" MIJN OORLOG" Proloog. Het was begin september 1939. Frankrijk vond het nodig zijn leger te mobiliseren om zo nodig wat te gaan schieten aan de Duitse grens. Toen waren ze in België zo onnozel om ook maar de algemene mobilisatie af te kondigen, want de Duitsers zouden eens kwaad kunnen worden en Frankrijk aanvallen. Omdat de Fransen de Maginotlinie gebouwd hadden, waarvan ze heel zeker wisten dat die niet te overschrijden was, werd verwacht dat de Duitsers via België zouden komen. Aan de Frans-Belgische grens waren geen versterkingen gebouwd en indien de Duitsers door België zouden trekken, dan zouden de Belgen vechten tot de laatste man en de Fransen de tijd geven hun leger in gereedheid te brengen en het slagveld in België te houden. Prima vrienden zijn de Fransen wel. Wij waren dus gemobiliseerd en hele divisies werden aan de Duitse grens gelegerd. Dwars door ons land werd een zogenaamde tankversperring aangebracht, die uit samengekoppelde ijzeren poorten bestond. Die versperring was zeker sterk genoeg om een auto tegen te houden, er werd zeker nooit geprobeerd of een tank die niet plat kon rijden. Een simpele boer kon U echter wel vertellen dat een paar goed gerichte bommen de splinters naar alle kanten zouden doen vliegen, maar een boer is geen geleerde strateeg. Wij gingen dus oorlogje voeren en ik werd naar de kazerne in Brasschaat geroepen. Het was nog buitengewoon mooi weer en we brachten onze dagen door met wat rond te klungelen, oefenen met oude versleten toestellen, "corvee boem" (ongeladen granaten afschieten en terug gaan oprapen) en 's avonds naar huis gaan. Na veertien dagen van deze zorgvuldige en afdoende militaire oefeningen, werden wij te velde gezonden. Ik werd ingedeeld in een batterij van artilleriewaarneming, waar ik nooit iets van geleerd had, want mijn opleiding tijdens mijn diensttijd had ik gehad in de meteorologische dienst. Wij vertrokken naar Namen, boven op de citadel. Toen we daar aankwamen, bleek er nergens onderdak te zijn.
Het tegendeel zou ons verwonderd hebben.
|