Mijn Oorlog

05-11-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.warme lente

Warme Lente (1944).

Er hing de laatste weken wat in de lucht, wij merkten het aan allerhande dingen. Het was een voorgevoel; er was iets om handen. Ik herinner mij, dat Jos en ik aan het station naar het stadsplan keken. Wij wezen elkaar de verschillende vestigingen van Focke-Wulf aan: het Werk SAGANERSTRAßE, daarnaast het Werk THIELE, hier het VERSAND, verderop FLUGHAVEN en aan de andere kant van de spoorweg, in SEIFFERSDORF: het HAUPTLAGER. Jos maakte de opmerking dat een foto van zulk stadsplan een raak bombardement zou toelaten. Bombardement, dat was ons voorgevoelen. Eigenaardig genoeg; de volgende dag was het stadsplan weggenomen! Kort nadien bezochten enkele hoge militairen en partijmensen de fabriek en al dadelijk werden vele camions bakstenen afgeladen. Met de bakstenen werden tussen de draai- en freesbanken muren gebouwd, twee meter hoog, de bakstenen los op elkaar. Het is voor binnenkort, zei Jos. We maakten ons een voorstelling van de totale vernietiging. Wat konden die bakstenen muurtjes daar nu aan verhelpen, wat onnozelaars!

De laatste tijd was er al dikwijls "Fliegeralarm" geweest, ongewoon voor deze verre streek. Alles bleef echter bij een paar flinke wandelingen naar het bos en terug, behalve één keer; met wat nutteloos schieten naar een lange afstandsverkenner, die enorm hoog vloog, buiten het bereik van de luchtafweer. Een teken aan de wand!

Het was dinsdag na Pasen, twaalf uur, mooi helder weer. Daar gaan plots alle sirenes, schrikaanjagend. Was dat gehuil nu anders dan de vorige malen? Toen maakten we op ons gemak een wandeling naar het bos. Nu werkten voor de eerste maal de zware claxons van het bedrijf! In ieder geval, we voelden dat het springtij was en kregen voor de eerste maal werkelijk angst. De Duitsers waren al in paniek. Ik riep, met veel lawaai, dat ik weg was naar de Jos; die eerst zijn wandelschoenen begon aan te trekken, het ander paar op zijn rugzak te binden, enz... Rap was hij niet... Ik liet hem waar hij was en liep met Jef en de Strop de fabriek uit.

"Die Maschinen retten": brulden de Duitsers, die zelf in paniek door elkaar liepen. Mij niet gezien, mijn vel gaat voor! Jos hadden ze te pakken; die moest eerst nog een schrijfmachine in veiligheid brengen?

Met de rugzak op de rug, met het noodzakelijkste, waren wij al op tien minuten in het Sorauer Wald.(1) Of hadden wij gelopen? De Duitsers waren er al! We legden ons op het gras, tegen een heuveltje, in de warme zon. We zagen of hoorden niets, tot we opeens heel wat zagen. Als een zwerm sprinkhanen, kwamen ze uit het westen aangevlogen, lange witte slierten achter hen. Zoveel? Dat kan niet! Maar het kon wel en er kwamen er nog!

En nog! Eén, onzichtbaar, maakte een grote witte kring boven de stad en in het midden hing plots een gele lantaarn. We kropen weg in het struikgewas. Jef en ik wierpen ons in een ondiepe greppel, het gezicht in het zand. Een geratel als van honderd machinegeweren, reusachtige hel wit verlichte kerstbomen daalden uit de hemel, de lucht was vol muziek: zilverpapier daalde neer! Alle velden bezaait met witte lichtjes. Wie loopt daar? Frans! : riepen wij, pas op, boven U, rakelings scheerde een grote ijzeren plaat, die uit de lucht kwam gedwarreld, langs hem. Toen begon een enorm lawaai: honderden zware donderslagen, vóór ons, op de stad, overal. Héél de omgeving was één vuur... Toen werd het nacht, donkere nacht! Het was tien voor één 's middags. Het donderen van de bominslagen duurde maar voort! Nu konden we niet meer horen of er nog vliegtuigen kwamen, het kraken en knetteren van de brandende stad overheerste. Boven een band van vuur, was de hemel inktzwart.

Waar was Jos gebleven?

Achteraf vernamen wij dat hij toch al buiten de fabriek was, voorbij de kerkhofmuur sprintte, tussen de brandende en gloeiendhete staafbrandbommen door en zich in een mestkuil wierp, waar enkele Fransen boven op hem sprongen.

De fabrieksdirecteur had iedereen van de kerkhofmuur weggejaagd. Velen gingen echter niet weg en zijn samen met die muur in het niets verdwenen. Of lagen achteraf langzaam op te branden, volledig ontkleed. Het is vreselijk om zien; die uitpuilende en brandende ingewanden! Er waren ook schone doden, die op de rug lagen, met open, verwonderde ogen. Uiterlijk mankeerden ze niets, maar hun longen waren gebarsten door de luchtdruk van de explosies.

Wij maakten een omweg rond de brandende en rokende stad en kwamen in ons Lager aan. Hier was helemaal niets gebeurd! Het eten was gereed in de kantine, waar later op de avond een bericht uithing dat iedereen zich de volgende dag aan de fabriek moest melden! Der Krieg geht weiter!

Er was ook nog elektrische stroom en de waterleiding werkte ook, hieruit concludeerde wij gemakkelijk dat de centrales niet getroffen waren. De wasserij was wel getroffen, volgens horen zeggen, ik had heel wat was in de wasserij. Dat vond ik persoonlijk veel erger dan de fabriek of dat de halve stad in puin lag.

De volgende dag gingen wij door de stad, langs de rokende puinhopen naar de fabriek. Het viel nog mee, zoveel was er niet kapot, de cinema's stonden er nog! In het Schloss was een enorm gat, dat de geheime gangen in de metersdikke muren blootlegde. Tiens, het is nog steeds tien voor één; op de klok van het stadhuis, waar een hele hoek afgeslagen was. Op de fabriek zag het er minder rooskleurig uit. Het "Hochhaus" was nu voor twee derden een laaghuis, maar de vleugel waar ons kantoor was, stond nog recht. De draaierij had geen dak meer, de machines stonden in de open lucht. Al wat van hout was, was afgebrand, uitgenomen één vleugel van de kantine. Het kamp van de Duitsers; van de fabriek tot aan het kerkhof, was een asvlakte met scheefgezakte stoven! Toen kwam het onvermijdelijke: een redevoering! Van op ledige vaten werd iedere volksgroep in de eigen taal toegesproken. In het Nederlands natuurlijk niet! Wij waren toch, Vlamingen en Nederlanders, Germanen! Het ging over een ramp die ons getroffen had, geen moed verliezen en terug aan het werk gaan!

"Unsere Mauer brachen, aber unsere Herzen nie!" Wij hadden daar weinig mee te maken en luisterden alleen als hij het over een "Sonderzuteilung" fles schnapps had.

Toen gingen we over bergen nog rokend puin naar de trap, die nu áán in plaats van in het gebouw hing.

Binnen in het kantoor lag alles vol glas, alle papieren waren uit de kasten en van de lessenaars geblazen en lagen nu tussen de kalk en het glas. De tafels stonden overal verspreid en het beschot van de gang was omver geblazen en scheefgezakt. Onder al die vuiligheid vond ik mijn tafel terug, keek in mijn schuif naar het pakje tabak dat ik mijn haast had laten liggen, maar het was door de moedige "Feuerwehr" gered. Ik ga eens in de draaierij kijken en wat zie ik? De muurtjes hadden meestal standgehouden, soms uitgevreten door de bomscherven en opzij gedrukt, maar de machines stonden meestal nog op hun plaats, behalve één; dat op zijn kop stond. Alles lag natuurlijk vol met glassplinters en verbrande rommel van het dak, maar ze waren al volop bezig met het opruimen. Ook werden er zeilen over gespannen. Toen wij hoorden dat ons kantoor, het enige dat nog bestond, zou overgebracht worden naar het overeind gebleven stuk van de kantine, begonnen wij aan de opruiming en de verhuis. Geholpen door een groep sterke Russen werden we maar éénmaal onderbroken. Een formidabele slag: een tijdbom! Ik dacht dat heel het wankele gebouw instortte. Eventjes heel grote kak en groot geluk gehad.

Ons kantoor was weldra geïnstalleerd in die nieuwe barak. Maar de vensters waren uitgeblazen. Als het nu maar niet koud wordt. Maar het bleef gelukkig warm weer en de ruiten werden terug ingezet. Waar de andere kantoren werden ondergebracht wisten wij niet, waarschijnlijk in Flughaven. Wij begonnen ons echter af te vragen waarom de Engelsen hadden vergeten Flughafen plat te gooien.

Ze zouden toch wel weten dat daar de montage en het beproeven van de afgewerkte toestellen gebeurde? Dat er maar een derde van de stad vernield was, stond ons ook niet aan! Ze zullen wel komen kijken en hun werk afmaken. De dagen verliepen echter rustig. De Russen begonnen de draai- en freesbanken te demonteren en op wagons te laden. Ons werk was nu praktisch nul. Af en toe kregen we bomalarm en nu waren we wat haastiger. De Duitsers hadden hun fietsen buiten aan de open ramen staan, sprongen door het raam, op de fiets en waren weg. En zo werd het stilaan Sinksen. Geen verlof zoals verleden jaar, alleen vrijaf op zondagnamiddag.

's Anderendaags, tweede sinksendag, was het buitengewoon prachtig weer. De kastanjes langs de barak stonden in volle bloei. We zaten te... wachten met alle vensters wijdopen en... wachten niet tevergeefs. We hadden juist gegeten aan de lessenaars. "Vorwarnung R.15". Dus nog geen sirenes, maar het betekende dat er "Feindflieger" waren op 150 Km of 20 min, van ons luchtafweergebied. Niemand wachtte echter het volalarm af en allen gingen op de loop. Dit maal vertrok ik samen met de Jos en we legden ons lekker op het gras aan een frisse vijver, dicht bij het bos.

Dat ze weer naar ons toekwamen, daaraan twijfelde niemand. Ons gesprek liep daarom over onze persoonlijke zaken, die nog in de barak lagen en of we nog aan eten zouden geraken, want de enige kantine stond op Flughafen.

Wij speurden de blauwe lucht af en zagen in de verte een massa stippen. Ze bewogen zich in een richting links van ons. Veel waren het er niet, hoogstens een vijftigtal. Misschien vlogen ze toch naar ergens anders toe? Doch even later zwenkten ze plots links af, recht op Flughafen aan. Geen luchtafweer te horen, ook geen geknetter van openbarstende containers met staafbrandbommen, wel het overbekende zingen van zilverpapier in de lucht. Plots zette een enorm concert in van luchtdoelgeschut en we sprongen onder een schuin hangende boom voor de scherven, die als hagelstenen neervielen. Toen begon een oorverdovend lawaai en in een hel van vuur en staal verdween Flughafen, de spoorweg en een deel van de middenstad. Toen de duisternis een paar uur later enigszins verminderde, gingen wij, langs een nog grotere omweg, dan de vorige keer, naar het kamp of wat er van overbleef kijken. Langs de spoorweg lagen overal nog hoopjes van een vettige substantie te branden. Ze hadden ditmaal "Fosforkanister" gegooid. Hiertegen helpt geen enkel blusmiddel. Op de spoorweg waren al een paar honderd Russinnen bezig met de rails weg te slepen en keien aan te voeren met kruiwagens. De hele spoorlijn was één kluwen van verwrongen rails met enorm diepe bomputten. Op Flughafen stond ons waarschijnlijk het een en ander te wachten.

Al de hangars en ateliers waren ineengezakt, vliegtuigen waren erbovenop geworpen. Tussen de barakken van het Duitse kamp, gisteren pas betrokken en nu in lichtelaaie, gingen wij naar de kantine. Die was wonder boven wonder, praktisch niet beschadigd. De Franse kok beweerde zelfs dat er avondeten zou zijn. Onze barak stond er ook nog. In onze kamer was enkel een ruit gebarsten. In een andere kamer was een grote brok leem door het dak gevallen. Verderop naar het vliegplein en de hangars toe, was het terrein in een maanlandschap veranderd. Hier moet een enorm aantal bommen gevallen zijn. Het prachtige nieuwe casino, zaterdag voor Sinksen geopend, was niet meer te vinden. Het was in hout gebouwd en letterlijk totaal verdwenen. Aan wat rood steengruis kon men zien waar de brede monumentale, bakstenen trappen geweest waren. Hier was grondig werk geleverd.

De twee grote stenen gebouwen van het "Fliegerhorst" hadden de storm doorstaan. Maar alle ruiten waren eruit geslagen. De wasserij was ook vernield, maar niet uitgebrand. Ik had niets in de was. Jos wel en ook zijn beste schoenen had hij in reparatie gegeven, in het schoenmakerstraatje, dat ook niet meer bestond. Hij was de volgende dagen slecht gezind, maar dat beterde toen hij vernam dat alle was juist voor het bombardement was weggehaald. Het beterde nog meer toen we tot het besef kwamen dat we geen bombardementen meer te vrezen hadden. Alles was toch kapot...

Nu begon een periode van verhuizen, van de ene barak naar de andere, met ontsmetting, bad, ontluizing enz... inbegrepen. Er moest plaats gemaakt worden voor de Badoglio's, waarvan alle barakken vernield waren. Na enkele weken werd ook ons kantoor verhuisd naar Sommerfeld (2) en werd het alle dagen met de trein rijden. Het was zeer vroeg opstaan en zeer laat thuiskomen. Inmiddels had de landing in Normandië reeds plaats gehad en een gedeelte van Frankrijk was al bevrijd. Nog enkele weken geduld... het werden maanden, zonder nieuws van huis en zonder pakjes... tabak.

In het gevang.

Op een mooie, zonnige zomerdag zaten wij aan onze lessenaars te soezen. Alle vensters stonden open in de, niet afgebrande helft, van de kantinebarak. Het was opvallend stil. Zelfs het geluid van voetstappen drong niet tot ons door. Opeens staat er een Gestapo man voor mij. "Te Roetter?" - "Jawohl" - "Komm mal mit!" Ik trek mijn vest aan en ga met die vent mee. Het hele kantoorpersoneel, muisstil, gaapte mij met open mond aan. Ik wist van toeten noch blazen. Onderweg laadt die kerel zijn pistool door, om mij schrik aan te jagen, maar dat had ik al. In de "Abwehrstelle" begon het verhoor: "Ge hebt Uw eten weggegooid, dat is Kriegssabotage". Dat was het dus en herinnerde mij vaag iets van enige dagen geleden. Er waren toen weer geen patatten en we kregen alleen dunne soep en een stuk hard brood. Wij aten aan de lessenaars, want er was geen kantine meer. Ik had het brood op tafel geslagen om te horen hoe hard het klonk, maar het viel eraf. "Antwoord!" "Ja,... ich" en toen kreeg ik een klap dat al mijn tanden losstonden. "Wat hebt ge te zeggen!" "Ja,... ich" en toen kreeg ik een tweede oplawaai dat ik "sterrekens" zag. Hij zegt ja, dus hij bekent, weg ermee! Ze brachten mij naar de politie, waar ik alles moest afgeven, schoennestels en bretellen. Daarna ging het naar de stadsgevangenis. Zoals gezegd was het mooi weer, heel warm en in die muffe cel nog warmer. Langs één kant straalde de muur hitte uit. Aan de andere kant van de muur brandde een grote muurstoof. Daar zat ik nu en ik kreeg natuurlijk grote pis. Een emmer was niet te zien. Er zal toch wel een bewaker zijn, dacht ik en klopte op de deur. Achteraf hoorde ik dat die er alleen 's morgens en 's avonds kwam. Een fidele gevangenis. Vooruit, dan maar achter het bed geplast. Het liep er onderuit, geen erg, opkuisen met het hoofdkussen en wachten... en zweten. ‘s Avonds komt de bewaker en brengt mij naar boven op een soort zolderkamer, waar nog een dozijn van dezelfde kwibussen als ik zaten. Er stonden echter maar vier britsen en het was verschrikkelijk warm en stinkend. Ik bleef de hele tijd aan het venster; een getralied gat, staan om te kunnen ademen. Tenslotte viel ik in slaap op de vuile grond onder het venster, terwijl een Fransman de Marseillaise zong, maar zo vals; dat het klonk als "La Madelon".

De volgende morgen gooide de bewaker een brood binnen en zette een kan eikelen water op de grond. We mochten ons een voor een gaan wassen aan een kraantje op de trap. En zo werd het zondagmiddag. Wat zouden de kameraden zeggen?

Klokslag twaalf uur gaat de deur open: "Te Roeter?" en we waren weg. Ik stond ineens op straat, tegenover een politieman en een burger. Die burger sprak Soldaten Duits, precies een "Flame"! "Ja": zegt hij: "Ik ben van Borgerhout." Hij zag af van die politiebegeleiding en al pratend kwamen wij in de "Sicherheitsdienst". Daar zat een andere burger, zichtbaar een Duitser, de onderzoeksrechter. Die twee knokkenbouten konkelfoesden wat ondereen. Ik kon verstaan dat het schoon weer was en niet druk maken en weg was onze collaborateur.

Na de gewone politietrucjes zoals: sigaret aanbieden, pistool van de ene schuif in de andere leggen, begon de ondervraging: waarom deed ge dat? Of wie heeft U verklikt? Dat kon ik hem natuurlijk niet zeggen. Met "past in het vervolg beter op" stond ik weer op straat en kon alleen bij de politie mijn bezittingen gaan terug halen. Ik kon weer gewoon gaan, zonder dat mijn schoenen klepperden of mijn broek afzakte.



De accommodatie van de Fabriek in SOMMERFELD.

De fabriek in Sommerfeld was een gewezen dekenfabriek, vlak bij het station.

In Sorau was het bedrijf in een leeggeruimde textielfabriek ingericht. Focke-Wulf had blijkbaar een voorkeur voor textielfabrieken en weverijen, die toch stillagen wegens de oorlog. In Sommerfeld stonden, in een van de fabriekshallen, volledig afgewerkte en bedrijfsklare Junkers transportvliegtuigen en Stuka's, waarvan blijkbaar iedereen het bestaan vergeten had. In een andere fabriekshal op het tweede verdiep, hadden wij ons kantoor ingericht, naast een heel grote appreteer- en opwolmachine, op de ruwe betonnen vloer. Waar er "angefertig" werd, wat wij voorbereidden, hebben wij nooit geweten.

Maar er was een kantine, onder de perrons van het station. Daar was een badinrichting, lavoir en WC's. Het mocht echter niet regenen. Als het droog was ging alles goed en konden wij, op onze tenen, over de muurtjes van de baden kijken... als we vrouwen hoorden giechelen. Maar als het fel geregend had stond er water in de WC's en in de gangen. Een voet hoog, met allerlei vieze rommel erin en... stinken! Dan moest ge over planken lopen om te gaan eten en oppassen dat ge er niet naast stapte. In dat geval hing ge vol stront. "Smakelijk eten!"

Maar het is niet alleen eten dat een mens moet doen en de rest was een heel probleem! Als de boel niet onder water stond hadden we wel een dozijn WC's ter beschikking. Die werkten echter met één centrale waterspoeling. Bij het eerste geluid van stromend water moest ge direct opspringen of ge waart doornat. Wanneer alles onder water stond, waren ze natuurlijk buiten gebruik. Die moeilijkheid werd door Jos eenvoudig opgelost, want hij was een groot hondenkenner!

Een gedeelte van de fabrieksterreinen was alleen maar door een haag van de spoorweg gescheiden, hier stonden propere toiletten. Maar voor de haag lag, aan een gespannen kabel, een reusachtige hond. Er stonden ook borden: "Warnung, bitsige Hund". In plaats van Jos te verscheuren, ging hij telkens mee naar het gat in de haag en terug en kwispelstaartte.

Rubens kreeg dit op een dag in het oog en dacht: mij zal die hond ook geen kwaad doen. Trots de waarschuwing van Jos; had hij algauw een grote lap uit zijn broek en ook uit zijn achterste! Toen eindelijk de "Werkschutz" er achter kwam, tuigde die de hond zo af, dat deze zelfs Jos niet meer kon verdragen. Ik had natuurlijk van dat gemak (in de twee betekenissen) geen gebruik kunnen maken. Ik trok mijn plan in de latrine voor de Russen, inclusief de Russinnen, gebouwd was. Deze had twee deuren, maar binnenin doorlopend, dat wil zeggen: één grote plank met twee openingen.

Het viel voor dat ge er alleen zat, maar het eten was van dien aard, dat de behoefte groot was. Ik zat daar dus in ons gemak, op mijn gemak, komt er een dikke Oekraïense binnen. Die stroopte met veel omhaal haar gewatteerde rokken op en af. Ik zag een enorme blote kont en de donder kon beginnen. Ik heb wel raar gekeken en niet alleen vanwege de stank. Allé; de volgende keer meer geluk!

In de kantine was het wel prettig, als het niet geregend had natuurlijk! Een nieuwe verordening: geen aparte tafels voor de buitenlanders. De Badoglio's die ons kenden en een "Camiso" nodig hadden, om te ruilen tegen sigaretten, zetten zich bij ons aan tafel. De Duitsers verhuisden prompt naar een andere en lieten ons ruime plaats.

In het eten was niet veel variatie. Kürbissen voor de soep, als groenten, voor dessert. Ik heb er daar zeker honderden gegeten. Wij noemden ze Duitse ananas. Er zijn dan nog hele wagonladingen blijven liggen voor de Russen. Hiermee bedoel ik de echte, die met geweren en kanonnen kwamen... maar dat is voor later!

En ondertussen... kakken!



Een dag Sommerfeld: zomer 1944.



Millijarde! Het is al vijf na vier, een duistere morgen en we zullen ons moeten haasten om de trein te halen. De volgende is pas twee uur later en te laat betekent geen bij-rantsoen voor de hele week.

Half slapend kruip ik in mijn kleren, smijt mijn nest toe, trek een nestel over, laat de wekker van de kast en de zeep uit mijn pollen vallen, maak mijn gezicht en mijn haar wat nat, zeg goeie avond in plaats van goede morgen, snij bijna in mijn vinger en word daardoor klaarwakker, steek wat brood achter de tanden en ben weg. De trein op en een dag van arbeid tegemoet! Om halfnegen vanavond zal ik terug zijn of over zestien uur... Moet er geen zand zijn, of de triomf van het uithoudingsvermogen.

Door de verlaten straten van Sorau bereiken we het station en het antieke, astmatische treintje, dat koppig op zijn uur vertrekt uit pure opschepperij omdat het eerste van de dag is. We worden in slaap "gesjokkeld" en bereiken als eersten van de voorhoede onze bestemming. Velen komen simpel later of te laat.

Ondanks alles zal het toch halfzeven worden. We slikken dan ons avondeten door en we halen de trein, die nu van vermoeienis niet meer op tijd kan vertrekken. Toch geraken we terug aan de barak. Geen cinema meer, geen kousenstop, rap in bed, morgen is het hetzelfde, overmorgen ook. Met een zucht eindigt deze dag, hol en eeuwenlang. Het helpt niets, want morgen is die dag er weer, dezelfde en toch een andere. Er is geen onderscheid meer tussen gisteren, vandaag of morgen. Het is één lijmerige boel van kleren aan en uittrekken, licht en duisternis, gaan en keren, eten en werken. Twaalf uur op een stoel zitten, een nutteloze "Papierkrieg" voeren.

Die idioten willen een hoop vijzen een stuk laten inkorten. Ze hebben die dingen dringend nodig, eerst die met een stuk af, dan die zonder stuk eraf, als het er al af is!

In zeven haasten maken ze kilozware dossiers gereed om stukken te laten maken die, naar achteraf blijkt, met wagonladingen voorhanden zijn en die ze trouwens toch al lang niet meer gebruiken. Naar de hoogstnodige dingen, gooit men met de klak, omdat de boel toch niet helemaal in het honderd zou lopen.

Dit alles is zo zielverheffend, zo leerzaam, zo interessant! Om het laatste restje gezond verstand uit Uw hersenpan te laten: "fräsen, bohren, zenken und knabbern".

Moest men hier later een revue van maken, zou men hard kunnen lachen, met types zoals: "Janneke Maan (bijgenaamd: rücksichtlos)", "Die Hoogglanz", "Chose-là", de "Tête", "Mistinguette", "Miss Podding (bijgenaamd Mie één-tet)", om maar alleen van onze volière te spreken. En dan zou ik nog cel zeven vergeten (Zelle Sieben), de man van de partij, nog meer Nationaal-socialist dan Hitler Himself, altijd slecht gezind omdat hij niet in S.A. uniform mocht komen werken en altijd zonder tabak. En die "Ausländer" die de hele dag rookten!

Op een dag verraste hij me toch. Hij vernederde zich om met mij een gesprek te beginnen over de goede en slechte kwaliteiten van... de Belgische tabak. Dit duurde net zolang tot ik kleinhartig werd en van pure schaamte mijn doos tabak aanbood. Hij trachtte er zoveel mogelijk van in één sigaret te stoppen. Dit tot grote ergernis van Hoogglans, die zou nooit bedelen bij een buitenlander: zoals hijzelf beweerde.

Alhoewel iedereen mij met grote ogen aangaapte, gaf ik ook heel royaal de doos aan Hoogglans. De volgende dagen kon ik niets meer misdoen, ik deed ook niets meer, ze deden het in alle gauwte voor mij!

Zoveel tabakswalm kon natuurlijk niet ontsnappen aan de aandacht van Janneke Maan, de chef, die mij dadelijk op zijn kantoor riep met de een of de andere map en al dadelijk... "rücksichtlos" op zijn doel afging. In "Flandern" werd goede tabak gekweekt! Tenslotte, bood ik hem het bewijs aan. Hij begon al dadelijk zijn grootste pijp te stoppen! Hij rookte gewoonlijk "Deutscher Wald"; een soort varens, dat stonk afschuwelijk. Mijn dag was weeral goed. Janneke Maan had niets tegen mij, maar wel tegen Jos, die altijd tabak bij had, maar zelf niet rookte. Hij deed het alleen om de Duitsers te pesten! Hij deed dan ook nooit iets goeds; hij deed ook bijna niets anders dan slapen, met zijn ogen open: een specialiteit van hem.

Op een keer zit hij weer te soezen en bladert automatisch in een groot register. Wat hadden zijn slaapogen daar gezien? Hij bladerde een eind terug en ja, daar was iets! Om zich een air te geven, zei hij luidop: "Verdamt noch mal, hier steht kein Strich runter!" Dat er geen lijn onder getrokken was, was inderdaad iets ongehoord. Op een wip stond het hele kantoor op stelten. Men sprak van sabotage! Alleman was in de weer om hier zo "weinig" mogelijk ruchtbaarheid aan te geven en ze brulden tegen elkaar op van: "Beanstandungsmeldungen und Anderungsmitteilungen" maken. Jos is het nu definitief afgeleerd om in zijn slaap luidop te praten... zelfs in het Vlaams!

Daar had ge nog de Tête, die heette eigenlijk Przbilsky (spreek uit: Psjibilski).

In '40 hadden zijn rechter achterpoot kapot geschoten en hij was nu gereformeerd. Hij kon helemaal niet zingen maar toch zong hij de ganse dag van: "Es geht alles vorüber, es geht alles vorbei... Und am nächsten Dezember gibt es wieder ein Ei"; zong dan Drewes verder. Die was muzikant en kon zo onnoemelijk vals fluiten dat de zenuwen van Iden op het springen stonden en hij met de stok van Przb... enz naar Albert sloeg. Die twee konden elkaar echter goed lijden, beiden waren gewezen sociaal-democraten, nu S.A. mannen, de ene om zijn boterham en de andere ook om zijn boterham. Ze waren al van '40 af gereformeerd, niet voor kwetsuren, maar als "Etappeschweine" in een "Kriegsbetrieb". Albert D. was een stille brave jongen, maar Iden was een luidruchtige, opgewekte kwibus. Hij was heel zeker dat de Duitsers de oorlog gingen winnen, daar mishandelde hij heel de dag de telefoon voor, maar van Hitler moest hij weinig hebben. Kwam er iemand van het grote B.B. die het nodig oordeelde met de hakken tegen elkaar te slaan en met opgeheven arm te groeten; hij kreeg van Iden onveranderlijk het antwoord, in zijn plat Bremens schippersdialect: "Zeg dat mal dreuven!".

Dan had ge nog Chose-là, gewezen scheepsmachinist, sprak wat zeemans Engels, was van verre Engelse afkomst, een kalme zachte en bedaarde man, maar ongelooflijk naïef. Aan deze ziekte leden de meeste Duitsers. Ze geloofden alles, behalve slecht nieuws. Wat wel waar was, dat toen hij in Bremen in verlof was, de brandende gelei van de Fosforbommen, van de deuren en de muren van zijn eigen huis moest krabben, tot er nog maar drie van de vier muren overschoten. Hij bleef echter zachtaardig en betaalde tot het eind, regelmatig zijn Volkswagen af, waarvan er tijdens de oorlog nooit één gemaakt werd. Hij woonde in Forst, waar mijn pakjes van huis aankwamen, rookte van mijn tabak tot er geen pakjes meer kwamen en zijn huis daar hetzelfde lot onderging als dat in Bremen.

Waar ik recht tegenover zat; was de "Alte Edu", de oom van Hitlers knecht, verstokt nationaal-socialist, maar organisator van tabak als de beste buitenlander. Hij stond op dieet en kreeg veel wit brood, dat de buitenlanders graag omruilden. Ik zag hem echter nooit iets anders dan halve sigaretten roken.

Dan heb ik nog niets gezegd van Mistinguette of van Miss Podding, die waren nog oneindig onnozeler en naïever dan de anderen, maar het waren dames en van de dames niets dan goed, dus het vernoemen niet waard...

Janneke Maan in actie. Of...

"Der chef hat ein Blitzgespräch: der Löwe brullt...

Hallo? - Ja? - Wass? - Wer?

Focke-Wulf Sommerfeld - Hagenow - Wer spricht da? - Böhme???

Hier Focke-Wulf-Sommerfeld-Ha-gé-now!!

Ha Ulde!! Westphalia??

Ja, Hermann, bisst Du es, ja?

Ich kann Dich schlecht verstehen! - Wass?-

Ich - kann - Dich - schlecht - ver - stehen-!!

Ha, Hermann, jetzt gehts besser. Hier Karl. Wo hängst du gansch die Zeit herum, hast Du wass erreicht? - Wass - ??

Sind die Teile fertig? - noch nicht? - wieso? -welche??

Windschutzträger, mein lieber, acht strich hundert neunzig, zwölf, acht und zwanzig, strich, achtzehn, Teil eins... - noch nicht fertig?? -

Wieviel? - Zwei hundert Stück?? - Cracke, hörst Du mal, Ich brauche die Teile sehr dringend, der gansche Betrieb...

Fräulein, Ich spreche mit Ulde, unterbrechen Sie nicht!

Hermann, hörst Du? - Ich brauche die Teile, der gansche Betrieb liegt still - Ich muss...

Hermann, rede doch nicht soviel!! - Ich brauche das alles nicht zu höhren, Ich will meine Teile!!

Fräulein, unterbrechen Sie nicht!! - Ich bin noch nicht Fertig!

Hallo! - Hallo! - Hermann! - Ja - Hast Du es gehört? Ich brauche die Teile übermorgen - Wass? - Unmöglich!!

Du lässt Heute noch, die Zwei hundert fertige Teile per Panzerblitz hierher schicken, verstanden!!!

Nein, sonst brauche Ich nichts zu höhren!!

Gehe aus der Leitung, Fräulein, verdammt noch mal!!

Wass? - Hallo - Hallo- Ulde? - Hallo, Hermann??

Hörst Du? Ich will meine Teile haben! Ich-will-mei-ne-Tei-le-ha-ben!!

Wass? Sonst wirst du aufgehängt!! - Wass? - nicht verstanden?

Wass hast Du nicht verstanden?

Du wird eingesperrt, erschossen, aufgehängt; der ganzen Betrieb liegt still und wartet auf diese Teile - Ich muss sie haben - der Jägerstab- wass?

Rede doch nicht zoviel, Ich will nichts höhren, Ich will meine Teile, Donnerwetter!!

Heil und Sieg und dicke Beute!!

En zo spanden wij en het pluimvee hier, ons in! In "Totalen Einsatz" om te verhinderen dat de nieuwgeboren F-W 190 uit de luiers geraakte. De bedoeling was schoon; het kind had al een naam: Ja-Bo-Rei. (4)

Goering kon zijn gezegde van eertijds: " Ik wil Meier heten, als één enkel Engels vliegtuig boven Duitsland kan komen", veranderen in: één enkel Duits vliegtuig!

FEBRUARI 1945.

Aus dem Führerhauptquartier...

Das O.K.W. meldet... In Schlesien ist der Feind im Gegenangriff zurückgeworfen... Die tapfere Besatzungen der Städte Litzmannstadt und Posen... An der Oderfront sind alle übersetzversuche der Feind blutig abgewiesen... Unter hohen Verluste gelang es dem Feind... 1291 Feindpanzer sind vernichtet, 337 Flugzeuge abgeschossen... ohne eigene Verluste... Enz... (alles met datieven, accusatieven en genitieven).

Bis zum letzten tropfen...

Dat is zowat het communiqué van alle dagen. De werkelijkheid zal wel anders zijn. Naar onze mening, we leven de laatste dagen in spanning, gaat er wat gebeuren.

Ivan komt! Hij is al dichtbij. Dat voelen wij aan de spanning in de lucht en in ons, wij zien het aan de ongewone beweging. Het heeft lang geduurd, veel te lang, maar dit is het einde. (*)

Het superoffensief van het rode leger duurt nu al drie weken! Ze naderen snel, we zijn blij en... bang. Iedere dag gaat het crescendo, blijdschap en angst bij ons en dwaze kuren bij de Duitsers.

De "Volkssturm" is in actie gekomen en marcheert door de straten. Ze laten zich toebrullen door een oud manneke en houden schietoefeningen met oude geweren en "Panzerfäuste". Zij gaan het nu eens opknappen! Geen enkele vijand komt hier binnen... Ondertussen trekt het grote machtige Duitse leger maar achteruit en komt Ivan steeds nader.



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 13/01-19/01 2020
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!



    Laatste commentaren
  • Sorau (bern wortelboer)
        op Zary
  • Goeden avond (Dirk)
        op Inleiding
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (linecia)
        op Omslag
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (angelique)
        op Inleiding

  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!