaar is als eerst. En hij liep weer wat verder en hij dacht toen het lijkt wel of er niet zooveel geld meer inzit als eerst. En toen keek hij achterom en heele straat lag van begin tot eind bezaaid met geld. Het bleek dat er een gat in de zak was. Alle kinderen klein en groot gingen aan het geld zoeken. De jongen  begon te huilen omdat de kinderen met geld weg gingen. Toen hij zijn Vader alles vertelde ging de Vader naae de politie. Toen kwam de politie met groote stappen en zij tegen de kinderen dat zij het geld terug moesten geven. De kinderen zijden toen dat ze het allemaal al hadden versnoept. Ze hadden er chocola sigaretten en snoep voor gekocht. Toen zij de politie dan moeten jullie al die snoep en sigaretten maar terug geven. Dat kunnen wij niet zeiden de kinderen want wij hebben alles al op. Toen zei de politie dan kan ik er ook niets aan doen en de Vader zij tegen de jongen huil nu maar niet want wij Zijn nu schatrijk en die laatste zak met geld zal ons ook niet hinderen. Wij hebben de kelder toch vol met zakken geld. Ze waren toen blij en gelukkig. De kinderen kregen allemaal nieuwe kleeren en nieuwe schoenen en zij kregen het aller lekkerste eten wat er was.

     

    En toen kwam een kat met een witte snuit en blies het vertelletje uit.

     

    Als een soort naschrift stond er:

    Dit is door mijzelf bedacht en zonder voorbereiding volbracht.

    N.B.

    Vele kinderen hebben vaak bepaalde wensen. Een veel gebruikte uitspaak van de ouders was vreoger dan “ Ja als het schip met geld komt krijg je het”. Ik neem aan dat dit sprookje van de grootvader ook gebaseerd is op dat gezegde.

    Een dergelijke brief als herinnering aan je grootvader is mijn inziens echter veel meer waard dan het schip met geld waar de grootvader in zijn sprookje over verteld.

    De in de brief bedoelde klein dochter is nu zestig jaar. Ik kreeg deze brief, geschreven in een sierlijk handschrift, via via. De kleindochter in kwestie heeft er in toegestemd dat ik de brief plaats op mijn webblog met verhaaltje oever en uit Hindeloopen.

    De bewerkte versie van de kleindochter volgt nog


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Haantje de Voorste

    Haantje de Voorste is verplaatst naar 'Eigen verhalen'. Zie mijn blogs in linker kolom. 


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De waaghals
                                  De waaghals

    Het had een paar nachten licht gevroren en er lag inmiddels een dun laagje ijs in de sloten. Een jongen van een jaar of acht, die op straat aan het spelen was, kreeg van twee heren waarvan één een grote camera  op de schouder droeg een genereus aanbod. Ze vroegen hem "Wil jij een gulden verdienen". Nu dit klonk de jongen verleidelijk in de oren want in die tijd -circa 1955- was een gulden voor een jongen van een jaar of acht een klein vermogen. Toen bleek dat hij voor die gulden alleen maar even over het ijs, dat in de sloot lag, hoefde te lopen stemde hij snel toe.
    Om te voorkomen dat hij het verdiende geld thuis niet hoefde af te dragen of in zijn spaarpot moest doen vertelde hij thuis niets van zijn klein vermogen. Maar o jee, die avond was er voor de TV een uitzending over de winterpret. En daarin werd nadrukkelijk gewaarschuwd  om niet net als deze waaghaals op het ijs te komen.

    Ja, U begrijpt het waarschijnlijk al "deze waaghals" was de jongen die die middag een gulden had verdient. En dat deze beelden thuis boze woorden van de ouders op leverde zult u ook begrijpen.

    Dit ware verhaal speelde zich niet Hindeloopen af maar werd me verteld door iemand die op ouder leeftijd in Hindeloopen kwam wonen.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een anstige nacht

    EEN ANGSTIGE NACHT

    Het was in de oorlog 40-45. Ook in Hindeloopen was er een spertijd van kracht. Maar daar er in Hindeloopen niet erg op werd gecontroleerd en er in Hindeloopen geen verraders waren werd dit Duits uitgangsverbod wel eens genegeerd.

    Zo ook een echtpaar dat ‘s avond om 10 uur nog even een kleine wandeling door Hindeloopen maakte. Tijdens deze wandeling hoorden zij vanuit een donkere straat geluiden die ze niet direct thuis konden brengen. Uiteraard was dit in die tijd voor dit echtpaar behoorlijk schrikken. Na enige aarzeling won hun nieuwsschierigheid het echter van de schrik van deze onverwachtte geluiden. Ze liepen iets dichter naar de plaats waar het lawaai vandaan kwam. Daar bemerkten ze dat er iets verderop een vechtpartij gaande was. Wetende dat zij in spertijd op straat waren en er in tijd redenen voldoende waren om zich niet met de vechtenden te bemoeien maakte het echtpaar zich snel uit de voeten.

    De andere dag werd in Hindeloopen verteld dat de ondergrondse die nacht in actie was geweest. Zij hadden met een zeker persoon nog een appeltje te schillen. En naar het gerucht in Hindeloopen de ronde deed was die persoon middels een flinke aframmeling op zijn verantwoordelijkheden gewezen. Dit gerucht maakte het echtpaar duidelijk hoe het zat met de vechtpartij waar zij die nacht ongewild getuige van waren.

    De daaropvolgende avond gingen zij op normale tijd naar bed. Net toen zij bijna de slaap hadden werd er luid op de deur gebonst en werd geschreeuwd dat de deur open gemaakt moest worden. De man trok snel een broek aan en liep zo snel hij kon naar beneden en maakte de deur open. Gelijk bij het losmaken van de deur stormden twee Duitse soldaten met een gevaarlijk uitziende herdershond de woning binnen. Dit Duitse gezelschap werd vergezeld door een Nerderlandse man die als een soort tolk optrad. De vrouw, nog in nachtgewaad, was haar man uiteraard gevolgd en had wat licht gemaakt in de kamer en leek als verstijft te staan voor het gordijn wat half open voor het raam hing. Om een lang verhaal kort te maken, de Duiters hadden gehoord dat zij getuige waren geweest van eerder genoemde vechtpartij en beschuldigden hen van betrokkenheid bij de vechtpartij. Nu duidelijk zal zijn dat hun aanwezigheid tijdens de spertijd in die straat moeilijk was uit te leggen. De man deed verwoede pogingen alles uit leggen, maar in zijn hart dacht hij “mijn tijd is geweest, ze nemen mij straks mee”. Maar waarschijnlijk had hij een overtuigend verhaal want na enige tijd sprak de oudste van de twee Duitsers “kom laten we maar gaan want hier worden wij ook niets wijzer".

    Na afloop van dit verhoor en het vertrek van het ongewenste gezelschap konden beide echtelieden opgeruimd ademhalen en nog napraten over dit angstige uur. Bij dit napraten bleek ook waarom de vrouw gelijk bij het half open vallende gordijn was gaan staan en daar tijdens dit hele verhoor muisstil was blijven staan. In hoek van het raam was door het openvallende gordijn de radioantenne van de radio * duidelijk zichtbaar. En door daar voor te gaan staan was deze net niet zichtbaar voor de Duitsers.

    De vraag is en blijft hoe dit verhoor afgelopen zou zijn als de Duitser deze antenne van de verboden radio ontdekt hadden.

    Bron: Uit overlevering van mijn ouders.

    * Om te voorkomen dat informatie uit Engeland via radio werd verspreidt  in  Nederland was het bezit van een radio verboden door de Duitse bezetter.De attene's voor de ontvangst voor de radio bestond in die tijd doorgaans uit een  lange spiraal van koperdraad die ergens aan de wand werd  geplaatst. In   bovenstaand verhaal was de radio voor het naar bed gaan verstopt maar de attene was vergeten.

    Meer over de oorlogsjaren 40-45 in Hindeloopen is te vinden in het boekwerk:

    HINDELOOPEN 1940-1945


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een sprookje

                                              EEN SPROOKJE

    Er was eens, reeds vele jaren geleden, een kleine jongen die woonde in een stadje dat lag aan een groot meer. De mensen in die kleine stad, met smalle straten, gewone huizen en grote gezinnen waren niet arm maar ook niet echt rijk. Maar ze leefden daar aan de rand van dat grote meer heel gelukkig en tevreden. En niet alleen de grote mensen leefden daar geluk­kig en tevreden. Ook het kleine jongetje en vele andere kinderen in dat stadje hadden het daar prima naar de zin.

    Voetballen midden op straat, ja het mocht daar in deze stad. Ook tikkertje of verstoppertje spelen kon gewoon zonder last te hebben van het verkeer. De enkele fietser ging wel met een bocht om de spelende kinderen heen. En de paard en wagen hoorde men reeds van verre aankomen. Dus ook dat leverde geen enkel gevaar op.Verder waren er tal van plaatsen in bosjes of verlaten veldjes waar de kinderen hutten konden bouwen of andere spelletjes konden doen. En als dit alles verveelde vroegen de kinderen gewoon aan een boer die toevallig met paard en wagen langs kwam of ze mee mochten naar het land. En in vele gevallen was dan het antwoord; spring maar op de wagen. En dat leverde voor de kinderen weer vele andere mogelijkheden op om te spelen. Met eieren zoeken, visjes vangen, muizen uit de holen jagen, in het hooi spelen en slootje springen was een vrije middag altijd te kort. Ja slootje springen, dat was bij vele kinderen favoriet. Ja natuurlijk, het leverde regelmatig natte pakken op. Maar daar maalde niemand om. Dat hoorde er gewoon bij. Maar ook de plaatselijke vissers in dit stadje waren bij mooi weer, met name bij de wat oudere jongens, erg in trek. Een middagje mee het grote op meer om netten weg te brengen leverde voor de kinderen vaak een middag op waar ze lang nadien nog over vertelden. Maar ook bij slecht was er voor de kinderen uit dat stadje altijd wel ruimte. Er was altijd wel een schuur of een zolder te vinden waar de kinderen konden spelen. Ook de vele boerde­rijen in dit stadje waren dan vaak het domein van de kinderen. Ja werkelijk waar, het was daar in dit stadje prima wonen voor oud en jong.

    Ja inderdaad, het was daar in dat stadje goed toeven. Maar mogelijk zult u inmiddels begrijpen dat bovenstaand sprookje helemaal geen sprookje is. Het gaat over het Hindeloopen uit mijn kindertijd. (± 1950)

    *****
    Zie het goede in het heden
    En stel het verleden als voorbeeld van het heden
    *****


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gemaal

    GEMAAL

    Een in Hindeloopen wonend persoon kreeg van een vriend uit Amsterdam de schriftelijke boodschap dat hun gezamenlijk kennis met haar gemaal op die en die dag en op vermelde tijd met de trein in Hindeloopen zou arriveren. Of hij zo vriendelijk zou willen zijn haar even op te halen.

    Nu dit ophalen was voor bedoelde persoon geen probleem. Alleen dat woord 'gemaal' bezorgde hem kopzorgen. Hij kon niet bedenken wat dat nu zou zijn. Het zekere voor het onzekere nemende hield hij er rekening mee dat het iets groots en zwaars zou zijn. Dus stond hij op bedoelde tijd bij de trein met een 'pipegaal' (houten kruiwagen) te wachten op zijn kennis met gemaal. Dat gemaal een deftig woord (?) voor echtgenoot was werd hem onderweg naar Hindeloopen duidelijk.

    Uit overlevering.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grappen

    FLAUWE GRAPPEN

    Of het nu een vorm was om de kinderen bezig te houden of dat het zomaar grapjes waren is me nooit duidelijk geworden. Maar in vroegere jaren werd kinderen met regelmaat beet genomen door ouderen door ze er op uit te sturen om dingen die niet bestonden.

    Bekende zaken die de kinderen dan ergens moesten halen waren, de plintladder, hooischaar, gròppedweel (dweil om de groep achter de koeien mee schoon te maken), ooievaarskuitevet enz enz.

    De grap was dan dat de degene bij wie je het moest halen het dan juist weer had uitgeleend aan een ander, en het spel meespeelde, door je door te sturen naar een volgend adres. Zo kon het gebeuren, afhankelijk van de geloofwaardigheid van het verhaal, dat kinderen half Hindeloopen afliepen om iets wat niet bestond.

    Leuk he!!


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De postbode

    DE BEHULPZAME POSTBODE

    In een kleine gemeenschappen kent een ieder en ieder. Zo ook in Hindeloopen. Iemand die doorgaans bij uitstek op de hoogte was van het wel en wee in Hindeloopen was de plaatselijk postbode. Maar of hij altijd volgens de huidige privacy wetten aan dat nieuws kwam valt te betwijfelen.

    Zo bezorgde hij eens een briefkaart bij mijn ouders. Bij het overhandigen (bij gebrek aan een brievenbus) wist hij te vertellen “No Joukje, doe kryggist morn ek fersyte heer” *. En inderdaad dit klopte precies met de boodschap op de briefkaart.

    * Nu Joukje, je krijgt morgen visite hoor

    Waar gebeurd. Joukje was mijn moeder.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paarden op hol

    PAARDEN OP HOL

    In behoorlijk draf reed een boer met twee paarden voor de wagen over de Oosterdijk. Door de snelheid en een hobbel in de weg raakte de "siele" * los van de dissel van de wagen. De boer probeerde nog om de wagen via de dissel met de voeten rechtuit te sturen en de paarden in bewang te krijgen. Maar de los achter de paarden slepende ‘siele’ sloeg keer op keer op de achterbenen van de paarden. Deze werden, zo te begrijpen valt, steeds wilder en wilder. Na enige tijd moest de boer de paarden los laten om te voorkomen dat hij van de wagen werd getrokken. Een geluk bij dit ongeluk was dat de paarden, net toen de boer de teugels los liet, de paarden om één of andere reden iets naar rechts afweken. Het tweede geluk van dit ongeluk was dat er net op die plaats een dikke houten electriciteits paal stond. En het derde geluk bij dit ongeluk was dat de beide paarden ieder aan een kant van paal langs gingen. Doordat beide paarden door de leidsels aan elkaar verbonden waren liepen zij vast op deze paal. Ja, men moet maar geluk hebben!!

    * Een houten of ijzeren dwarsbalk, van circa 80 cm breed, met kettingen wat de verbinding vormt tussen paard en wagen.

    Waar gebeurd.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goedkope aardappelen

    GOEDKOPE AARDAPPELEN

    Het gebeurde in de zomer van 2002. Twee mannen uit Hindeloopen gingen met eigen auto twee weken op vakantie naar Tjechië. Na twee weken reizen door het land was de tijd van vertrek bijna aangebroken. Zij pakten hun spullen in de auto en parkeerden hem, klaar voor vertrek, op de gebruikelijke plaats op het parkeerterrein van het hotel. Nu was het beide mannen de voorgaande dagen opgevallen dat de aardappelen daar spot goedkoop waren. Daar moest, zo hadden zij bedacht, maar een flink voorraadje van mee naar Hindeloopen. Dus werd na het pakken van de auto nog even uitgerukt om een paar zakken aardappels te halen. Helaas, helaas bij de terugkomst bij het hotel kregen zij de schrik van hun leven. De mercedes, inclusief bagage, was weg. Na de nodige plichtplegingen bij politie en verzekeringen enz, enz was het moment om naar huis te gaan aangebroken. Deze terugreis ging, bij gebrek aan ander vervoer, per trein. Op zich, zo een ieder zal begrijpen, een treurig verhaal. Het zal je maar gebeuren. Het comische van dit verhaal is echter dat zei ieder met een zak "goedkope" aardappelen op de rug in Hindeloopen terug kwamen van hun vakantie uit Tjechië.

    Waar gebeurd


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogelflappen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    DE DROPPEN EN HET VOGELFLAPPEN


    De Mulders, in Hindeloopen beter bekend als Drop, verdienden hun brood met rietsnijden. Hun hart lag echter meer bij het Wilstervangen. Deze passie van diverse Mulders werd van generatie tot generatie overgedragen van vader op zoon. In het boek "Goudplevieren en Wilsterflappers" vond ik het volgende verhaal van in de Hindeloopen alom bekende familie.

    De drie broers Albert, Doede en Eeltje Mulder uit Hindeloopen groeiden op in een gezin waar het wil­sterflappen centraal stond. Hun vader Anne Albert ving wilsters, maar ook diens vier broers Doede, Eeltje, Hinne (Hendrik) en Pieter, en natuurlijk grootvader Albert Anne (fig. 4.10). Deze Albert Anne had de bijnaam “Albert Drop” en de vijf zonen waren in Hindeloopen bekend als “Doede van Drop” of “Eeltje van Drop”. In herfst en winter was deze familie afhankelijk van de inkomsten uit het wilsterflappen. Daarnaast werkten ze als rietsnijders. Van boeren en van de Dienst Domeinen werden rond Hindeloopen rietvelden gepacht. In het voorjaar werden kievitseieren voor de handel geraapt en in de zomer werd in ploegverband los werk aangenomen bij de boeren in en rond Hindeloopen. De “âlde” (Albert Anne) fungeerde dan als ploegbaas. Nadat de koeien uit de stal het weiland in waren gegaan wer­den koeienstallen gereinigd, en er werd gehooid. Na de zomer werden de sloten langs de spoorlijn Leeuwarden-Stavoren gehekkeld. Deze laatste klus werd per strekkende meter bij de Nederlandse Spoorwegen aangenomen.

    De wilsterspullen stonden in de directe omgeving van Hindeloopen. Ieder familielid had zo zijn eigen voorkeursgebied, want men verschilde van mening over de ligging van het beste perceel, trekroute en de precieze effecten van wind. In de winterperiode, wanneer ook in het riet gewerkt moest worden, moest vaak een keuze worden gemaakt over de manier waarop de dag het best besteed kon worden. Het was vader Albert die morgens vroeg naar buiten ging en na beoordeling van lucht, wind en tem­peratuur besloot of het ‘fûgeljen’ of dat het ‘reidskarjen’ (rietsnijden) werd. Maar als er in het riet werd gewerkt stonden er wel altijd één of twee wilsterspullen in de buurt, mochten er door een weersver­andering wilsters in de lucht komen. Het was de ‘âlde’ die de wilsters het meest nauwlettend in de gaten hield. Als er plotseling een koppeltje wilsters verscheen stond hij met zijn hoedje te zwaaien om door te geven dat ze in aantocht waren. Als er een duidelijke en gerichte trek op gang kwam, werd de spanning te groot en ging iedereen zon­der overleg naar zijn eigen wilsterspul. Volgens plaatsgenoot Sijbolt Smid was dat vergelijkbaar met “in bosk protters ut it reid wei, dy't allegearre in kant ût spatte” (een groep spreeuwen die vanuit een rietveld allemaal een kant uit vliegen). Bij de Mulders thuis werd winters eigenlijk maar over één onderwerp gesproken en dat was het wilsterflappen.

    Siep Smid uit Hindeloopen.Ook een fanatieke wilsterflapper.

    Bij uitzondering was de vangst groter dan de vaste klantenkring aankon en werden wilsters aan 'de dubbele' (poelier Tjeerde uit Workum) geleverd. 'Dubbele' was ontleend aan de voornaam Dubbele Tjeerde, ook al was dat de broer van de toenmalige poelier Louis Tjeerde. Hoe deze volksnaam zich heeft kunnen inburgeren zal wel een raadsel blijven want Dubbele Tjeerde is zelf nooit betrokken geweest bij de poeliershandel. Hij had in Workum een wasserij bedrijf.

    Voor de jonge Mulders waren wilsters letterlijk en figuurlijk alom aanwezig. Als schoolgaande kinde­ren konden Albert en Doede op dagen dat goede vangsten werden verwacht de drang niet weerstaan. Als ze tussen de middag het eten oversloegen, konden ze van half één tot één uur net een halfuurtje bij vader achter de skûle staan. Dat was vlak buiten Hindeloopen op Schuilenberg. Al op 13-jarige leef­tijd begonnen ze zelf te vangen, eerst nog onder het toeziend oog van vader of ooms als die op korte afstand in het riet werkten. Mocht er onverwachts bezoek komen dan konden die voor de vorm de vangst overnemen. Zo werden langzaam maar zeker de grenzen verlegd. Op 16-jarige leeftijd vingen zelfstandig. Zonder een akte natuurlijk, want die werd pas aan 18-jarigen uitgegeven. Z'n fanatisme werd Albert één keer bijna noodlottig. Het was in het seizoen 1966 waarin door het ontbreken van een vorstperiode en wintertrek uiterst slecht was gevangen. Half januari, twee weken voor sluiting van het vangseizoen op 31 december, viel de vorst pas in. Er kwam vanuit het noordoosten een enorme wilstertrek op gang. Deze winterflecht concentreerde zich op een smalle trekbaan vlak achter de zeedijk. Het ene na het andere koppel wilsters trok in zuidwestelijke richting. Dit werd Albert te veel. Het wilsterspul dat binnendijks nog in het Groot Nieuwland stond, werd over de dijkvaart en de dijk gebracht en uitgelegd op een smal graslandperceel tussen de dijk en het buitendijkse rietveld van de Stoenckhêrne. Om niet op te vallen werd de skûle niet geplaatst, maar werd dekking gezocht in de rietkraag. Het was verboden om daar en op dat moment te vangen en dat gaf de nodige spanning. De eerste wilster die onder het slagnet kwam en als levende lokvogel op de wip had moeten belanden werd bij het net per ongeluk doodgemaakt. Albert had deze stommiteit nog nauwelijks verwerkt of vader ­Anne kwam door het riet aansluipen om te vertellen dat op de haven van Hindeloopen twee politieagenten met een verrekijker stonden te kijken. Dit vertrouwden ze niet en samen verlieten ze het wilsterspul.

    Enige uren later verscheen de politie op de Stoenckhêrne, waarschijnlijk ingeseind door een stadsgenoot. ­De dienders visten achter het net. In alle vroegte werd de volgende morgen, op zondag en met sneeuw het wilsterspul opgehaald.

    Doede Mulder oefende al op zeer jonge leeftijd met een eigengemaakt slagnetje. Op het gazon achter ­het huis kon hij spreeuwen vangen. Oom Hinne stimuleerde dit door voor z'n neefje een nieuw net met kleinere mazen te breien. Spreeuwen behoorden in de ogen van de familie Mulder tot het schadelijke wild, omdat ze in de nazomer en winter het riet vaak als slaapplaats gebruikten. Als ze daar met vele duizenden overnachtten, braken ze ontelbare rietstengels, een grote schadepost. De enige manier om deze schade enigszins te beperken was door in de schemer de in het riet invallende spreeuwen met ­dubbelloops jachtgeweren te bestoken. Fijne hagel, bij jagers bekend als snippegruis', gaf de beste resultaten. De spreeuwen die het overleefden zochten elders hun heil. De tientallen doodgeschoten ­exemplaren werden in het rietveld opgezocht en verzameld in korven of jutezakken voor thuis. Door ze in de woonkamer te plukken maakten de kinderen de spreeuwen klaar voor consumptie. Kop, de poten en de vleugels werden er met een schaar afgeknipt. Nadat ook de ingewanden waren­ verwijderd werden alle spreeuwenlijkjes tegelijk in een grote pan gekookt. De Mulders aten de spreeuwen zelf, maar moeder deelde ze ook uit aan arme buurtbewoners die het zich niet konden per­mitteren om vlees te kopen. Met vier of vijf spreeuwen op een schoteltje werden ze door moeder ­Mulder rondgebracht. Afhankelijk van de tijd van het jaar verschilden de spreeuwen van smaak. In de herfst hadden spreeuwen vaak een bittere smaak. Volgens Eeltje kwam dat doordat spreeuwen dan het voedsel onder koeienvlaaien vandaan haalden. Zijn broer Pieter had een andere verklaring. Bij het spreeuwen ­plukken mocht geen enkel veertje achterblijven, want dit veroorzaakte bij het koken de sterke bittere smaak Maar over het algemeen werden spreeuwen als een lekkere aanvulling van de warme maaltijd ervaren. ­Het eten van wilsters binnen het gezin was uitzondering. Vanwege hun hoge marktwaarde werden ze het liefst meteen verzilverd. Ze gingen niet alleen naar de poelier, maar ook naar klanten in de stad. Zelfs naar de bakker, waar de wilsterboutjes werden geruild voor brood. Als er weinig wilsters werden ­gevangen en moeder Antke bij de bakker 'boargje moast' (op de pof moest inkopen) werden uit bittere noodzaak wel eens 'swarte kobkes' (kokmeeuwen) geschoten en verkocht. Deze werden uiterste nauwkeurig geplukt en afgebrand, een enkel achtergebleven veertje kon immers duidelijk maken dat het geen wilsters waren.

    Na een dag in het veld was het gewoonte van de vijf broers en vader Albert Anne om elkaar te infor­meren over de vangsten. Hinne gebruikte dan vaak de uitdrukking: "de kleur not mien jonge" (de vangst hield niet over). Toch was het bijna altijd Hinne die de hoogste vangsten behaalde. Hij wist meestal de beste plaats voor het wilsterspul te kiezen en hij was de beste om met de fluit de wilsters voor het net te krijgen. Ook bij de andere wilsterflappers uit Hindeloopen werd geïnformeerd naar de vangsten, hoewel die informatie alleen met terughoudendheid werd gegeven. De financiële afhanke­lijkheid van de wilstervangst bracht de nodige afgunst met zich mee. Een ongeschreven wet zorgde er voor dat er in het veld tussen verschillende wilsterflappers voldoende afstand gehouden werd, maar het kale vlakke landschap maakt het mogelijk om de verrichtingen van anderen goed te volgen. Hoe korter de tijd tussen opeenvolgende trekken, hoe groter het aantal gevangen wilsters.

    Durk Postuma,Albert A.Mulder,

    Hette Couperus en Sybolt Smid

    Bij vorsttrek met noordoostelijke wind trokken de wilsters vaak 'heech om', waarmee werd bedoeld da ze oostelijk van Hindeloopen richting Koudum trokken. Plaatsgenoot Hette Couperus, bekend als een 'tûke' (kiene) flapper, had zijn vaste vangplaats oostelijk van Hindeloopen in de Grote Wiske op een hooggelegen graslandperceel dat bekend stond onder de naam 'de diergaarde'. Met zulk weer was het erg gunstig gelegen. Eeltje Mulder en Meinte Boorsma die meer zuidwestelijk stonden hadden dan het nakijken en zagen Hette vele malen "it grutte swarte net oerheljen" (het grote zwarte net overhalen). Dit gaf natuurlijk frustratie en afgunst. De betrokkenheid wordt door Pieter Mulder zo verwoord: "At wy der foar stjerre moatten hiene, dan hiene wy dat dien, foaral de âlde, ûs heit, wie der beseten fan" (als we ervoor hadden moeten sterven dan hadden we dat gedaan, vooral vader, die was er echt bezeten van). Het wilsterfiappen was gebonden aan bepalingen en voorschriften. De Mulders hebben vaak gevangen op de grens van het toelaatbare. Gedreven door honger in het gezin en onblusbare jachtinstincten zijn vele malen wettelijke grenzen overschreden. Conflicten met de overheidsdienaren waren soms het gevolg.Toch ontwikkelden zich vanuit deze beroepsvangerij gemengd met een beetje stroperij mensen die zich naderhand volledig zouden inzetten voor het wetenschappelijke onderzoek. Nu leveren Albert, Doede en Eeltje, zoons van Anne, en Albert, Jakob, Rein en Doede, zoons van Hinne, met een ringver­gunning hun bijdrage aan het wilsteronderzoek.

    Uit: Goudplevierenen wilsterflappers


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een onweersbui
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    DE VUURBAL

    In vroegere jaren schaarden de diverse kleine boeren in en rond Hindeloopen hun vee in op de zeedijken rond Hindeloopen. Tegen melktijd werden dan de koeien in "de ister” * bijeen gedreven . Op zich was dit gezamelijk melken natuurlijk best een gezellige aangelegenheid. Er was tijd voor een praatje en uitwisseling van gedachten. En natuurlijk was er altijd wel iemand die in was voor wat gein of een sterk verhaal wist te vertellen.

    Maar op zekere dag in augustus pakten zich boven deze groep boeren donkere wolken samen. Ja, het was duidelijk te zien, er was een dikke onweersbui op komst. Er werd dan ook niet veel gepraat. Een ieder probeerde het melken klaar te hebben voor het dreigende onweer los barste. Maar helaas dit lukte niet. Terwijl een ieder nog diep gebogen onder koe zat te melken vielen de eerste dikke regendruppels uit de lucht. Na deze eerste regendruppels werd de lucht al snel gevuld met felle blikemschichten en dondergeweld. Nu waren deze boeren natuurlijk niet gelijk van hun stuk van dit natuurgeweld. Zij hadden één en ander wel eens vaker meegemaakt. En al werd het natuurlijk niet gezegd, niemand wenste als eerste een beter heenkomen te zoeken. Toch werd het uiteindelijk een ieder te bar. Men zocht gezamelijk een beter heenkomen onder een oud afdak van een nabij gelegen woning. En hier zittend op de meegenomen "tulle" * kwamen de sterke verhalen natuurlijk al snel los.

    Zo wist Jouke te vertellen dat deze onweersbui nog niets voorstelde. Hij had het nog wel veel erger meegemaakt. Zo was het een keer gebeurd, aldus Jouke, dat hij ver van de bewoonde wereld in zijn eentje zat te melken toen er een ongekend onweer los barste. De bliksem was niet van de lucht en de ene knetterende slag volgde op de andere. Ja, zo vertelde Jouke onverstoorbaar verder, op een gegeven was de bliksem zo fel dat de bij behorende vuurbal bij hem in de emmer rolde. Ja, ja, zo onderstreepte hij zijn sterk verhaal, ik mag hier dood neervallen dat het niet waar is.

    * "de ister”Omheinde plaats waar de koeien gemolken werden.
    * "tulle" Melkstoeltje.

    Uit: Overlevering


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pinksterkronen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    De op de foto afgebeelde pinksterkroon werd in de zestiger jaren van de vorige eeuw gemaakt door Ant Bakker. Foto afkomstig van Harmen W Glashouwer.





    DE PINKSTERKROONEN
    .

    Deze zijn drie in getal en worden in de week voor Pinkstèr door eenige meisjes vervaardigd van hoepels, versierd met gekleurd papier, vlaggetjes, uitgeblazen eijerschalen in touwtjes geregen en als guirlandes daar onder aan hangende. De binnenruimte tusschen de hoe­pels bevat een aantal hangende ledige fleschjes, die bij de minste beweging hun eigenaardig gerinkink doen hooren. Op den eersten Pinksterdag, na afloop der voormiddag-godsdienst, worden deze zoogenaamde kroo­nen in de twee hoofdstraten aan een touw, dat aan twee geveltoppen is vastgemaakt, opgehangen. Des avonds tegen donker begint de pinkstervreugd door op de straat in een kring ouder deze kroonen te dan­sen, hij het zingen van liedjes, die, van zeer oude tijden af, op dien avond en den volgenden worden ge­zongen. Dit duurt veelal tot laat in den nacht, terwijl de eene troep de andere vervangt. Thans bestaat het personeel, dat aan deze vreugde deelneemt, hoofdzakelijk uit jongens en meisjes; maar vroeger namen ook gehuwden en zelfs meer bejaarden daaraan deel, zoodat het voor velen geen Pinkster ware geweest, zoo zij niet eens om de kroonen gedanst hadden. Den oor­sprong van dit gebruik hebben wij niet kunnen opspo­ren, maar wel hebben wij vernomen, dat zoodanige feestelijkheden ook op sommige dorpen in Gelderland en Overissel plaats hebben.

    Uit: Merkwaardigheden van Hindeloopen

    Voor meer over oude gebruiken, kleding en taal uit Hindeloopen verwijs ik graag naar het boekwerkje

    “Merkwaardigheden van Hindeloopen”



    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn visie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



     

    Mijn visie op Hindeloopen in het Fries            


    VISIE OP HYLPEN

    Der wurdt wolris ût'e gek sein dat de Hylpers ôfstamme fan seerovers en froulju mei skiere knibbels. Oft dit wier is of net, is my net bekend. Wol is my bekend dat yn de bloei-jierren fan Hylpen in protte ynwenners op see farren en, sa't ik oannim, mei in soad ferskate minsken en kulturen yn'e kunde kamen.

    Yn dy tijd waarden de hjoeddedei rûnom ferneamde kapiteinshuzen boud, mids tusken de doedetiids gongbere, folle lytsere wenningen.

    Ek moatte doe, sa as de skiednisboeken sizze, de klaaijinge en it skilderwurk ûntstien weze. Ik tink dat wy san tiid hjoeddedei Heechkonjunktuur neame soene. Mar krekt as altyd yn de skiednis, kamen nei fette jierren ûnferbidlik de meagere jierren.

    Ek Hylpen sakke yn en waard werom smiten op himsels en waard wer ofhinklik fan de Sudersee en it lân om us hinne. Mei troch de isolearre lizzîng ûntstie der yn dy tiid, sa't ik dat sjoch, in befolking fan boeren, boargers, fiskers en ambachtslju, dy't dwers troch inoar hinne wennen, mei hjir en der noch res­ten fan de âlde gloarjetiid.

    Nei de oarlochsjierren 40-45, doe't Hylpen de bynamme fan Frii Nederlân hie, hiene wy te krijen mei in ny fenomeen; it toerisme. In soad folk ut us buor­lannen, benammen ût Dûtslan, teagen nei Hylpen en joegen Hylpen in sadaniche ympuls, dat der doe withoefolle fenijd en ferbettere is, dat yn it ferliene dochs aardich fertuttearze wie.

    Dat alles hat in hjoeddeisk Hylpen opsmiten dat, nei myn betinskt, ridlik tol­erant is, ja somtiden wolris hwat tefolle alles mar nimt. It is de Hylper lang goed. En salang hysels mei rest litten wurdt, salang mei in oar ek oars weze en oars tinke. Mar fansels binne der grinzen oan dizze toleranzije. En as men, nei betinken fan de Hylpers, oer dy grins hinne giet, dan hat men hjir oan­strijd om dat nei eigen goedtinken op te lossen.

    Fierder is men yn Hylpen allergysk foar minsken dy't miene alles better te witten of dy't miene in bepaalde stân ophâlde te moatten. De Hylper fynt ge­woan al gek genôch.

    Mei dit stikje skiednîs en myn fisy op de Hylper yn e ef­terholle, wol ik noch efkes nei it hert en sintrim fan Hylpen. No leit in de measte plakken it sintrim yn it midden, mar yn Hylpen is de hafen of, sa as wy sizze "It Toast", it sintrim. Der kloppet it hert fan de Hylper. En dit hert is, dat doar ik rêstich te sizzen, UNYK

    Toeristen meitsie der alle dagen prachtige foto's. En skilders hawwe dit part fan Hylpen al withoefaak op it wite doek set. Ek is dat plakje is in pree foar breidspearen, om foto's te meitsjen. Se komme fan hein en fier om oan de hafen harren troudei op de foto fest te lizzen.En nettsjinsteand it feit dat deun achter de âlde hafen in moderne en fan alle foarsijenningen foarsjoen jachthafen leit, sjogge in soat wetterspoarters om nei in lisplakje yn de âlde hafen. Mar ek foar de eigen ynwenners is de rûchwei 100 meter dyk foar de hafen lâns fan net nei te kommen betsjutting. Sûnder "It Toast" is Hylpen Hylpen net mear. Op in dei troch de wike, foar de kofje, komme alle net mear wurkjende Hylpers nei de hafen, om der it leste nijs ût te wikseljen en de aktuele polityk fan kommentaar te foarsjen. Meastentiids is de leugenbank dan it plak fan gearkomste mar mei in Noardenwyn, wykt men ût nei de lyte fan de reddingsloads. Sa om healwel ienen hinne, sammelt it wurkjende part fan Hylpen him yn de leugenbank en nimt der yn it middeiskoft it nijs noch efkes mei inoar troch. En leau my, der bliuwt dan neat ûnbesprutsen en men is dan ek net skrutel om inoar bikkelhurd de wierheid te sizzen. Al moat ik der wol bysizze dat dy wierheid wolris hwat ferdraaid wurdt. Ek docht de leugenbank al sûnt minskeheugenis tsjinst as plak fan gearkomste foar car-poolers. En benammen yn de simmermoannen is it sneins in gean en kommen fan minsken rûnom de hafen. Nest dy withoefolle toeristen sette dan ek in soad Hylpers rjochting hafen. En elkenien hat dan, sûnder dat der oer praat wurdt, sa syn of har iegen plakje der. Op'e hichte fan it mienskipsintrim "De Foeke" is de jongerein fan Hylpen te finen. Mei op sa n 20 meter ôfstân, de trochgeans hwat âldere manlju yn de leugenbank. Fanof de Slûsbrege oan't Hotel De Hinde sitte de froulju dy't all­innich op stap binne en de troude pearen op de der hwat legere basaltmuorre te praten Tsjinoer Hotel De Hinde is it hwat âldere jongfolk trochgeans te finen. En as men lest fan de wyn kriget, siket men de lijte fan de reddingsloads op. Op sa n simmerske middei jowt dit in sfear, dy't net maklik te beskrîuwen falt. Ik foar mysels, moat dan altyd tinke oan dat ferske,"Daar in dat kleine café aan de haven" fan Vader Abraham”. Want ik hoech it wurd café mar fuort te litten en ik haw de sfear, dy t der dan om de hafen hinne hinget beskreaun. Op sa’n dei binne de Hylpers krekt sa as hy dat yn dat ferske omskriuwt.

    "ZE ZIJN DAN ALLEMAAL GELIJK EN TEVREE, GELD OF WIE JE BENT, TELT DAN NIET MEE"


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dure grap

    EEN DURE GRAP

    De plaatselijke visboer, die zijn kar op de haven van Hindeloopen had staan, kwam in verband met de bevoorrading vele malen per dag langs de plaatselijke supermarkt en de naastgelegen bar.

    Deze visboer, altijd wel in voor een geintje, dacht op zekere dag eens grappig te zijn. In het voorbijlopen nam hij de merkvlag van de supermarkt mee en plaatste deze in de vlaggenstandaard op het terras van de bar.

    Wat deze visboer echter niet wist was dat de eigenaar van de bar juist bij de politie geklaagd had over kleine pesterijen in en rond zijn zaak. Ook had onze brave visboer niet opgemerkt dat de politie net op dat moment voorbij reed.

    De politie, gebrand op een succesje, sprak de visboer die spontaan een grapje uithaalde, op deze wandaad aan. De visboer kon uitleggen wat hij wou maar hij kreeg een boete. Deze spontane grap koste hem 75 gulden.

    Historisch


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De macht der gewoonte

    DE MACHT DER GEWOONTE

    Tegenwoordig weten we niet beter dan dat de elektriciteitskabels, net als gas- en waterleiding, in de grond worden gelegd. Uit opnames uit andere, vaak minder ontwikkelde landen, ziet men echter deze elektriciteitsleidingen ook nog wel bovengronds op palen. In vroegere jaren was dat ook in Hindeloopen het geval. Nadeel van dit bovengrondse leidingnet was de veelvuldige storingen. Als er dan bij harde wind of ijzel zo’n draad gebroken was of er spontaan een zekering in paal stuk raakte moest er altijd iemand met klimijzers in de paal klimmen om de storing op te heffen.

    Zo gebeurde het in het verleden ook eens in Hindeloopen. Er was een storing in één van de elektriciteitspalen op de Nieuwstad. De plaatselijke storingsagent moest dit euvel even verhelpen. Uiteraard moest, voor hij de paal in klom, de stroom uitgeschakeld worden. Dit moest gebeuren in het transformatorhokje dat vooraan in Hindeloopen stond (iets voor de huidige voetbal kantine). Om dit euvel snel op te lossen zonder dat de hele Nieuwstad te lang zonder stroom zou zitten had hij twee collega’s ingeschakeld. Eén stond bij het transformatorhokje om de stroom af te sluiten. De andere stond op de z.g.n. Weeshuisbrug vanwaar hij zicht had op de persoon die in de paal zou klimmem en de man die bij knoppen van aan en uit stond. Afgesproken werd dat zodra het probleem in de paal verholpen was en de man in de paal weer beneden was, de tussen persoon op de brug dit door zijn hand op te steken kenbaar zou maken aan de man bij de knoppen.

    Goed geregeld zoals het leek. Maar helaas op een gegeven moment zag de tussenpersoon op de Weeshuisbrug een bekende lopen. Uit de macht der gewoonte groette hij deze door middel van zwaaien. Maar de man bij knopen zag deze groet als teken dat de klus geklaard was en de stroom weer ingeschakeld kon worden. Nu het gevolg laat zich raden. De man in de paal overleefde deze catastrofale fout niet.

    Waar gebeurd.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tijd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HOE LAAT IS HET ?

    De tijd is een menselijk begrip. Dieren leven zonder besef van tijd of klok. Zij richten hun leven in naar de stand van de zon en de jaargetijden. Maar ook de mens was in vroegere tijden veel meer gericht op de stand van de zon

    Het volgende verhaaltje speelde zich af in de tijd dat een zakhorloge nog geen algemeen goed was. Van een polshorloge had men helemaal nog niet gehoord. In feite was de plaatselijke kerktoren en de stand van de zon het enige middel om de tijd waar te nemen.

    In die tijd was er een boer die een stuk land had wat ongeveer 2 km van de bewoonde wereld af lag. Deze boer was, met een 3 tal z.g.n. losse arbeiders, ‘s morgens om een uur of 9 vertrokken naar deze weide om de oogst binnen te halen. Op zeker moment vroeg de boer, “hoe laat zou het zijn? Ik krijg honger”. Eén van de mannen richtte zich na deze vraag naar de kerktoren van Hindeloopen. Met zijn hand boven de ogen, om de zon af te schermen, stond hij enige tijd strak te turen. Ten slotte kwam de mededeling dat het 10 minuten voor 12 was. Dit ontlokte de stomverbaasde boer de volgende woorden. “Here God, jij hebt zeker arendsogen. Ik zie amper de kerk­to­ren, laat staan dat ik zie hoe laat het is”.

    Dit wonder duurde vele dagen voort. Niemand die in de gaten had dat de bewuste man met de arendsogen elke keer stiekem op zijn pas verworven zakhorloge keek.

    N.B. O ja, die stomverbaasde boer was mijn grootvader


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe waait de wind

    HOE BEPAAL JE DE WINDRICHTING IN HINDELOOPEN

    De uitgang van de haven (‘de mûnt’) loopt nagenoeg precies naar het Noorden. De kerk met de toren aan de Westkant van de kerk. Ook de Horn (uitstekende hoek) wijst nagenoeg naar het Westen. En Molkwerum ligt redelijk ten zuiden van Hindeloopen. Met deze gegevens zijn praktisch alle winderichtingen zonder kompas vrij redelijk vast te stellen.

    Wist U?

    Wist u trouwens dat praktisch alle protestante kerken Oost- West staan. En wist u dat met name aan de kust de meeste bomen enigszins naar het Oosten wijzen. En wist u dat bij een krimpende wind de wind tegen de zon in draait en doorgaans een slecht voorteken is wat het weer betreft en dat een uitgaande wind (met de zon mee) als positief wordt ervaren.



    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Politie

    HALT, POLITIE!

    Naast de weg naar Hindeloopen loopt een fietspad. Dit is een zogenaamd toeristisch fietspad. Dit houdt in dat op dat fietspad alleen maar fietsers mogen en de brommers op de rijweg moeten rijden. Bij de weg staat dan ook het ronde bord met een rode rand met daarin een fiets. Dus verboden voor fietsers. Keurig geregeld zou men zeggen.

    Helaas was er in die tijd vaak een misverstand over het feit of de brommers nu op het fietspad moesten of op de weg mochten rijden. Maar men zou toch zeggen dat de politie wel moest weten hoe de verkeersregels in elkaar zitten. Maar schijnbaar is ook de politie niet alwetend en altijd op de hoogte van de plaatselijke situatie.

    Zo reed een Hylper op een mooie zomerdag op zijn brommer rustig om zich heen kijkend over de bedoelde weg. Zich van geen kwaad bewust groette hij de hem achterop komende politie. Maar deze was iets minder vriendelijk. De politieauto reed hem enige meters voorbij, stopte en de agenten hielden de brommerrijder staande. Volgens hen mocht hij niet op de weg rijden en maanden hem in het vervolg via het fietspad naar Hindeloopen te rijden. De brommerrijder, goed op hoogte van de regels en de situatie ter plaatse betwiste deze stelling van de agenten echter. Hij verwijst hen naar het bord wat 100 meter verderop bij de weg stond. Hier gezamenlijk aangekomen moesten de agenten tot hun schaamte erkennen dat zij fout zaten en de persoon in kwestie gelijk had.

    Nu zou men denken dat de agenten hen excuseerden en bromfietser zijn weg zou kunnen vervolgen. Maar oom en tante agent waren natuurlijk niet gelijk uit het veld geslagen. Zij liepen een paar maal om de brommer heen en constateerden dat het achterspatbord niet naar behoren wit was en de handrem niet voor 100% correct functioneerde. Gevolg geen bekeuring voor het op een verkeerde weg rijden, maar wel 75 piek betalen voor een ondeugdelijke handrem.

    Ja, ja, en dan zegt men “de politie is uw vriend”. Nu, ik denk of dat weet ik wel zeker, dat deze bromfietser uit Hindeloopen daar nu inmiddels anders over denkt.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vlag op de tonnenpraam
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                    


    DE  FLAGGE OP DE HÛSJEPRAIM



    Voordat het watercloset, waar ieder mens af entoe wat achterlaat, algemeen goed was in Hindeloopen had een ieder voor zijn noodzakelijke behoeften ‘hûsjen’ op het erf. Dit hûsjen was doorgaans voorzien van een keurige zitting met daaronder een ton. Deze hûsjentonne werd afhankelijk van de grote van het gezin l a 2 keer per week door de gemeente opgehaald en verwisseld voor een lege ton. Deze tonnen werden met een kar verzameld op een bepaalde plaats aan het water. Vervolgens werden de tonnen, voor verder vervoer naar de ‘Iskepolle’, overgeladen op een praam die algemeen ‘de husjepraim’ werd genoemd. Met deze zogenaamde hûsjepraim werd het verzamelde menselijk afval afgevoerd naar de speciale bakken op "de Iskepolle".

    Een gezegde uit die tijd,  wat mijn moeder veel gebruikte als iets niet goed bij elkaar paste, en verwijst naar deze hûsjepraim was:

    “Dot steet os in flagge op de hûsjepraim”

    Nederlandse vertaling:
    Hûsjen=toilet gebouwtje (achter) op het erf
    Iskepolle= stortplaats waar de tonnen en ander afval heengebracht werd
    Praim=praam
    Flagge=vlag
    Hûsjenpraim= praam waar de tonnen mee werden vervoerd


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het herstel van een voetbal

    DE MÚLE VAN SJOERDJE

    Der seet in gat yn de bal, hy wied tróchslyten. Otte, Titte en Fóppe tôten, in niien bal sit der naat oen. Der mut mar in lapjen op.

    Jê geengen dermei nei de búrkerii fan Jelle Sjoerdje. Nó môsten jê fansem ek in stikjen lear hewwe. Op ‘e koestal stooch een múle; dot dot leek skoan, jê knipten der handich in stikjen út. Otte hee inmiddels in piktree mei op beide eenden in bargebórstel bij Anne de skoenmekker weihelle. Nó jette in els en oent ’t siien      

    Mar oa wea!
    Alles wie slagge, de bal wied heel, mar dê kôm Sjoerdje en rôp: “Jûnges, he jimme soms myn múle ek siend?”.

    Bron: Jubileumboek voetbalclub
    Sjoerdtje was mijn Ame(Oma)


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het veulen Dorien

    HET VEULEN DORIEN

    Dorien was een klein jong veulentje van amper twee maanden oud. Ze had mooi donker bruin haar. Precies midden op haar kop, nee pardon haar hoofd, had zei een prachtige mooie witte bles. Dat gaf haar zo de kenners zeiden een intelligent uiterlijk. Maar dit was nog niet alles. Ook werden haar vier benen gesierd met vier prachtig mooie witte sokken. Ja werkelijk Dorien was een heel mooi veulentje. Ons veulentje Dorien werd geboren op de boerderij aan de Nieuwe Weide in Hindeloopen. Dorien genoot daar volop van haar jonge leventje. In de warme stal had zij samen met haar moeder een mooi groot hok. En als moeder aan het werk moest mocht zij altijd mee. Doorgaans liep ze dan vrij en blij naast moeder naar het weiland waar het werk moest gebeuren. En eenmaal in de wei kon ze natuurlijk naar hartelust spelen. Ook wat het eten en drinken aanging had Dorien niets te klagen. De boer zorgde er voor dat als ze met moeder in de stal was er een gevuld voerrib was Ook in de wei was natuurlijk voldoende eten voor de kleine Dorien voor handen En ja, ook was moeder met haar gevulde uier natuurlijk dag en nacht in haar nabijheid. Als ze dorst kreeg was daar altijd wel wat lekkere warme melk te halen. Ja werkelijk, het ontbrak Dorien aan niets. Helaas was onze mooi en dartel veulen Dorien af en toe ook wel eens nieuwsgierig. Als de boer met moeder voor de wagen huiswaarts ging was zij spijtig genoeg niet altijd even gehoorzaam. Ze wist, zo had de boer haar vaak genoeg verteld, dat het verstandig was altijd dicht in de buurt van de wagen en haar moeder te blijven. De eerste weken van haar jonge leventje hield ze zich ook aardig aan deze regel. Maar hoe ouder ze werd hoe vaker zij achterbleef en dingen op eigen houtje ging onderzoeken.

    Zo ook op zekere dag in Juni. De boer was de gehele ochtend met moeder paard in de wei aan het werk geweest. Om twaalf uur keerden ze huiswaarts. Moeder paard uiteraard de wagen trekkend en de boer op de wagen om het paard te mennen. Dorien liep, moe van het spelen, een eindje achter de wagen aan. Langzaam maar zeker werd de afstand tot de wagen met moeder paard er voor echter groter en groter. Ja, uiteindelijk bleef ze zover achter dat ze moeder noch de boer meer zag. Maar och, dat deerde ons kleine veulentje niet. Zij was dat pad al zo vaak gegaan dat ze zelf ook wel wist hoe ze thuis moest komen. Moeder was dan ook al lang en breed op het erf toen Dorien de Nieuwe Weide op huppelde. Nieuwsgierig om haar heen kijkend liep Dorien alleen richting boerderij en erf. Net voor ze het erf zou oplopen zag ze echter iets bijzonders. Het hekje in het stek bij de buren stond open. Achter dit smeedijzeren hek met scherpe punten stond zo was haar al vaak opgevallen lekker mals gras en kleurige bloemen. Ondanks dat ze wist dat ze naar moeder toe moest kon ze, nu dit hekje open stond, de verleiding niet weerstaan om even bij de buren te kijken Voorzichtig liep ze door het openstaande hekje en verkende daar al snuffelend de omgeving. Plotseling hoorde ze echter haar moeder achter op het erf van de boerderij hinniken ten teken dat ze nu eindelijk snel moest komen. Geschrokken realiseerde ons lief veulentje zich dat ze in overtreding was en besloot snel gehoor te geven aan moeder haar geroep. Door de schrik vergat ze echter dat ze daar door het openstaande hekje gekomen was. In een reflex besloot ze maar over het hek heen te springen. Helaas, helaas, ons veulentje Dorien vergat hierbij dat ze nog maar twee maanden oud was en het springen nooit had geleerd.

    Het droeve einde van dit verhaal is dat Dorien de sprong niet haalde Ze bleef steken in de scherpe ijzeren punten van het hek. Ondanks de hulp van de boer en de toegeschoten buren kwam er op die dag een noodlottig einde aan het jonge leven van Dorien.

    Bron: Een fantasie naar aanleiding van een ware gebeurtenis


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Smok
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Drie sterke verhalen

    Henderik Smith was in de eerste helft van de twintigste eeuw in Hindeloopen een algemeen bekend persoon. Hij was van beroep vishandelaar. In de herinneringen van vele Hylpers leeft deze vishandelaar echter voort als “de Smok”. Het feit dat hij tot nu toe, vele jaren na zijn dood, nog door velen herinnerd wordt is waarschijnlijk te danken aan het feit dat hij regelmatig verhalen vertelde waarvan door velen het waarheids gehalte zeer laag werd ingeschat. Hierbij een drietal van deze door ‘de Smok’ vertelde gebeurtenissen.

    Hagelbui

    De gehele maand augustus van het jaar dat dit verhaaltje speelt was het weer warm en droog. Op zekere dag was het echter extreem warm en broeierig. De thermometer liep die dag op tot boven de dertig graden en er was de gehele dag geen wolkje aan hemel te ontdekken. Het was zogezegd echt hondsdagenweer. Tegen de avond veranderde dat echter. Eerst waren er nog maar kleine z.g.n. stapelwolkjes aan de helder blauwe lucht waar te nemen. Maar deze onschuldig lijkende wolkjes waren de voorbode van een radicale weersomslag. Zo rond een uur of vier krimpte de wind plotseling van NO naar ZW. En na luttele minuten dreven vanuit het ZW zware donkere luchten richting Hindeloopen. Het duurde dan ook niet lang meer dat de zware donderslagen en de niet van de lucht zijnde bliksem velen in Hindeloopen angstige momenten bezorgde. Maar het bleef niet bij bliksem en donder. Net toen men dacht dat de bui iets afnam haalde de wind aan en werd Hindeloopen nog even getrakteerd op een fikse hagelbui. Tijdens deze bui vielen er aldus de overlevering ongekend dikke hagelstenen.

    De daags na deze bui trok de Smok zoals gewoonlijk op zijn fiets naar Workum om daar zijn handel (vis) aan de man te brengen. Het gesprek bij iedere deur, waar de Smok zijn handel trachtte te verkopen, ging dan ook begrijpelijk over het slechte weer van de vorige dag. Bij iedere deur dat de Smok vertelde hoe dik de hagelstenen die in Hindeloopen waren gevallen werden ze echter groter en groter. Op ‘t laatst van zijn ronde door Workum vertelde hij;

    “Hette mien jûnge yn Hylpen koe men troch de haigelstenen naat meer futsoenlijk oer de 't Oast ronne. Wie he jim stik fôr stik mei de krödde in de haiven dondere. En doe kest het leeuwe of naat mar de haigelstenen wieden so tok dat er mar trê in een krödde koeden. En dê we klaer wieden, aldus nog steeds de Smok,koeden we oer de haigelstenen fan de ene kant nei de ôre kant fan de haiven ronne”. 1)

    Tegenwind

    Een ander sterk verhaal van de Smok speelde zich af toen er een Zuid -Wester storm over Friesland raasde. De ‘s ochtends was de Smok gewoon vertrokken op zijn oude transportfiets met vier kisten vis voorop om zijn dagelijks brood te verdienen. In de loop van de dag wakkerde de wind aan tot windkracht negen á tien. Toen de Smok zo rond vier uur zijn handel aan de man had gebracht moest hij, met zware tegenwind, terug naar huis. Toen hij uiteindelijk in Hindeloopen op de haven aankwam werden hem, mogelijk om een reactie uit te lokken, vele complimenten gemaakt dat hij kans had gezien om met deze harde storm fietsende thuis te kunnen komen. En ja hoor, de complimenten misten hun uitwerking niet. Na de zoveelste lof uiting stak de Smok van wal;

    “Ja, ja, ut waeide fliegend. Os yk op de trappers stong kraike mien aald fiets van alle kanten. Ja wier, ut fôl naat mei. Elke keer dat yk un meter fôrut kôm waeide yk wur twa meter efterut. Mar ja, so jimme sên, yk he it redden”. 2)

    Voor de wind

    Gelukkig had de Smok niet altijd tegenwind in zijn leven. Soms ging het hem (op de fiets) ook wel eens voor de wind. Nu waren de fietsen, zo te begrijpen valt, in die tijd over het algemeen niet zo degelijk uitgerust als tegenwoordig. Die van de Smok stelde tenminste niet veel voor. Het was een oude transportfiets zonder enige toeters en bellen. En van de hedendaagse terugtrap remmen had men toen nog nooit gehoord. Nee, de Smok zijn fiets was gewoon een z.g.n. doortrapper met een eenvoudige handrem die uiteraard stuk was. Op deze fiets vertrok de Smok op zekere dag richting Gaasterland. Dat er een fikse storm stond was voor hem geen enkel probleem want voorlopig had hij voor de wind, zo had de Smok reeds geconstateerd. ‘s Avonds op de haven ontstond er echter een discussie hoe hard het wel niet gewaaid had die dag. Nu de Smok wist precies uit leggen hoe hard het die dag wel niet waaide;


    “Yk rukte fan ‘e moarn om naugen ore ut. Yk hee de wient yn de ‘e rech. Op ut lest hee yk, sonder te trapjen, so fúle gang dot yk om gang te minderen, so sterk ôremje most mei mien kloppen dot de rook er ôf kôm. Ja, jimme kenne ut leeuwe of naat, mar dê yk op oenleg wiet wiiden de klompen mii finôl fan é futten skroeit. Al’lonnich de kappen byngelen mii jitte om de ankels. 3)

    Vertaling:

    1) Wat mijn jongen, in Hindeloopen kon men door de hagelstenen niet meer fatsoenlijk over de straat bij de haven lopen. Wij hebben de hagelstenen stuk voor stuk met een kruiwagen in de haven gegooid. En je kunt het geloven of niet maar de hagelstenen waren zo groot dat er maar drie in een kruiwagen konden.En toen we klaar waren, aldus de Smok, konden we over de hagelstenen van de ene kant van de haven naar de andere kant lopen.

    2)Ja,ja, het waaide zo vliegend hard. Als ik op trappers stond kraakte mijn oude fiets van alle kanten. Ja waar, het viel niet mee. Elke keer dat ik een meter vooruit kwam waaide ik weer 2 meter achteruit. Maar ja, zo jullie zien heb ik het gered.

    3) Ik rukte vanmorgen om negen uur uit. Ik had de wind in de rug. Op het laatst had ik, zonder te trappen zoveel snelheid dat ik om snelheid te minderen, ik af moest remmen met klompen op de straat. Hierbij kwam de rook uit de klompen. Je jullie kunnen het geloven of niet maar toene ik op de "aanleg" (een driesprong op 2 km afstand van hindeloopen)was waren de klompen helemaal verschrooeid. Alleen de kappen bengelden mij nog om de enkels.
    N.B. In die tijd had men vrij algemeem fietsen zonder rem (zogenaamde doortrappers) of met een handrem die het veelal niet deed. Dus was het afremmen met de voeten een algemeen bekend verschijnsel.

    Bron: Cursief uit overlevering.
    Recht gedrukt berust op enige fantasie.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verboden te vissen

    DE ONDEUGENDE VISSER

    Ook in vroegere jaren was men wel eens ondeugend. Zo was er eens een zeker iemand die graag eens hengel mocht uitgooien of een visfuik zetten om het toen toch doorgaans kleine inkomen iets te verhogen. Maar ja een ieder weet het, in verboden wateren zit vaak meer vis dan waar het vissen is toegestaan. Ook de in dit verhaaltje bedoelde visser wist dit natuurlijk. Hij kon het op zekere dag dan ook niet laten zijn hengel eens uit gooien in verboden water. Helaas de plaatselijke politieagent kreeg dit ook in de gaten. Hij stapte, met het bonnenboekje reeds in de hand, met ferme passen op deze visser toe en vroeg “jij weet toch wel dat het hier verboden is om te vissen.

    Maar och wat jammer voor mijnheer de agent, de visser had natuurlijk allang bemerkt dat de politie in aantocht was. Met een heel onschuldig gezicht maar met een grijns om zijn mond antwoordde hij de agent “ja natuurlijk weet ik dat, maar het is toch niet verboden om een stukje touw in het water te hangen”. En ja hoor, bij controle van oom agent bleek er inderdaad alleen maar een snoer aan de hengel te zitten en was een vishaak noch iets wat op aas leek nergens te vinden. Wetend dat hij behoorlijk bij de neus genomen was droop de politieagent met een onbeschreven bonnenboekje weer af. Maar dat dit hem niet lekker zat valt te begrijpen. Hij besloot dan ook een volgende keer het iets slimmer aan te pakken.

    Deze volgende keer liet niet zo lang op zich wachten. Na enkele dagen ontdekte hij dat er in ‘de Indijk’ nabij de spoorbrug, in verboden viswater, een aantal palingfuiken stonden. En zijn ingezetenen goed kennende was hij er vrijwel zeker van dat deze gezet waren door eerder aangehaalde hengelaar. ‘s Morgens in alle vroegte stelde hij zich dan ook ergens verdekt op en wachtte op wie deze fuiken kwam ophalen. En ja hoor, al snel had onze agent de dader in het vizier. Het was inderdaad, zo hij al vermoedde, onze hengelaar. Maar een ervaring rijker van de vorige keer besloot hij niet om via het open veld naar de visser toe te lopen. Want dan, zo wist hij inmiddels uit ervaring, zouden de fuiken al weg zijn als hij op de plaats van het delict aankwam. Hij besloot terug te gaan naar Hindeloopen en hem daar op de haven op te wachten zodat hij hem met de clandestien gevangen vis en de fuiken kon betrappen.

    Helaas, helaas voor onze slimme agent, de clandestiene visser altijd alert op onraad, had allang bemerkt dat de politieagent hem in de gaten had en deze weer richting Hindeloopen was gegaan. En logisch nadenkend had hij natuulijk wel in gaten wat hem in Hindeloopen te wachten stond als hij de vis meenam. Maar om de vangst, die toch vrij behoorlijk was achter te laten ging hem ook te ver. Na enig nadenken werd de oplossing van dit probleem gevonden bij een bevriende boer uit Hindeloopen die daar vlakbij zat te melken. Hij vertelde deze boer zijn dilemma en zei “als jij nu eens die vis meeneemt in een melkbus dan kan oom agent mij niets maken. En dat er vis in jou melkbus zit heeft hij vast niet in gaten”. En zo gezegd, zo gedaan. De vis kwam in de melkbus en de visserman stapte op zijn fiets met achterop een paar half gevulde zakken met gras en reed rustig richting Hindeloopen. En ja hoor, aangekomen op de haven werd hij met een voldaan gezicht opgewacht door de agent. Terwijl oom agent druk met de visser stond te discuseren waar de vis gebleven was reed de boer met paard en wagen met daarop de melkbus met vis, zonder dat ook maar iemand iets in gaten had, over de haven. En werderom was onze politieman beetgenomen.

    Bron:
    Eerste gedeelte een algemeen bekend verhaaltje.
    Tweede gedeelte historisch.
    De boer was mijn vader.
           


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De witte spreeuw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                       

       DE WITTE SPREEUW




    De man op de foto met strohoed is dhr Wagenaar. Hij was eerst boer, later postbode. Daarna is hij vertrokken uit Hindeloopen. Van dhr Wagenaar wordt beweert dat hij bij zijn vertrek gezegd zou hebben "Als ik terug kom is het als een witte spreeuw". Met deze woorden heeft hij zich in Hindeloopen onstrevelijk gemaakt. Elke keer dat er in Hindeloopen ergens een witte spreeuw (albino) verschijnt wordt gezegd "zie daar is Wagenaar weer".


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anekdote Haanmeer

    ANEKDOTE HAANMEER

    Aan de rand van de z.g.n. Haanmeerpolder liggen een aantal percelen weiland waarvan de ene helft veel lager ligt dan de andere helft. Dat dit verband houdt met de voormalige kustlijn zal duidelijk zijn. Maar gezien bij andere weilanden deze voormalige kustlijn nagenoeg op de grens van de percelen lag verwonderde mij dit. Hier vroeg ik eens een ter plaatse bekent persoon naar. Hij vertelde de volgende anekdote:

    Toen de Haanmeer werd droog gemaakt had Sieberen de door jou bedoelde landerijen in bezit. Gezien de bodem van de Haanmeer vanaf de kust schuin afliep en de hoogte van de waterstand sterk varieerde kreeg boer Sieberen onenigheid met de uitvoerende instantie over de juiste grens van zijn landerijen. Om dat probleem op te lossen kreeg hij op zekere dag bezoek van één van de uitvoerders. Deze vroeg aan boer Sieberen “vertel mij nu eens precies waar volgens u de grens van uw grond loopt”. Sieberen zei echter niets. Hij deed zijn klompen uit, vervolgens volgden de sokken en stroopte hij zijn broekspijpen zo hoog mogelijk omhoog. Tot slot, nog steeds zwijgend, pakte hij een stok en liep het water in. Toen hij tot zijn opgestroopte broekspijpen in het water stond plantte hij met een ferme zwaai de stok in de modderige bodem van het meer en sprak. “Tot hier loopt de grens van mijn land”. En aldus geschiedde zoals nog steeds aan het relief in het land is te zien.

    Schijnbaar was deze Sieberen geen gemakkelijk persoon want zijn eisen gingen aldus de volgende anekdote nog verder. De boerderij van Sieberen stond midden in de wereld tussen Hindeloopen en Koudum. Paden of wegen waren verre van zijn boerderij. Alles was bij Sieberen afgestemd op het vervoer over water van de Haanmeer. Met de droogmaking van zijn levensader kwam Sieberen voor grote problemen te staan. Ook dit probleem werd uiteraard met de uitvoerende instantie’s besproken. Sieberen betoogde “Ik heb altijd per boot bij mijn grond kunnen komen. Er wordt hier niet eerder gepompt dan dat ik blijvend met mijn boot thuis kan komen”. Ook dit geschil won Sieberen. Er kwam aan de rand van de Haanmeer een kanaal vanaf Koudum tot aan zijn boerderij zodat hij varende thuis kon komen.

    P.S. De naam Sieberen is een verzonnen naam omdat de echte naam van deze boer mij onbekend is. Maar mogelijk heette hij ‘Houwck’ of iets dergelijks. Want tot vandaag de dag heet de bedoelde sloot nog steeds

    "DE HOUCKSSLOOT".

    Bron: Hette Couperus


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slimste en de dominee

    DE SLIMSTE

    Bij iemand stiekem appels of peren uit de boom halen (in het Fries Hofke sjonge genoemd) was voor vele kwajongens een geliefde bezigheid. Op zekere dag besloot een groep jongens peren bij een bepaalt iemand uit de boom te halen. Dit werd echter uitgesteld tot de schemer. Tegen 7 uur sloop de hele groep de bewuste tuin in. De brutaalste klom hoog in de boom en schudde de peren eruit terwijl de andere jongens ze opraapten.

    Maar helaas er was waarschijnlijk verraad in het spel geweest, want plotseling verschijnen er 4 mannen en de plaatselijk politieagent in de tuin. Allen werden gesommeerd om mee te komen naar het politie bureau. Gedwee voldeed een ieder aan dit gebod van politie. Alleen de brutaalste bleef stilletjes hoog in de boom zitten tot een ieder weer vertrokken was. Toen de anderen bevend op het politiebureau zaten liep hij demonstratief lachend steeds voor het politiebureau langs

    DE DOMINEE

    Ook de plaatselijk dominee had een grote tuin met veel fruitbomen. Maar die pakte het probleem "hofke sjonge" slimmer, en meer in de lijn van zijn beroep, aan. Op een dag dat de dominee er lucht van kreeg dat zijn boomgaard visite van fruitliefhebbers(?) kon verwachten sprak hij een groep jongens aan en zei "jongens, de bomen hangen vol met appels en peren. Er zijn veel te veel voor ons zelf. Als jullie vanavond, en neem je vrienden gerust mee, even langskomen kunnen jullie zoveel plukken als je wilt".
    Nu u begrijpt het al: De spanning van het stiemene was er af en 's avonds melden zich maar enkele jongens.

    Bron: eigen ervaring


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.It Tontjen om

    It Tontjen om is verplaatst naar het blog 'Eigen verhalen'. Zie mijn blogs in linker kolom


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Workumer Nieuwland (aanvulling op

    Het Workumer Nieuwland is verplaatst naar het blog 'Eigen verhalen'. Zie mijn blogs in linker kolom.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Slootje springen

    SLOOTJE SPRINGEN

    Het zal in het voorjaar van 1946 of 1947 zijn geweest dat we als jon­gens van zo’n 10 a 12 jaar elke middag, wanneer we ’s middags uit school kwamen, gewapend met een polsstok het land introk­ken om te slootjespringen. Het begon dan met het slootje tussen het eerste en tweede stuk land en dan elk volgend slootje steeds weer proberen op iets bredere plaatsen er over te komen en om dan via de volkstuintjes, richting Berend Wiersma aan de Maden­laan, waar je dan wel eens in het hooi mocht spelen en je natte sokken door de wringer halen, om ze dan buiten in de zon te drogen. Zo gingen we ook eens op een zonnige vrije zaterdagmid­dag in april weer met een hele ploeg jongens het land in en al slootje springend en plezier ma­kend gingen we dus langzaam, richting Wiersma Nu was het meestal zo dat haast alle jongens in die tijd een eigen gemaakte pols hadden, van bijvoorbeeld een oude vaarboom of een lange stok die onder de waslijn stond en zolang het slootje springen duurde bij moeder werd geleend en dan van een eigen gemaakte blok werd voorzien. Dit blok werd er aangezet om te voorkomen dat de pols in de bodem zou wegzak­ken. Ook ik bezat zo'n eigen ge­maakte pols en wel van een hek­kelstok. (waar de boeren in de herfst de waterplanten mee uit de sloot haalden). In plaats van de hekkel kwam dan een eigen ge­maakte ronde schijf aan de stok en het was dan weer een pols. Maar op die bewuste zaterdag­middag, kan ik me nog herinne­ren, had ik van mijn ouders een echte spiksplinter nieuwe pols gekregen en daar waren veel van de jongens toch wel een beetje jaloers op. Natuurlijk moest ieder­een die nieuwe pols even proberen en zo al slootje springende kwamen we voor de spoorbaan aan en voor we daarna verder trokken, bleven we een beetje bij dat laatste slootje voor de spoorbaan hangen en probeerden ook de bredere plaatsen in dat slootje uit. Nu kan ik me nog herinneren dat ik even lekker achterover in het weiland lag, met m'n nieuwe pols naast me, dat Piet tegen me riep van "Jelle, ik ga nu je pols even proberen hoor”! Tegelijk nam hij de pols en hiermee in de hand nam hij een aanloop om zo­genaamd met de "boerenplons" over de sloot te springen. Nu deed zich het geval voor, dat net op de plaats waar Piet wilde springen een heel diep veengat zat, waar mijn vader en een oom in de oorlog turf hadden gestoken om aan brandstof te komen. Piet had daar in zijn haast om te sprin­gon niet aan gedacht en het ge­volg laat zich nu dus wel raden. De pols was niet lang genoeg en kon dus niet op de bodem komen, zodat hij met pols en al kopje on­der ging. Gelukkig dat de sloot daar niet zo breed was en met vereende krachten hebben we hem met z'n allen weer op de wal gehesen. Jammer voor Piet was het slootje springen die middag voor hem afgelopen, daar hij naar huis moest voor droge kleren. Tegenwoordig ziet men de jeugd van Hindeloopen nooit of zeer weinig meer met een pols in het land, maar als ik dan een enkele keer toch eens een eierzoeker met een pols zie lopen en het is dan van dat prachtige voorjaars­weer, moet ik toch steeds weer met een glimlach aan dit voorval uit mijn jeugd trug denken.

    Bron: Uus Likje Wraald april 2001
    Verteld door Jelle Smid


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een zwevende kiezer

    EEN ZWEVENDE KIEZER

    Zoals bekend zijn er bij verkiezingen vaak mensen die tot het laatste moment niet weten op wie ze moeten stemmen. Deze twijfelaars worden doorgaans aangeduid als ‘zwevende kieser’. Uiteraard kent ook Hindeloopen zulke zwevende kiesers. Bij de Tweede Kamer verkiezing van 2002 jaar kwam iemand het stemlokaal binnen met de woorden “ik kom stemmen maar ik weet nog steeds niet op wie”. Deze zwevende kieser liet dan ook spontaan 3 mensen, die na haar het stembureau binnen kwamen, voor gaan. Uiteindelijk was deze zwevende kieser toch aan de beurt om een keuze te maken achter de stemmachine. Maar tot 2 keer toe kwam ze weer achter de stemmachine weg met de woorden “ik weet het nog steeds niet”. Bij de derde poging werd toch een stem uitgebracht.

    Of deze persoon nu echt een keuze heeft gemaakt of zomaar op een op de lijst staand zwevend persoon heeft gestemd zal niemand ooit weten want wat achter de stemmachine gebeurd is en blijft geheim.

    Bron:  Uit eigen ervaring


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een speciale redding

     

    De redding van een koppel koeien

    In de archieven van de KNMR staat vermeld dat door de bemanning van de Hindelooper reddingsboten er op een zekere nacht een koppel koeien is gered. Over het hoe en wat bleek na een aantal jaren enige onduidelijkheid te bestaan. Hier het gehele verhaal van een insider.

     

    Het was een stormachtige dag. Het water in het IJselmeer stuwde bij Hindeloopen door harde Zuid Westelijke wind (windkracht 8) behoorlijk omhoog. ’s Avonds kreeg de bemanning van de reddingsboot melding dat een schip met moterstoring om assitentie had gevraagd. De mannen van KNMR rukten uit met de ‘Stut’ en de ‘Knokkels’. Het jacht met problemen werd snel gevonden en op verzoek van de eigenaar naar de jachthaven van Workum gesleept. Op de terugweg zagen de mannen van de reddingsboten, op het eind van het ‘It Soal’ naast de pier, een koppel koeien staan die door het hoge water ingesloten leken op klein stukje hoger gelegen grond. Dit was voor de bemanning reden om via de mobilifoon de politie ter land in te schakelen met het verzoek de eigenaar op te sporen en hem te verwittigen dat zijn vee daar op dat eilandje in een netelige positie verkeerde.


    Gezien het om koeien ging van een buitenlands ras, die in de naaste omgeving niet veel voorkwamen, was de eigenaar snel gevonden. De eigenaar vertelde de politie dat de koeien waarschijnlijk, hetgeen door slecht onderhoud van het hekwerk van Staats Bosheer wel vaker voorkwam, uitgebroken waren uit het naast gelegen Gea. De boer zag echter geen probleem. Ze stonden daar naar zijn mening prima en hadden daar mooi luwte van de daar aanwezige bomen. Als de koeien daar weg willen, zo liet hij de politie weten “gaan ze wel naar de zeedijk”. De politie die overtuigd leek van deze uitleg en het er met de boer wel over eens was dat er voor de dieren geen enkel gevaar was zou deze boodschap per mobilifoon overbrengen aan de bemanning van de reddingsboot zodat die naar huis konden gaan om van hun wel verdiende rust te genieten.

    De boer, die het toch wel waardeerde dat de reddingsboot bemanning zo alert was geweest om ook oog te hebben voor dingen die op het land gebeurden, ging nog even naar haven om hen te bedanken en zonodig enige nader uitleg te geven. Maar alle goede bedoelingen van de boer ten spijt, vanaf de haven van Hindeloopen zag hij dat de beide reddingsboten in ‘It Soal bleven liggen en af en toe met grote schijnwerpers  de rietkraag, waar de koeien stonden, bescheen. De boer besloot, na enig wachten, om maar naar het ‘It Soal’ toe te rijden om daar te proberen het één en ander uit leggen.

    Maar ter plaatste aangekomen kon hij uitleggen wat hij wou maar de bemanning van de reddingsboten waren niet te overtuigen dat de koeien daar geen kwaad konden en zij wel naar bed konden gaan. Tenslotte om de redders te overtuigen zei de boer “breng me met de boot  maar in de buurt van de koeien dan zal ik het laten zien”. Nu aldus gebeurde, de boer stapte in de reddingsboot en werd richting de koeien naar het eilandje gebracht. Toen de boot de koeien op twintig meter afstand was genaderd maakte de boer enig lawaai zodat de koeien enigszins schrokken.

    Resultaat: De koppen kwamen omhoog en de koeien verlieten, zoals de boer een uur lang had proberen uit te leggen, de luwte van de bomen en stapten zonder aarzelen het ondiepe water van het ondergelopen rietland in. In het licht van de schijnwerpers van de reddingsboot wandelende ze in linie rustig richting zeedijk waar ze de rest van de nacht hoog en droog doorbrachten.

    Bron: Uit eigen ervaring


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hekkie

    WINDHONDEN RENNEN IN HINDELOOPEN

    Het was in het begin van de vijftiger jaren dat er op het voetbalveld, achter de zeedijk, een wedstrijd voor windhon­den georganiseerd zou wor­den.
    Op een zaterdagmiddag was het zover, met prachtig weer en veel publiek werden de voorbereidingen getroffen.
    De starthokken werden opge­bouwd, lijnen uitgerold met de kunsthaas, waar de honden achteraan moesten hollen, een drukte van belang.
    Het belangrijkste waren natuurlijk de honden; de ster­ke forse Greyhounds en de kleine meest geel gekleurde Engelse Whippet's. De eige­naren, meest op klompen, liepen zenuwachtig heen en weer.
    Wij stonden er met de neus bovenop, want hondenrennen zag je niet iedere dag en ten­minste niet in Hindeloopen.
    Nu was er ook nog in Hindeloopen een hondenken­ner bij uitstek namelijk Jan Amsterdam. Maar, nu lag zijn kennis meer bij mollen(hon­den) vangers dan bij windhon­den. Jan ging tussen ons instaan, keek misprijzend naar de Whippet's en merkte op, dat zijn Hekkie gauw zo snel was dan deze ‘kapstok­jes’. Een van de hondeneige­naren hoorde dit en zei dat hij dan die hond maar eens op moest halen, dan wilden ze dat wel eens zien! Jan wilde nog zeggen dat de specialitei­ten van Hekkie mollen en bun­zings waren en dat het geen echte Engelse Tipper was, maar geen pardon, ophalen geboden de mannen. Jan liep weg en kwam even later met Hek terug. Toen Hekkie bij de dijk neerliep, was wel te zien, dat hij de meeste mollen al gevangen had in zijn leven. En de enige overeenkomst die hij met de Whippet's had was de gele kleur.
    Jan en Hekkie werden luid­keels door de speaker aangekondigd­ en door het publiek met een ovatie ontvangen.
    Hekkie trof het niet, vonden wij, want hij moest direct al tegen de grote snelle Greyhounds. Alsof hij tegen de Whippet's wel een kans had gemaakt. De starter vroeg nog aan Jan of hij hem ook een paar meter voor de finish wilde laten starten. Maar Jan, negeerde deze opmerking en zei: “Wacht maar heren, as d'r east de gang mar het”. De Greyhounds werden gemuil­korfd en kregen de dekjes met rugnummers op. Jan vond dit voor Hekkie niet nodig; “Hij bijt alleen op de haas en de Hielpers kenne 'm er wol ut”. De spanning op de dijk was voelbaar, maar Jan wuifde geruststellend naar het publiek. De honden werden achter in de starthokken geduwd en Jan fluisterde tegen ons: “As Hek no de utgang mar sogt”. De starter telde tot drie, de hokken wer­den (aan de voorkant opengetrokken en de meute storm­de op de kunsthaas af, maar tot onze ontsteltenis was Hekkie er niet meer bij: die kwam even later weer achter uit het hok. En zette flink de pas er in, maar wel in tegen­overgestelde richting van de baan. Het kon niet uitblijven natuurlijk bij de glooiing kwam hij de Greyhounds tegen die onmiddellijk afrem­den en zich op Hekkie stort­ten. Maar Hekkie niet gehin­derd door muilkorf en rugnum­mer, hapte om zich heen dat het een lieve lust was. De hondenmannen renden met de klompen in de hand op de vechtende kluwen af en toen er één met z'n klomp dreigend naar Jan zwaaide, draaide deze zich om en zei: “t wod mien tied, Hek komt straks wol”.

    Bron: Uus LikjeWraald Oktober 1999
    Verteld door de toen nog jeugdige toeschouwer. Jeddy Klaaren.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Windhoos

    Een verhaal in het Hindeloopers 

    MERKWAARDIGE WINDHOZEN EN HAGELBUIEN IN HINDELOOPEN

    Dat skriuwt een dr. M. Pinkhof oer de wiendho­azen bie Hielpen. Ast ut vergeliekest mei de aardbe­ving yn Turkije stelt ut fan­sem naet fulle foar mar ut wiert destiis ien Hielpen een heel biesoender gebeuren. So biesoender dat dizze dr. Pinkhof der een wetenskaplik artikel oer skreef. Sot jimme wol wette oentsteet een wiendhoas altiet bie een ûnweersbuu en den ken er links of rochtsdraoeiend weze krekt as yoghurt (kiekje mar op it pak).

    Burgemester Stallinga en Jan Zweed de pliesje en mester Elskamp hewwe de gelearde doktor oan alle gegevens holpen en der binne troch mester Elskamp ek foto’s fan mekke. Ut begoan ien Workum want der komt altiet alle noarig­hiet wei. Dat wier’t froeger al so en ‘t ies jitte so. Een spoararbeider (Dijkstra) de sluswachter ien Workum en de stasjonschef Wolters sogen em oenkommen. De hoas wierd buisvormig en op een bepoald moment waerden ut selfs twa fan jin hoasen. De altiet wekkere Hielpers die’t iek al bie nemme neme, sogen dat er bie de aalde diek. “Enkele koeien werden omver geworpen”. Der wierd selfs een koe die’t troch de loft oer stiekeltree henne sweefde fan een groat stek. En krudden (kruiwagens) dwarrelen as luciferdoasjes troch de loft. Om dat de hoas heel langsum geeng wierden de Hielpers utront ne ‘t Oast en nei de haiven. De wiendhoas soegde ut grint fan’e spoarbaen op en verspreide dat een eend firder wur nest ut spoar. Boeren hehen bulten stront (mest) kloar lizzen op ut laand mar de wiendhoas verspreide alles foor jem fir­derop. Selfs de planken ut een brégedek (brugdek) waerden os lucifers troch de loft giesele. En der koam er een haigelbuu (hagelbui) soa hevig dat alle ruten fan de huzen en fan de aalde openbare skoele oen smots wierden. 10 menuten lang koamen er haigels del so groat as kiepeaeien en de laaig haigel loai wol 10 cen­timeter tok op’e streten. Alle Hielpers wierden fan slag, mar één man naet. Aalde Willem Bakker die’t ijsco mekke en ferkaipe yn’e boerkerie op’e Niee Weide see: “Siesoa dit komt goo ut. Hie helle de krudde en die skepte’r fol mei haigel, “No ken’k fan’e wieke de auto mei iisblokken wol troch stiere, dat sparret moai het ut”. De minsken sizze dat de ijsco fan Bakker noait wur so lekker smekke het as op die toalefde (l2de) Augustus ien 1838. Echt ambachtelijk natuurijs soeden de rekla­memannen ut 1999 der wol fan mekke hewwe.

    Bron: Uus likje Wraald oktober 1999
    Vertelt door MCB


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een probleem van een politicus

    EEN PROBLEEM

    Een gemeentelijk politicus kwam iets aan de weet wat volgens hem niet geheel in de haak was. Hij zag echter geen goede oplossing van dit geval. Deze tegenstrijdigheid was voor hem en groot probleem. Maar ondanks dat hij geen oplossing zag wilde hij wel af van dit voor hem grote probleem.

    Oplossing: Op de eerste komende raadsvergadering vroeg hij het woord. Hij begon zijn betoog, wat gericht was aan het adres van B&W, met de woorden “ik heb een probleem”. Vervolgens vertelde hij wat hem dwars zat en sloot zijn verhaal af met de woorden “ zie zo, ik ben mijn probleem kwijt en nu hebben jullie een probleem”.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eierzoeken

    Het zoeken en rapen van kieviets eieren staat
    de laatste jaren ter discussie. Vroeger was
    dit in Friesland een algemene geaccepteerde
    gewoonte die in het voorjaar. Velen mannen
    waren dan in de landerijen te vinden. 

    GEEN EIEREN MAAR EEN NAT PAK

    Jan was een verwoed eierenzoeker en was met name in het voorjaar veel in de weilanden te vinden. Nu had Jan doorgaans, zoals vaak gebruikelijk is, geen polsstok bij zich om over de sloten te springen. Hij was gewend om via de gebruikelijke paden en dammen zich van het ene weiland naar het andere te gaan. Bij de doorgaans dichte hekken had hij zich aangewend om zich met één hand vast te houden aan de hekpaal en zo half hangend aan de paal om het hek heen te stappen. Gewoonte getrouw deed hij dit ook eens bij een dam waar helemaal geen hek meer voorstond. Waar hij echter geen rekening mee hield was dat deze paal bij deze geopende doorgang verrot was. En dat deze eierzoeker die dag in de sloot belande en zonder eieren maar onder het eendenkroes thuiskwam zal niemand meer verbazen.

    Waar verhaal


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een waarschuwing

    EEN WAARSCHUWING

    Het was in het laatst van de zo­mer van 1964, dat twee jonge moeders besloten een wandeling door Hindeloopen te maken. Het was prachtig weer en met de kinderen aan de hand, elk van ongeveer 3 jaar wandelden ze vanaf de Westerdijk, via de Molenstraat in de richting van de Westertoren om zo langs de zeedijk en dan via de ha­ven, over de Nieuwstad weer naar huis terug te keren. Maar helaas werd hun wandeling al voor de Westertoren onderbroken door twee oudere vrouwen van het type ruwe bolster ­blanke pit. Ook deze waren aan de wandel. Gekleed in lange wollen rokken met hier­over een bonte schort en zwarte klompen aan de voe­ten. Op het schort zaten dan twee zakken gestikt, waar een bal garen in werd gedaan en zo konden ze al wandelend en babbelend, doorgaan met hun breiwerkje dat ze onder handen hadden. Dit werd vroeger veelvuldig door oudere vrou­wen in Hindeloopen gedaan. Deze twee vissersvrouwen spraken natuurlijk de jonge moeders aan, verlegen als ze waren om een praatje en al gauw ging het verhaal over welke mooie en lieve kinderen ze wel hadden, enz., enz. en staken hun bewondering, het­zij oprecht of gespeeld, natuurlijk niet onder stoelen of banken. Hierbij lieten ze de twee jonge vrouwen dan tevens even weten welk een bevoorrechte positie ze wel hadden, met nog maar één kind in de drie jaar, t.o.v. van hen vroeger, en daarnaast ook nog goede en eerlijke mannen die ook nog op vrij regelmatige tijden thuis waren, enz, enz. Bevreesd dat de situatie voor de jonge moeders in de toekomst wel eens anders kon worden en de anti-conceptiepil misschien al wel bestond maar nog lang niet overal was inge­burgerd en deze oudere vrou­wen er hoogstwaarschijnlijk het bestaan nog niet eens van wisten, werden ze door hen toch even moederlijk bij de arm gevat en kregen de twee jonge moeders onderstaande le­vensles mee van vrouwen met ervaring op het gebied van hu­welijk en kinderen krijgen en dan natuurlijk in onvervalst Hylpers: “Jimme hewwe it no prachtig, maar tienk erom fanen, tienk erom, want jé lizze mei het leadenne gewear nest jimme”. Hiermee werden dan natuurlijk de mannen bedoeld en na deze goedbedoelde waarschuwing vervolgden de jonge moeders hun wandeling, maar u kunt wel raden dat er de rest van de wandeling heel wat afgelachen is en thuisge­komen het verhaal in geuren en kleuren aan hun echtgeno­ten werd doorverteld.

    Bron: Uus Likje Wraald Januari 7-7-2002
    Verteld door Jelle Smid. Waar gebeurd


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verloting met koffie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VERLOTING MET KOFFIE

    De jaarvergaderingen van de ijsclub werden zo rond de jaren vijftig regelmatig bezocht door de wijkagent P.Koopmans. Hij kreeg steeds een eervolle opdracht: het trekken van het winnende nummer van de traditionele verloting. De prijswinnaar kreeg een paar fraaie schaatsen mee naar huis. Dat Koopmans in dienstuniform verscheen, had voor hem een vervelende consequentie. De keuze van de consumpties was beperkt. Van een gering alcohol percentage in dranken kon zelfs geen sprake zijn. Dus bestelde hij bij de waard Lammert Steigenga een kopje koffie. Gelukkig wist die als geen ander, wat zijn klanten toekwam. Hij goot eerst een flinke scheut jenever in het kopje en dan kwam daar de koffie overheen. Koopmans liet het zich best smaken en complimenteerde de waard met de woorden “Steigenga, wat heeft u toch weer heerlijke koffie!”

    Bron: Jubileum boekje ijsclub

    Veel meer verhalen en wetenswaardigheden over de ijsclub en winterpret zijn te vinden in het boekje "ijsclub Hindeloopen 125 jaar"


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nou nou

    NOU NOU

    Vier mannen lopen wandelend door de smalle straten van Hinde­loopen. ( in slag om) Om ook anderen de ruimte te geven lopen ze twee aan twee achter elkaar. Net op het moment dat hen een paar dames passeren laat één van de mannen die voorop lopen luid knetterend een wind. Zonder ook maar een spier van zijn gezicht te vertrekken wend hij zijn gezicht naar de achter hem lopende man. Vermanend, en zo luid dat de beide dames het ook nog konden horen, zegt hij “nou, nou Piet een beetje minder kan ook wel hoor”.

    Naar de kleur van Piet zijn gezicht en zijn reactie mag u als lezer raden. Die behoef ik denk hier niet te herhalen.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grapje

    CIRCUS IN HINDELOOPEN

    Ooit was er eens een keer een circus in Hindeloopen. Maar helaas tot grote schrik van de circus directeur braken op zekere dag een zebra en een olifant los. Bij de pogingen de dieren te vangen sprong de zebra op het Achtvoeten in de Zijlroede. En luttele minuten later liep de olifant via de los en laad pardoes in de haven.

    Hoe kreeg men, denkt u, de zebra weer uit het water? 
    En hoe, denkt u, dat de olifant uit de haven kwam?  




    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een grote paling

    Zie ook Nederlandse vertaling

    IN GRAETEN EEL

    Op ’n môrn betiid farden wy fan Gaest nei Herns. De iends kômen wy wuróm. En twiske Surch en Makkum ( yk rôn yn é lyne, de skipper stoch by ’t roer), skreauwde hy op ees út al syn macht: “Strijk strijk!In tille!”. No he ‘k óm tille tôt, want yk wist wol dot der naat een wêze kôst, yk kôstde wei wol drôgje. Yk rôn mei de aigen nei de grûndeyn é liyne tó hangjen, dot yk gin tille siens hee.

    Gaau opsiend-en ja der wear ’n tille, twors oer de faart. Yk wist fest, dot dy der jitte noait west hee. Mar der haelp niks oen: he wear der nó! Derom gaau de lyne los en der undertróch mei de snikke. Mar het barde? Pas wearen wy der goo ûndertróch of-plof! Der fael de hele tille flak efter ús yn ‘e faart en swemde in heln poas nest ús furt: it wear in graeten eel, tokker as yk sem bin. Hy hee, seaker fôr de aardchheid, syn kop yn de ene en syn stert yn de oare wal stetsen en syn lang lyf as in brêge nei bóppen ômboegd.

    Uit: S van der Kooi, Hinlepper Fortoltjes, Boalssert 1930 (spelling gewijzigd)
    Het verhaal “In graeten eel ” staat ook afgedrukt in het boekje
    ”Monument van de maand” dat handelt over het stadsgezicht Hindeloopen.
    In “Monument van de maand” wordt veel beschreven over de ontwikkeling van Hindeloopen.

    *****

    Ja ja, ik kan het nog sterker vertellen.
    Maar dan moet ik liegen.

    *****

    Nerderlandse vertaling

    Vroeg in ochtend vaarden wij van Gaast naar Harlingen. ’s Avonds kwamen we terug. En tussen Zurich (Fr) en Makkum (ik liep in de lijn om de boot te trekken, de schipper stond aan het roer) schreeuwde hij plotseling zo luid hij kon “strijken strijken! Een brug!” Nu had ik niet aan brug gedacht, want ik wist dat daar geen brug kon zijn, ik kon de weg wel dromen. Ik liep met de ogen naar de grond aan het touw (lijn) te trekken, zodat ik geen brug kon zien.

    Snel opgekeken, en ja daar was een brug dwars over de sloot. Yk wist dat die er nog nooit eerder geweest was. Maar er hielp niets aan, hij was er nu! Daarom snel het touw los en er met de snikke (soort boot) onderdoor. Maar wat gebeurde? Net waren wij er onderdoor of-plof! De gehele brug viel vlak achter ons in de sloot en zwemde een hele tijd naast ons: Het was een grote paling, dikker dan ik zelf ben. Hij had, zeker voor de aardigheid, zijn kop in de ene en de straat aan de andere walkant gestoken en zijn lang lijf als een brug naar boven gebogen.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schoon

    IK HOUD VAN SCHOON

    Een kar vol boodschappen in de supermarkt halen is een bezigheid wat een ieder regelmatig doet. Zo’n supermarktkar herbergt doorgaans vele soorten levensmiddelen. De langwerpige vierkante gesteriliseerde, gepasteuriseerde pakken met zuivel missen echter in bijna geen kar.

    Velen staan er echter niet bij stil dat deze verpakte zuivelprodukten een natuurproduct is wat door levende koeien geproduceerd wordt. In vroegere jaren lag dit echter heel anders. Toen was de weg van koe tot consument veel directer en herkenbaarder. De boer maakte toen zelf de kaas en boter en verkocht het product vaak rechtstreeks aan de consument. Later werd het kaas en boter maken overgelaten aan de zuivelfabrieken. Maar de melk voor consumptie ging nog heel lang rechtstreeks van koe naar consument. Met name voor de kleinere boer, de zogenaamde koemelker, was dit uitventen van deze melk een welkome aanvulling op de doorgaans lage melkprijzen. Niet zelden was dit uitventen van deze rauwe onbewerkte melk een taak voor moeder de vrouw. En dat dit uitventen op een manier gebeurt dan men tegenwoordig niet als acceptabel zou omschrijven mag wel duidelijk zijn.

    Zo had een boerin, die dagelijks met twee emmers melk bij de deuren langs ging, een vaste klant die voor tegenwoordige begrippen niet al te schoon was. Maar ook het taalgebruik van deze klant, en haar man, was anders dan de boerin gewoon was. Op zekere morgen deed de boerin de deur open (een bel was in die tijd een luxe) en riep zo hard ze kon “VOLK IN”. Maar de enige reactie vanuit de woning was een scheldpartij die niet mis was. Alleen woorden als “smerig tering wijf ik steek je een mes in de donder” en g.v.d. voor en na hoorde zij vanuit de kamer. Het was de boerin door deze woorden al snel duidelijk dat het daar achter de gangdeur weer eens zwaar weer was. Maar om toch haar melk te verkopen riep ze, toen het even stil was in de kamer, nog eens zo hard ze kon “VOLK IN”. Nu had ze meer succes. Na enige ogenblikken kwam de vrouw, gekleed in een smoezelige bloemetjesjurk, nog ongekamde haren, een duidelijk zichtbare loopneus en een vaatdoek die ooit eens wit was geweest in de hand, uit de kamer. Toen ze de boerin bij deur zag staan riep ze tot Pieter, met wie ze enkele nog ogenblikken geleden in grove bewoordingen ruzie had, “och Pieter lieverd hier is de boerin met de melk, wil jij even de pan pakken. Na enig wachten en pratend met de boerin, over mooi weer en lange dagen, kwam Pieter met de pan voor de melk. Toen de vrouw de pan overnam van haar man inspecteerde ze deze natuurlijk eerst of hij wel goed schoon was. Kennelijk was dit onvoldoende want terwijl ze naar de deur liep waar de boerin nog steeds wachtte haalde ze de smoezelige vaatdoek, die ze nog steeds in hand had, met een ferme haal over haar gezicht zodat het vocht wat onder haar neus hing verdwenen was. Vervolgens vouwde ze de vaatdoek binnenste buiten en met de woorden “Ja, ik houd van schoon” haalde ze de vaatdoek door de pan.

    Bron: Uit overlevering


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Drop

    MIJN VADER OP DE HINDELOOPER KERMIS

    Mijn naam is Jochum Douwenga. Ik ben dropmaker bij dropfabrikant Van Slooten in Jirnsum. En verantwoordelijk voor de echte ouderwetse lekkere Oldtimers. En zoals ik altijd zeg: achter elk dropje zit een verhaal. Zo ook achter de Echte Mildzoute Hindelooper Ruitje. Anno 1924.

    Het gaat over mijn vader, Douwe Douwinga, die in 1924 nog een jongeman was en met drie vrienden de Hindelooper kermis bezocht. Het bier vloeide rijkelijk. En in een jolige bui sloten de drie vrienden mijn vader op, in zo’n oude houten plee die toen gebruikelijk was. M’n vader gaf geen kik. Vier uur heeft ie in die plee gezeten. En hij heeft die tijd nuttig gebruikt. Z’n enige contact met de buitenwereld was het kleine ruitvormige openingetje in de deur van de plee. Zou het niet leuk zijn, peinsde m’n vader, als ik nu eens een ruitvormig dropje bedacht. Zout maar niet te zout, dat vinden de mensen vast lekker. Hij drukte z’n oog tegen het ruitje en kon nog net het wapen van Hindeloopen zien op het stadhuis. (Een gouden, galopperende hinde in een groen weiland). Toen was hij er uit. Uit het dropje. Nog niet uit de plee. Een stevig, mildzout, ruitvormig dropje zou het worden. Met de Hinde van Hindeloopen erin. De Hindelooper Ruitjesdrop. Een jaar later was het dropje al een succes. Niet alleen in Friesland maar zelfs in Alkmaar en Delftzijl vond het dropje gretig aftrek. En in 1931 kwam het vijfhonderste blikje de fabriek uit. Een record voor die tijd. Het is dus een eer dit oude recept van mijn vader weer op te pakken, zodat iedereen in Friesland en de rest van Nederland er weer van kan genieten.

    J.Douwinga

    Dropmaker bij Van Slooten


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een oud mopje

    Vooraf: Hindeloopen en Workum liggen hemelsbreed circa 3 km van elkaar verwijderd. Van oudsher is er tussen deze beide buurplaatsen een zekere wedijver die zich uit in het tegen elkaar afzetten.

    DE OOIEVAAR MET EEN HYLPER KIKKER

    Tegenwoordig staat er in de landerijen tussen de rondweg en Hindeloopen een ooievaarsnest. Dit nest is helaas nog nooit bewoond door een ooievaar. In vroegere jaren stond er een ooievaarsnest op de Stadsweide die nu geheel is bebouwd. Dit nest werd tot in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw regelmatig bewoond door ooievaars. Dat deze ooievaars niet de hele dag op het nest bleven zitten zal duidelijk zijn. Ze vlogen ook wel eens wat rond door de omgeving.
     
    Op zo’n vlucht zag een ooievaar op zeker moment in een weiland een dikke kikker die onderweg was naar een klein kikkerslootje. De ooievaar, altijd wel verzot op een kikker, ging snel naar beneden en stelde zich verdikt op aan de rand van de sloot. Net voordat de niets vermoedende kikker in de sloot wou springen pakte de ooievaar met zijn snavel de kikker uit het gras.

    Gelijk na het vangen van deze vette hap zocht de ooievaar, de kikker stevig vasthoudend met zijn snavel, het luchtruim weer op. De ooievaar die schijnbaar niet echt honger had at de kikker echter niet direct op. Met de kikker in de bek vloog hij eerst een tijdlang rond in de omgeving. Na een minuut of wat zo rond gevlogen te hebben vroeg de ooievaar aan de kikker, “wat zal ik doen, zal ik je opeten of zal ik je laten vallen”? Hierop zei de kikker, ”ja dat is moeilijk, maar waar zijn we nu op dit moment”? De ooievaar antwoordde, “we vliegen momenteel boven Workum”. Nu zei de kikker “vreet me dan maar op?


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is het nut
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Foto Herma snel

    DE TIJDEN VERANDEREN MAAR DE MENS NIET

    De roeireddingsboot van de reddingsmaatschappij werd vroeger via een z.g.n. slibway in- en uit het water gelaten. Wanneer deze roeireddingsboot precies vervangen werd door een moter aangedreven boot is mij niet bekend. Maar kort na de tweede wereldoorlog 1940-1945 werd besloten de slipwaiy te slopen, daar die overbodig was. Harns de Jong en Bram Poeze, werkzaam bij het waterschap, viel de eer te beurt deze betonnen slipwai te slopen. Omstanders op de haven dachten er schijnbaar anders over. Zij maakten de opmerking:
                                              “het for sin het dot nô”.
                                                  (Wat is nut er van)

    Nu ongeveer vijftig jaar later is de Stichting Stadsherstel met hulp van sponsers bezig deze slipway weer in ere te herstellen. En wat denkt u dat de omstanders op de haven zeggen? Ja inderdaad zij zeggen;

    “het for sin het dot nô”.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een zwerfhond

    EEN ZWERVER

    In onze jeugd, lang geleden dus, was Hindeloopen nog twee politieagenten rijk, die de Hylpers in het gareel moesten houden. Eén van hen was Koopmans, een joviaal en rechtvaardig man. Kortom een ‘pliesje’ waar we respect voor hadden. Dit respect moest hij overigens delen met zijnde Boer gaven er de schuld aan dat hij nooit de baard in de keel had gekregen. Hij kwam veel bij ons over de vloer. Omdat m'n moeder conciërge was van het gemeentehuis. We woonden in het ‘lik­huus’ ernaast, en aan de andere kant in het huisje boven de lndijk, was het kantoor van de gendarme­rie. Mun broer Siep wo gummiestok, die altijd dreigend aan zijn riem bungelde. Ook had hij een wat hoge stem. Mijn vader en Pieter onde in de boerderij Nieuwe Weide 9, waar hij samen met m'n vader ‘boerde’, zoals dat toen heette. Koopmans wist precies wanneer het koffietijd was, en als er meer koffiedrinkers waren, nam hij zijn eigen kantoorstoel mee ‘de praatstoel’ noemde mijn moeder die. Hij vertelde dan dat hij samen met prins Bernard tijdens de mobilisatie aan het front had gelegen. Hij noemde de prins dan ook Bennie. Vandaar dus ons respect, want wie zo close met de ‘royalty’ omging…… m’n moeder vond het maar niks. Dit ter inleiding van het volgende verhaal.

    Het kwam nogal eens voor dat Hylpen bezocht werd door zwerfhonden. Magere scharminkels, ze waren vaak ziek en schurftig, beten naar kinderen en zaten achter de schapen aan. Een gevaar voor de samenleving. Ze werden dan gevangen en door de politie meestal naar de ‘iskepolle’ gebracht, waar ze met een kogel uit de karabijn van hun zwerversbestaan werden verlost. Dat was toen de gewoonste ­zaak van de wereld. Op een dag werd er weer één ontdekt. Een klein mager, ziek en doof hondje. Duidelijk een geval voor Koopmans, was onze conclusie. Na schooltijd werd de zoektocht ingezet. Koopmans had de karabijn al over de schouder. We vonden hem bij het pand Nieuweweg 3, achter huis op de stoep. Daar woonde de ‘koperkruier’, ook wel ‘kopie’ genoemd. ‘t Beestje lag rustig te slapen in het voorjaarszonnetje. De bewoner had nog een schoteltje melk voor hem klaar gezet, maar dit was nog onaangeroerd. We kregen medelijden met het arme dier en wilden hem alsnog wegjagen. Maar het tij was niet meer te keren. Koopmans had hem ook al ontdekt en sommeerde ons, met verhoogde stem, achter in de bleek (tuin) dekking te zoeken, en sloop vervolgens met de karabijn in de aanslag, richting het hondje. Ik fluisterde nog tegen de anderen, dat hij dat van Bennie had geleerd. De aankomende handelingen volgden elkaar in snel tempo op. Op het moment dat de laatste seconden wegtikten voor ons zwervertje, ontdekte de bewoner van het pand, ons achter in zijn tuin! Hij trok de deur open, struikelde over het schoteltje melk en door al die herrie, schrok het hondje wakker en verdween met een noodgang onder de heg door. Koopmans schoot nog twee keer in de lucht en toen “kopie” weer omhoog krab­belde, doken wij onder de andere heg door. We haalden opgelucht adem toen we de vluchteling over het bruggetje zagen wegrennen. ‘s Avonds na het melken, toen ik achter de boerderij de emmers en bussen stond schoon te maken, stond daar ineens de kleine zwer­ver naast me. Ik schonk snel wat melk in een bakje,wat hij dankbaar opslobberde. Aan Koopmans werd niet meer gedacht. Die had zijn kans gehad.

    Bron: Uus Likje Wraald februari 2002.
    Verteld door Jeddie Klaren.

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waar aan vasthouden

    WAAR AAN VAST HOUDEN ?

    Wieberen en Aukje waren al een wat ouder echtpaar. Hij was een zwaar gebouwd rustig persoon. Echt het type van ruwe bol­ster blanke pit. Aukje daarentegen was niet op haar mondje geval­len en had overal gelijk een antwoord op. In tegenstel­ling tot het soms leek waren beiden goud eerlijke mensen en zeer gelo­vig. Op zekere dag voeren zij in hun boot , een Skutje, vanuit Hindeloopen op de Indijk richting Koudum. Aukje hield op de voorplecht de boel in gaten terwijl Wieberen rustig zijn pijp rokend aan het roer stond. Even voor Koudum hoorde Aukje plotseling een schreeuw en een vloek vanaf het achtersschip. Gealarmeerd door deze ongebruikelijke reactie van Wieberen nam Aukje polshoog­te op het achterschip. Tot haar grote schrik zag ze haar man een tiental meters achter het rustig door zeilend schip in het water drijven. In paniek en wetend dat Wieberen niet kon zwemmen kon Aukje niets anders bedenken dan Wiebe­ren (geestelijk) een hart onder de riem te steken. Zij riep hem toe; “Oh oh Wiebe­ren lêve, haald dy oan de Here. Den komt ut wol go”. (Oh,oh Wieberen lieverd, houd je aan de Heer. Dan komt het wel goed.)

    Maar schijnbaar was Wieberen het met deze goed bedoelde woorden niet helemaal eens. Vanuit het water antwoordde Wieberen tenminste; “Ferek mar, ik haald mii lauwer oan deze pael”. (Verek maar, ik houd me liever aan deze paal.)


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ho maar

    HO MAAR

    Een vader en een zoon moesten een prikkeldraad hekwerk ma­ken. Met palen, prikkeldraad en een sleg* op de paard en wagen vertrokken zij hiervoor naar het weiland waar het hekwerk gemaakt moest worden. De al wat oudere vader hield de palen steeds recht en de zoon deed het zware werk met de sleg. Hij sloeg keer op keer met fikse slagen de palen op de juiste diepte in de grond. Bij de zoveelste paal pakte deze samenwer­king echter dramatisch uit. Toen de paal, naar vader zijn idee op diepte was, zei hij tegen de zoon “stop maar, zo is het genoeg”. En gelijk met deze woorden lag hij, ten teken dat het echt genoeg was zijn hand op de paal. Maar helaas grote pech, de zoon had de sleg al hoog boven zijn hoofd klaar voor de volgende slag toen de vader dit zei. De sleg kwam met geweld op de hand van de vader. De hier opvolgende reac­tie van de vader zal ik hier niet vertellen. Daar mag u als lezer naar raden.

    * sleg = is een grote houten hamer (ongeveer 5 kg) aan een lange stok waarmee men palen in de grond slaat.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welke trein

    WAT IS DE JUISTE TIJD ?

    Twee vrouwen uit Hindeloopen hadden afgesproken dat ze op een bepaalde dag bij een zuster in Sneek op visite zouden gaan. Als vervoermiddel werd gekozen voor de trein. Een dag voor de ge­plande visite vroeg de ene vrouw aan de ander hoe laat ze zouden vertrekken. Het antwoord was dat zij met de trein wilde die 20 minuten over acht uit Hindeloopen vertrok. Maar dat was de andere vrouw veel te vroeg. Zij ging liever, zo liet ze weten met de trein die 10 minuten voor half negen vertrok.

    Met welke trein beide dames naar Sneek reisden is me nooit verteld. Wel is me bekend dat dit een waar verhaaltje is.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hielke Zweed
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE KWÊK

    In 1992 bestond de ijsclub van Hindeloopen 125 jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum werd een boekje uit gegeven. Hierin stonden enkele leuke anekdotes over de alom bekende Hindelooper Hielke Zweed alias ‘DE KWÊK’.

    Hielke Zweed: Een kleurrijk voorzitter.

    Het ziet er naar uit, dat de geest van Hielke Zweed in lengte van jaren boven de Hylper ijsclub blijft zweven. Dat juist hem die eer te beurt valt, komt door twee redenen. In de eerste plaats om zijn intrigerende persoonlijkheid en ten tweede de tijdsomstandigheden. Voor de club was dat laatste heel belangrijk. Zweed was de eerste voorzitter, die in een overgangs periode fungeerde. In het begin der jaren vijftig kwam er nieuw elan in de club. Voorheen zat het bestuur evenmin stil, maar het waren slechts incidentele hoogtepunten. Hoewel in Hindeloopen nooit sprake was van enig standsverschil, kwam er ook een einde aan de bepalende inbreng van de plaatselijke bovenlaag. Bovendien brak er een periode aan met een ambitieuzere opzet van het winterprogramma. Toch komt Zweed niet de eer toe als vernieuwer de geschiedenisboeken in te gaan. Want zijn opvallende rol, waarvan de feiten in het Ijsselmeerstadje nog steeds van vader op zoon worden overgeleverd, kwam, doordat zijn naam regelmatig verbonden werd aan intriges en achterklap. Onnodig, maar de persoonlijkheidsstructuur van Zweed stond nu eenmaal een succesvolle bestuursperiode in de weg. Aan zijn organisatorische kwaliteiten lag het niet. Ook stond hij als lid van de Hylper gemeenschap zeker niet op een zij spoor. Het manco school in zijn contactuele eigenschappen. Populair wist hij zich nauwelijks bij iemand te maken. Zweed was zich dat ook wel bewust, maar hij weet dat aan een voortdurende vorm van miskenning van zijn persoon.

    Dat hij de post van voorzitter wenste te verkrijgen, lag ook in de lijn van zijn eerdere activiteiten.Het was voor hem een uitdaging, om zich een vooraanstaande rol in het Hindelooper bestuursleven toe te eigenen. Voordien gingen zijn voornemens in rook op. Twee pogingen om in de jaren dertig als lijstaanvoerder van een plaatselijke politieke partij een zetel te verwerven, liepen op een fiasco uit. Dat hij in het begin der jaren vijftig werd benoemd als voorzitter van de ijsclub, hield dan ook wel enige risico’s in. Maar iemand, die zich met de nodige ambities naar voren schoof, kon zeker rekenen op krediet van de leden en als hij zich daarnaast nog waar kon maken, werden zijn minder goede persoonlijke eigenschappen op de koop toegenomen. De problemen, die zich zouden aandienen, kwamen vooral van degene, met wie Zweed matig overweg kon. Zij probeerden de visserman- koopman, waar dat maar kon, onderuit te halen. Veel moeite kostte hen dat niet. Zweed wond zich na elke verdachtmaking mateloos op en had geen enkel zicht op het feit, wanneer al of niet serieus aan zijn positie werd getornd.

    Na één jaar voorzitterschap kwamen de eerste problemen al in de openbaarheid. Behoudens de voorzitter waren op één na alle bestuursleden opgestapt. Er werd zelfs gedreigd een tweede ijsclub op te richten. De soep was gelukkig niet zo heet als zij werd opgediend. Uiteindelijk kreeg Zweed weer het vertrouwen van de ledenvergadering die het bestuur tot het aantal voorgeschreven leden aanvulde.

    Daarna trad voor Zweed een succesvolle periode in. De jaarvergadering in 1952 was het hoogtepunt in zijn bestuurscarrière. Hij werd grote meerderheid van stemmen voor een nieuwe ambtsperiode benoemd. Eén der aanwezigen vergeleek zijn optreden zelfs met kapitein Kurt Carlsen van de Flying Enterprise.( Kurt Carlsen was een legendarische kapitein die zijn zinkend schip niet wenste te verlaten) De voorzitter kreeg namens de vergadering als symbool voor zijn betoonde ijver een gele dahlia op de borst gespeld. Volgens de notulist was de voorzitter zo ontroerd, dat hij ”geen genoeg woorden van dank kon uitspreken.

    Helaas voor Hielke Zweed bleven verder hoogtepunten uit. Donkere wolken pakten zich samen. De jaarlijkse bijeenkomst van 1953 werd namelijk voor hem een traumatische ervaring. Aanvankelijk leek er niets aan de hand te zijn, want tijdens het eerste gedeelte zette de voorzitter de vergadering moeiteloos naar zijn hand. Maar tijdens de pauze liep het helemaal mis. De zaaleigenaar had via een bandrecorder de openingsrede van de voorzitter opgenomen. Volgens de notulen draaide de gastheer tijdens de pauze de rede weer af met daarbij

    ”vele vreemde bijgeluiden, van hanengekraai”. Een zwaardere belediging kon men de voorzitter niet aandoen.

    Volgens de overlevering moest Zweed zich op een avond tijdens de Tweede Wereldoorlog hals over de kop in veiligheid brengen voor de bezetter toen, hij zich niet aan de regels van de “Sperrzeit” (voor een bepaalde tijd niet meer op straat mogen zijn) hield. Hij verstopte zich op het erf van boer Ykema in een kippenhok. Dat hij met dat feit altijd weer werd geconfronteerd, viel hem zwaar. Een van de ijsclubleden was er kennelijk in geslaagd, ongemerkt bij de opnamen de gewraakte geluiden in te spreken.

    De opzet van het anonieme lid slaagde helemaal. De stemming in de bijeenkomst sloeg helemaal om. De voorzitter weigerde nog een woord uit te brengen en gaf de leiding over aan de secretaris. Zweed hervond zich pas weer tegen het einde van de vergadering. Tot opluchting van de zaal was hij in staat het slotwoord uit te spreken en iedereen welkom thuis te wensen. Tevens wenste hij de extremistische kraaiers succes. Dit incident werkte nog lang na. De secretaris vroeg zich in het verslag af, of de dissidenten op deze wijze zouden “proberen de ijsclub over de kop te gooien. Maar neen, als stonden er honderd samen, Zweed is en blijft daarom voorzitter! Zelfs de redacteur van de “Friso” merkte dat de emoties naar aanleiding van de historische vergadering hoog waren opgelopen. Twee correspondenten boden een verslag aan. Om beschuldigingen van partijdigheid uit te sluiten, werden ze beide geplaatst.

    De rampspoeden voor Zweed bleven gestaag doorgaan. In de december vergadering van 1954 was het weer de beurt aan de voorzitter voor de periodieke aftreding. Er voltrokken zich verrassende ontwikkelingen. De Mede-bestuursleden zagen weinig heil in een herverkiezing van Zweed. De leden lieten hem eveneens als een baksteen vallen, waardoor hij merkbaar teleurgesteld zijn afscheidsrede afstak. Lyrische bewoordingen doorspekten zijn rede: “ De broek is geknipt. Of ze te nauw is of te wijd, dat zal later blijken!” Zweed zag dus een complot om zijn invloed op het ijsgebeuren te breken. Maar het is redelijk te veronderstellen, dat zich vooraf wel het een en ander moet hebben afgespeeld, dat verhoudingen in het bestuur hadden verziekt. Aantekeningen van bestuursvergaderingen, die dat kunnen tonen zijn er helaas niet, Maar het jaarverslag van secretaris bevat enkele passages, die de strubbelingen beschrijven. Het werd Zweed ondermeer aangerekend, dat hij bij de prijsuitreiking van beljeien ( beljeien=wedstrijd met paarden voor een areslee) schitterde door afwezigheid. Al met al had Zweed met zijn eigenzinnige opstelling, die voortgang van het winterprogramma belemmerde, het ongenoegen van de ijssportliefhebbers over zich heen gekregen.

    Hielke Zweed ging niet bij de pakken neerzitten. Enkele weken later liet hij een ingezonden schrijven in de Friso plaatsen met een aantal pittige opmerkingen. Het valt te betwijfelen of de ex-voorzitter er iets mee opschoot. De redactie bekorte het stuk en schrapte gedeelten, “die met namen en veronderstellingen geen corrigerende pretentie kunnen laten gelden”. Het jaar daarop probeerde hij met een kort ingezonden schrijven de teloorgang van de ijsclub aan te tonen, dat hij enkele afleveringen later zou laten volgen door een stuk in poëtische vorm:

    Als een stuurloos schip,
    met onverstand bevaren,
    Drijft Hielpens ijsclub op de baren.
    De kas is leeg,
    de leden weg,
    Wij hebben hier ook altijd pech.
    De kruik kan lang te water gaan,
    Maar als ie breekt,
    dan heeft de ijsclub afgedaan.

    Of het al dan niet door de publiciteit kwam, Zweed kreeg nog een kans de bestuurlijke top te bereiken, hetgeen wellicht veroorzaakt werd doordat het beleid van het bestuur, ondanks zijn inzet, de achterban niet aanspraak. De vergadering in december 1957 kreeg dan ook een chaotische bestuursverkiezing. Zweed vestigde, tot schrik van de andere bestuursleden, de meeste stemmen op zich. Zij legden zich niet bij de situatie en “degradeerden” hem na onderling beraad tot baancommissaris. Secretaris Wiggert .Y. Amsterdam. bleek het diplomatieke taalgebruik uitstekend te beheersen, want in de notulen schrijft hij dat Reitje Glashouwer tot voorzitter werd benoemd vanwege de hoge leeftijd, die Zweed al heeft. Zweed was voor een voldongen feit geplaatst, vandaar, dat hij de eer aan zich zelf hield. Hij vond, dat het bestuur de reglementen aan haar laars lapte, voelde zich verongelijkt en stelde zijn functie ter beschikking. Zijn hoop een waardig rentrée had hij nog niet opgegeven. Eind 1959 plaatste hij nog een ingezonden stuk in de Friso. Het was even wel zijn laatste stuiptrekking. De respons, waar hij in eerder jaren op kon rekenen ontbrak geheel. Dat zal hem het meeste pijn hebben gedaan. Regelmatig zag hij van uit de leugenbank merkbaar gefrustreerd toe, hoe zijn opvolgers bij ijsfeesten de touwtjes in handen hadden. Zweed’s rol daarin was definitief uitgespeeld.

    Bron: Jubileum boekje ijsclub
    In dit boekje staan meer mooie verhalen


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grootbeeld TV

    EEN GROOTBEELD TELEVISIE

    Een huis met geopende gordijnen en een kamer helder verlicht met de grote kamerlamp boven de tafel is als je daar in het donker voorbij gaat net een groot t.v.beeld. Op zekere avond werd mijn blik aangetrokken door een dergelijk scherm.

    Ik zag een vrij rommelige kamer met de tafel nog gedekt van het avondeten. De zes kinderen in de leeftijd van zes tot zestien jaar zaten in een halve cirkel naar de t.v. te kijken die in de hoek van de kamer stond. Ergens midden in de kamer lag Kazan de hond en tegen de wand hing een droogrek met een paar onderbroeken die duidelijk als zodanig te herkennen waren. Vader lag met de geruite pet over de ogen en de poes Mieke op de schoot te slapen in de luie stoel. Op de t.v. stond een afwasteiltje gevuld met water. Dit wasteiltje stond daar uiteraard niet zonder doel. Naast de t.v. stond moeder, nagenoeg poedel­naakt, zich te wassen.Wie waar naar keek op die avond dat ik voorbij deze grootbeeld t.v. fiets­te laat ik aan de fantasie van de lezer van dit ware verhaaltje over.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.En daar lagen we

    EN DAAR LAGEN WE

    Jannes was een verstokte vrijgezel van rond de veertig jaar. Niemand had hem ooit met een meisje gezien. Een wandeling met andere leeftijdsgenoten door Hindeloopen was zijn dagelijks uitje. De enige luxe die hij zich zelf permitteerde was een 5 jaar oude scooter.

    Op zeker moment werd echter door vrienden en kennissen sterk getwijfeld aan Jannes zijn vrijgezellen be­staan. De reden van deze twijfel was een verhaal wat Jannes zelf vertelde.

    Jannes.

    “Ja, het is mooi weer”, zo vertelde Jannes. “Ik dacht ik kon wel eens een ritje op de scooter maken.Via Workum en Koudum zijn we naar het Klif gereden. Daar op dat Klif hebben we uiteraard even gestaan te genieten van het uitzicht over het IJsselmeer. Hierna zijn we langs de zeedijk weer naar huis gereden. Maar helaas vlak voor Hindeloopen raakten we in een slip. En ja, jullie begrijpen het al, daar lagen we in het gras tegen de zeedijk”.

    Steeds had Jannes in zijn reisverslag met zekere klem het woordje we gebruikt. Dit en het langer wegblijven dan normaal ­maakte de omstanders natuurlijk nieuwsgierig. Na enige aarze­ling vroeg een van zijn beste vrienden met wie hij dan wel op pad was geweest.

    Na een bedenkelijke stilte antwoordde Jannes: “ Oh, iik en miin skooter”.

    Bron: Waar plus enige fantasie


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een droom

    EEN DROOM

    Het is een warme dag. Tegen het vallen van de nacht kleurt de zon rood. Hij zakt langzaam weg in het rimpelloze water van het IJsselmeer. Als het donker is hangt de warmte van de dag nog steeds in de huizen. Toch sluit ik de gordijnen want de maan aan de vlekkeloze hemel zegt me dat de tijd is aangebroken om te gaan slapen. Maar de slaap wil niet komen. Nat van het zweet lig ik te woelen in mijn bed. Maar dan komt plotseling Klaas Vaak langs. Hij strooit me een schepje zand in de ogen en stuurt me onverbiddelijk naar dromenland.

    In dit dromenland zie ik een wereld, een wereld van vrede en zonder haat. Ja, in mijn droom zie ik een wereld waarin een ieder een ander respecteert en accepteert zoals hij is. En in dit land van mijn droom zie ik mensen die nog geven om elkaar. Daar is alleenstaande niet alleen. Daar wordt de zieke niet vergeten. Daar is nog plaats voor de ouderen en de gehandicapte. Jong en oud zegt elkaar daar vriendelijk goedendag. Geld of status is daar van geen belang. Respect krijgt men daar in dromenland als mens. En wie alleen wil zijn in dromenland wordt met rust gelaten. En wie anders wil zijn mag daar best anders zijn. Dat is in mijn droomland ook geen probleem.

    Maar ik zie in mijn droom niet alleen mensen. Ik zie ook water, heel veel water. En dat water is daar helder en schoon. De mensen delen daar het water met de vissen en vele watervogels. Ook zie ik in droomland groene bomen. En de dieren van het land lopen in groene weiden. De bloemen bloeien in alle kleuren en het riet wuift zachtjes heen en weer door een verfrissende wind. En de vogels hoog in de schone lucht zingen daar in dromenland het hoogste lied. Plots hoor ik een schaap blaten. Het roept in het nachtelijke duister zijn lam. Is dit echt, ben ik wakker of hoort dit ook bij mijn droom. Ik zal het nooit weten want kleine Klaas Vaak gooit me snel een tweede schep zand in de ogen en ik reis verder in dit mooie dromenland.

    Ik open mijn ogen. De ochtendzon schijnt door een kier in het gordijn op mijn gezicht. Ik sta op en open het gordijn. En, ja waar, ik zie weer het land uit mijn droom. Ik wrijf mijn ogen uit en kijk nogmaals uit het raam. Ja, het is waar, ik zie water en een schone heldere lucht, ik zie een toren, ik zie een haven, ja werkelijk waar Hindeloopen is het land waar ik van droomde.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een lekkere pruim
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Pruim tabak is grof gesneden tabak wat niet gebruikt wordt om te roken maar waar op gekauwd dient te worden.


    ODE AAN DE PRUIM

    In een land, heel ver land
    stond jij op een plantage
    en was de kweker zijn gage
    Uit de oost verzonden naar hier
    werd je blad gedroogd en versneden
    voor menselijk genot en plezier

    KAAS, WORST, PINDA'S, BORRELNOOTJES, OF EEN LEKKERE PRUIM

    Anno 1998 is het algemeen dat een barkeeper zijn gasten af en toe trakteert op een stukje kaas, worst of een snack. Ook een schaaltje met pinda’s of borrelnootjes op de bar is meer regel dan uitzondering. In het begin van deze eeuw was het in Hindeloopen echter de gewoonte dat er in het plaatselijk café voor de vaste stamgas­ten een pot met pruimta­bak op de tafel stond. Na de borrel(s) kon een ieder dan huiswaarts keren met een verse pruim achter de wang. Maar net als tegenwoordig waren er ook vroeger reeds mensen die misbruik van een bepaalde situatie maakten. Wat dat be­treft is er nog niets veranderd in de wereld.

    Een zeker persoon, die ik hier gemakshalve Kees zal noemen, meende van dit royale gebaar misbruik te moeten maken. Elke morgen zo rond de klok van half twaalf ging hij naar het plaatse­lijk café voor een z.g.n. voormiddagje. Hij bestelde dan, dat was vaste prik, 1 jonge borrel. Na deze genuttigd te hebben stond hij op om weer huiswaarts te gaan. Maar dit deed hij natuurlijk niet voor hij een dikke pruim uit de tabakspot had genomen. En dat dat geen kleine pruim was was duidelijk aan zijn bolle wang te zien. Maar die bolle wang was echter maar van tijde­lijke aard. Een­maal buiten werd al snel de koperen tabaksdoos uit de zak gehaald en verdween de vette pruim uit de mond in de tabaksdoos. Zo had Kees, die doorgaans op kleine plukjes tabak kauwde, tot de volgende dag weer voldoende pruimta­bak.

                                      VERWISSELING

    Twee broers uit Hindeloopen, die beiden boer waren, deden veel werk op hun boerderijen samen. Beiden waren ze hartstochtelij­ke liefhebbers van een fikse pruim. Door het verwoede kauwen op de bruine tabak waren hun mondhoeken dan ook meestal ge­kleurd door de tabak. Maar de vrouwen des huizes dachten anders over deze lekkernij. Zij wensten, de in die tijd algemeen gebruikelijke kwispeldoor voor de overtollige sappen van de pruim, niet in huis. Dit had tot gevolg dat er in huis niet gepruimd kon worden. Als het koffietijd was konden de beide broers dan meestal ook maar moeilijk afscheid nemen van hun bruine sappige tabak. Maar daar werd wat op gevonden. Ieder legde zijn pruim netjes buiten in een hoek op de vensterbank. Zo konden ze tot het laatst toe kauwen. En als de koffie op was konden ze gewoon verder kauwen op dezelfde pruim van voor de koffie. Een prima oplossing dunkt mij. Er ging geen pruimtabak verlo­ren en de vrede in huis werd bewaard. Helaas er was een maar bij. Na de koffie wist doorgaans geen van de beide broers wie zijn pruim in welke hoek had gelegd. Maar ja, dat namen de mannen voor lief. Hun zalig genotsmiddel werd niet weggegooid. Regelmatig kauwde na de koffie de één op de ander zijn pruim van voor de koffie.

    Opgemerkt hierbij zei dat de beide broers in goede gezondheid een respectabele leeftijd bereikten.

    Bron: Historisch


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auke Wiebes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    AUKE WIEBES




    Nadat Pe­ter de Groote in 1697 Holland bezocht en vele moeite gedaan had, om handwerkslieden,schippers enz. van daar naar Rusland te lok­ken, begon hij in 1703 zijn plan te volbrengen, om aan den mond der Newa eene vesting en stad te bouwen, welke den naam van St. Petersburg ontving. Reeds waren in het najaar de voornaamste deelen der vesting gereed, toen hij verrast werd door het berigt, dat eene groote Hollandsche Fluit zich aan den mond der Newa vertoonde en koers zette om de rivier op te zeilen.

    Men gisse zijne vreugde bij het zien van het eerste schip, dat de plaats naderde, waarheen hij al de scheepvaart en handel van zijn uitgestrekt gebied wilde verleggen! Dadelijk voer hij zelf met zijne sloep het schip te gemoet, loodste het de zandbanken over en bragt het op eene veilige reede.

    De schipper werd voor het huis van Mentschikoff geleid, dat naast het kleinere Zaandamsche huis van den Czaar was opge­trokken. Hij werd ter maaltijd genoodigd, en eerst hier vernam hij, dat hij met den Czaar zelven aan tafel zat, en dat de Vorst de loods was, die hem had binnengebragt. Hier vernam ook deze, dat het zijne Zaandamsche vrienden Calf waren, die dit schip hadden bevracht, om hem dit genoegen te bezorgen. Uitermate was Peter met deze verrassing in zijn schik. De schipper, Auke Wybes van Hindeloopen, kreeg verlof, de lading, bestaande uit zout, wijn en andere waren, geheel tolvrij te verkoopen. De Czaar zelf kocht er een voornaam deel van; de Grooten volgden zijn voorbeeld; de Nederlander deed eene uitstekend goede reis.

    Hij vertrok weldra met Russische waren bevracht, en ontving bij het afscheidsmaal een geschenk van vijfhonderd dukaten; terwijl aan elken bootsgezel honderd rijksdaalders werden uitge­teld. Aan den schipper werd bovendien, bij elk volgend bezoek, eene beloning van honderd roebels beloofd. Aan het schip zelf werden groote privilegiën toegestaan, als: vrijdom van tol, het voorregt van in de haven het eerst geholpen te worden enz. Het bekwam den naam van St.Petersburg en heeft onafgebroken op deze stad gevaren. Het scheen onvergankelijk want het is gevoerd geworden door vader, zoon en kleinzoon, Auke Wybes, Wybe Aukes en Peter Wybes. De laatste werd naar den Czaar genoemd, en stond in latere tijd in bijzondere gunst bij de Keizerin Katha­rina 2. Toen hij, tusschen de jaren 1765 en 1770 oordeelde,, voor zich en de zijnen gelds genoeg gewonnen te hebben en met varen uitscheidde, heeft hij het schip St Petersburg doen slopen, dewijl hij oordeelde dat vreemden geene voordeelen van die privilegien zijner familie mogten erlangen.

    Bron: Woordelijk overgenomen uit
    “Merkwaardigheden van Hindeloopen”
    Deze anekdote, die mij als kind reeds
    vaak is verteld, word van tijd tot tijd betwist.
    Maar waar of niet waar, het is een leuk verhaal


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zuiderzee als vreugdebron
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE VOORMALIGE ZUIDERZEE ALS VREUGDEBRON


    Heeft de voormalige Zuiderzee in haar langdurig bestaan veel verdriet gebracht bij scheepsrampen en ellende ver­oorzaakt bij overstromingen, deze zelfde zee was soms daar­naast de schepper van vreugde en bracht soms redding in de nood.

    Vreugde was er toen er op een nacht in 1906 of 1907 “deBatavier” strandde na losgeslagen te zijn van de hem sle­pende “Hunze” op weg van Harlingen naar Amsterdam. De bemanning kon met behulp van enige helpende handen op de glooiing stappen, want bij deze storm was het water hoog en lag de “Batavier” tegen de dijk. Tegen de morgen spoelden de eerste goederen aan, waarmee het schip geladen was, en dat was van alles wat er maar in de handel te koop was. Zwaar beukten de wind en golven tegen en op het schip en het ene luik na het andere moest tegen het geweld der baren zwichten.

    Weldra lag de dijk bezaaid met zakken erwten, bonen, tonnetjes vet, vaten met . . . .ja wat zou daar nu in zitten. Een gaatje met een boo gemaakt bracht uitkomst aan de nieuwsgierigheid en er stroomde uit het vat een rood straal­tje in de klomp, die gauw van de voet was getrokken en nu dienst moest doen als drinknap, want het bleek wijn te zijn. Ouderen en jongeren, allen die bij de stranding aanwezig waren deden pogingen om hun klomp te vullen met het geest­rijk vocht, dat nu onder ieders bereik was, want het kostte deze keer geen halve cent, alleen je moest je beurt af­wachten onder’t straaltje.

    Dat duurde tot dat d e politie er een eind aan maakte, maar toen was het al te laat, want toen de klok negen uur sloeg en het tijd was voor de kinderen om naar school te gaan het, dat velen te diep in de klomp hadden gekeken en meester weinig of niets met zjn leerlingen uit kon richten en genoodzaakt was om ‘t merendel maar naar huis te sturen. Nu na 60 jaar herinneren sommigen zich deze schooldag nog als de dag van gister en vergeten niet om er bij te vertellen, dat er s’ morgens een boer kwam met twee emmers aan een juk om deze vol wijn mee naar huis te nemen, maar dat dit hem werd belemmert alleen om ’t feit dat zo’n onsymphatiek iemand was en men is nu nog verheugd, dat hij met lege emmers naar huis terugkeerde.

    ‘t Was echter niet alleen de wijn waarvan men profiteerde, er was veel meer, en dat vooral de kinderen aanlokte, dat waren de chocoladerepen, die daar bij tientallen aan de dikj voor het grijpen lagen, en vele broekzakken puilden uit van de door het zeewater beschadigde, maar voor die tijd heerlijke repen chocola, want veel kinderen wisten toen nog niet dat er zo veel lekker op de wereld was.

    Evenzo was het in de eerste wereldoorlog, alles op de bonnen en dus niet teveel, meestal was er een tekort aan van alles. Brood werd door moeder toebedeeld en ieder kreeg niet meer dan zijn rantsoen, dat misschien wel voor een zieke of een oude van dagen genoeg was, maar lang niet toe­reikend voor de gezonde jeugd en de hardwerkende bevolking. Vis was er natuurlijk wel maar men heeft dan toch ook wel eens zin in wat anders. Aardappelen waren er ook wel, maar dat was toch zeker geen eten, die waren voor de beesten nog te beroerd en je werd misselijk als deze stinkerds op tafel werden gezet.

    De herfst had zijn intrede gedaan en daarmee werd het weer ook slechter, stormen kondigden zich aan, Na een van deze stormen gebeurde het dat een jutter in de “Leugenbank” kwam met te vertellen, dat er zakken in zee dreven en sommigen al stuk geslagen waren tegen het paalwerk, waarbij bleek dat er meel in de zakken zat. Alles wat lopen kon ging gewapend met touwen en haken naar de opgegeven plaats en werkelijk daar dreven tussen zeewier en andere rommel de zakken met meel. Moeilijk was het echter om de zakken over het paalwerk te hijsen, omdat touw en haken glad werden van het nat geworden drijvende meel, maar zo iets laat je niet drijven en de hongerige maag hielp om de inspanning nog te vergroten en dan met succes. Veel zakken werden er die middag opgevist, maar moesten als strandvondst worden aangegeven op het gemeenthuis. Dat echter niet alles naar het gemeentehuis was gebracht kon je wel ruiken als je door Hindeloopen liep, want overal rook het naar pannekoeken of oliebollen. En als je dan de deur bij sommigen opendeed dan zag je het volgende tafareeltje.

    Moeder stond voor het fornuis met een kleur van het bakken, de kinderen nog niet naar bed maar wachtend op een extra dikke pannekoek, terwijl vader achter de kachel zat te roken met een echte Engelse sigaret in zijn mond, die en passant ook waren aangespoeld in blikjes van 50 stuks.

    Uit: Het boekje ‘REIN BLOM’ (1905-1982)

    Meer verhalen over het leven bij de voormalige Zuiderzee zijn beschreven in dit boekje.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De stadsbel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    DE STADSBEL VAN HINDELOOPEN


    Jarenlang zorgde de omroeper met zijn stadsbel dat Hindeloopen op de hoogte bleef van het wel en wee in Hylpen. In de tijd dat er nog geen radio en televisie was en deur aan deur folder nog een dure aangelegenheid was was de bel in feite het enige medium om grote aantallen mensen te informeren. In die tijd, dat men zelf nog in zijn levensonderhoud moest voorzien, was het voor de omroeper in kwestie een leuke (bij) verdienste.

    Sinds de 80tiger jaren van de vorige eeuw wordt de bel nooit meer gebruikt bij gebrek aan een omroeper.


    » Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De laatste drop is de boterknop

    DE LAATSTE DROP

    Mijn vader gebruikte veel het gezegde
     “De laatste drop is de boterknop”

    Wie weet wat hij daarmee bedoelde?
    (drop is in dit verband Hylpers voor drup)


    » Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Drie verhaaltjes over koppigheid

    EEN ZWIJGEND PROTEST

    In een kleine gemeenschap als Hindeloopen groet men elkaar doorgaans en noemt men elkaar in vele gevallen bij de voor­naam. Niet groeten is dan ook in de meeste gevallen een teken dat er ruzie o.i.d. is.

    Pieter Pietersen en Dirk Derkens kenden elkaar al vele jaren prima. Ze waren zelfs nog verre familie van elkaar. Op zekere dag kwamen ze elkaar tegen op straat en groette Pietersen met " goeden morgen Derksens ". Maar tot verbazing van Pietersen werd er geen enkele tegengroet gehoord van Der­kens. Dit voor­val herhaalde zich de komende dagen een aantal keren. Pieter­sen kon groeten wat hij wou, maar van Derkens werd niets gehoord. Pietersen wist niet waar hij dit stilzwijgen aan te danken had. Hij was zich van geen enkel kwaad bewust. Uiter­aard werd hier thuis in huiselijk kring over gesproken. Maar ook daar kon niemand een reden bedenken waarom Derkens in alle talen zweeg. Er werd dan ook besloten bij een volgende ontmoe­ting Derkens recht op de man af te vragen wat er was. Twee dagen later kwamen ze elkaar weer tegen. En wederom zweeg Derkens. Toen Pietersen zoals hij zich voorge­nomen had vroeg waarom hij de laatste week niets meer terug zei was het simpe­le antwoord: "Als jij niet gewoon Dirk kunt zeggen heb ik liever dat je je stil houdt ".

     DE EERSTE STAP 

    Twee mannen (buren) spraken al 20 jaar lang niet tegen elkaar. Wel groetten ze de beide wederzijdse echtgenotes. De wederzijd­se vrouwen waren weliswaar geen vriendinnen maar van een on­vrien­delijke houding tegenover elkaar was echter ook niets te merken. Ook de wederzijdse kinderen leden niet onder de hou­ding van de vaders. Zij speelden met elkaar en kwamen normaal bij elkaar over de vloer. De beide mannen liepen elkaar echter in lengte van dagen zonder spreken voorbij. En als men vroeg waarom zij niets tegen elkaar zeiden wist geen van beiden het waarom van dit stilzwijgen. Op zekere dag kreeg de oudste, die we hier gemakshalve Jan noemen, een ernstig ongeluk en belandde in het ziekenhuis. De vrouw van de jongste buur, die we hier Klaas zullen noemen, was gewoon alle zieken uit Hindeloopen een kaart met beterschapswensen te sturen. Ook Jan kreeg na enkele dagen in het ziekenhuis een kaart van Klaas zijn vrouw. Gewoonte getrouw ondertekende zij deze kaart mede ook met haar man zijn naam. Deze kaart, met beide namen, was voor Jan aanleiding om zich voor te nemen in het vervolg ook wat vriendelijker te zijn tegen Klaas. Dit goede voornemen werd al snel enigszins geholpen door een toevalli­ge gebeurtenis. Jan was nog maar net ontslagen uit het zieken­huis toen hij hoorde dat Klaas was opgenomen in het ziekenhuis voor een kleine operatie. Klaas was bij wijze van spreken nog maar net bij kennis na de operatie of er hing al een kaart met van harte beterschap op het prikbord met als afzender Jan en zijn vrouw.

    Afloop: De beide buren zijn nooit vrienden geworden maar nadien groe­tten ze elkaar altijd vriendelijk. En beiden waren blij dat de oude vete (?) verleden tijd was.

    SPREKEN IS ZILVER EN ZWIJGEN IS GOUD

    Het spreekwoord zegt: “spreken is zilver en zwijgen is goud”. Maar het volgende verhaaltje toont aan dat spreken soms ook goud oplevert.

    Twee bestuursleden van een plaatselijke vereniging in Hinde­loopen werkten reeds jaren eendrachtig samen aan de doelstel­ling van de vereniging. Zonder dat een van beiden of de ver­eniging er iets aan kon doen kwam de baan van de man van een van de bestuursleden op de tocht te staan. Zij vroeg de andere bestuursleden van de vereniging het voor haar man op te nemen en actie te voeren tegen het dreigende ontslag van haar man. De andere bestuurs­leden voelden natuurlijk met haar persoon­lijke situatie mee maar waren van mening dat actie tegen een eventueel ontslag van haar man niet in het belang van de vereniging was noch de doelstelling van de vereniging diende. De voorzitter van de club had in deze de taak om de zienswijze van het bestuur over te brengen aan het bestuurslid dat steun vroeg voor haar man.

    Nadat de voorzitter het bestuursstandpunt kenbaar had gemaakt en het hoe en waarom uitgelegd had bedankte zij per omgaande voor haar bestuursfunctie. En net als zo vaak gebeurt, werd ook hier de boodschapper voor de onheilbrenger aangezien. De daaropvol­gen­de dagen liepen de beide echtelieden de voorzitter zonder spreken voorbij. Toen de betreffende man ook daadwerke­lijk ontslag kreeg stonden de gezichten, ondanks dat de voor­zitter helemaal niets te maken had met dit ontslag, helemaal op onweer. Ja het ging zelfs zover dat als ze hem tegen kwamen ze demonstratief het gezicht afwendde.

    De andere helft van het conflict, de voorzitterboodschapper, liet zich echter niet beïnvloeden door deze onterechte nega­tieve houding van de beide echtelieden. Hij deed net of zijn neus bloedde. Elke keer als hij ze, alleen of gezamenlijk, tegen kwam groette hij hen bescheiden maar vriendelijk. Na een half jaar kwam er af en toe een bescheiden knikje terug. Langzaam maar zeker werden de begroetingen normaler. Na twee jaren kwamen de drie per toeval bij een feestelijk gelegenheid aan één tafeltje te zitten. Over en weer werden consumpties aangeboden. Nadien kon zonder dat ooit weer over het conflict gesproken werd de verhouding als normaal gekwalificeerd worden.

    Bron: Uit overlevering


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Filmopnamen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op foto Kalverstraat in Hindeloopen anno 2004
           
    EEN GESPREK

    Er waren filmopnamen in Hindeloopen gemaakt. Voor deze opnamen hadden ze nauw contact gehad met Jan en Piet. Toen de opnamen klaar waren volgde het volgende gesprek:

    Jan: ‘De film is klaar. De regisseur wil ons de opnamen graag laten zien’.

    Piet: ‘Waar gaat dat gebeuren’.

    Jan: ‘Op Kalverstraat nummer 10’.

    Piet: ‘Nou nee, dan kom ik niet’.

    De andere dag.

    Piet: ‘Nu hoe waren de opnamen’.

    Jan: ‘Prachtig mooi’.

    Piet: ‘Hoe laat waren jullie thuis ?’

    Jan: ‘Ik geloof een uur of tien’.

    Piet: ‘Nee dat geloof ik niet. Zo snel kun je nooit vanuit Amsterdam thuis zijn’.

    Jan: ‘We hoefden ook niet uit Amsterdam te komen. Het was in het huis van Margje en Pieter’ hier in Hindeloopen.

    Piet: ‘Oh ik had gedacht dat we naar Amsterdam moesten. Had ik dat geweten. Dan had ik ook gekomen.

    Bron: Historisch.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een scheldende haan

    EEN SCHELDENDE HAAN

    Het was in de vijftigerjaren dat in de landbouw en veeteelt de mechanisatie op gang kwam. Personeel op de boerderijen raakte overbodig. Verschillenden trokken naar het westen; Hoogovens, Bruynzeel enz. Er waren er ook die dichter bij huis bleven, die gingen naar de grasdrogerij in Workum die in 1947 opge­richt was. Een groepje van een man of zes verzamelde zich iedere morgen obij de haven van Hindeloopen en ging dan op de fiets richting Workum. Nu was halverwege de Workumerlaan, bij een boerderij, een haan die de mannen elke keer met een luid kukeleku verwelkomde. Een van de fietsers, we zullen hem voor het gemak Jan noemen, kreeg een danige hekel aan het brutale gekraai. Het was net of hij riep: “Kukeleku, het bin jimme gek”(wat zijn jullie gek) Soms stond de boer op het erf, er werd dan over en weer gegroet. “Morgen boer”, “morgen mannen”. Op een morgen ontbrak Jan op het appel, er werd op hem gewacht, maar geen Jan. Hij is vast ziek, want verslapen doet hij zich nooit, was de conclusie. Het was stil onderweg naar Workum, zelfs de haan kraaide niet.Toen ze bij de drogerij aan kwamen stond tot ieders ver­bazing Jan glunderend bij de fiets hen op te wachten. En, zei Jan, hebben jullie de haan nog gehoord? Ja, was het antwoord, hij riep nog: “Kukeleku waar is Jan” ? “Allegar liegen”, lachte Jan, “kiekje marris ien mien fietstas” (kijken jullie maar eens in mijn fietstas) De volgende morgen tracteerde Jan op heerlijke dampende hanen­soep uit de de thermofles.

    Bron: Uus Likje Wraald
    Verteld door: Jeddy Klaaren


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oude schicht

    DE OUDE SCHICHT

    Het was april 1945. We waren jong, 24 jaar en ‘t liep tegen de bevrijding. We hadden een akelig laatste oorlogsjaar achter de rug. Spertijd van ‘s avonds acht tot ‘s morgons vier uur, je kon niks.Wij hadden ver­kering van l940 tot 1945 en zijn in sept ‘45 getrouwd. We woon­den bij vader in, zodoende had die man verzorging en wij goed­koop wonen. Enfin, om kort te gaan planden mijn vriendin (Marij van Willems Ruurdje) en ik om op onze fietsen met oude banden naar Sneek te gaan. Marij had daar een schoonzus­ter wonen, die een vriendin had die kon permanenten. Na be­handeling (ik was vroeger blond) zei Marij: Je lijkt wol een “kiesjen”(schaap met kleine krulletjes). ‘s Middags ging haar schoonzuster mee terug. Het plan was over Hommerts ­Jutrijp te fietsen en dan over­steken bij Gaastmeer naar het Heidenskip. De Duitsers waren op de terugweg naar hun Heimat. Paarden stalen ze uit het land, fietsen werden in beslaggenomen. We kwamen een vrouw tegen die liep te huilen, ze zei: Nu heb ik m'n nieuwe fiets de hele oorlog op zolder gehad en nu stelen die rotmof­fen hem om te vluchten. Goed, nu waren wij blijkbaar aan de beurt. We kwamen twee Duitse soldaten tegen die ons aanhiel­den. Marij had een bewijs om de fiets te mogen houden van haar zuster die baker was en de fiets van haar schoonzuster hoefden ze ook niet. Ik had een oude fiets van m’n broer, we noem­den hem “de oude schicht” maar hij fietste lekker licht. Enfin, ze kwamen bij mij terecht en zei­den we moeten dit fahrrad. Ik zei waarom die van mij (hij had al een andere bij zich, (ook gepikt). Hij zei, ik moet nog weit vom hier. Ik zei, het kan me niks sche­Ien wat je moet, ik loop ook niet van Jutrijp naar Hylpen, voor mijn part ga je de ganse welt aus. De andere soldaat fluis­terde me in (in het Duits) “geef hem nou maar, hij is een hoge ome en schiet je ter plekke dood!” Ik dacht, dat zou ook wat zijn, de oorlog doorgekomen en nu nog dood, dan moet hij ‘m maar nemen. Maar ik zei: “waarom moet je mijn fiets, je hebt er al een gestolen”. Hij zei “het gaat om de gepektreger”, daar moest zijn tas op. Ik zei: “goed, dan ruilen we” en ik ging op de andere fiets terug. Ik heb m’n oude schicht wel even na­gekeken. Toen ik thuiskwam zei m’n vader: “och, je hebt wel een knappe ruil gedaan, een lucht­band en een cussyband”. Zo is het toch nog wel aardig goed af­gelopen. Dit was april 1945.

    Bron: Uus Likje Wraald December 2001
    Verteld door J.v.Tuinen


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pluimveehouder

    DE PLUIMVEE HOUDER

    Van oudsher is Hindeloopen een stadje van visserlui, ambachts­lieden en gewone arbeiders die hun geld verdienden met hard werken. Maar net als overal waar land is te vinden waren er natuurlijk ook mensen die hun brood verdienden met het houden van allerlei soorten vee

    Zo woonde er in Hindeloopen een pluimveehouder. Gemaks­halve noem ik deze pluimveedeskundige hier Wieberen. Naast het nodige pluimvee had deze Wieberen ook een paar koeien en een paard. Op zekere dag was Wieberen met het paard in een weiland een eindje buiten Hindeloopen aan het werk. Maar helaas, het paard dat niet al te mak was, schrok plotseling ergens van en sloeg op hol. Nu is het algemeen bekend dat een op hol geslagen paard toch heel vaak een hem bekende route volgt. Ook het paard van Wieberen galoppeerde linea recta richting de boerderij die in Hindeloopen stond. Maar ja, een ieder zal begrijpen dat er met een stuurloos op hol geslagen paard wel eens iets mis gaat. Het paard van Wieberen raakte 100 meter voor de boerderij in een sloot.

    Maar op dat moment wist Wieberen daar nog niets van. Hij was nog lopend onderweg naar huis en nog niet op de hoogte van het feit dat zijn paard vlak voor de stal gestrand was. En gezien het op hol geslagen paard rechtstreeks richting boerderij was gegaan was hij in de vaste veronder­stelling daar zijn paard te zullen aantreffen. Het verwonderde hem dan ook enigszins dat hij onderweg een aantal mensen aan een te water geraakt paard zag trekken. Toen Wieberen enige tijd werkeloos bij het te water ge­raakte paard bleef staan kijken merkte iemand van de omstan­ders op; “No Wieberen sòst do yk jitte 'r us mei helpe om dien hingst út wetter te heljen”. (Nu Wieberen zal jij ook nog eens mee helpen om jou eigen paard uit het water te halen)

    Hierop reageerde Wieberen verbaast: “O ys dot myn hingst, yk toat dot die allang thus wied. Hy likket no heel oars . Yk hee um naat herkend”. (O is dat mijn paard, ik dacht dat die allang thuis was. Hij ziet er nu heel anders uit Ik had hem niet herkent) Dit lokte natuurlijk enige kritisch opmerkingen uit. Hierop rea­geerde Wieberen vanuit de grond van zijn hart; “Nim mar fan my oen dot os ut un kip west he dot yk ut wol sient he” Neem van mij maar aan dat als het een kip geweest was ik het wel gezien zou hebben)

    Maar hiermee was het verhaal van Wieberen zijn paard nog niet afgelopen. Dit kreeg nog een vervolg.

    Zoals al verteld was het paard van Wieberen niet al te mak. En het hiervoor vertelde voorval van het op hol slaan deed hier natuurlijk geen goed aan. Een paar weken later besloot Wiebe­ren dan ook het paard te verkopen. Het paard werd ver­kocht aan een hem bekende paardenkoopman. Deze nam het paard mee naar de vee­markt in Leeuwarden waar hij het paard verkocht aan een hem be­vriende koopman.

    Nu was in die tijd een (werk)paard een onmisbaar dier op een boerderij. Wieberen besloot dan ook om gelijk een ander paard te kopen op de markt. Na enig zoeken vond hij daar een paard wat hem wel geschikt leek.Na enig loven en bieden kocht Wieberen dit paard. De plaat­selijk vrachtrijder kreeg opdracht de nieuwe aan­koop thuis te brengen en op stal te zetten. De volgende dag toen een van de buren op visite kwam in de stal maakte de buur de opmerking: “Yk mênde dost do un niie hingst kaipe hest”. Ik meende dat je een nieuw paard had gekocht)

    Ja, ja, U begrijpt het al. Wieberen had, zonder dat hij het in de gaten had, zijn eigen paard via de tweede koopman op de markt voor honderd gulden meer terug gekocht.

    Bron: Afgezien van enige toegevoegde details
    is dit verhaal mij voor waar verteld


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hondenkar
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                    

    VROEGER VOOR DE KAR NU IN DE KAR



    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In octaaf flugger

    Drie korte verhaaltjes over "it korps" in het Hylpers.
    Mogelijk volgt nog eens een vertaling.

    DE SLACHWORKER

    Us korps het ek wol es fan jin dêgen wurop alles slagget. Só waard op in kónkoers in best stik músyk jûnd. Alle leaden wieden tyge goo op dreaf. Spytichgenoch wied de slachworker eigenlik het te goo op dreaf. Hy rekke helendal yn ferfoering en jooch mei de klopper jitte in harden klap op de graete tr6mme dê't it stik al út wied.

    Dit fôrfal waard naat licht opnómd. Ealkeneen wied fan rnening dot só’n ofwyking fan de partytuer punten kostje soed by de beoardealing. By de bekend­mekking fan de útslach deech blyken dot men it te sómber ynsiend hee. De jury hee it forfal oen ‘t eend fan it stik búten beskouwing lot. Se tôten neffens jerre rapport, dot de man dy't de graete tróme betene, tidens de útfoering oen syn fôr­ealders stooch te tynken.

    IN OCTAAF FLUGGER

    De basbliezer hee it alla breve-teaken oensiend fôr de gewoane fouwerkwartsmaet. Hy wied jitte mar op in kwart fan 't stik de't de oaren de helt al ôfworke heeën. De dyrekteur slooch ôf sooch de "sûndaer oen en see:

    "Myn beste man, Jy binne der lang n't by".

    Dot hee de basblezer yn de twisketiid ek tróch krygen en hee syn antword al klaer:

    “Yk hew al yn ‘e gaeten het der oen mankearet dyrekteur, yk mut in oktaaf flugger".

    SOENDEN

    It korps sol nel it kónkoers tó en it ys te begrypen dot der hard oen worke wordt ó6m it kónkoersstik só go as moaglik ys, yn 'e macht te kriien. By de leste repetysje ys de dyrekteur toch jitte naat tefreaden:

    "As der op it kónkoers krekt só spyle wordt as faniend, den hove jime naat op in earsten priis te rekkenjen.Yk soed fórstell wolle óm op sendetemôrn in ekstra repetysje te haalden. Lete we naat te let begónne. Hó lyket jimme haelwei èalven?

    De altblezer abbelearet tjian. Ys dot naat bet ryklik betiid, dyrekteur? Yk sol nei serke en haelwei èalwen ys de tênst jitte naat deend". "Tókómme sende hove jimme naat net serke, seit de dyrekteur, "want as'me dit stik goo kenne den binne alle sûnden jimme ferjûnd!"

    Bron: Deze verhaaltjes komen uit “Hylper stikjes” (1977)
    Voor meer van deze verhaaljes verwijs ik graag naar “In octaaf flugger” van Gosse Blom.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrouwe justitia
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

       


    VROUWE JUSTITIA


    Het museum ‘de Hidde Nijland’ stichting deed in vroegere jaren dienst als gemeentehuis oftewel raadhuis, zo men het in die tijd noemde. In die jaren was dit de plaats van waaruit de burgemees­ters (er waren toen meerdere burgemeesters) en de vroede vaderen (een soort gemeenteraad) Hindeloopen be­stuur­den. Ook werd in die tijd daar recht gesproken. Het beeld van vrouwe justitia, boven de ingang, herinnert nog steeds aan dit feit.

    Weet u.
    Waarom vrouwe Justitia een blinddoek voor heeft ?
    Waarom vrouwe Justitia in de linker hand een weegschaal heeft ?
    Wat het zwaard in de rechter hand symboliseert ?


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kostkokeploech
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Verhaaltje in het Hylpers.Mogelijk volgt nog eens een vertaling in het Nederlands.

    DE ‘KOSTEKOKEPLOECH’

    Roend 1900 henne weard er yn Hylpen een ploechjen jonge mannen en jin nêmen se de ‘Kostekokepleoch’. Ûnder oaren wierden derby: Bertus Stallmann, Seekle Smid, Gerard Huttinga, Tleard Dikkes en Hendrik Kuipers. De leste wwaerd troch de oaren Henry nême.

    Siendetemiddes of siendetemoarns hellen jê jem een kostekoke en al ploezjendewei kuieren se nei it Haichsaand. Jê wierden yn it besit fan un aalden revolwer en der ekseseren jê mei: het losse stenen op it hoafd en den wierd it ‘Fier!’ Fan één fan dizze mannen kryge iek it forhael oer It Mordnershoafd.

    Lang lieden, op een hierstichen dei mei haelstormweer, rekke er een skipjen op ‘e butenste banken foar it Haigsaand. It waerd oer de earste bank henne slynd en it rekke moerefest op ‘e twadde. Der waerd it troch woeste baeren útinem slynd en de skipper rekke oerboard. En ‘e liete fan de dyk seeten in laandrotten it spektaaikel oen te sên en mei dot de man by it hoafd oenspeelde geengen jê er henne. Mar jê skoerden him de poenge ut ‘e henden en trappen him op ‘e fingers. De forklomme man moast los lete en hy fordrunk by ‘It Mordnershoafd’.

    Bron:De ‘Kostekokeploech werd door Arend Blom verteld
    in het Hindelooperde maandelijks blad ‘Uus Likje Wraald’van dec-1997.

    N.B. Locatie van het verhaal is ongeveer waar de weg tussen Schuilenburg en Molkwerum een bocht maakt en waar de spoorlijn het dichts bij de rijweg komt. Deze bocht wordt dan ook wel de moordenaars bocht genoemd.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.It hoentjen en in boazig wief
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Let op: Voor niet Hindeloopers zal onderstaand verhaal in het Hindelooper taal (sorry dialect) moeilijk te lezen zijn. Bij een bezoek aan Hindeloopen zou u deze gevelsteen kunnen opzoeken. En vraag dan een Hindelooper naar dit verhaal.


    UT FERHOAL OER IT HOENTJEN EN IN BOAZIG WIEF

    Ut wierd een kaalde Maertske dei met de wiend út ut Noord-Westen. Wie seten met in man of saan (zeven) yn ‘e Lu. De mannen seten het to húverjen want oerdel trè groaden dat tes oen ‘e kaalde kaant. Iek hef al us erder seit dat de mannen naet fúle mear bie to sotten hewwe. Je hewwe gin flesk mear op ‘e ribben want je binne hest allegar oan ‘t Montignaccen en dan falt die ut flesk so mar fan ‘e boenken (beenderen). Omdat se allegar fermeagerje wodde de sinnen er ek neat better op. Bie tiden binne de hearen frie het nörtsk (knorrig). Iek tienk dat derom ut proat ek naet fule foor stelde. Ajax heet krekt oene kont krege fan SpartakMoscow met 3-1, Ut soe de oare deis wur rienne (rege­nen), Ut wierd so weet yn ‘t Iaand, doe koost naet op’e bouw for­keare, ensf. ensf.

    Jimme kenne dus wol nei goan dat er naet fule fleu­righeit (vrolijkheld) to bespeuren foal. Iek toat “Het mut iek hir langer, iek goan neit Grietjen”. Mar op dat solde moment stepte der een likje man yn ‘e Lu mei moai donker krollich (krullig) hier. “Moarn mannen mei ik hjir wol efkes sitte?” Der woad het grom­mele dat gin nee en gin ja betekenje koast. De man deeg krekt of mork er ut naet. “Wat is dat Hylpen dochs een moai doarpke” see er, en dé skoaten de hearen wekker.”Hielpen ies een stee” see één. “Jo komme jir seker net ut ‘e buert?” “Nim mie net kwalik”, see de man, “Ik bin skoalmaster yn Wains (Warns) en ik hie better witte moatten”. Iek soog oen sien aigen dot er ut met sin seit hee om de hearen op te ruien. “Siog” see er “ik fersamrnelje folksferhalen en no haw ik hjoed een prachtig ferhael oer Hielpen heart”.En dé fertolde er sien ferhoal;

    Oen ‘t begin fan ‘'e Boerren op nummer 44 sit een aparte gevelsteen ien ‘e moere. Der steet een hoentsje op en een engelekopjen (engelkopje) en der nest oen elke kaant een fleugeltje. Heel lang lieden wenne der ien dat hûs een seekaptein met een heel boazich (bazig) wief. Len ‘t boppelocht sogst de ofbeelding fan een skip as oentienken oen die Hielper kaptein. De man hee een stree min libben bie dat skene wief. Jo wierd skytskeen en ailtiet poetste se op ‘e flier en op ‘e meubels om. Alle wie­ken wer ut solde. De man mogt naet mei de learsen (laarzen) yn ‘e hus komme en as er wete kloan hee den moast er him yn ‘t kaalde hok forkloalje. Op een kear koam de man thus nei dat er 6 wieken op see omswalke hee. Hie hee een groate swarte hoent bie him want die hee er met een skipbreuk fan in oar skip redden. Dat beest wierd so op sien niee boas gesteld rekken dat hie wiekte naet fan sien siide. De man en de hoenjen wier­den beide trochweet (doornat) en dat fremde wief woed hem er naet ien hewwe. Mar dé see de man, “as de hoent er naet yn mei den wol iek er ek naet ien”. Hie geeng werom net sien skip en dat wief toat; “die ies er moarn wol wur”. Mar nee, hie koam naet, en een wieke letter jitte naet. Hie wierd met sien hoent wur fut sielt (gezeild) en hie bleef jieren en jieren wei.Hie sielde fan haiven net haiven en fan laand net laand, maar naet wur werom nei Hielpen. Ut frouminske kreeg heel erg spiet. Faik seet se to goelen en geleidelik oen woad jo een heel oar minske. Fule sefter en met mear begrip foor oare minsken. De hoop op de weromkomst fan ‘e kap­tein he se hest al opjoent. Mar ien een tistere noat yn ‘e hierst (herfst) dee ‘t er een tokke sudwester­storm oer Hielpen jege met haigel en rienbuien, woad er op jerre doar slient. De frou deeg de doar epen en der stoog jerre man. De kloan hangen him ien flad­den (flarden) bie ‘t lichem del, en de gro­ate swarte hoend weet en smoarch, stoog nest him. De frou soog de smoargens naet en jo foal jerre man ien ‘e iermen. Ek de hoent kroepte se oen en jo swarde (zwoor) dat de man en de hoent ut beste plak kriee soeden ien jerre hus. Het bliekte no. Op 'e thusreis nei Hielpen wierd ut skip flak foor Hielpen ten oender geesen ien ‘e storm en de hoent hee de man swemmende wei ut libben redden De man farde noait wur ut en hjè libben mei de swarte hoent jitte heel lang en gelokkich.

    De likje skoelmester ut Weans (Warns) geeng stoan en frege; “hoe fiene jimme dit ferhael”. De hearen stogen er ferslend bie en wisten naet het se sizze moasten. Dè geeng groate Foppe stoan en die see; “Wiebe Griet het ut altiet at seit, Waens (Warns) ies machtig”.

    Bron: Ut ferhoal fan in Hontjen en in bozig wiif word in vele fariaties verteld. Deze versie is overgenomen uit Uus Likje Wraald van April 1998. Verteld door MCB


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.It Spoak op 'e Hon
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het volgende verhaal is in het Hylpers geschreven. Misshien volgt nog eens een Nederlandse vertaling.                       
    HET SPOAK OP' E HON

    Hael Hinleppen wéar bidoesd. Liëd, jin 't wol en daede rôat oean doasten, wêaren om só mar to sizzen, binaauwd en skrutel, al wooden jè 't naat wette. Foral de bon en joenge fanen doasten in 'e skimeriênd hest naat op strete komme. Oeral waad stol oer de saik praete. Et like wol in 'e foârtid tô wezzen, dê't Hinleppen jitte wallen en pôatten hee en dê 't wol eres en troep seròòvers of fetkâipes opdège om tô ban­nen en to formodjen. Wéar et meskeen stormwéar ef haig wetter, as de wolken fan sês­koem troch de loft flaigen; als de gôaten uutskaikele wodde môasten, om gin saalt to krijen in 'e wetterbak? Ja, et kôast wol erg stormje om de likje stê; wenéar jin broezjende baren al haiger en haiger bi de dik op klauterje, dolrolje, wurkomme, de eene effet d' óare; wenéar jè altîd méar en altîd méar en altîd haiger bi de silsklippen opstiege, oer de dîk henne rolje en ji for de futten wrimelje! Ô, het ken di wind bolderje in de skostins en fluitje troch de baimen en troch et want fan 'e skippen; wenéar de dakpan­nen bi hêle ritsen holder de bolder fan de huzen waaie en kletsklots op de strete forbri­selje. Mar et stormde naat, al wéar de sommer forbi. Het skêlde er den dogs oean? Dèar wéar al dègen moempele oer fremde, woenderlike sai­ken. Op 'e Hon, de sudweste­like uuthook tan 'e sté wéar et siënd. Et kôam fan.'t serkhof bi de grate serke, geeng de dik op, râan op 'e paelen langs en fordwinde op 'e Hon, in et dêpe wetter fan 'e sé. En paer joenges, jin 't uut 'e iëndskoe­ale koamen, heeën 't siend en goo neikike: 'n wite forskining, di 't had futroan, bi de haige sêpaelen opklautere, dèar op henden en fuften boppe op di smolle roemte en eendjen ròan en dèn wei waad. En nei di tiid heeên méar bon di forski­ning siënd, nâ es op 'e Toeanen, den op ' Nieste, op 'e Aaldweide, ja oeral! Jé wisten er fule fan te fontollen, al pas­ten jê wol op, dot se er naat ticht bi koamen. De graete mênsken heeën er èast de gek mei: Allegaer meraikels, bonne­praet," seeën se. Mar de bon, ek graete joenges, héalden fol dot et wier wèar, en sommigen doasten naat nei de iênd s­koele. De pelisje toat dot et al­legaer forbêlding wéar fan 't joenge folk, en et sinnege him naat, dot hi dèarom no iends alle streten en stêgen troch pandelje môast. De peliske dee iends drok de roente, mar et spoak passe wol op, fier genog fan jir oâf to blieuwen. Hi see: "As 't gin forbêlding is, den is 't en strêk fan 'n kwa­joenge, om de bon bang tâ meikjen. As ik him trapéarje, den sol ik him mei min stok goo ôastrike". Mar hi krige 'm naat, hi soog em nooit, en de bon koamen omtrent elke iend hêlendal fan strêk in 'e huus flënen, omdot jé et spoak siend heeën. Dèar waad ek al fortold, dot graete mênsken et forskinsel ek siend heeën en de drokte er oer waad al graeter. Ja, et bigôast ek al tô spoakjen in sommige huzen. lek slopte dé bi min èal­dere broer op 'e soolder. As wi pas loaien, héaden wi beide faik en môai gerinkel en eend fan uus oaf op 'e soolder, at as fan en belle, di't klingelde. Wi kôasten fan sem naat bigripe, het dot wéar, en dé 't wi et de oare naet wur héaden, fortol­den wi et moans bi de brataffel. Mar féar see: "Allgaer malle praetjes". Dè't wi et alle dêgen folhèalden, see féar: "iek mut fan naete mar es boppe slepe". Féar héade fan sem niks en hee lekker slopt. Et fôarjier koam en in 't huus­himmeljen koâm uus aalde wale, di 't in 'e hook op 'e sool­der stoog, voar 't lèacht en dèarin loâen diggels fan dok­tersflesjes, wur 't de muzen mei sile heeën. Mar dot koam èarst moeanen letter uut! Dèar badde bi uus jitte het en ik en min suster bléauwen allonnig tuus. De doârren wéaren goo sluten en wi seeten stol bi de taffel. Dèar háden wo op eens in 'e gang tjin et kaimersskot en getik, lang en loead, net oft er een kloppe. Wi kiken mekem binaauwd oean, mar geengen dogs nei de gang, ik mei de laampe en de poâk en min suster mei de fêger. Stol wéar et! Dé 't wieden wie driester wod­den. Wéar geeng ik bi de troppen op wur 't et getik van denne koam. En ja dèar seet poes oean de sees knabbele,di 't op sin roende kaant steeg to wippeljen en mei de punt persis tsjin et skot oean tikje kôast, as poes oean de sees knabbele. Sô geeng et naat oeral. Et wimele fan spoake­riën en de meste bléauwen soender opheldering! Oendertwisken dee de pelisje iewerig sin best, om et spoak té pakjen. Soms waaskouwe men hem, dot men et spoak ainse siend hee. Hi er hennem mar fordwind wéar et wur! En de nidege tèner bromde gek trooh sin bêad: "só hewe jimme mi den jitte ek for de gek! Mar ik wol naat langer foâr jimme gek ronne en draive, dot ik er hael kapot fan wod. Jitte één end sol ik et probéarje en dan is 't uut". En só sêker, di leste kéar wéar de beste kéar! De iendskoele koâm uut. Et wéar tige tsêas­ter. Op 't eend fan de skoelstêge sogen de èaste bon, en paer grate fanen, et spoâk. Jè wurom, sé had as se kôasten. de agent steeg bi de skoeldôar. Hi er henne, had, mei de kneppel in 'e fuust. Alle bon him efternei. Et spoâk soog hem, swaaide mei sin stieuwge iermen en sin wit hemd, en tôat meskeen hem bang tô meikjen, net as de bon. Mar Gisbet wéar naat bang! Hi bromde in sin bêad as 'n nidige hoend, see hêl rare wodden en draifde flak op et spoak tô. En dé bigôast en prachstige jachst, sé as ik jitte noait siend hee. Het koast dot seoak ronne. Hadder léauw 'k, as de pelisje. Het waaide en wappere dot wit himd en et spoak hee en swatte brook oean. Dot geeng de Toeanen langs en fule fidder! Et serkhof foarbi, de dik op, nei de Hon en wei wéar et spoak op eens! Wi sogen er èast niks mear fan. Mar de nidige tèner rôan troch, en só waigen wi et ek mar. En dé soogen wi, fier fôar uus uut, dot et wite spoak forôare wéar in en swat bést op fewwer pôa­ten, De agent gripte 't in sin nekfol, bromde forskrikkelik en sloog er dapper mei sin knep­pel los. Et spoak skréawde bi èlke slag: ô aauw! "Ja", see de kwaede tèner, "ik sol di spoak­jen léare. Bilouwest mi, dost et naat wur dwaen sost? Oos gêst dalik mei nei 't hoende­gat". Fan sem, hi bilouwe et, en moacht nei sin êaldes huus gaen, nei dot er éast sin wit himd en sin bezemstok opraipe hee. Et wéar wol het bis­kemjend fôar him, hi wéar gin bon méar! Gelokkig is hi letter en hêle braive man wodden. Hô 't hi heette, wol ik jimme naat sizze, want as hi of sîn femilje dit lezze moach, de sooden jé er lest fan hevve En oem en óar lest oean tô dwaen, hev ik dizze toltjes uut 'e Leugenbank naat oerfontold. Wi mutte en ôar alonnig mar het fortolle, déar ‘t wi plesier ôfte goo mei dwaen kenne. Tink er om

    Bron: Uus Likje Wraald
    Schrijver: Niet bekend
    Verteld door: Reitje Stallmann


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een poep verhaaltje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                         

    EEN POEP VERHAALTJE


    Dit poep verhaaltje werd mij in vele variaties ver­teld. Wat er wel waar of niet waar van is laat ik hier graag in het midden. Toch meen ik, waar of niet waar, dat deze anekdote over Hinde­loopen niet mag ontbreken.

    In vroegere jaren was het niet ongebruikelijk dat men zijn noodzakelijke behoef­te gewoon ergens in de open lucht deed. Op zich misschien niet eens zo gek. De toenmalige toiletten (zie vorig verhaaltje) waren nu ook niet je van dat. Uiteraard zocht men voor deze openlucht poeperij doorgaans een plekje waar men niet direct gezien werd. Zo had een zekere persoon in Hinde­loopen, die ik in dit ver­haaltje gemakshalve Sietse noem, de vaste gewoonte ‘s a­vonds voor het naar bed gaan zich nog even te ontlasten achter een heg nabij zijn woning. Dit was, on­danks dat een en ander meestal in het donker gebeurde, ook enkele omwonenden opgeval­len. Zij kwamen op zekere dag op het idee om eens een grap met deze achter de heg poepende Sietse uit te halen.

    Vlak voor het tijdstip dat Sietse zijn vaste stekkie achter de heg zou opzoeken verstopten zij zich, gewapend met een schep op een lange steel, achter de heg. Toen Sietse even later zittend op zijn hurken licht kreunend zijn boodschap produ­ceerde, schoven de mannen achter de heg de schop op de steel heel voorzichtig onder Sietse zijn achterste. Terwijl Sietse de laatste resten met een pol vers geplukt gras van zijn achterste veegde en de broek omhoog trok, haalden de mannen de schep met de gepro­duceerde hoop weg. En zonder dat hij iets merkte schoven de mannen op diezelfde schep snel een kippen ei op de plaats waar de afvalhoop van Sietse zou moeten liggen.

    Toen Sietse, verlost van zijn overtollige ballast, huiswaarts wilde gaan, zag hij tot zijn grote verbazing het ei liggen. Toen hij na een nader onderzoek met geen mogelijkheid de verwachte bruine hoop kon vinden mompelde hij: “ik wist wel dat ik kippig werd maar dat ik ook al eieren leg is nieuw”.

    Of Sietse het ei ook mee nam voor consumptie is mij niet bekend. Dat laat ik aan uw fantasie over.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In bornegrapjen/Een kindergrap
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    IN BONNE GRAPJE




    Iepme en kniepme setten yn un bootjen.

    Iepme falt er ut.
    Wa bliuwde yn ut boatjen sitten ?

    Piet Antwoord: No dot ys maklik. Kniepme!
    Jan: Hirnei kneapt Jan gau yn de earm fan Piet

    Piet vraagt: Wurom kneapst mi yn de earm?
    Jan: Do seest toch fan
    KNEAP ME.

    Vertaling:

    Een kindergrapje

    Iepma en Knijpmaar zaten samen in een bootje.

    Iepma viel er uit.
    Wie bleef in het bootje?

    Piet antwoordt : Nu dat gemakkelijk, Knijp maar!
    Jan: Hierna knijpt Jan snel in de arm vanPiet

    Piet vraagt: Waarom knijp je mij in de arm?
    Jan: Nu je zei toch "knijp maar".


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ame Gijs
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HET VERHAAL VAN AME GIJS

    Dat water en kleine kinderen niet samen gaan is een bekend gegeven. Ondanks dit gevaar heeft water toch vaak een grote aantrekkingskracht op kleine kinderen. In Hindeloopen, met zijn vele vaarten en sloten, had men om de kinderen af te schrikken daar wat op gevonden. Men had een ver­haaltje bedacht over ame Gijs. Hoe oud ame Gijs was werd nooit verteld. Maar het ame (groot­moe­der) gaf aan dat het om een oude vrouw ging. Ame Gijs woonde in de sloten en vaarten van Hindeloopen. Hoe zij daar kwam en hoe ze daar het leven hield werd ook nooit verteld. Wel werd aan de kinderen van Hindeloopen bij herhaling verteld dat als je bij de sloot kwam ame Gijs je onder water trok. En wat er gelijk achteraan verteld werd was dat je dan nooit weer thuis kon komen. Maar eerlijk gezegd, het werkte niet altijd. Ook in de jaren dat het verhaaltje van ame Gijs verteld werd raakten kinderen te water. Maar dat ame Gijs bij velen in Hindeloopen grote indruk heeft gemaakt en nog altijd aanwezig is blijkt wel uit de vele verhalen over deze legendarische ame die vandaag de dag nog steeds met zekere regelmaat worden verteld.

    Bijgaand een kopie uit Uus Likje Wraald.

    In de tijd dat de kinderen nog na schooltijd op straat speel­den met hoepels en tollen, dus heel lang geleden, woonde er in Hindeloopen, zo ongeveer op de plaats waar nu het huis op de foto staat, een oude vrouw. Deze vrouw werd ame Gijs genoemd. Het kleine huisje waarin zij woonde was niet al te best meer. Het dak was behoorlijk ingezakt, dus het lekte als een vergiet wanneer het regende. Maar ame Gijs was arm en ze bezat niet de middelen om haar huis op te laten knappen. Zij was van een­voudige kom af en had haar hele leven al van een karig loontje rond moeten komen. Haar zwar­te slobberkousen had zij al zo vaak moeten verstellen dat van de oorspronkelijke kous bijna niets meer te zien was, haar eens zo zwarte rok was nu grijs verwassen. Maar denk nu niet dat ame Gijs hierdoor bij de pakken neer ging zitten want dan heeft u het mis. Dit alles deerde ame Gijs niet in het min­ste. Zij haalde de geneugten van het leven uit de kleine dingen, zoals een praatje met de buren of een lekker vers eitje, gelegd door haar eigen kippen. Die kip­pen hield zij zoals voor die tijd gebruikelijk was onder het aan­recht. Maar overdag scharrelden de kippen buiten rond, om hier en daar een graantje mee te pik­ken. Als de zon scheen was ame Gijs meestal buiten te vin­den, want zij liep krom van de reumatiek en de zon verwarmde dan haar oude botten een beet­je. Op die manier kon zij ook de jeugd wat in de gaten houden want die zat regelmatig achter haar kippen aan. De arme beesten waren dan prompt een paar dagen van de leg, en de eieren had zij juist ze hard nodig. Ook de haan was regelmatig het mik­punt van de pesterijen. En dat terwijl dit oude beestje haar eens had gered toen haar huis in de brand stond. Want wat was er gebeurd: een oude theedoek die tegen haar nog warme for­nuis aan had gehangen was langzaam begonnen te smeulen, en dat vuur was overge­sprongen naar de gordijnen. De haan was als een gek te keer gegaan, waarbij zijn poot achter een verdwaalde spijker vast kwam te zitten. Door zijn gekraai werd ame Gijs wakker en kon zo de boel nog blussen voor haar hele huis in lichterlaaie stond. De poot van de haan kon niet meer worden gered dus moest de haan voortaan op een poot door het leven. U begrijpt dat wanneer de kinderen dan weer eens achter de kippen aan gin­gen de haan meestal de klos was want die kon nooit zo snel wegkomen. Als ame Gijs dat zag dan werd ze enorm kwaad want ze had nog altijd een zwak voor het beest. Ze had het dus niet ze op de jeugd staan, wat wel begrijpelijk was in dit geval. Op een dag zat ame Gijs op haar bankje voor huis wat uit te rusten in de lentezon toen er een paar kinderen weer achter de haan aanzaten. Wat was er nu een mooier gezicht voor de kinderen dan zo'n haan op één poot te zien hippen. De haan, ondertussen behoorlijk op leef­tijd, sprong zich letterlijk dood. Ame Gijs had alles te laat in de gaten en sprong toen bijna uit haar vel van woede. Ze rende achter die "rot born" aan onder het uitroepen van allerlei dreige­menten. Bijna had ze er één te pakken maar de jongen trok zich vlak voor de Kattenbrege met een ruk los. Ame Gijs raakte uit haar evenwicht, struikelde en viel voorover in de sloot. Alle kin­deren raakten in paniek want dit was toch absoluut niet de bedoeling. Vlug werden ouders en buren er bij geroepen om ame Gijs te redden. Maar hoe iedereen ook zocht, niemand kon haar weer vinden. En na uren en uren gaven ze het zoeken op. Sindsdien gebeurde het met de regelmaat van de klok dat, wanneer er kinderen te dicht in de buurt van de sloot kwamen, er ineens een grote groene gerimpelde vrouwen­hand uit het water kwam die pro­beerde de kinderen in het water in te trekken. En natuurlijk moet dit de hand van ame Gijs zijn want ame Gijs is de enige vrouw die een onuitsprekelijke hekel heeft aan kleine kinderen. En wan­neer u nu denkt dat ame Gijs een fabeltje is dan heeft u het mis. Vroeger was er een peilschaal vlak achter de dijk bij de Hon (vlak bij de kerk). Deze peil­schaal werd gebruikt voor het opmeten van de waterstanden bij eb en vloed toen het IJsselmeer nog Zuiderzee was. En deze peilschaal was een soort put die door middel van een buis verbonden was met deze Zuiderzee en in deze put zat een hoogteaanduiding. Dus in deze put ging het water op en neer maar omdat er door zee­wier en andere troep regelmatig verstoppingen in de verbinden­de buis waren zat er een ketting tussen de put en het uiteinde van de buis aan de zeekant. Door ze nu en dan het ketting heen en weer te halen werd de buis als het ware geraagd. Maar nu het verhaal waar het over gaat. Wij hebben onlangs nog met mensen gesproken die als kind een reuze respect hadden voor ame Gijs want wanneer ze bij de peilschaal waren en het was een beetje guur weer, dan was ame Gijs in haar element want dan kon je haar in de peil­schaal horen. Dan was ze aan het razen en tieren en smeet ze met haar kettingen (ze was enorm sterk natuurlijk) en je kon wel horen dat ze nog steeds veel verdriet had om haar haan. “Jin rot born", hoorden ze haar dan roepen en uit angst dat zo dan misschien uit de peilschaal kwam deden de kinderen gauw een paar stappen achteruit. Dus kinderen, pas op!

    Foto: Op de plaats van het witte huis op de achtergrond van de foto woonde Amen Gijs. Foto is van Herma Snel

    Bron verhaal: Uus Likje Wraald

    Verteld door: Piet en Els Bakker


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geld stinkt niet

    GELD STINKT NIET

    Geld is gewoon bedrukt papier of stukjes metaal wat in een bepaalde vorm is geslagen en doorgaans bewerkt met bepaalde symbolen. En tegenwoordig is geld soms zelfs alleen maar een aantal cijfers met een € teken op een bankafschrift. Toch spelen deze in principe eenvoudige materialen een grote rol in het menselijke leven. Bij deze een paar kleine verhaaltjes die alles te maken hebben met geld.

    Een penningmeester

    Een plaatselijk vereniging in Hindeloopen bestond uit maar 8 leden. Eén van deze leden werd benoemd tot penningmeester. Zoals gebruikelijk bij de meeste verenigingen vond ook bij deze kleine vereniging eens per jaar een kascontrole plaats. Toen de kascommissie op de afgesproken tijd bij de penning­meester verscheen, haalde deze de bescheiden te voorschijn. Deze bestonden uit een kasboekje, een bundeltje kwitanties en een klein trommeltje met het aanwezige kasgeld. Tot slot kwam de pen­ningmeester nog met de huishoudportemonnee van zijn vrouw aan zetten. Terwijl hij deze portemonnee op tafel legde zei hij tot de beide controleurs “en deze is voor de eventue­le tekor­ten in de kas".

    Tot in detail

    Jaren geleden werd ik secretaris-penningmeester van een pol­der. Een drukke baan was dit echter niet. Het werk bestond uit hooguit twee bladzijden financiële administratie en als het uitgebreid werd gedaan waren er eens per jaar 3 bladzijden notulen te schrijven. Nu is het mij niet bekend hoeveel inkt er voor een dergelijk werkstuk nodig is, maar de vorige penningmeester-secretaris had hiervoor, zo bleek mij uit de administratie, elk jaar een balpen nodig. Hij bracht tenminste ieder jaar vijf en twintig cent voor de balpen in rekening.

    Laat de kas de kas

    De plaatselijke biljartclub zou een dagje met elkaar op reis. Een aantal leden stelde voor hiervoor de gezamenlijke kas gedeeltelijk aan te spreken. De penningmeester ging hier echter niet mee akkoord. Hij stelde voor dat een ieder voor zich de kosten zou betalen. Hij zei “laat de kas maar mooi de kas blijven. Dan hebben we volgend jaar ook nog wat”.

    Drie weken later verdween deze penningmeester echter als een dief in de nacht uit Hindeloopen. Tevens werd toen al snel bekend dat hij nog velen in Hindeloopen geld schuldig was en dat de kas van de biljartclub reeds ver voor de vermaarde uit­spraak allang leeg was.

    Een proef

    Iemand die geld minder belangrijk vindt geeft dit vaak aan door te zeggen “wat moet ik met dat geld, de beesten willen het niet eens vreten”. Volgens het volgende ware verhaaltje heeft een boer in Hindeloopen dit proefondervindelijk uitgeprobeerd.

    Deze boer had in het voorjaar te weinig hooi voor zijn koeien. Hij ging naar zijn buurman waarvan hij wist dat die ruim vol­doende hooi had en vroeg hem “buur kan ik wat hooi van jou lenen. Als ik komende zomer weer nieuw hooi oogst krijg je het terug”. Maar deze buurman met ruim voldoende hooi wilde geen hooi missen. Wel, zo liet hij de buurman met te weinig hooi weten dat hij hem wel geld wilde lenen. Hierop antwoordde de boer met te weinig hooi “het spijt me buurman daar heb ik niets aan. Ik heb het geprobeerd met briefjes van vijfentwintig en met honderdguldenbiljetten, maar mijn koeien willen het niet vreten”.


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet een ieder is slecht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    NIET EEN IEDER IS SLECHT

    Het is reeds lang geleden dat een heel groot sterk leger met vele soldaten oorlog voerde met vele andere landen. Een heel klein land wat aan het grote land grensde maakte zich echter geen zorgen. Zij zeiden, “wij hebben hun niks misdaan, dus zullen zij ons ook wel niets doen”. Maar dit bleek een misre­kening van de bewoners van dit kleine land. Op een zekere dag in het voorjaar trok het grote sterke leger ook het kleine land binnen. De soldaten van het kleine land deden verwoede pogingen deze indringers te keren. Maar er was geen houden aan. Het grote leger van het buurland had veel meer soldaten en veel meer tanks en kanonnen. Toen de vliegtuigen van het grote leger vele bommen op een van de grootste steden gooide, waar­bij veel doden vielen, gaven de soldaten van het kleine land zich over om meer doden te voor­komen. Hierna verspreidden de soldaten van het grote leger zich over het hele land. In de eerste maanden leken deze soldaten zo slecht nog niet. Ze waren vrij rustig en waren soms nog wel eens bereid de mensen uit het veroverde land te helpen. Maar heel langzaam veranderde dat. Ze werden steeds strenger en verboden de mensen steeds meer dingen. Tenslotte werden vele dingen die zij konden gebruiken gewoon meegenomen. Wie zich hierte­gen verzette werd met een geweer op andere gedachten gebracht of gevangen gezet. Zo gebeurde het op zekere dag dat het grote sterke leger paarden moest gebruiken. Deze paarden haalden ze gewoon bij de boeren weg die deze paarden in die tijd nog voor het werk op het land gebruikten. Of de boeren deze paarden konden missen werd niet gevraagd. En tegenspraak werd uiteraard ook niet geduld. Maar dat ook in dit grote sterke leger niet iedere soldaat slecht was vertelt het volgende verhaaltje.

    Toen het leger paarden nodig had werd soldaat Rudolf er op uit gestuurd om paarden bij de boeren weg te halen. Vorderen noemde Rudolf zijn baas in het leger dat. Maar voor Rudolf was het gewoon stelen. Hij protesteerde dan ook danig tegen deze opdracht. Maar zijn baas, een generaal, zei kribbig “doe snel wat ik je bevolen heb. Als je het niet doet dan schiet ik je dood want aan een soldaat die niet doet wat ik beveel heb ik niets”. Na dit dreigement van de generaal vertrok Rudolf schoorvoe­tend. Bij de eerste twee boeren haalde hij bij ieder een paard weg. De derde boer waar hij op het erf kwam had slechts een oud paard. Daar dit paard hem niet geschikt leek voor het zware werk bij het leger liet hij dat staan. Gelijk na de middag kwam hij bij boer Dimmer. Die had een mooi jong en sterk paard op stal staan. Natuurlijk probeerde boer Dimmer Rudolf op ander gedachten te brengen. Ook het vierjarige zoontje van de boer stond te luis­teren naar het gesprek van zijn vader en Rudolf. Al verstond het jongetje niet alles, hij begreep toch wel dat de soldaat het paard mee wilde nemen. Het paard, wat hij altijd Natie noemde, was echter zijn troetel­dier. Het was in feite zijn vriend. Hij schrok dan ook behoor­lijk toen de soldaat een touw pakte om het paard mee te nemen. Het jongetje begon zachtjes te huilen en stamelde “ik wil Natie niet missen, het is mijn paard”. Na deze woorden van het jochie werd de ‘stoere’ soldaat Rudolf even stil. Hierna vertel­de hij de boer dat ook hij een zoontje had wat ongeveer even oud was als de boer zijn zoon­tje. Sinds de oorlog begonnen was had hij echter zijn zoontje en zijn vrouw niet meer gezien. In al die tijd had hij helemaal niets van hen beiden gehoord. Zelfs wist hij niet of ze nog leefden.

    Nadat Rudolf dit verteld had bleef het enige ogenblikken stil in de stal. Na enige aarzeling gaf Rudolf het touw aan de boer, draaide zich om en verliet met tranen in de ogen zonder paard de stal. Terwijl hij wegliep streelde hij het jongetje over het haar en zei, “jij mag je paard houden”.

    N.B. Het spreekwoord zegt; “Wie goed doet, die goed ontmoet”. Maar of dit spreekwoord ook op ging voor Rudolf blijft een vraag. Niemand heeft na die dag ooit weer iets van Rudolf gehoord.

     


    » Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ode aan het toilet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ODE AAN HET AL OUDE TOILET

    Het al oude toilet, (ut Husjen) oftewel een klein houten hokje met een ton, stond doorgaans achter op het erf. (wal).Dit onmisbare hokje werd in vroegere jaren in Hindeloopen vaak "Jappe tral lal" genoemd.

    Het bijbehorende rijmpje ging als volgt:

    Jappe tral lal, stead op de wal.
    (Jappe tral lal staat op het erf)
    Hy ys naat fan flesk en naat fan bloo.
    (Hij is niet vlees en bloed)
    Mar tog dweit 'r alle meensken go.
    (Maar is voor alle mensen goed)

    Een historische grap

    Bij sommige ‘husjes’ was aan de achterkant een soort luik waardoor men de ton, als die gele­digd moest worden, kon weg halen. Dit bracht een paar jongens op een idee.

    ’s Avonds in de schemer haalden zij dit luikje weg. Achter de struiken wachtten ze tot iemand naar het toilet moest. Na een half uur wachten zagen ze de dochter des huise naar het toilet gaan. Toen zij goed en wel ter plaat­se zat om haar nood te lenigen slopen zij nader bij. Met een paar lange stengels riet, door het geopende luikje, kietel­den ze het meisje onder haar achterste.

    Een ieder kan, denk ik, wel raden welke reactie dit gaf.



    » Reageer (0)



    In deze kolom info over mijzelf en diverse contact mogelijkheden
    Foto

    Foto

    Ik ben Henk Smid en woon in Hindeloopen. Ben gepensioneerd. Mijn  hobby is het verzamelen van verhalen, gedichten, beeld matriaal  en alles wat met mijn geboorteplaats Hindeloopen te maken heeft. Ook schrijf  ik af toe zelf verhaaltjes of gedichten. Graag laat ik door middels van dit blog u mee genieten van alles over Hindeloopen.

    Naast mijn foto mijn logo. Op het loge ziet de beide broers Lyme en Jelle Liemes. Zij waren beiden van "Smid" en hadden een smederij in Hindeloopen.  Zij namen in 1815 beiden de naam Smid aan als achternaam. In het logo smeden de beide broers deze naam.
    Foto

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Dropbox Indien u grotere bestanden (b.v. een leuk verhaal) van uw vaste schijf wilt sturen gebruik dan deze dropbox.

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Een interessant adres?

    Startpagina !

    Blog als favoriet !



    Laatste commentaren
  • Stadsomroeper (Jan Bielsma)
        op De stadsbel
  • De laatste drop is de boterknop (John)
        op De laatste drop is de boterknop
  • Gastenboek
  • leuk

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Foto

    Eerst een raap, dan een schaap, dan een koe. Zo gaat onze Jantje naar de galg toe.
                      ***
    De waarheid en niets anders dan de waarheid. Helaas, soms is het beter deze niet uit te spreken.
                      ***
    De grote bult is voor de landheer. De restanten zijn voor mij. Dat is mijn winst.
                      ***
    De vloed tilt alle schepen op. (Wijlen president Kennedy)
                      ***
    We meten alles met onze maten. Maar wist u dat slechts 19% van de wereldbevolking blank is.
                      ***
    De laatste drop is de boterknop.
                      ***
    Gelijk hebben is één ding, maar gelijk krijgen is iets anders.
                      ***
    Discussiëren over geloof en politiek geeft koude harten en heette hoofden.
                      ***
    Arbeid adelt maar adel arbeid niet.
                      ***
    Geld maakt niet gelukkig. Maar het wel hebben van geld hoeft ook niet ongelukkig te maken.
                      ***
    Wie meer rechten neemt dan hem toekomt gebruikt het recht van een ander.
                      ***
    Wie zijn gat uit leent moet zelf door de ribben ……
                      ***
    Veel beloven maar weinig geven doet velen in vreugde leven.
                      ***
    Water is net als geld. Het is oneerlijk verdeeld.
                      ***
    Als het tegenzit krijgt een koe geen kalf. Als het meezit kan de stier wel kalf krijgen.
                      ***
    De hoop sterft als laatste.
                      ***
    Iets proberen wat mislukt is beter dan niet geprobeerd en je hele leven lang roepen, had ik het maar geprobeerd.
                      ***
    Ik heb het nog nooit geweten wat goed was, want toen ik jong was wisten de ouden het. En nu ik oud ben weten de jongen het.
                      ***
    Ook een afgesneden tak bot weer uit.
                      ***
    Een geslonken maan wast weer tot vol.
                      ***
    Loon naar werken?
                      ***
    De enige manier om niet te werken is een ander voor je laten werken.
                      ***
    Werken kost helaas veel vrije tijd.
                      ***
    Het geloven begint, waar het weten ophoudt.
                     ***
    Een wetenschap is zeker. Een geloof is wat iemand denkt zeker te weten.
                     ***
    .Als de schuur vol hooi is, de kelder gevuld met aardappels en weckflessen. Het kolenhok gevuld met kolen en brandhoutverzuchtte de boer "Laat nu de winter maar komen. Ik ben er klaar voor".
                     ***
    Arm of rijk, een ieder kan er heel en schoon bij lopen.
                     ***
    Geen mens is onmisbaar. Maar de één wordt wel meer gemist dan de ander.
                     ***
    Trouwen is houen.
                     ***
    Oud worden is mooi, maar oud zijn valt niet altijd mee.
                     ***
    Als je jong bent wil je elkaar niet missen. Als je oud bent kun je elkaar niet missen.
                     ***
    Verliefd worden komt je over. Liefde moet groeien. Maar haat wordt gekweekt.
                     ***
    Iedere baby is zonder zonde geboren.
                     ***
    Brood doet wonen.
                    ***
    Zolang twee kinderen vechten om een snoepje. Zolang zal er oorlog zijn.
                   ***
    Kan niet ligt op het kerkhof. Wil niet ligt er naast.
                   ***
    Een kromme ….. piest ook.
                  ***
    Veel jonge meisjes vinden paardrijden mooi. Maar als ze zelf bereden worden vinden ze het vaak onnozel
    geklooi.
                  ***
    Aan het erf kun je zien hoe het in huis is.
                  ***
    De weg van de minste weerstand is niet altijd beste.
                  ***
    De tijd zal ons leren wie gelijk heeft.
                  ***
    Gelijk hebben is een ding. Maar gelijk krijgen is iets anders.
                 ***
    Wie niet wil gebruikt vaak het excuus"Kan niet".
                 ***
    Een meisje van een jaar of tien uit een grote stad is te logeren bij haar tante in Hindeloopen. Op een mooie dag gaan ze naar het strand. De hele middag speelt het logeetje in het water en het zand. Op een gegeven moment vraagt ze "tante, hoe laat gaat het hier dicht"?
                 ***
    Wie de mens leert kennen, gaat van dieren houden
                 ***

    Neem een handvol droog en ruil zand in de hand. Knijp deze met zand gevulde hand krampachtig dicht. Gevolg; Bijna al het zand glipt u door de vingers en u blijft over met een praktisch lege hand. 

    Neem nu wederom een handvol zand in de hand. Knijp nu deze met zand gevulde hand niet stijf dicht. Houdt de hand ontspannen en span uw vingers niet. U zult merken dat u nu veel meer zand in de hand houdt.

    In het leven gaat het vaak gelijk als met deze handvol zand. Leef krampachtig en u zult merken dat er weinig overblijft. Degene die meer ontspannen leeft, ‘t leven neemt zoals het is, zal in zijn leven meer bereiken en meer plezier beleven.

    Naar aanleiding van een verhaaltje in de Libelle 

                    ***



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!