Mijn Oorlog

22-10-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zary

Mijn Psoriasis.

De hoeveelste verkoudheid en griep, die ik al gehad had, wist ik niet meer. De meesten van ons hadden er last van, maar nu kreeg ik een zware bronchitis, die dreigde chronisch te worden. Ik blafte de hele dag als een oude schepershond.

Tot overmaat van ramp kreeg ik op mijn benen nu verscheidene plekken van een schurftachtige uitslag.

"Nu is het gebakken!"; dacht ik, die schurft ga ik nu eens aankweken en hopla, ze sturen me naar huis. Maar zo gemakkelijk ging dat niet. Toen mij beide benen flink aangetast waren, besloot ik naar de dokter te gaan. Nu was het toch erg genoeg om voorbij de "Sanitäter", met zijn aspirine, te geraken en zelfs dat lukte maar nauwelijks. Het was een jonge vervangingsdokter, met een veel te jonge assistente (die mij niet bij de dokter wou laten, omdat ik nog geen steekkaart had). Er kwamen veel palavers aan te pas en toen ik haar mijn benen toonde, kreeg ze toch "compassie". De dokter bezag mijn ziltplekken heel geleerd, krabde er eens met spatel over en concludeerde: "Schuppenflechte" (schilferschurft). Hij schreef mij solferbaden voor en een fles "Psorimed", een goedje dat brandde als vitriool. Die baden, dat was natuurlijk maar zwans, want waar zou ik die nemen? Ik liet alles zijn beloop, maar stelde weldra vast dat mijn zilt zich uitbreidde over mijn onderarmen, handen en kin. Ik begon er uit te zien als een Lazarus en liep rond met windels om mijn armen en handen, want na een paar dagen pijnlijke vitrioolkuur, smeerde ik er maar vaseline aan.

Eindelijk ging ik terug naar het spreekuur van de dokter, die intussen uit "Urlaub" was teruggekeerd. De wachtkamer zat vol, zelfs met Fransen, die toch allemaal voorbij de "sanitäter" waren geraakt en dus wel erg ziek waren. De doktersassistente vond mijn steekkaart nu wel maar legde ze helemaal onderaan. Eerst kwamen alle Duitsers aan de beurt, toen bleven alleen de Fransen over en ik, die mij wat afzijdig hield. De dokter kwam uit zijn spreekkamer. "Was sind das alle für Landsleute?" vroeg hij.

"Fransozen"; zei die domme gans.

"Ich bin Flame", zei ik rap, maar hij wendde zich tot een andere.

"Was bisst du?" - "Fransoze-Sanitäter!" - "und Du?"

"Fransoze-Sanitäter!" - Alles Fransozen - Alles Sanitäter!

Du, kommst mal mit. Dat was tegen mij. Hij bezag de schurftige hond eens, keek met de loep en schoot in een lach. Dacht hij: zulk een schurftig schaap gaan we naar de Heimat sturen? Hij had me precies horen denken; nee, jongen, binnen enkele weken bent ge daar van af! Maar dokter! Dokter Harris zei dat het "Schuppenflechte" was? Het bleek gewoon droog zilt of Psoriasis te zijn en hij gaf me een "Uberweisungschein" voor een huidspecialist. Hij was echter wel van mening dat het zou kunnen overzetten en schreef ook een papiertje voor de "Lagerleitung" om een apart kamertje in de barak te krijgen.

Die huidspecialist woonde in Forst, 50 km verder, ik kreeg daarvoor een hele dag vrijaf. In Forst; één villa, honderd jaar oud en een echtpaar niet veel jonger.

"Krankenkasse?" Ik toonde mijn papieren. Zijn vrouw, die als assistente dienst deed, begon direct hele reeksen formulieren in te vullen, kwestie van betaalt te worden, want voor mij was alles gratis.

Eindelijk mocht ik op een oude, vuile sofa gaan liggen. Eigenaardig; zei hij, dat het alleen op zijn onderarmen, onderbenen, handen en kin voorkomt, nergens anders iets te zien. Zijn vrouw kwam ook eens kijken, naar dat "ergens anders", want ik lag daar in adamskostuum. Ik mocht mij terug aankleden. Geen diagnose, maar wel een recept en ik kon gaan. Knap zijn die dokters hier. Bij de apotheker moest ik een hele tijd wachten. Hij moest het recept nog klaarmaken en toen ik het resultaat eindelijk zag, was ik nog meer overtuigd van hun geleerdheid, want het was een bokaal van ongeveer 1 kilo gele zalf!

Nu was de tijd van het branden en jeuken voorbij, want ik smeerde er met handsvollen zalf aan, met als gevolg dat mijn ondergoed en kleren helemaal vettig werden. In de barak had ik nu, samen met Jos, een apart kamertje. Hij was, zogezegd, mijn "sanitäter" en hij beloofde zelfs mij in te wrijven, maar alleen als het ook op mijn achterste zou komen.

Vele weken hebben wij op dat kamertje gewoond. Hij heeft er winden gelaten dat het kraakte, wij hebben patatten gebakken op de stoof, tot wij het kamertje en ik mijn Psoriasis, kwijt raakten.

Wij kwamen prima overeen, behalve die keer, toen hij dreigde de pan met patatten en al op mijn kop te slaan. En het was nog wel mijn pan, die ik in de "Schlosserei" had laten maken uit NIRO-staal; I605.2 (inoxydable) en die mij 5 sigaretten had gekost; maar dat is een andere geschiedenis.

De geschiedenis van de pan.

Ik heb U al verteld dat de eerste maanden van ons verblijf in SORAU het eten ruim voldoende was, maar er is nog niets blijven duren.

Mijn brieven naar huis vanuit BREMEN waren één jeremiade over het weinige en slechte eten en één gebedel om pakjes. In SORAU was dat een hele tijd niet nodig. Ik vroeg maar om pakjes met tabak, die altijd als ruilmiddel welkom waren. Alhoewel in België heel moeilijk aan tabak te geraken was en het aantal pakjes dat mocht verzonden worden zeer beperkt, is het grotendeels gelukt. Maar, zoals ik al zei, niets blijft duren. Het eten werd schaarser en het bedelen om pakjes herbegon. Het werd moeilijker en moeilijker om nog pakjes verstuurd te krijgen en die riskeerden dan nog om onderweg "verloren" gebombardeerd (11) te worden. Ik kon het mij niet meer permitteren tabak om te ruilen, want er was een tijd in het verschiet, dat er helemaal geen aanvulling zou komen en ik ben een grote roker.

Er bleef dus niets over dan te "organiseren", om niet altijd te weinig eten te hebben. "Organisieren" was geen kwaad, iedereen deed het, maar het was wel diefstal. Fruit, bessen en groenten; zoals rapen en peeën waren gemakkelijk mee te brengen van mijn wandelingen, maar patatten; dat was iets anders. Ik zag wel, dat anderen daar nogal vlot aan geraakten door middel van tabak, maar diegenen, die de patatten meebrachten, moesten die ook ergens hebben gehaald.

Ik wist al spoedig enkele "vindplaatsen". Overal in de velden werden de patatten in grote kuilen bewaard voor de winter; in Duitsland werd toch niets ontvreemd.

Maar de reeën en everzwijnen wisten dat niet en deden het wel. Wij ook en gaven de reeën de schuld. Het moest echter telkens in de avondschemering gebeuren en meestal viel het wel mee. We zijn maar tweemaal moeten vluchten. Nu kwam het er op aan om de patatten te schillen en te koken en wat meer verfijnd; te bakken, als we voldoende vet hadden. Maar we hadden geen pan. Ik sprak er eens met de oude Edu over, die overal sigarettenrelaties had en hij beloofde ervoor te zorgen. Al spoedig kwam hij terug van het atelier met een pak mappen, waarin een houten steel zat en wat later, met hetzelfde pak mappen, met een mooie glinsterende pan in. Nu nog buiten de fabriek smokkelen, men kende er die trucs en ze pasten goed op.

Jos stak de pan vóór in zijn broek, had een dikke buik, maar ging toch vlot door de controle. Ik ook, met de steel in mijn mouw. En Edu, die rookte weer 10 halve sigaretten.

De pan was gemaakt van een plaat NIRO-staal 1.605.2 (chroomnikkel) en deed veel dienst. Zelfs het uitlenen van de pan bracht ons telkens een portie patatten op.

Jos haalde in de duisternis kolen voor de stoof, in het kolenpark niet ver van de barak. Hij werd telkens van en naar de afsluiting begeleid door de "bitsige Hund", die het kolenpark moest bewaken en iedereen verscheurde, behalve Jos, een echte hondenvriend.

Indien die cijfers voor metalen U niets zeggen; wij gebruikten ze dagelijks.

Ter verduidelijking:

1000 tot 1100 is gewoon ijzer, blik of gietstaal.

1500 tot 2000 is "Stahlblech".

3000.1 tot 3000.9 is vulgair aluminium.

3100 tot 3600 is duraluminium.

3700 tot 3710 is magnalium. (Magnesium-aluminium).

3900 tot 3910 is elektron. (Zeer hard en uiterst licht).

Het laatste getal .1 of .2 is de dikte in millimeter, onze pan was dus 2 mm dik.

"URLAUB"

Als er niet over eten gesproken werd of over "Sonderzuteilung", dan is het over Schnapps. Maar meestal gaat het over eten, nooit over het werk. Ge weet nooit hoe ze het bedoelen, gemeend of sarcastisch, vooral de Duitsers niet, want die mogen over niets klagen. Dat is niet nationaal-socialistisch en de partij heeft wel overal haar mannetjes zitten om mee te luisteren. Iden pleegt, volgens mij, iedere middag een aanslag op de Nazi geest: " Das Essen war prima, es hat mir wiedermal vorzüglich geschmeckt, und das alles verdanken Wir den Führer; Heil Hitler"!

Maar regelmatig komt ook het onderwerp "URLAUB" ter sprake. De Duitsers, die tenslotte ook ver van huis zijn, weten af en toe een paar dagen verlof los te krijgen om naar Bremen te reizen. "Sonderurlaub" krijgen ze soms ook; als hun huis geheel of gedeeltelijk in puin ligt. Daarom wordt er veel over verlof gesproken, vooral over de twee weken jaarlijks verlof. De buitenlanders worden er ook door aangetast, wat begrijpelijk is. Volgens ons contract krijgen wij, Vlamingen, evengoed twee weken zoals de Duitsers, maar dan moeten we tenminste zes maand in dienst zijn. Wij leefden dus in hoopvolle verwachting, verwachting die herhaaldelijk in mijn brieven naar mijn verloofde en naar huis tot uiting kwam, meestal echter in korte woorden. Zoiets van; het kan gebeuren en het kan ook zijn dat er niets van in huis komt. Maar zelfs als het gaat; het zal toch ten vroegste in de maand Juli zijn. De anderen waren al bij Schwittling, de secretaris van de grote baas geweest, om te informeren, waarschijnlijk met tabak. Ik ging ook eens mijn licht opsteken, maar liep een weigering op. Nu is de Chef al paar dagen bezig met het vaststellen van het verlof en ik vernam dat de gehuwden een verlof van drie weken in de Heimat mogen doorbrengen. De ongehuwden krijgen daarna verlof, misschien wel in de maand Augustus. Nu ik meer inlichtingen had, schreef ik mijn verloofde, dat de hoop stilaan gewettigd mocht worden.

Uit haar brieven vernam ik, dat ze, samen met mijn moeder, complotteerde om na de oorlog te trouwen en over meubelen en huisraad kopen. Maar waarom wachten tot na de oorlog? Ik schreef haar dat we het nu ook konden doen, want haar eigen thuis werd minder en minder aangenaam door het geklaag en gezaag over haar voorgenomen huwelijk. Ze schreef mij trouwens dat ze erg weemoedig was.

Kort daarna ontving ik een kort briefje van haar, waarin de inhoud precies zo was, als ik verwachtte. Wij waren van mening dat we nu eens een paar weken gelukkig mochten zijn, alhoewel de scheiding daarna, wellicht nog harder en droeviger zal zijn.

Maar, in afwachting, onze jeugd laten voorbijgaan, in de hoop op betere tijden, is ook geen oplossing. Daarom, omdat wij beiden en mijn ouders akkoord waren, hebben we de knoop doorgehakt. Door de maandenlange scheiding, met als enig contact enkele briefjes, leerde ik pas volledig beseffen dat wij bij elkaar hoorden en eigenlijk al getrouwd hadden moeten zijn. De omstandigheden hadden dit echter belet.

Ik vertelde mijn voornemen aan Schwittling en hij gaf me een formulier. Als dit werd ingevuld en ik een bewijs van ondertrouw, door het Arbeitsambt in Antwerpen afgestempeld, voorlegde, kreeg ik verlof.

In mijn brief van 22 juni schreef ik naar mijn verloofde; hier ingesloten vindt ge een verklaring die U volmacht geeft tot ondertrouw. Hoe ge dat nu precies gaat doen, weet ik niet, maar een bewijs van inschrijving, ondertekend en gestempeld door het Arbeitsambt (Feldkommandantur) moet ge in ieder geval aangetekend opzenden. Als voorzorgsmaatregel zond ik een tweede exemplaar van die verklaring in een volgende brief, want de briefwisseling ging al een hele tijd heel slecht. Weinig brieven kwamen door.

En nu maar afwachten en denken. Ik had nu veel te denken. Hoe gaat dat allemaal verlopen. Ik had geen idee hoe ze dat ging klaarspelen, maar ik was er toch van overtuigd binnen enkele dagen dat officiële stuk te ontvangen. Ook was ik zeker dat ze alle andere voorbereidingen zou treffen.

Ik werd er erg zenuwachtig van en leefde meer en meer in spanning naarmate de tijd vorderde. Er kwamen geen brieven meer toe. Men beweerde dat het nutteloos was te schrijven en dat onze brieven toch niet meer besteld werden. Ik zou die verklaring al kunnen gehad hebben en nu kwam er dit nog bij.

Eindelijk ontving ik dan toch de gestempelde bewijzen met de datum van zaterdag 21 augustus voor het huwelijk en ik kreeg verlof op... 18 Augustus.

Ik zou dus op donderdagavond 19 Augustus om vijf uur aan de ooststatie in Antwerpen aankomen...

Nu wilde het lukken, dat Jos, met zijn tabak, op hetzelfde tijdstip, ook twee weken verlof had, maar die was allang getrouwd. De Chef vond het geval verdacht en liet ons maar gaan, nadat we hem plechtig beloofd hadden terug te keren. Ons vertrek werd ten andere aan de Gestapo gemeld. Wij reisden gratis naar Antwerpen en terug, de sneltreinen inbegrepen.

Ze meenden het dus ernstig met het verlof. Voor ons was het een feest. Tot Berlijn ging alles goed.

In het station: "Schlesier Bahnhof" was het precies of op één perron een hele goederentrein afgeladen was. Over de hele lengte lag één stapel valiezen en pakken, metershoog. Daartussen waren mensen, veel mensen. Waar zouden die naar toe willen? Bij navraag bleek dat die allemaal naar Keulen wilden, net als wij! Dat ging wat worden, maar wij moesten mee; net of al die andere mensen niet hetzelfde dachten.

Toen werd de lege trein binnengereden. Nu trachtten wij uit te rekenen waar het begin of het eind van een wagon zou zijn wanneer de trein stilstond. Toen ik meende die plaats te zien, wipte ik met mijn valies in de hand over de stapel heen, om voor mij een menigte vrouwen en kinderen te vinden die nog rapper waren. Ik kon toch die kinderen niet onder de voet lopen. Intussen zag ik mannen de hele stapel van het perron door de vensters in de trein verhuizen. Ik werd er tenslotte ook in geperst, een meter verder dan mijn valies, die uit mijn handen gerukt werd.

Ik zag geen mogelijkheid om er terug bij te geraken. Tot Hannover heb ik dan, tussen de pakken staande, op één been, de reis gemaakt. Toen was het middernacht, maar er stapten velen af, zodat mijn ander been ook de grond raakte en ik mij zelfs kon omdraaien. In de coupé, waar ik net voorstond, waren twee plaatsen vrij en ik probeerde mij erin te worstelen, voor iemand anders, in het duister, dit merkte. Maar wat zie ik? Langs het venster wipten twee lepe kerels binnen.

Het bleken Vlamingen te zijn en we zijn toch overeengekomen dat ik af en toe mocht zitten. Op mijn valies kon ik niet gaan zitten, want daar zat een soldaat op te slapen. Na het overstappen in Keulen had ik gelukkig een zitplaats tot in Antwerpen.

Het was een weerzien met veel tranen van geluk en op slag was ik al mijn miserie vergeten. Vermits ons nog alleen maar een enkele dag overbleef, was er weldra veel geloop en uitleg, want zaterdag was het trouwfeest.

Het trouwfeest was heel eenvoudig en bij mijn ouders thuis, omdat ze bij haar thuis heel moedwillig geworden waren. Haar stiefmoeder en tante kwamen zelfs niet naar het gemeentehuis, waar we niettemin van alle anderen hartelijke gelukwensen mochten ontvangen.

Gezien de omstandigheden was onze kledij ook niet van de beste en was de hele afstand te voet af te leggen. Dat alles kon niet deren, want we waren nu samen. De huwelijksfoto's werden door mezelf genomen en het huwelijksmaal werd bereid door mijn moeder, met het nodige vlees dat werd geleverd door onze radio- en fietsensmokkelaar.

Wij waren getrouwd en wij wisten dat dit samenzijn maar enkele weken kon duren. Maar door bemiddeling van mijn schoonzuster en de medewerking van Mr. Antoine van de Werbestelle, kreeg ik toch drie weken uitstel om te vertrekken. We zijn zelfs op huwelijksreis geweest naar Eine, bij mijn vriend Georges. Het was wel geen grote reis, maar een reis hoorde erbij en we waren overgelukkig.

Het geluk was helaas maar van korte duur en die weken te rap voorbij. Hoewel ik in mijn brieven steeds had beloofd alles te vertellen, wat ik beleefd had, was de tijd hiervoor veel te kort en de wittebroodsweken waren om voor wij het beseften. Het droeve afscheid naderde. Inmiddels was de oorlog nog niet gedaan, zoals wij dwaas gehoopt hadden. Duitsland was nog niet plat gebombardeerd en ook hadden ze Hitler niet kunnen vermoorden.

Toen kwam het onvermijdelijke vertrek. Terug naar het ongewisse met al zijn gevaren en ellende, terwijl mijn vrouw achterbleef en mogelijk nog aan grotere gevaren zou kunnen blootstaan, zoals we nu beseften. Hoop hadden we dat de oorlog niet lang meer zou duren, alhoewel die hoop niet gewettigd werd door de omstandigheden. Altijd was er de vrees dat het niet goed zou aflopen. Maar ik wist tenminste dat, bij mijn ouders, mijn vrouw, die er haar intrek had genomen, goed zou verzorgd worden. Na een laatst vaarwel eindigde deze periode.

Gelukkig, ik vertrok weer samen met Jos, die ook aan uitstel was geraakt. Wat ons ginder te wachten stond raakte onze kouwe kleren nog niet. Misschien geraakten we wel in de gevangenis. Maar we bleven het beste hopen. Een verlofganger die terugkomt heeft altijd tabak bij zich en dat was onze grote troef.

Natuurlijk hoopte ik een volgende verlof vlug te krijgen, maar de oorlogsomstandigheden beslisten er anders over. Dat verlof werd steeds maar uitgesteld tot Juni van het jaar daarop. En toen ik eindelijk mijn verlofbrief in handen had... vonden de geallieerden niet beter dan te landen in Normandië en de droom van ons weerzien was uit... tot de bevrijding... nóg een jaar later.

Terug uit "Urlaub".

Dankzij de kennis, die een paar stempels wist liggen, was ik weken thuis gebleven, hoe dat ging aflopen wist ik niet! Dat ik moeilijkheden zou hebben, was te verwachten, want het frontnieuws was niet schitterend. De slag om Stalingrad had al plaatsgevonden en het Russisch leger joeg het Duitse nu terug naar de "Heimat".

De twee plantrekkers; Jos en ik, zaten op de trein, die het goed deed tot in Braunschweig. Uitstappen! Midden in de nacht, waarom wist ik niet. Dit was toch de D-Zug naar Berlijn! De luidsprekers kondigden aan: "Zug nach Berlin, Bahngleis vier". Dit was de trein naast ons, stampvol, nog voller dan vol. Geen middel om ergens binnen te geraken. Wij spraken een rode kepie aan. "Rap": zei hij; "stap hier maar in". Maar dat was een wagen gereserveerd voor de SS, zoals wij al lang gezien hadden. Daar mocht niemand in. Wij deden het toch en de trein vertrok. De gang was ledig, voor zover we dat in het donker konden zien. We zaten op onze valiezen. Toen kwamen er twee SS- mannen aan, ze hadden ons Vlaams horen spreken. Zij hoorden ons uit in het... Brussels. Ze waren Brusselaars, heel de wagon trouwens, ze behoorden de persoonlijke lijfwacht van de Führer; "Leibstandarte Adolf Hitler". Ze maakten een paar van hun soortgenoten wakker, joegen ze van hun plaats en wij kregen zitgelegenheid. Uit ons gesprek bleek dat er geen enkele Duitser in de lijfwacht was. Die kwibus vertrouwde blijkbaar zijn eigen landgenoten niet.

In Berlijn overstappen, op de S-Bahn, op de "Eilzug" naar Schlesien overstappen en we kwamen in Sorau. We lieten onze valiezen naar het kamp voeren, door een man die niet eens doorhad dat we geen Duitsers waren. We vonden onze barak ontsmet, ontluisd en uitgerookt met blauwzuursolfer terug. Onze kasten waren gedeeltelijk leeggehaald en ons materiaal kregen we terug in het "Lagerverwaltung".

Bij mij ontbrak niets. Mijn valies had ik bij Frau R. thuis gezet. Mijn gedroogd brood, beschuiten en de suiker waren in de kast gebleven en kon ik dus weggooien.

Toen ik mij de volgende dag wilde scheren, merkte ik dat mijn scheerborstel "geklaut" was. Het zal een heksentoer worden om "mit Schein", een andere te bekomen.

Op kantoor waren ze niet "contrair", maar over het algemeen toch vies gezind. Het was veel minder lollig dan vroeger. Ik moest echter nog officieel afgeblaft worden, voor mijn te laat binnenkomen. Maar ook dat viel nogal mee, met al die gewichtige stempels op mijn "Urlaubschein" en... een paar goede sigaretten. Bij de Jos viel dat minder goed mee, die had enkel een briefje van een Belgische dokter voor de een of de andere ingebeelde ongesteldheid en hij moest naar de Gestapo. Die kerels heeft hij echter kunnen overtuigen, tot grote ergernis van onze chef; Janneke Maan, die voelde zijn prestige aangetast, hij had ook van Jos geen sigaretten gekregen. Hij bulderde van: "einsperren", "aufhängen" en "rücksichtlos an die Wand stellen". Hij bedaarde maar de volgende dag toen Jos vrijgevig sigaren uitdeelde.

"Und weiter geht die Witze".

Mijn valies stond, zoals gezegd, bij Frau R., een collega. Ze was ongeveer 40 jaar, had een breed plat gezicht, was een vriendelijk mens, was een Wendische (12), dus van Slavische afkomst, beminnelijk en vooral tegen mij. Jos plaagde mij altijd, als ze van de "Schreibmaschinenzimmer" door de gang langs het glazen beschot kwam en op te ruit tikte en wuifde, dikwijls en meer dan welvoeglijk. Zulke occasies krijg ik niet, zei hij.

Maar mijn nevenbuur, B., vond dat niets grappig. Tenslotte was zij een getrouwde vrouw en haar man was aan het front. Ge moet mij maar eens komen bezoeken, zei ze, ik zal een lekker etentje klaarmaken en Uw valies mag je laten staan, die staat bij mij veiliger als in de barak.

Eindelijk ging ik dan toch, mijn valies kon daar niet eeuwig blijven staan, maar haar moeder was thuis! R. had juist bericht ontvangen dat haar man in Frankrijk gekwetst was, maar niet erg genoeg voor "Heimat urlaub". Het werd toch nog een gezellige avond en ik was blij het er zonder kleerscheuren vanaf gebracht te hebben.

Om die geschiedenis volledig te maken, moet ik toch vermelden dat bij de fameuze Paasopruiming in 44 haar huis meteen ook weggeruimd werd, maar toen stond mijn valies er allang niet meer.

Na onze verhuis naar Sommerfeld verloor ik haar uit het oog. Ze was intussen in Seiffersdorf in een tuinwijk gaan wonen.

Op een keer, ik had plus minus een halve dag vrij om een tand te laten trekken, ging ik naar het station en daar kwam ik haar tegen, stom toeval. Na veel vijven en zessen, ik had werkelijk nog al de tijd eer de trein vertrok, troonde ze mij mee. Haar moeder die niet in de combine bleek te zijn, ging dan toch eindelijk boodschappen doen, maar toen was het tijd voor mijn trein en ik was weg. Later zagen wij, Jos en ik, haar eens in het "Lichtspielhaus". Ze kwam er binnen aan de arm van... B. en bekeek mij met een triomferende blik.

Het enige commentaar van Jos was: " ze moesten U een hele wagen hooi doen opvreten...".

Bij de fotograaf.

Ik heb al verteld dat het eten de eerste maanden in Sorau goed was en wij kregen ook genoeg. Daarbij komt de gezonde landelijke lucht, zodat ge er goed begint uit te zien. De omstandigheden in aanmerking genomen.

Dat alles schreef ik naar huis, maar ze geloofden mij niet. Ik ging dan proberen een foto te laten maken.

Dat ging zo maar niet en werd een ingewikkelde geschiedenis. Ik ging bij de eerste fotograaf binnen: die vroeg of ik een "Schein" had. Ik wist nu wel dat ge voor alles een Schein nodig had, maar voor een paar foto's? Ik vroeg wat hij bedoelde en had ondertussen mijn portemonnee opengemaakt, waar enkele bankbriefjes uitstaken.

" Wel, een bewijs van de politie, dat ge foto's nodig hebt": zei hij.

Ik ging naar een andere. "Niet voor het eind van volgende maand": zei deze.

Weer niks!

Dan naar een derde. Daar hadden ze pas mijn gezicht gezien, zonder te vragen; wie of wat: "Kom de volgende week eens terug!" Doe ik dat dan zullen ze weer een Schein vragen, enz... Er is nog een vierde fotograaf, maar ik heb het maar opgegeven. Het regende dat het goot, ik zag er al geheel verfomfaaid uit. Met mijn gezicht dat al storm aankondigde, zou ik toch geen schone foto kunnen laten maken, aangenomen dat de volgende fotograaf voor geld zou bezweken zijn.

Mijn zaterdagmiddag was om!



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 13/01-19/01 2020
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!



    Laatste commentaren
  • Sorau (bern wortelboer)
        op Zary
  • Goeden avond (Dirk)
        op Inleiding
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (linecia)
        op Omslag
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (angelique)
        op Inleiding

  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!