Diets dichter uit Ardooie.
DELFIEN VAN HAUTE
1869 - 1944
Reiezwanen
Hoe stil en zacht,hoe scheemrig zoet
is de avond op den Reievloed,
die gevels en kanteelen,
waar sluimerende oudheid zingt en saag
die hooge en grijze burcghten draagt
vol blijde minnestreelen.
Daar drijven in den ronde boog
der steenen brugge,zwaar en hoog,
op de effen waterbanen,
vol statigheid en licht en slank,
lijk geesten hel en hagelblank,
de langgehalsde zwanen.
Zij hangen droomerig en stom
Te schouwen in de hemelkom,
Die onder ‘twater konkelt.
Daar slaapt in ’s waters zoete nacht
Een wonderstée,van gouden pracht
En schemering ommonkeld.
Is dit het oude Brugge niet,
Genaamd in menig heldenlied
En sedert lang verzwonden,
Met waterhal en torenkrans,
Getande gevels,poort en schans,
‘tOud Brugge weergevonden ?
Ja,’t is het oude,dat
geworden is een doode stad
En roereloos beneden
het nieuwe Brugge slaapt en droot
In al den luister van den dood
En toover van ’t verleden.
De zwanen schouwen stil en lang
Tot dat een klingelend geklang
Én aarde én lucht doet zingen,
Dan siddren ze op de waterbaan,
En steigrend in verrukking slaan
Hun klappende zwingen.
Dit gedicht komt uit Dietse Dichters
van Cyriel Verschaeve,uitgave-Zeemeeuw-Brugge 1943
|