Voor mensen die graag een beschaafde indruk willen maken, is het van belang te laten merken dat ze wars zijn van alle vormen van discriminatie en bijvoorbeeld geen onderscheid maken tussen rassen.
Maar Norman Podhoretz publiceerde in 1963 een – geruchtmakend – essay, 'My Negro Problem – and Ours', waarin hij betoogde dat de meeste blanken racistische vooroordelen koesteren en dat het dom zou zijn om dit te ontkennen.
Sentimenten Zelf was de Amerikaanse conservatieve publicist als jongetje regelmatig op straat in elkaar geslagen door zwarten, waardoor hij de rest van zijn leven een ongemakkelijk gevoel kreeg wanneer hij een groep negers ontwaarde.
Politiek filosofen gaan al te vaak voorbij aan dit soort sentimenten, meent Podhoretz. Zij ontwerpen in hun studeerkamer fraai klinkende, abstracte theorieën die louter gebaseerd zijn op rationele overwegingen. Maar, zo zegt Podhoretz, als je de discrepantie tussen het hart en het verstand negeert, overschat je al snel de maakbaarheid van de samenleving.
Wrevel De reactionaire rebel Podhoretz heeft altijd van provoceren gehouden. Daarom beschreef hij beeldend hoe hij van ellende de haren uit zijn hoofd zou trekken als zijn dochter met een neger wilde trouwen. En hij betoogde dat de media de slachtoffers van aids veel te vriendelijk bejegenden, omdat het hier ging om zich onverantwoordelijk gedragende homo's die met Jan en alleman het bed in doken.
Dit waren polemische uitlatingen die bij de liefhebber van genuanceerde, politiek-correcte beschouwingen wrevel veroorzaken. Maar ze kunnen ook de indruk vestigen dat Podhoretz een geestige man is, een conservatieve dwarsligger die nooit is teruggedeinsd voor controversiële standpunten en bijzonder boeiend en prikkelend schrijft. Deze indruk is geheel juist.
Achterbuurtkind Een van de langste reizen ter wereld is de reis van Brooklyn naar Manhattan, zo luidt de openingszin van Making It. Briljant geschreven memoires waarin een heerlijk zelfingenomen Podhoretz al op zijn 37ste uitlegde hoe geweldig het is om te slagen in het leven.
Hij was een ‘vies achterbuurtkind’, zoals een lerares hem noemde, uit een Oost-Europees arbeidersgezin dat zich in Brooklyn vestigde. Maar de in 1930 geboren zoon van een Joodse melkboer uit het arme deel van New York wist zich te ontworstelen aan zijn milieu om een vooraanstaand literair criticus te worden.
En iedereen moest dit weten ook. Het was fantastisch om succes te hebben, zo had hij ontdekt, en het werd allemaal nog fantastischer als je er onbekommerd over durfde op te scheppen.
IJdeltuit Het autobiografische exhibitionisme van Making It viel slecht bij sommige critici die de auteur als een snoeverige ijdeltuit afschilderden. Maar Podhoretz had toen al lang een comfortabele positie verworven als hoofdredacteur van Commentary, een tijdschrift dat zich onder zijn leiding tot de intellectuele spreekbuis van conservatief denkend Amerika zou ontwikkelen.
In de jaren zestig hadden Podhoretz en zijn betrekkelijk vooruitstrevende geestverwanten de maatschappelijke ontwikkelingen aanvankelijk met een zekere distantie bekeken, maar na verloop van tijd kregen ergernis en bezorgdheid de overhand.
Vooral de politieke en culturele implicaties van de ‘geest van ‘68’ vormden een steen des aanstoots. Vanaf 1970 nam Commentary, waar Podhoretz nog tot 1995 aan het roer zou staan, radicaal stelling tegen het linkse levensgevoel.
Bekering De groep rond Podhoretz kreeg de naam 'neoconservatieven'. Spraakmakende intellectuelen, vooral uit New York, die aanvankelijk sympathie koesterden voor linkse ideeën, maar door schade en schande wijs werden. Zij maakten de geest rijp voor de contrarevolutie onder Ronald Reagan. De Republikeinse voorman zou medewerkers van het blad aantrekken en zich laten inspireren door hun denkbeelden.
Dat zijn bekering tot rechts hem een hoop vrienden kostte, liet Podhoretz min of meer koud. Hij ervoer het afzweren van de verouderde linkse ideologie als een bevrijding en genoot met volle teugen van de greep op de werkelijkheid die zijn nieuwe inzichten hem verschaften.
Inschikkelijkheid Zo’n belangrijk inzicht was het besef dat het communisme een geweldige bedreiging voor vrijheid en democratie inhield. Onvermoeibaar zou Podhoretz in de jaren zeventig en tachtig waarschuwen voor wat hij ‘the culture of appeasement’ noemde, het virus van de inschikkelijkheid.
Nog altijd kon worden geleerd van de smadelijke afgang van de Britse premier Neville Chamberlain, die dacht het in München met de nazi’s op een akkoordje te kunnen gooien.
De les van 1938 was dat in een vroeg stadium front moet worden gemaakt tegen de agressie van een expansionistische totalitaire mogendheid, aangezien de gevolgen van een toegeeflijke houding in de strijd van de democratie tegen dictatuur onvermijdelijk gruwelijk zijn.
Vietnam Met lede ogen zag Podhoretz hoe zijn landgenoten verlamd dreigden te raken door het Vietnam-syndroom en, uit angst voor imperialistisch te worden versleten, niet meer overal ter wereld een vuist durfden te maken tegen het communistische gevaar. Voor gevoelens van schaamte over de interventie in Vietnam bestond volstrekt geen reden, legde hij uit in het overtuigende boek Why We Were in Vietnam (1982).
Als de Amerikanen zich hadden laten leiden door eigen – economische – belangen, waren ze lekker thuisgebleven; de kosten van militair ingrijpen stonden immers in geen verhouding tot het mogelijke profijt.
Het moreel eenvoudig te rechtvaardigen besluit te interveniëren vloeide voort uit het politieke idealisme van Washington, dat Zuid-Vietnam had willen behoeden voor de verschrikkingen van het communistisch totalitarisme.
Spanning Toen de communisten eenmaal verslagen waren, diende zich een nieuwe vijand aan: het islamitisch fascisme. In World War IV (2007) probeerde Podhoretz aannemelijk te maken dat na de Amerikaanse overwinning in de ‘Derde Wereldoorlog’ (de strijd tegen het rode gevaar) het gevecht moest worden aangegaan met de radicale variant van de islam.
Podhoretz was ook een fervente voorstander van de Amerikaanse interventie in Irak. Het geloof in nut en noodzaak van een idealistische kruistocht in de hele wereld vervreemdde hem overigens van andere, meer isolationistische conservatieven.
Zij wezen op de religieuze en etnische complicaties in een regio als het Midden-Oosten. En ze signaleerden, niet ten onrechte, dat er in het denken van neoconservatieven als Podhoretz een wezenlijke spanning bestond tussen de overtuiging dat de samenleving niet als een soort bouwpakket geconstrueerd kan worden enerzijds en de zeer hooggespannen verwachtingen over de heilzaamheid van radicale ingrepen in verre gebieden anderzijds.
Burgerlijk Podhoretz heeft zeker niet alleen over buitenlandse politiek geschreven. De schade die de sixties in zijn ogen hebben aangericht, manifesteerde zich juist vooral in de eigen samenleving.
Niets zag hij in de genotzucht die sinds het eind van de jaren zestig om zich heen greep, niets in de verregaande seksuele vrijheden, niets in de ondermijning van autoriteiten, niets in de feministische beweging die volgens hem vrouwen duwde in de rol van slachtoffers met automatisch recht op een voorkeursbehandeling.
Ook hier speelden persoonlijke ervaringen weer een rol. Zoals het feit dat hij samen met de schrijfster Midge Decter een gezin vormde. 'Als je tienerdochters hebt, word je haast vanzelf conservatief,' vertelde Podhoretz in 2007 in een interview met Elsevier. 'Dan besef je de waarde van de klassieke burgerlijke waarden en normen.'
Gerry van der List
http://www.elsevier.nl/web/Opinie/Gezond-verstand-1/346878/Norman-Podhoretz-de-schade-van-de-sixties.htm
|