In het kantoor hangen ook luidsprekers, waardoor ge b.v. 's avonds hoort roepen "Achtung verdunkeln!" Dan moeten de zwart-papieren stores afgelaten worden en 's morgens terug opgetrokken, als er omgeroepen wordt: "Achtung, die Verdunkelung ist beendet!" Om halfnegen is er Kaffeepauze tot tien voor negen. Dan gaat de drukte verder tot halfeen wanneer de bestorming van de kantine begint, twee blokken verder. In zeer lange rijen wordt dan aangeschoven, in weer en wind, om een teljoor met weinig aardappels en veel "Steckrüben" (koolraap), waarmee ge dan tussen al die tafels Uw plaats opzoekt, waar ge dan juist op tijd aankomt om te zien dat een ander Uw plaats inneemt. Soms zitten we tegenover een Duitse arbeider, die er "etwas komisch" uitziet, met zijn blauwe ogen in een zeemansgezicht en die telkens op het eten reclameert. Met zijn hoofd in richting van de marsmuziek uitbrakende luidsprekers wijzend, zegt hij: "In Deutschland viel Musik, wenig essen, in Rusland wenig Musik, viel Essen". Om één uur begint het drukke nietsdoen opnieuw. Ik zit met mijn gezicht naar de muur, waar een landkaart van Rusland en een afbeelding van een een kalender hangt, met een prachtig landschap op, gelijkend op een zicht van de vaart van Damme. Daar zit ik soms lang naar te staren en te dromen van deze prachtige zomerse natuur, nu het stilaan lente wordt. Ik doe dan ook maar weinig en dat vinden de Duitsers nog te veel die op verre na ons tempo niet gewoon zijn, alhoewel wij het onze zo goed mogelijk aan het hunne aanpassen. Ik heb ook een paar dagen overgewerkt voor de voorbereiding van onze verhuis naar Sorau. Ik heb die ersatz kantoorratten van hier helemaal ondersteboven gewerkt en de tijd ging snel voorbij. En dan noemden ze mij nog wel "Die Ruhige" (de stille). Ik had een elektrisch rekenmachientje gekregen, een echt wonderding. De Duitsers kregen het allemaal op hun zenuwen van de snelheid waarmee ik dat ding liet draaien. Dat machientje was echter niet op Vlaamse snelheid berekend en blokkeerde, twee dagen in reparatie.
Och, de Duitsers zijn wel gemoedelijke mensen tegenover ons, maar ze aanzien ons toch als onderkruipers. Als we hen uitleggen, dat we werden, zeggen ze dat we hen de oorlog maar niet hadden moeten verklaren. Verder zijn ze brave mensen, een beetje simpel van geest misschien. Eindelijk is het twintig na vier. De meesten zijn weer springlevend geworden en vluchten de trap op, de trap af, de poort uit en naar de tram. Een gedeelte van de bedienden wil echter nog meer doen en blijft wachten op de bel van zeven uur. Dat heet dan overuren maken. Wij geraken op de tram. Het is die dikke zwarte Schaffnerin. "Wer sind denn hier die Schwarzfahrer?" Mens maak U niet dik, ge zijt al dik genoeg! Ze beziet ons met een kwade blik, want dat had ze zeker verstaan. Ons Antwerps verschilt niet zoveel van het Bremers Platt-Dutsk. We zijn weldra op de markt en kijken even in Karstadt binnen, waar een grote drukte heerst. In lange rijen staan ze aan te schuiven voor: ... toespelden en kammen. Ik zal toch eens binnen moeten voor papieren kragen, de zogenaamde Pappkragen, maar het zal voor een andere keer zijn. In het hotel, pardon, "Unterkunftsheim" even in het kastje van kamer 74 gekeken of er geen brief of een pakje voor mij in ligt en dan ga ik de trap op naar onze kamer. Ik trek mijn kast open, waar ik niets moet uit hebben, maar het is zo mijn gewoonte en Uw foto hangt erin. Ik heb die foto eens naar kantoor meegenomen en aan de oude "Edu" laten zien. Zijn commentaar was: "Ein schönes Bild, ein schönes Mädel, mit dunkele Augen und ein Mund zum küssen". Ik doe de kast terug toe en ga beneden in de eetzaal kijken of ze al eten geven. Dan moet het nog redelijk zijn of ik moet toch in mijn kast zijn, want daar ligt de sterke magneet in die mij aantrekt: brood! Na het eten terug naar de kamer, waar anders naar toe? En wachten tot het tijd is om te slapen, afgewisseld met brieven schrijven, toch aan mijn brood zitten, of kletsen met de anderen over allerlei onzin.
Plots sirenegeloei! Nu is het grote verhuis, alleman vlucht met hebben en houden, de trap af de kelder in, tot een langgerekt gehuil ons terug naar boven roept.
Dat gebeurt wel meer als we te bed liggen of allang zouden moeten liggen, dat heeft dan klerenmishandeling tot gevolg en hele reeksen verwensingen en godslasteringen. Hoe kunt ge U daar nog lastig in maken? Het is nog maar vierendertig keer 's nachts voorgevallen en dan telkens voor een drietal uren!
Slaapwel!
|