SUISSE IN DE KERKxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Mijn grootvader, peter Fons , die na zijn job als mijnwerker, wegens stoflong vervroegd werd gepensioneerd eind van de jaren 50, kreeg onverwachts een tijdelijke bezigheid aangeboden door de pastoor van onze parochie. Op een mooie dag was de pastoor thuis op bezoek gekomen met de vraag : Fons, wil jij soms geen Suisse worden in onze parochiekerk nu je toch over voldoende tijd beschikt en zo kom je nog eens onder de mensen. Mijn grootmoeder Finne die ook aanwezig was antwoordde in zijn plaats: Maar ja Mijnheer Pastoor dat is een goed gedacht, onze Fons is daarvoor de geschikte persoon. En zo werd peter Fons zijn suissekostuum( zie hierna) aangemeten en met de nodige attributen uitgerust stond hij enkele zondagen later in de kerk van onze parochie, nog wat onwennig maar voornaam en streng, bij de ingang alle misgangers te begroeten. De vorige suisse was enkele jaren daarvoor plotseling overleden. Deze man was van het corpulente type en zeker een kop groter dan mijn peter. Het kostuum van de eerste kon dus niet dienen voor de nieuwe suisse die heel wat kleiner en fijner uitviel. Daarom droeg Fons een heel nieuw kostuum. Men zag dat hij er zich als gewezen mijnwerker nog niet goed in voelde. Na verloop van tijd bleek hij zich echter beter en beter aan te passen aan zijn nieuw job. Tijdens de mis schuifelde hij waardig tussen de gangen hier en daar luidruchtige kerkgangers of speelse kinderen tot de orde roepend door eens met zijn hellebaard op de grond te kloppen of met zijn wijsvinger in de hoogte te steken.
In die tijd stond de priester nog voor het altaar met zijn rug naar de gelovigen gekeerd; enkel de preek gebeurde vanaf de preekstoel die over t algemeen in het midden van de kerk en boven de aanwezigen was opgesteld. De suisse moest bijgevolg een groot deel van de mis een oogje in het zeil houden. Dat deed mijn peter dan ook met volle overgave en overtuiging. s Zondags deed hij soms twee missen, als je weet dat er toen s voormiddags in totaal vier misvieringen waren; later werden twee daarvan op zaterdagavond gegeven. Ook bij begrafenissen, trouw- en doopplechtigheden was hij aanwezig. Ik kan mij niet herinneren dat hij éénmaal afwezig is geweest. In de late jaren zestig, hijzelf moet toen 67 jaar zijn geweest, heeft hij zich een occasiewagen VW-kever aangeschaft en er ook nog leren mee rijden, om zich gemakkelijker te kunnen verplaatsen naar de kerk. Hij is dat blijven doen tot hij ongeveer 80 jaar was en de gezondheid wat minder werd. Grootvader is uiteindelijk gestorven in 1987 op de leeftijd van 87 jaar. Oudere mensen spreken nog over hem als Fons het suissken. Hierna werd in onze parochie geen nieuwe suisse meer aangesteld en alzo verdween terug een mooie oude traditie.
suisse-uitrusting
Uniform met toebehoren voor de suisse in de rooms-katholieke kerk (de term suisse stamt af van de Zwitserse lijfwacht van de paus). De taken van de suisse zijn afleesbaar van de synoniemen van deze (verouderde) functie: kerkbaljuw, kerkwachter, kerkenknecht, ordebewaarder, al droeg alleen de 'suisse' het hier beschreven uniform. De uitrusting bestaat uit een broek, een vest en jas met daarover een sjerp, een steek op het hoofd en een staf, lans of hellebaard in de hand.
-----------------------------------------------------
De kerkbaljuw.
In de volksmond gekend als "de suisse". De kerkbaljuw is te vergelijken met de kerkpolitie. In uniform, met de imposante steekhoed, het lint dat om orde en eerbied vraagt en vooral de lans. Dit kerkelijk ambt werd in het leven geroepen door de Paus op het einde van de 19e eeuw. De naam is afkomstig van de Zwitserse wacht, de persoonlijke lijfwacht van de Paus. Een ambt dat veelal werd doorgegeven van vader op zoon en als een eer werd beschouwd. Men werd er niet rijk van. Het drinkgeld ging meestal in de "suissebak" en kwam ten goede aan de kinderen. De suisse moest gezag hebben.
In de middeleeuwen werd hij ook genoemd als "hondenslager". Vele mensen kwamen van ver naar de kerk in begeleiding van hun hond(en). De wegen waren slecht, niet verlicht zoals nu en er liep nogal wat gespuis rond. Al die honden wilden natuurlijk ook hun plaats in de kerk en de suisse zorgde er voor dat ze uit het kerkgebouw werden verdreven. Vandaar de naam "hondenslager".
De kledij van de suisse : - een kraakwit hemd met opstaande boord en zwarte vlinderdas.
- een laag uitgesneden ondervest.
- een lange donkerblauwe jas,afgeboord met goudborduursel.
- een donkerblauwe broek en zwarte schoenen.
- als hoed,de steek met pluim en witte handschoenen.
- over de rechter schouder het purperen lint met als tekst (dit verschilde nogal eens van dorp tot dorp) :
- aan de voorzijde : eerbied (of tucht) in Gods Huis - aan de achterzijde : orde
- als teken van zijn gezag droeg hij een hellebaard of "lans".
---------------------------------------------
|