Mijn Oorlog

05-11-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De laatste dagen

HOOFDSTUK IV

DE LAATSTE DAGEN (Uit mijn aantekeningen).

Een zondag met hindernissen.

Het was begin Maart 1945.

Tussen de vroege zonnige lentedagen vielen er wel een paar regendagen en grijze betrokken luchten. Zo was het ook die zondag, toen ik me voornam om in Flughafen te gaan middagmalen. Het was anderhalf uur gaans; er reden geen trams meer. Ik zat ook zonder tabak, maar verwachtte onderweg wel wat te vinden. Op deze baan kwamen veel soldaten van de luchtmacht voorbij, die waren rijkelijk van sigaretten voorzien en wierpen nogal veel weg. Maar ik had geen geluk, het had geregend en de "Kippen" (of peuken) waren onbruikbaar.

Ik troostte me met de gedachte aan een dubbel middagmaal: ik had de middag-maaltijdbon meesterlijk vervalst. Zó goed dat ik zelf moest opletten om de valse te onderscheiden.

Ik ging door het portaal van de portiersloge, hier was in één raam glaspapier ingezet, het andere en de dubbele deuren waren met aluminium beslagen. Vanzelfsprekend ging mijn blik naar de verlichte kant en daar op de vensterbank staat een volle doos tabak met een boekje blaadjes erbij! Vooruit! Pak mee! Met de Ausweis in de hand stap ik vlug voorbij de portier, daal de trappen af naar de wasgelegenheid en kom langs de andere kant weer boven. Niemand heeft iets gezien. Ik overhandigde mijn valse bon zelfzeker aan de kassa. De vrouw aan de kassa bekeek hem grondig, wat mij deed veronderstellen dat vervalste bons geen zeldzaamheid waren en stak hem toen in de bus. Ik zette me in een druk bezette hoek en at smakelijk. Daarna slenterde ik naar de andere kant van de keuken, overhandigde de andere goede bon en begon opnieuw te eten.

Na de tweede maaltijd kon ik niet rap genoeg buiten zijn. Nauwelijks was ik op straat of er werd volalarm geblazen. Ik deed of ik het niet hoorde en ging verder. Eén van de Luftschutz riep dat ik in de bunker moest komen. Dat deed ik niet want daar was het roken niet toegelaten.

Nu was er niemand meer buiten en kon ik eindelijk van mijn tabak profiteren. Wat later, ik was al in Neustadt, hoorde ik de vliegtuigen, die door de grijze lucht niet te zien waren. Ik zocht een schuilplaats voor de scherven van de luchtafweer, die op de straatstenen rinkelden en sprong een openstaande deur binnen. Ik stond in de gang van een groot huis met verscheidene verdiepingen. Het was nog maar weinig beschadigd. Er kwam een hysterische vrouw binnengelopen, die trachtte ik te kalmeren door te zeggen dat we veilig waren voor de scherven. Zij wilde echter absoluut naar een bunker. Ik zei haar dat er een bunker was in de Kornstrasse, juist om de hoek. Ze liep weg en ik stond weer alleen. Na een tijdje werd ik zenuwachtig en bedacht dat wanneer dit huis zou getroffen worden, niemand onder de puinen naar mij zou zoeken. Ik opende de kelderdeur, daalde enkele treden af, maar in plaats van in de kelder te staan, stond ik op de achterkoer. Op dit moment hoorde ik boven mij in de grijze hemel het geluid van opgejaagde vliegtuigmotoren en zag voor mij ettelijke sigaren naar beneden komen. Ze maakten het geluid van razende sneltreinen. Met oorverdovende slagen ontploften ze enkele honderden meters voor mij. Opnieuw razende sneltreinen, nu veel dichterbij. Met één sprong stond ik terug in de gang, waarvan de muren schenen te deinen als een schip in zware zee, door de druk van de nieuwe ontploffingen. Nu ben ik eraan, dacht ik, op het moment dat de derde serie bommen naar beneden suisden. Ik zwoer nog rap een eed, dat ik in het vervolg altijd in een bunker zou gaan, doch na de derde reeks oorverdovende klappen, was ik mijn eed al vergeten. Met knikkende knieën daalde ik de trappen opnieuw af en zag de grote rookkolommen, allen in een rechte lijn naar mij toe. Een vierde serie zou raak geweest zijn. Maar zou zijn, is niet en ge hebt geluk of ge hebt het niet. Om een beetje te kalmeren, stak ik nog een sigaret op, wat de vergeetachtige eigenaar nu niet meer kon en ging verder over de brug naar Bremen.

Toen ik het "Polizeipresidium" naderde zag ik een drukke menigte en veel rook. Er waren dus nog meer bommen gevallen, want de bommen die ik had zien vallen waren niet in de stad terechtgekomen. Of er nu doden of gekwetsten waren weet ik niet. Ik zag enkel een man, schijnbaar niet gekwetst, maar volledig okerkleurig geverfd van het steenstof. Uit nieuwsgierigheid bleef ik nog wat staan kijken. Ik zag ook Jos, hij was juist voor het alarm de "Kaiserpalast" binnen gegaan om de film "KOLBERG" te gaan zien. Hij had een grote "boon" voor de actrice Kristina Söderbaum. Een bom had echter een stuk uit de achterzijde van de cinema weggehaald en Jos was zijn centen kwijt. Hij trok het zich niet erg aan en nam mij mee naar het café-restaurant "Deutsches Haus" wat verder, dat was al in volle bedrijf.

We hebben daar een paar uur zitten kletsen bij een paar pinten "Mittschus" (licht en donker fluitjesbier gemengd). Onze rij tafels werd bediend door een Hollandse Garçon. Die raadde ons een schotel "Stamm" (Eintopf) te eten, die was erg goed volgens hem. Ik weet niet hoe ik dat nog binnenkreeg, maar Jos at als een hongerige wolf (met tafelmanieren). Veel te laat bemerkten wij dat aan de ander kant van de zaal lekkere visjes werden opgediend. Jos kon niet geloven dat ik al zoveel had gegeten en drong aan om ons te verplaatsen, wat wij dan ook deden.

Wij bestelden dan ook "Weser Stinte" (mit 10 gramm Fettmarken). Het bleef echter maar duren. Eindelijk kwam men zeggen dat er geen "Weser Stinte" meer waren, maar dat we een "Scholle" zouden krijgen. Ook goed als het maar vis is! Dat duurde ook erg lang en Jos bestelde ondertussen nog een "Gemüseplatte". Ik was al blij dat het zo lang duurde en begon zowaar weer trek te krijgen. Tenslotte kregen we de schotels. Op elke schotel lag een bovenmaatse pladijs.

Nu was mijn maag zo vol dat ik de schrik vergeten was. Ondertussen was het duister en wandelden wij naar Hemelingen. Er was opnieuw een alarm, maar wij gingen gewoon verder.

Het zou toch moeten lukken dat ze terug op Bremen kwamen. De voornaamste reden dat we niet in een bunker gingen was dat Jos dringend moest "gaan". Hij deed dat dan ook langs de verlaten Sebaldsbrücker Heer-strasse, tegen een zogezegd verlaten huis. Hij spreidde een stuk gazet en legde er een zelfgemaakte "Gemüseplatte" op. Hij had zich echter vergist, want al dadelijk kwam er vent uit het venster kijken en die begon te schelden van "Dreckige Hund" om zo vlak onder zijn venster te komen sch... schrijven. Jos pakte gazet en inhoud en maakte dat hij weg kwam.



Luftschutzräume (bunkers).

De laatste maanden van de oorlog bracht de bevolking van Bremen het grootste deel van de dagen én nachten door in de bunkers. Dat zal wel hetzelfde geweest zijn als in alle steden. Niet in het oosten echter, daar waren geen bunkers. In het begin was er echter geen enkele bescherming tegen luchtaanvallen. Dat kwam door de slechte raad van Goering, die had gezegd dat hij Meier wilde heten als één vijandelijk vliegtuig boven Duitsland kwam. Toen men echter zag dat het Unmögliche toch gebeurde, dacht men in de eerste plaats aan de bescherming van de fabrieken. Ze vervaardigden in zeven haasten duizenden Sperballons, die boven de steden werden gehangen. De domme Engelse piloten zouden dan tegen die kabels vliegen, zo werd verondersteld. Die Engelsen vlogen echter hoger. Toen overschilderde men de gebouwen met groene en okerkleurige vlekken en spande camouflagenetten. Dat hielp geen zier. Als laatste redmiddel kwamen de nevelwerpers in alle straten, op alle pleinen. Die verspreidden bij alarm een dikke stinkende mist. Daardoor werden de geallieerden verplicht bijna lukraak grote hoeveelheden bommen te werpen. Ze wisten zo goed als zeker dat onder mist steden lagen en richtten nog grotere verwoestingen aan. Voor de bevolking was slecht gezorgd. In stevige kelders onder de gebouwen werden dan "Luftschutzräume" ingericht. Met ijzeren deuren en luchtdicht. De Slechteriken van de overkant zouden het zeker proberen met gasaanvallen. In de fabrieken verschenen de eerste hoogbunkers voor het personeel. Deze hoogbunkers waren ronde torens in dik beton en liepen naar boven toe spits uit. Het binnenste bestond uit een centrale kern van stinkende WC's met daar rond een betonnen trap die tot boven liep. De treden waren in het midden heel smal maar aan de buitenkant konden er ruwhouten banken opstaan. In de fabriek in Hastedt stonden een paar van die monsters in beton, twintig meter hoog. We hebben er vele uren in staan zweten. Ze werden vol mensen geperst, men kon er zich nauwelijks bewegen of ademhalen. Het gaf een "unheimliches" gevoel tussen die stilzwijgende massa te staan. Men mocht niet luidop praten. Wij gingen er niet graag in, maar we moesten. De chef stond aan de deur te brullen van: "Alles im Bunker, schnell, bewegung!"

Voor de burgerbevolking werden "Erdbunker" gegraven op al de pleinen. Dat waren niet meer dan diepe kelders, bedekt met een dak van beton en drietal meter aarde. Stilaan werd dit graafwerk in groot opgevat op de grote stadpleinen en er ontstonden "Luftschutzräume" zo groot als een voetbalveld met vele kamers en gangen. Achteraf bleek dit ook niet zo veilig door het gebruik van bommen en torpedo's van 500 kg. Die gingen er dwars doorheen.

Ook werden er Blokbunkers gebouwd. Het waren grote bakbeesten, soms 6 verdiepingen hoog en meer dan 20 meter breed, met meters dikke muren.

Of die nu zo veilig waren was erg twijfelachtig, ik heb er gezien die van onder tot boven opengespleten waren. De bunker aan de Föhrenstrasse vertoonde een gat in de zijwand, waar gemakkelijk een grote locomotief door kon. De bom die dat gat geslagen heeft moet de hele menselijke inhoud in spijs veranderd hebben.(1)

Zo was het overal in het westen van Duitsland. Iemand die de ganse oorlog in zulk een stad doorbracht en het er levend afbracht, moest wel een goede engelbewaarder hebben.

In het veld dichtbij Goldina in Hemelingen stond zulk een blok beton. Tijdens de laatste oorlogsweken hebben we er vele en meer dan halve nachten in doorgebracht.

Na verloop van tijd werden deze bunkers meer huiselijk ingericht, met kamers en bedden voor de kinderen en goede rustbanken. Tijdens één van die nachten ontplofte een zware luchttorpedo in de omgeving, de hele kolos begon te wiegen. Uit noodzaak en ook uit nieuwsgierigheid ben ik wel eens in een paar van de uitgestrekte ondergrondse schuilplaatsen geweest.

Onder andere onder het Domhof. Daar kon ge onder het plein, door de lange gangen een hele wandeling maken. Het gedaver van de dieselmotoren voor de luchtverversing en de alarmerende berichten door de luidsprekers, schiepen er echter een angstaanjagende atmosfeer.

Op een keer moesten we in de bunker onder het stationsplein. We waren, Jos en ik, naar het Bahnhof gegaan om te "stammen". Plotseling was het volalarm! Iedereen vluchtte weg, de Duitsers het rapste. Wij bleven natuurlijk om verder te eten. Jos organisierde met de rapte enige stukken vlees van de verlaten teljoren. Ik verzamelde de sigaretten en sigarettenpeuken, die op de tafels waren blijven liggen. Enkele sigaretten moest ik eerst nog uitdoven, zo gehaast waren ze! Toen de brullende Luftschutzman ons wegjoeg, had Jos zijn buik vol en ik had tabak voor veertien dagen. Eenmaal buiten konden we er niet tussenuit en moesten de bunker in. We stonden er zodanig opeengepakt dat ik me zelfs niet meer kon omdraaien.

Toen de luidsprekers het "Achtung, Türe schliessen!" omriepen, sloegen de stalen deuren achter ons dicht. Ik had het gevoel als een rat in de val te zitten. Nooit meer in die bunker met de huilende kinderen en die opeengepakte mensenmassa die van angst zweette en die elkaar met verwilderde blikken aanstaarden.

Om de zenuwen enigszins te sparen, hebben we die bunkers zoveel mogelijk vermeden. Tijdens het luchtalarm gingen we meestal hier of daar in een plantsoen.

Wegens de dichte chloormist hadden we daar geen last van de Luftschutzmannen. Liever die slechte lucht als de verstikkende atmosfeer in die gesloten mollepijpen.

Lente 1945.

De activiteit was dus nul. Ik was al blij dat we aangeduid werden voor het herinrichten van een fabriek. Het was echter een oude, lege fabriek, zonder één enkele vensterruit.

We begonnen dan maar de glassplinters uit de ramen te kappen. Men zou er daarna glaspapier inzetten. Erger was dat de fabriek in Neustadt stond, anderhalf uur gaans ver en de laatste tram stond vermorzeld in het depot.

Na enkele dagen mochten wij terug op kantoor "werken", men had het nutteloze van die herinrichting ingezien. Onze dagen verliepen nu "vredig" en het was reeds vroeg lente.

Hoe verliep nu zo een "vredige" dag? Opstaan om zes uur, wat water tegen ons gezicht gooien, in de kleren kruipen, niet uitgeslapen en moe naar kantoor. Dat was maar 10 minuten ver, een stuk brood eten, soms niet, beginnen met papieren te verleggen. Wachten op de soep van 9 uur, soep binnen lepelen, Fliegeralarm, alleman de straat op, een uur later terug binnen, papieren terug leggen zoals ze eerst lagen, Fliegeralarm, rond 12 uur terug binnen en naar de kantine. Aanschuiven voor het eten, Fliegeralarm, iedereen hals over kop naar buiten; behalve ik natuurlijk! Gauw een paar teljoren organisiert en snel eten tot de Luftschutz blauw aanliep van kolere en schrik. Dan om 1 uur terug binnen, enzovoort. De namiddag verliep zoals de voormiddag. Het avondeten mochten wij altijd ongestoord eten. Om halfacht precies begon het spel weer: naar de bunker, terug naar bed, naar de bunker, terug... enz. Drie tot viermaal in de nacht gebeurde dit, telkens voor een goed uur. Van slapen kwam niet veel terecht.

Van enkele Polen, die bij ons op de slaapzaal werden gelogeerd, kregen we dan ook nog platluizen.

Op een keer was het kwart voor acht en nóg geen alarm. Plots vlogen de vensters met raam en al op de bedden door één enkele ontploffing.

Hier deugde het niet meer.

De volgende zondag werd iedereen opgeroepen om een omwoeld kerkhof terug in orde te maken. Jos en ik gingen vanzelfsprekend niet naar dat kerkhof, we zochten een andere oplossing. Achteraf bleek dat men de enige overgebleven spoorwegbrug moest kasseien. Wij gingen echter zaterdagavond met de trein naar Bremen en vandaar naar Vegesack. De streek was ons bekend, want we werkten al enige dagen in Blumenthal, een half uurtje gaans verder. Die avond legden ons te ruste op de banken van het station van Vegesack. Ze zouden ons niet beetnemen, de poorten sluiten en ons stenen laten sjouwen op een zondagmorgen.

Wat er echter ook gesloten werd, was het station en we stonden buiten in de koude en stikdonkere nacht. Plots stond er een kerel voor onze neus, een buitenslaper, een deserteur?

"Komm mal mit!" zei hij. Hij had ons gemakkelijk kunnen overhoop steken in die duisternis. Wij gingen toch mee, door straten en door hovingen van villa's, naar beneden tot de oever van de Weser. We hadden geen flauw idee waar we ergens waren. In de oever was er een "Stolle", dat is een gang van een mergelgroeve. Vroeger was het ingericht als Luftschutzraum, nu echter, niet meer in gebruik. Bij het licht van een brandende gazet zagen we verscheidene banken staan. En of we vast geslapen hebben, na zoveel slapeloze nachten!

Toen we wakker werden was onze vriend verdwenen, maar we hadden onze horloges en geld nog. Zondagmorgen kuierden we door het stadje en ontmoetten er enkele Vlamingen.

Die werkten bij Weser-Flug en waren in een goed kamp gelogeerd aan de overkant van de Weser, in Lemwerder. Dat waren plantrekkers eerste klasse en het duurde niet lang of we hadden papieren met veel stempels en mochten daar ook logeren.

We haastten ons terug naar Goldina, om ons verblijf op te zeggen en de valiezen op te halen. Dat vervelende heen en weer gereis met de trein, met zijn blinde vensters uit aluminium, was nu gedaan. Vijf minuten te voet, de overzetboot nemen en dan nog twintig minuten en we waren op het werk in Blumenthal. De fabriek daar was een enorme wolwasserij, spinnerij en dekenfabriek. Net een kleine stad met lange brede straten, naar het schijnt de grootste van Europa. Slechts één gebouw aan de oever van de Weser, was vernield.

Hier kwamen zowaar treinen en schepen met vliegtuigonderdelen aan. Hele rompen en vleugels en nutteloze "Schrauben" en "Rohrleitungen"; alles gered uit Posen en Cottbus.

Dat gingen wij nu eens "ineenflansen". Hoe? Dat wist niemand, maar iedereen hield zich druk bezig. Ik was bij een groep lassers gegaan, ik groef putten, legde buizen en brak alles weer af. Drievierde van de dag verborg ik mij op de moderne propere WC's van de wolwasserij. Door de walgelijke stank van het wolwassen kwam daar niemand. Maar zo raakte mijn tabak snel op en dan duurt de dag lang. Op een avond, in de schemerdonker, doe ik alsof ik een greppel maak. Wat verder staat een Duitse schipper met zonnebril op. Hij staat te wenken. Zeker een spion die onopvallend wil doen. Het is echter de Juul, die is een jaar tevoren in Sorau gedeserteerd is en nu vaart om iets te doen hebben. Op zijn schip eten we echt lekker en met een hele hoop ongesneden tabak van hem kan ik weer een tijd voort.

Zorg om eten was er nu niet meer. In de kantine was het eten voortreffelijk en voldoende.

Het logement was in orde, eten en tabak was in orde, wat gaan we nu organiseren? Geld, natuurlijk! Al dadelijk kwamen we in contact met de kassier-betaalmeester. Door de tabak van Jos en ook omdat we hem van in Sorau kenden, legden we contact. Jos vertelde hem zonder blikken of blozen dat hij nog drie maand achterstallig loon van Sorau te trekken had. Het werd prompt uitbetaald! Zo hard liegen durfde ik niet, maar de geldkwestie was van de baan. Met de nodige tabak konden we op die man rekenen. Nog sterker, de volgende dag riep hij ons en gaf ons onbeperkt verlof met loon vooruitbetaald. Hij vroeg enkel dat we ons elke morgen zouden melden. Jos bleef elke morgen lekker lang slapen. Ik ging me melden en kreeg in ruil daarvoor altijd wat cadeau; een kilo bonen, een halve kilo suiker, meel, wijn enz... een echt luilekkerland.

We hebben dan misbruik gemaakt van een nette juffrouw (van haar lichtgelovigheid!), van het "Wirtschafts-ambt" van Berne, drie uur door de polder ver. Door de onwetendheid van dat kind, de charme en overredingskracht van Jos, met datieven, accusatieven en Luxemburgs accent, kregen we Duitse burgerrantsoenkaarten. Nu waren we zelfs in Lemwerder niet meer nodig. Het overzetten werd gevaarlijk en moeilijk. Duizenden aftrekkende soldaten en wagens, de mansgaten bezet met de Hitlerjugend gewapend met "Panzerfäusten" en soms één enkel Engels vliegtuig, traag boven het dorp cirkelend, omgeven door guirlandes van lichtspoorkogels, deden ons maken dat we daar wegkwamen. Trouwens we hadden een ander en nieuw verblijf ontdekt in Beckedorf, op tien minuten gaans. Het was een nieuw gebouwd concentratiekamp, nooit gebruikt, hier werden de maaltijden bereid die we anders in de fabriek kregen. De kok, die kenden we uit Cottbus, hij had ook tabak te kort. Zo kregen we goed te eten. We kookten dan ook nog zelf, buiten, op open vuurtjes. Al de bedden en vensterblinden hebben we daarin opgestookt. We maakten macaroni, rijst, rabarber enz...

"Jos, jongen, ge kunt nog veel hout opstoken, maar dat daar in die pot zal nooit rabarberspijs worden!" Met een grote vloek en een ferme trap tegen de bakstenen van het vuurtje lag alles verspreid en Jos ging kwaad op zijn bed liggen. Tegen dat hij wakker werd had ik een grote kom rabarber met veel suiker en frambozen gemaakt en een nog grotere met griespudding. Zonder één woord werkte hij alles naar binnen en toen kwam zijn spraak terug. "Kom" zei hij, "we gaan eten!". Ongelooflijk wat die kerel eten kon!

Bijvoorbeeld: de laatste maaltijd van het kamp, toen de keuken sloot bij gebrek aan voorraad en personeel. We kregen nog éénmaal eten, de "Henkersmahlzeit". We zijn dan ook bonnetjes gaan halen voor zowat de dubbele bezetting van het kamp. Ik ben maar tweemaal gegaan en kreeg als surplus telkens een pak bonen, een pak gries, een pak graupen(2), te veel om te dragen! Het middagmaal bestond uit erwtensoep, aardappelpuree met frankfurters, spinazie uit blik en pudding met confituur. Jos ging in zijn trui en op zijn pantoffels, rap met pardessus en hoed, daarna met klak en geleende bril. Slechts de vierde maal had de kok iets bemerkt en kreeg Jos bijna klappen van de stok van die gebrekkige man.

Uit! Na deze maaltijd geen eten meer! Nu begon het vuurtje stoken pas goed, want in het enige restaurant waren alleen maar af toe mosselen te krijgen. En Jos kon niet koken, maar organisieren zoveel te beter. Ondertussen had de oorlog niet stilgestaan en de Engelsen waren al in Sebaldsbrück en Hemelingen, vlakbij dus! Nu kwam er een verordening dat de nog bestaande voorraden eten aan de bevolking moesten worden uitgedeeld. De bevolking; daar waren wij natuurlijk bij! Wij hadden immers Duitse rantsoenkaarten. Op bonnetje 26 was een kilo vlees te krijgen, op bonnetje 56 een kilo boter, op 54 een kilo suiker, op 31 een kilo haring, enzovoort. Jos wist dat telkens een dag op voorhand en deed niets dan aanschuiven, iets waarvoor hij een eindeloos geduld had. Bonnetje 34 interesseerde ons het meest: 10 kilo graan. Wij gingen nu alle dagen met een zelfgemaakte zak op stap. De 10 kilo graan wisselde we uit bij een bakker in Aumund tegen broodzegels voor 10 kilo brood.

Zo werd er van alles georganiseerd: honing, tabak, sigaretten, koffie, conserven en wijn. Veel was niet genoeg. De bevolking moest daar onbepaalde tijd mee voort kunnen, wij rekenden echter op twee weken. Er werd nu niet gegeten maar geschranst. De donder van het geschut hield nu dag en nacht aan, men bracht de veerponten tot zinken, bouwde tankversperringen in de straten. Maar de bevolking werd stil, want de Führer was dood.



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 13/01-19/01 2020
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!



    Laatste commentaren
  • Sorau (bern wortelboer)
        op Zary
  • Goeden avond (Dirk)
        op Inleiding
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (linecia)
        op Omslag
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (angelique)
        op Inleiding

  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!